Veneuze pathologie / Diepe veneuze ziekte

Initiatief: NVDV / NVVH Aantal modules: 6

Diepe veneuze ziekte-behandeling insuffiëntie

Uitgangsvraag

Behandeling diep veneuze insufficiëntie

Aanbeveling

Klinische relevante diep veneuze reflux (bv persisterende ulcera of forse pijn) wordt pas chirurgisch behandeld nadat een eventuele obstructie is opgeheven

 

Chirurgische correctie van diep veneuze reflux is vooralsnog beperkt tot patiënten met ernstige en persisterende symptomen met een invaliderend karakter, bij wie ernstige reflux is aangetoond door middel van Duplex, descenderend flebogram en waarbij centrale obstructies zijn uitgesloten

 

Er is mogelijk een indicatie tot chirurgische correctie indien een descenderende flebografie een axiale reflux tot onder de knie aantoont

 

De aanwezigheid van ernstige reflux in afwezigheid van klinische symptomen is geen indicatie voor chirurgische interventie

Overwegingen

Alle patiënten met diep veneuze insufficiëntie kunnen in principe worden behandeld met alleen conservatieve maatregelen. Een chirurgische correctie is geïndiceerd wanneer, ondanks het gebruik van adequate compressiekousen en een strikte naleving van leefadviezen, ernstige klachten zoals ulcera van de huid persisteren. Chirurgisch herstel van diep veneuze insufficiëntie kan niet worden beschouwd als een vervangende behandeling, maar zal aanvullend moeten worden verricht naast conservatieve maatregelen en chirurgische behandeling van oppervlakkige veneuze insufficiëntie, en zo nodig insufficiënte vv. perforantes.

Onderbouwing

Diep veneuze klepinsufficiëntie kan worden onderscheiden in een primaire en secundaire vorm. Bij primaire insufficiëntie blijft de structuur van de klep intact, en is deze derhalve geschikt voor reparatie (valvuloplastiek). Veel vaker is er klepinsufficiëntie ten gevolge van DVT. Deze secundaire, posttrombotische insufficiëntie, ontstaat door een volledige destructie van de klep ten gevolge van de ontstekingsreactie in de trombus, aderwand en klep. De enige optie voor herstel is vervanging van de aangedane klep door transpositie of transplantatie van een segment vene met daarin een sufficiënte klep.

 

Niveau 3

Het is op basis van de literatuur niet mogelijk indicaties te geven welke klep(re)constructie of andere invasieve behandeling wanneer, bij welke patiënt, met diep veneuze reflux uit te voeren.

 

C Belcaro, 1999; Cheatle, 1994; Chen, 1992; Eriksson, 1986; Garcia-Rinaldi, 2002; Komai, 2010; Lane, 2003, 2008; Lugli, 2008; Makarova, 2001; Masuda, 1994; Perrin 1999; Raju 1996, 1997, 2000, 2010; Rosales, 2008; Sottiurai, 1991; Taheri, 1986; Tripathi, 2004; Us, 2007; Wang, 2006; Hardy 2004.

In totaal zijn 24 artikelen geselecteerd welke de, niet-conservatieve, behandeling van een diep veneuze relfux beschrijven [27-50]. Dit betrof in 19 gevallen retrospectieve of prospectieve case series en in 4 gevallen prospectief gecontroleerd onderzoek. Daarnaast is 1 meta-analyse verricht. Een grote variatie aan operatietechnieken is beschreven, waaronder: interne valvuloplastiek, externe valvuloplastiek, valvuloplastiek door middel van externe “banding”, creatie van een nieuwe klep uit de locale vaatwand (“neovalve”), transpositie van de insufficiënte vene op een sufficiënte vene, transplantatie van een autoloog klepdragend vene segment naar een insufficiënte vene in het been en andere minder gebruikte technieken van klepherstel. Vaak werden deze operaties gecombineerd met chirurgische behandeling van insufficiënte oppervlakkige of perforerende venen tijdens of vlak voor of na de operatie, vaak aangevuld met compressietherapie, wat de interpretatie van de resultaten in de vaak niet controleerde setting zeer bemoeilijkt. Over het algemeen zijn zeer heterogene populaties, met vaak slechts patiënt aantallen tussen de 20 en 50, beschreven of zijn patiënthistorie en - demografie simpelweg niet genoemd. Ook uitkomstmaten, tussen de verschillende studies, zijn niet eenduidig gebruikt. Concluderend kan men stellen dat de reproduceerbaarheid van al deze technieken niet voortvloeit uit de beschikbare literatuur.

 

Samenvatting

Over het algemeen worden in alle genoemde studies goede korte-termijn resultaten beschreven voor alle verschillende technieken. Technisch succes van de operatie ligt nabij 100%, wanneer deze beschreven is. Competentie van de vervangen of herstelde klep tijdens follow up ligt tussen de 35 en 100%. Ulcusgenezing ligt tussen de 54 en 100%.

  1. 1 - Arnoldussen CW, de Graaf R, Wittens CH, de Haan MW. Value of magnetic resonance venography and computed tomographic venography in lower extremity chronic venous disease. Phlebology. 2013;28 Suppl 1:169-75
  2. 2 - Arnoldussen CW, Toonder I, Wittens CH. A novel scoring system for lower-extremity venous pathology analysed using magnetic resonance venography and Duplex ultrasound. Phlebology. 2012 Mar;27 Suppl 1:163-70
  3. 3 - DePalma RG, Kowallek DL, Barcia TC, Cafferata HT. Target selection for surgical intervention in severe chronic venous insufficiency: comparison of Duplex scanning and phlebography. J Vasc Surg. 2000;32[5]:913-20
  4. 4 - Labropoulos N, Borge M, Pierce K, Pappas PJ. Criteria for defining significant central vein stenosis with Duplex ultrasound. J Vasc Surg. 2007;46(1):101-7
  5. 5 - Labropoulos N, Gasparis AP, Pefanis D, Leon LR, Tassiopoulos AK. Secondary chronic venous disease progresses faster than primary. J Vasc Surg. 2009;49(3):704-10
  6. 6 - Magnusson M, Kalebo P, Lukes P, Sivertsson R, Risberg B. Colour Doppler ultrasound in diagnosing venous insufficiency. A comparison to descending phlebography. Eur J Vasc.Endovasc.Surg 1995, 9[4], 437-443.
  7. 7 - Meissner M, Eklof B, Coleridge Smith P, Dalsing MC, DePalma RG, Gliviczki P, Moneta G, Neglen P, O’Donnell T, Partsch H, Raju S. Secondary chronic venous disorders. J Vasc Surg. 2007;46;68S-83S
  8. 8 - Wittens CH, Bukkems SF, Toonder IT. Abdominal wall venous collaterals: the latent clinical sign for central chronic venous obstruction. Circulation. 2010 Nov 16;122(20):2089-90.
  9. 9 - Alhadad A, Kolbel T, Herbst A, Holst J, Alhadad H, Gottsater A. Iliocaval vein stenting: Long term survey of postthrombotic symptoms and working capacity. Journal of thrombosis and thrombolysis. 2011 ;31 (2):211-6. Epub 2010 / 07 / 20.
  10. 10 - Alhalbouni S, Hingorani A, Shiferson A, Gopal K, Jung D, Novak D, et al. Iliac-femoral venous stenting for lower extremity venous stasis symptoms. Annals of vascular surgery. 2012;26(2):185- 9. Epub 2011 / 10 / 25.
  11. 11 - Hartung O, Loundou AD, Barthelemy P, Arnoux D, Boufi M, Alimi YS. Endovascular management of chronic disabling ilio-caval obstructive lesions: long-term results. European journal of vascular and endovascular surgery : the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2009;38(1):118-24. Epub 2009 / 04 / 10.
  12. 12 - Kurklinsky AK, Bjarnason H, Friese JL, Wysokinski WE, McBane RD, Misselt A, et al. Outcomes of venoplasty with stent placement for chronic thrombosis of the iliac and femoral veins: single- center experience. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(8):1009-15. Epub 2012 / 06 / 16.
  13. 13 - Lou WS, Gu JP, He X, Chen L, Su HB, Chen GP, et al. Endovascular treatment for iliac vein compression syndrome: a comparison between the presence and absence of secondary thrombosis. Korean journal of radiology : official journal of the Korean Radiological Society. 2009;10(2):135-43. Epub 2009 / 03 / 10.
  14. 14 - Meng QY, Li XQ, Qian AM, Sang HF, Rong JJ, Zhu LW. Endovascular treatment of iliac vein compression syndrome. Chinese medical journal. 2011 ;124(20):3281-4. Epub 2011 / 11 / 18.
  15. 15 - Nayak L, Hildebolt CF, Vedantham S. Postthrombotic syndrome: feasibility of a strategy of imaging-guided endovascular intervention. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(9):1165-73. Epub 2012 / 07 / 31.
  16. 16 - Nazarian GK, Austin WR, Wegryn SA, Bjarnason H, Stackhouse DJ, Castaneda-Zuniga WR, et al. Venous recanalization by metallic stents after failure of balloon angioplasty or surgery: four-year experience. Cardiovascular and interventional radiology. 1996;19(4):227-33. Epub 1996 / 07 / 01.
  17. 17 - Neglen P, Hollis KC, Olivier J, Raju S. Stenting of the venous outflow in chronic venous disease: long-term stent-related outcome, clinical, and hemodynamic result. Journal of vascular surgery. 2007;46(5):979-90. Epub 2007 / 11 / 06.
  18. 18 - Oguzkurt L, Tercan F, Ozkan U, Gulcan O. Iliac vein compression syndrome: outcome of endovascular treatment with long-term follow-up. European journal of radiology. 2008;68(3):487- 92. Epub 2007 / 09 / 29.
  19. 19 - O'Sullivan GJ, Semba CP, Bittner CA, Kee ST, Razavi MK, Sze DY, et al. Endovascular management of iliac vein compression (May-Thurner) syndrome. Journal of vascular and interventional radiology: JVIR. 2000; 11 (7):823-36. Epub 2000 / 08 / 06.
  20. 20 - Raju S, Hollis K, Neglen P. Obstructive lesions of the inferior vena cava: clinical features and endovenous treatment. Journal of vascular surgery. 2006;44(4):820-7. Epub 2006 / 08 / 24.
  21. 21 - Rosales A, Sandbaek G, Jorgensen JJ. Stenting for chronic post-thrombotic vena cava and iliofemoral venous occlusions: mid-term patency and clinical outcome. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2010;40(2):234-40. Epub 2010 / 06 / 24.
  22. 22 - Titus JM, Moise MA, Bena J, Lyden SP, Clair DG. Iliofemoral stenting for venous occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2011;53(3):706-12. Epub 2010 / 12 / 07.
  23. 23 - Ye K, Lu X, Li W, Huang Y, Huang X, Lu M, et al. Long-term outcomes of stent placement for symptomatic nonthrombotic iliac vein compression lesions in chronic venous disease. Journal of vascular and interventional radiology : JVIR. 2012;23(4):497-502. Epub 2012 / 02 / 22.
  24. 24 - de Wolf MAF AC, Grommes J, Hsien SG, Nelemans PJ, de Haan MW, de Graaf R, Wittens CHA. Minimally invasive treatment of chronic iliofemoral venous occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2013. (accepted for publication)
  25. 25 - Garg N, Gloviczki P, Karimi KM, Duncan AA, Bjarnason H, Kalra M, et al. Factors affecting outcome of open and hybrid reconstructions for nonmalignant obstruction of iliofemoral veins and inferior vena cava. Journal of vascular surgery. 2011;53(2):383-93. Epub 2010 / 12 / 15.
  26. 26 - Jost CJ, Gloviczki P, Cherry KJ, Jr., McKusick MA, Harmsen WS, Jenkins GD, et al. Surgical reconstruction of iliofemoral veins and the inferior vena cava for nonmalignant occlusive disease. Journal of vascular surgery. 2001;33(2):320-7; discussion 7-8. Epub 2001 / 02 / 15.
  27. 27 - Belcaro G, Nicolaides AN, Ricci A, Laurora G, Errichi BM, Christopoulos D, et al. External femoral vein valvuloplasty with limited anterior plication (LAP): a 10-year randomized, follow-up study. Angiology. 1999;50(7):531-6. Epub 1999 / 08 / 04.
  28. 28 - Cheatle TR, Perrin M. Venous valve repair: early results in fifty-two cases. Journal of vascular surgery. 1994;19(3):404-13. Epub 1994 / 03 / 01.
  29. 29 - Chen CJ, Guo SG, Luo D, Huang YQ. Full-valve annuloplasty in treatment of primary deep venous valvular incompetence of the lower extremities. Chinese medical journal. 1992;105(3):256-9. Epub 1992 / 03 / 01.
  30. 30 - Eriksson I, Almgren B. Influence of the profunda femoris vein on venous hemodynamics of the limb. Experience from thirty-one deep vein valve reconstructions. Journal of vascular surgery. 1986;4(4):390-5. Epub 1986 / 10 / 01.
  31. 31 - Garcia-Rinaldi R, Soltero E, Gaviria J, Sosa J, Tucker P. Implantation of cryopreserved allograft pulmonary monocusp patch to treat nonthrombotic femoral vein incompetence. Texas Heart Institute journal / from the Texas Heart Institute of St Luke's Episcopal Hospital, Texas Children's Hospital. 2002;29(2):92-9. Epub 2002 / 06 / 22.
  32. 32 - Komai H, Juri M. Deep venous external valvuloplasty using a rigid angioscope. Surgery today. 2010;40(6):538-42. Epub 2010 / 05 / 25.
  33. 33 - Lane RJ, Cuzzilla ML, McMahon CG. Intermediate to long-term results of repairing incompetent multiple deep venous valves using external valvular stenting. ANZ journal of surgery. 2003;73(5):267-74. Epub 2003 / 05 / 20.
  34. 34 - Lane RJ, Graiche JA, Coroneos JC, Cuzzilla ML. Long-term comparison of external valvular stenting and stripping of varicose veins. ANZ journal of surgery. 2003;73(8):605-9. Epub 2003 / 07 / 31.
  35. 35 - Lehtola A, Oinonen A, Sugano N, Alback A, Lepantalo M. Deep venous reconstructions: long-term outcome in patients with primary or post-thrombotic deep venous incompetence. European journal of vascular and endovascular surgery : the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2008;35(4):487-93. Epub 2007 / 11 / 07.
  36. 36 - Lugli M, Guerzoni S, Garofalo M, Smedile G, Maleti O. Neovalve construction in deep venous incompetence. Journal of vascular surgery. 2009;49(1):156-62, 62 e1-2; discussion 62. Epub 2008 / 10 / 24.
  37. 37 - Makarova NP, Lurie F, Hmelniker SM. Does surgical correction of the superficial femoral vein valve change the course of varicose disease? Journal of vascular surgery. 2001;33(2):361-8.Epub 2001 / 02 / 15.
  38. 38 - Masuda EM, Kistner RL. Long-term results of venous valve reconstruction: a four- to twenty-one- year follow-up. Journal of vascular surgery. 1994;19(3):391-403. Epub 1994 / 03 / 01.
  39. 39 - Perrin M, Hiltbrand B, Bayon JM. Results of valvuloplasty in patients presenting deep venous insufficiency and recurring ulceration. Annals of vascular surgery. 1999;13(5):524-32. Epub 1999 / 08 / 31.
  40. 40 - Raju S, Fredericks RK, Neglen PN, Bass JD. Durability of venous valve reconstruction techniques for "primary" and postthrombotic reflux. Journal of vascular surgery. 1996;23(2):357-66; discussion 66-7. Epub 1996 / 02 / 01.
  41. 41 - Raju S, Hardy JD. Technical options in venous valve reconstruction. American journal of surgery. 1997;173(4):301-7. Epub 1997 / 04 / 01.
  42. 42 - Raju S, Berry MA, Neglen P. Transcommissural valvuloplasty: technique and results. Journal of vascular surgery. 2000;32(5):969-76. Epub 2000 / 10 / 29.
  43. 43 - Raju S, Darcey R, Neglen P. Unexpected major role for venous stenting in deep reflux disease. Journal of vascular surgery. 2010;51(2):401-8; discussion 8. Epub 2009 / 12 / 17.
  44. 44 - Rosales A, Jorgensen JJ, Slagsvold CE, Stranden E, Risum O, Kroese AJ. Venous valve reconstruction in patients with secondary chronic venous insufficiency. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2008;36(4):466-72. Epub 2008 / 08 / 05.
  45. 45 - Sottiurai VS. Surgical correction of recurrent venous ulcer. The Journal of cardiovascular surgery. 1991 ;32(1):104-9. Epub 1991 / 01 / 01.
  46. 46 - Taheri SA, Heffner R, Budd T, Pollack LH. Five years' experience with vein valve transplant. World journal of surgery. 1986;10(6):935-7. Epub 1986 / 12 / 01.
  47. 47 - Tripathi R, Sieunarine K, Abbas M, Durrani N. Deep venous valve reconstruction for non-healing leg ulcers: techniques and results. ANZ journal of surgery. 2004;74(1-2):34-9. Epub 2004 / 01 / 17.
  48. 48 - Us M, Basaran M, Sanioglu S, Ogus NT, Ozbek C, Yildirim T, et al. The use of external banding increases the durability of transcommissural external deep venous valve repair. European journal of vascular and endovascular surgery: the official journal of the European Society for Vascular Surgery. 2007;33(4):494-501. Epub 2007 / 01 / 24.
  49. 49 - Wang SM, Hu ZJ, Li SQ, Huang XL, Ye CS. Effect of external valvuloplasty of the deep vein in the treatment of chronic venous insufficiency of the lower extremity. Journal of vascular surgery. 2006;44(6):1296-300. Epub 2006 / 12 / 06.
  50. 50 - Hardy SC, Riding G, Abidia A. Surgery for deep venous incompetence. Cochrane Database Syst Rev. 2004(3):CD001097. Epub 2004 / 07 / 22.

Behandeling diep veneuze insufficiëntie

Auteur

jaartal

Mate van be wijs

Type

onderzoe

k

Populatie

In- en exclusie criteria

Interventie

groep

Controle

groep

Outcome

Etio-

logie

Follow-

up

(mnd)

Resultaten

Opmerkingen / conclusie

Belcaro

1999

B

Prospecti

efvergelij

kend

35pt,

35benen (begin 44 / 44)

Inclusie: Primaire VF insufficiëntie (>3s reflux) op Duplex, AVP >50mmHg, VRT <13s

Exclusie: DVT in VG, obesitas, andere vasculaire ziekte, cardiale ziekte, metabole ziekte

LAP + ligatie / ablatie insuff

oppervlakki ge vene

Alleen ligatie / ablatie insuff oppervlak kige vene

Competenti e, QoL, AVP, VRT, diameter VF

primair

120

Technisch succes 100%, competentie 100%;

AVP na behandeling 44mmHg interventiegroep vs 62mmHg controlegroep (p<0.05); VRT 16s vs 12s (p<0.05); diameter VF interventiegroep van 12,3mm naar 9mm (p<0.05), controle groep onveranderd; Verbetering QoL 76% vs 25% (p<0.05)

Gerandomiseerd (wijze niet gemeld), evt blindering niet gemeld, drop out van 9 pt, patiëntkarakteristieken matig inzichtelijk, eerdere interventies niet inzichtelijk, niet inzichtelijk welke oppervlakkige venen behandeld zijn

Cheatle

1994

C

Retrospe ctief, niet­vergelijke nd

42pt 52benen

Inclusie:

Symtomatische C3- C6

Interne

valvuloplas

tie

Geen

Niet

gevalideerd 3-punt score voor een aantal veneuze symptomen , gelijk de VCSS.

Primair, secund air en congeni taal

<54

mndn

Competentie 88%, patency 92%, recidief ulcus 5%;In 74% van casus normalisatie van veneuze refill time met foto plethysmografie. Gedurende follow-up was 77% pijn vrij, 50% oedeem vrij en 40% lipodermatosclerose vrij.

Alle ulcera pre-operatief laten genezen, 52% eerdere veneuze ingreep; Bij 94% ook opp / perf chirurgie uitgevoerd tijdens / in periode van OK.

Slechts 52% follow-up van >1 jr;

Heterogene / kleine patient populatie, outcome parameters selectief beschreven, geen gevalideerde score systemen gebruikt, geen Kaplan- Meijen analyse.

Chen

1992

C

Retrospe ctief, niet­vergelijke nd

100pt

139benen

Inclusie: full-valve annuloplastiek voor DVI

Full-valve annuloplast iek + ligatie / strip VSM

Geen

Competenti e, klinische vooruitgan

g

Primair

42

100% technisch succes, 93% competentie, geen DVT, 100% ulcusgenezing, 0% recidief; Eczemateuze dermatitis verdween in alle 86 benen, oedeem verdween in alle 73 benen

Geen duidelijke selectiecriteria, ptkarakteristieken matig beschreven, resultaten niet geheel inzichtelijk, geen gevalideerde uitkomstmaten, geen kaplan-meijer analyse, 10 benen eerdere ligatie en strippen VSM

Eriksso n 1986

C

Retrospe ctief, niet­vergelijke nd

28pt

31benen

Langdurige symptomen van veneuze ziekte, ernstige reflux tot halverwege kuit / enkel, AVP-waarden wijzend op ernstige veneuze disfunctie

Valvuloplas

tiek

volgens Kistner en autologe transplanta tie vanuit axilla

Geen

Competenti e VFP

Primair,

secund

air

44

44% competentie, patencu onduidelijkm 86% ulcusgenezing; AVP drop onveranderd, VRT van 6.0s ± 3.9s naar 11.6s ± 7.9s

(p<0.01)

slecht gedefinieerde in- en exclusiecriteria, loss- to-follow-up in 4 gevallen niet goed inzichtelijk, geen Kaplan-Meijer analyse, geen gevalideerde score, interventie niet gelijk, VSP verwijderd in 25 benen en perforatoren geligeerd in 30 benen

Garcfa-

Rinaldi2

002

C

?spectief,

niet­

vergelijke

nd

38pt

38benen

Inclusie: primaire valvulaire insuff VFC, therapie resistent ulcus (>3jr); Exclusie: DVT (VG), hyperco agulopathie (VG), PAV, hartfalen, lymfoedeem of ernstige ziekte

Allogene

valvulaire

transplanta

tie van

cryogepres

erveerde

monocusp

patch

(cadaver

pulm. art)

Geen

Competenti e VFC, ulcergenezi

ng

primair

nv

100% technisch succes, 100% competentie bij ontslag, 67% ulcusgenezing, 21% ulcus recidief

Goede selectiecriteria,

1 / 3 ook op andere locatie dan VFC valvulaire transplantatie (VSM, 2VP), follow-up niet goed omschreven, slechts 4 pten over bij laatste follow-up, eerste 15 pten patches niet gematch op bloedtype (alle niet genezen ulcera vielen hieronder)

Hardy

A2

Systemati

233pt

Inclusie: noodzaak tot

Externe

Ligatie /

Ulcusgene

Primair

 

Data niet gepoold, AVP

slechts 3 studies

2004

 

sche

review

233benen

behandelen van DVI

valvuloplas ty (klassiek en LAP) + ligatie / ablatie insuff. opp. Vene

ablatie insuff. oppervlak kige vene

zing en -

recidief,

klinische

uitkomst,

complicatie

s tgv

interventie

 

 

veranderingen en competentie ten gunste van interventie, VRT veranderingen brede betrouwbaarheidsintervallen (onder en boven 1)

geincludeerd, beoogde uitkomstmaten niet allen gevonden, data niet gepoold

Komai

2010

C

Retrospe ctief, niet­vergelijke nd

40pt

53benen

Inclusie: Diep veneuze externe valvuloplastie met starre scoop Exclusie: DVT in VG

Externe valvuloplas tiek (soms plicatie)

Geen

Klinische

uitkomst

Congen

itaal,

primair

60

65% competentie bij 2.2jr, 100% ulcus genezing, 0% recidief ulcus; 39 / 40 patiënten subjectieve verbetering van klachten

Slechte uitkomstmaten, geen gevalideerde scores, in 9 benen plicatie tot op scoop uitgevoerd ivm gebrek aan kleppen, selectieve publicatie van resultaten, slechte selectiecriteria, gelijktijdige ligatie VSM (n=21) en VSM strip (n=14); 1 pt gelijktijdig femfem crossover, 3 pten eerdere veneuze ingreep

Lane

2003

C

niet­

vergelijke

nd

41pt

42benen

Inclusie: >2jr sympt. veneuze insuff+ulcus gehad >6 mndn; Exclusie: thromboflebitis, DVT,zwanger in voorgaande jaar

Extern

valvulair

stenting

Geen

Ulcusopper

vlak,

ulcusgenez

ing,

competenti

e,

90%VRT,

AVP,klin.

Primair (en mg; secund air)

95

90% competentie, 80% ulcusgenezing;

Oppervlak ulcer 12.9cm2 voor en 1.2cm2 na (p<0.001), 80% pijn voor en 20% pijn na, 90% VRT 6.7 voor en 12.4 na (p<0.001), AVP onveranderd voor en na

Helft lost-to-follow-up, onduidelijk prospectief of retrospectief, goede in- en exclusiecriteria, selectief gebruik van t- test, geen gevalideerde scores gebruikt, 64% eerdere veneuze interventie

Lane

2003

B

Prospecti

ef,

vergelijke

nd

40pt

80benen

Niet vermeld

Extern valvulair stenting thv SFJ

Ligatie

en

strippen

VSM

Competentie

nv

70

92% competentie;

Competentie ligatie + strip VSM 5% (p<0.0001), bij patiënten die later zwanger werden (n=25) bleef iedereen competent

Contralaterale been was controlegroep, slecht inzichtelijk onderzoek, geen in- of exclusiecriteria vermeld, niks vermeld mbt evt randomisatie, patiëntkarakteristieken niet vermeld

Lehtola

2008

C

Retrospe ctief, niet­vergelijke nd

38pt

38benen

Inclusie: diep veneuze reconstructie

Interne

valvuloplas

tiek,

externe

valvuloplas

tiek,

transpositie en / of transplanta tie

Geen

Competentie,

klinische

vooruitgang,

ulcusgenezin

g

Congen

itaal,

primair,

secund

air

54

45% competent, 67% ulcus genezing, 33(-100?)% recidief ulcus; 74% ging vooruit in VCSS, 18% ging vooruit in VDS

5 lost-to-follow-up (inzichtelijk, niet mee in analyse), 4 verschillende interventies en meerdere interventies in 1 bepaalde patiënt (inzichtelijk), 30 patiënten met aanvullende ablatie VSM / VSP, selectieve publicatie van uitkomsten, 6 patiënten nieuwe interventie

Lugli

2009

C

?spectief,

niet­

vergelijke

nd

36pt

40benen

Inclusie: Kistner IV, ulcus>5jr / >3 recidief, geen effect therapie (conserv / chir); Exclusie:

Thrombofilie, ernstige comorbi diteit, valvulaire transpositie of transplantatie mgl

Neovalve

(19

monocuspi de, 21 bicuspide)

Geen

Competentie,

patency,

ulcusgenezin

g

Congen

itaal,

primair,

secund

air

29

85% competentie, 93% patency,

90% ulcusgenezing, 8% recidief ulcus;

VFI van 11,9 mL / s naar 2,8 mL / s - EF van 35% naar 48,5% (APG)

Duidelijk selectieproces, onduidelijk of 38 of 40 benen, Kaplan-Meijer analyse, in 2 series opgedeeld waarbij laatste maar mean follow-up van 5 mnd heeft en de eerste een van 54 mnd, eerdere interventies niet inzichtelijk

Makaro va 2001

B

Prospecti

ef,

vergelijke

nd

125pt

125benen

Inclusie: reflux in VF en VSM, C2-4 Exclusie:

DVT of acuut oedeem van benen in VG, trauma, grote operatie, >3dgn bedrust bij ziekenhuisopname, occlusie / stenose van VF op Duplex, sterk collateraalnetwerk

Klassieke externe valvuloplas tiek + ligatie / ablatie insufficiënt e

oppervlakki ge vene

Ligatie /

ablatie

insuffici

ënte

oppervl

akkige

vene

Klinische verandering (C-klasse stabiel = stable

improvement

),

competentie

primair

84-96

100% technisch succes, 71% competentie;

Interventiegroep stable improvement in interventiegroep 95% en 80%, in controlegroep 90% en 51%. Overall in progressieve groep verschil tussen interventie en controle P<0,05, stabiele groep p>0,1; Geen afname reflux bij controlegroep

Gerandomiseerd (wijze niet gemeld), evt blindering niet gemeld,

3 lost-to-follow up, inzichtelijk welke oppervlakkige venen behandeld, eerst 5 jaar observatie voor interventie, op tijd van interventie 27 patiënten met C6 onduidelijk of ulcera genezen zijn, verandering in C-klasse slechte uitkomstmaat, geen relatie gelegd met uitkomst en competentie

Perrin

1999

C

Retropse ctief, niet vergelijke nd

28pt

33benen

Inclusie: recidief ulcus cruris + axiale reflux op descenderende venografie Exclusie: geen actieve ulceratie

Interne

venous

valvuloplas

ty (bij 5

pten + 2e

valvuloplas

tiek

geen

Ulcusgenezi ng en - recidief, patency, competency, venous return time, venous reflux index

22

benen

primaire

ziekte,

10

primair

+

secund

air

58 (24­96)

100% technisch succes, 75% competentie, 85% patency, 82% ulcusgenezing, 9% recidief ulcus; 68% van casus had normale VRI by follow-up, 59% had normale VRT

Ook conservatieve therapie. Bij 23 pten in verleden opp / perf chirurgie, in studie periode ook bij 23 pt opp / perf chirurgie uitgevoerd, bij 3pt full- thickness skin grafting. Heterogene patient populatie,

selectiecriteria slecht beschreven, outcome parameters selectief, geen gevalideerde score systemen

Raju

2010

C

Prospecti ef, niet vergelijke nd

504pt

528benen

Inlcusie: diep veneuze reflux bij patienten met obstructie of symptomen hiervan. Exclusie:

Geen diep veneuze reflux, andere procedures (endoveneuze ablatie varices) tegelijkertijd met stenting uitgevoerd

PTA &

stenting

iliacaal

geen

Complete epithelialisati e van ulcus, VAS score, 3 punt oedeem schaal,

CIVIQ (van elke

parameter

meest

recente

Primair

(37%),

secund

air

(54%),

combin

atie

primair / secund air (9%)

17 (1­145)

88% patency, 54% ulcusgenezing, na 5 jaar 88% vrij van ulcus; Significante pijn en zwelling verbetering in 78% en 55% resp. Compleet verdwijnen pijn / zwelling in 71% en 36% resp. Significante verbetering CIVIQ score op alle 5 punten (179 patienten). Geen sifnificante verbetering ambulant veneuze druk / "venous filling time", wel "venous filling index". Patency 82% (sec) vs 100% (prim etiolog.)

Stenting is in principe geen behandeling voor reflux. In 5% van benen is later een klepreconstructie uitgevoerd omdat symptomen niet verbeterden.

Onduidelijk hoe de patienten in hun voorgeschiedenis zijn behandeld.

Operatie technieken niet primair op reflux gericht, kaplan-meier analyses zonder standard error, gevalideerde symptoom scores gebruikt, grote patient populatie.

Raju

2000

C

Retropsp

ectief,

niet

vergelijke

nd

129pt

141benen

Inclusie: falen compressie therapie of complicaties hiervan

Transcom

misural

valvuloplas

ty

geen

Patency, competency, complete epithelialisati e van ulcers, VAS pijn score, 3 punt oedeem schaal.

primair

(70%)

en

secund

air

(30%)

1-42

Competentie 59% na 30 mndn, ulcusgenezing 90%, 17% recidief ulcus;

Pten totale vrijheid van pijn: 15% pre- en 64% postOK; Afname VAS 4,3 naar 1,4 (p <.001). Pten totale vrijheid oedeem: 14% pre- en 51% post-operatief. Afname oedeemschaal:1,3 naar 0,7 (p <.001). Sign. verbetering in amublante veneuze druk daling (46% naar 57%), "venous recovery time" (12s naar 23s), Bij 5,7% thrombose tijdens follow-up. 63% cumulatieve ulcer recurrence-free rate na 30mnd.

Voorgeschiedenis niet duidelijk beschreven. In 59% ook VSM ablatie. CDT in gevallen van post-operatieve thrombose in 5 patienten.

Waarschijnlijk heterogenen patient populatie, onduidelijk waarom in verschillende casus voor verschillende operatie locaties is gekozen. Patienten ondergingen ook oppervlakkig veneuze chirurgie en CDT.

Raju

1996

C

retrospec tief, niet­vergelijke nd

347 benen

Inclusie: 71% ulcera / dermatitis, 29% andere veneuze symptomen bij patienten waarbij conservatieve therapie heeft gefaald

Interne of

externe

valvuloplas

tiek,

axillaire

vene

transplanta

tie,

transcommi

ssariel klep

herstel,

neovalve,

Y-V veno

plastiek,

banding

geen

Patency, Competency, ulcus healing

55%

primaire

klepins

ufficient

ie, 39%

post-

thromb

otisch,

5%

congeni

taal

Max 15 jaar

96% technisch succes, 78% competentie (16% gedeeltelijk), patency >99% (in 3% trombose distale deel), ulcusgenezing 93%;

4% stenose, 2% wondinfectie

Voorgeschiedenis van patienten niet beschreven evenals uitgebreidheid van veneuze afwijkingen, outcome van verschillende operaties niet afzonderlijk beschreven.

Patient populatie niet beschreven, verschillende typen operaties, geen onderscheid gemaakt tussen operatie technieken bij outcome analyse, klinische uitkomst beperkt beschreven zonder gebruikt van gevalideerde score systemen

Raju

1996

C

Retrospe ctief, niet vergelijke nd

235pt

258benen

Inclusie: Kistner grade >2 reflux (gem. 2,4), Exclusie: systemsche ziekte

Interne of

externe

valvuloplas

tiek,

axillaire

vene

transplanta

tie,

transcommi ssariel klep herstel, "miscellane ous

techniques

geen

Ulcus

recurrence,

competencie

Primair

(62%)

en

secund

air

(38%)

12-144

Competentie 73% vroeg postOK, ulcusgenezing 95%, 21% recidief ulcus; betere outcome wanneer de proximale VF klep werd gerepareerd (sign), en betere competency bij primaire etiologie. Langere competency igv interne valvuloplastiek en banding tov externe valvuloplastiek en axillair vene transplantatie. 55% probability of symptome relief na 5 jaar uit Kaplan-Meier. Bij secundaire etiologie werden vooral reparaties uitgevoerd op meerdere niveau's. In 4% redo operaties.

45 patienten ondergingen ook VSM stripping en perforator interuptie. 55% van patienten met primaire klepinsufficientie had tekenen van oude distale trombose.

Waarschijnlijk heterogenen patient populatie, onduidelijk waarom in verschillende casus voor verschillende operatie locaties is gekozen of voor verschillende operatie technieken. Patienten ondergingen ook oppervlakkige en perforator chirurgie

Raju

1996

C

retrospec tief, niet­vergelijke nd

347 benen

Inclusie: 71% ulcera / dermatitis, 29% andere veneuze symptomen bij patienten waarbij conservatieve therapie heeft gefaald

Interne of

externe

valvuloplas

tiek,

axillaire

vene

transplanta

tie,

transcommi

ssariel klep

herstel,

neovalve,

Y-V veno

plastiek,

banding

geen

Patency, Competency, ulcus healing

55%

primaire

klepins

ufficient

ie, 39%

post-

thromb

otisch,

5%

congeni

taal

Max 15 jaar

96% technisch succes, 78% competentie (16% gedeeltelijk), patency >99% (in 3% trombose distale deel), ulcusgenezing 93%;

4% stenose, 2% wondinfectie

Voorgeschiedenis van patienten niet beschreven evenals uitgebreidheid van veneuze afwijkingen, outcome van verschillende operaties niet afzonderlijk beschreven.

Patient populatie niet beschreven, verschillende typen operaties, geen onderscheid gemaakt tussen operatie technieken bij outcome analyse, klinische uitkomst beperkt beschreven zonder gebruikt van gevalideerde score systemen

Raju

1996

C

Retrospe ctief, niet vergelijke nd

235pt

258benen

Inclusie: Kistner grade >2 reflux (gem. 2,4), Exclusie: systemsche ziekte

Interne of

externe

valvuloplas

tiek,

axillaire

vene

transplanta

tie,

transcommi ssariel klep herstel, "miscellane ous

techniques

geen

Ulcus

recurrence,

competencie

Primair

(62%)

en

secund

air

(38%)

12-144

Competentie 73% vroeg postOK, ulcusgenezing 95%, 21% recidief ulcus; betere outcome wanneer de proximale VF klep werd gerepareerd (sign), en betere competency bij primaire etiologie. Langere competency igv interne valvuloplastiek en banding tov externe valvuloplastiek en axillair vene transplantatie. 55% probability of symptome relief na 5 jaar uit Kaplan-Meier. Bij secundaire etiologie werden vooral reparaties uitgevoerd op meerdere niveau's. In 4% redo operaties.

45 patienten ondergingen ook VSM stripping en perforator interuptie. 55% van patienten met primaire klepinsufficientie had tekenen van oude distale trombose.

Waarschijnlijk heterogenen patient populatie, onduidelijk waarom in verschillende casus voor verschillende operatie locaties is gekozen of voor verschillende operatie technieken. Patienten ondergingen ook oppervlakkige en perforator chirurgie

Taheri

1986

C

Retrospe ctief, niet vergelijke nd

66pt 71benen

Niet vermeld

Autotranspl antatie van brachiaal vene. 7 valvuloplas

ty

geen

Klinische

verbetering

nv

max 60

100% technisch succes, competentie 28 / 31, 94% ulcus genezing;

75% van patient had verbetering of afwezigheid van symptomen. Gemiddeld 15% druk reductie

Patient populatie en voorgeschiedenis niet beschreven, 2 verschillende operatie technieken gebruikt, geen kaplan-meier analyses, geen gevalideerde wijze van symptomen scoren gedaan

Tripathi

2004

C

retrospec tief, niet­vergelijke nd

137pt

169benen

Inclusie:

Diep veneuze reflux, C6 met ulcus >3cm >3 mndn, Kistner grade 3-4 reflux, klepsluitingstijd >3s, reflux snelheid >5cm / s, falen van conservatieve ther; Exclusie: Opp / perf reflux, segmentele diep veneuze reflux, coagulopathie, non- correlatie van Duplex en venografie, diep veneuze obstructie, kleploosheid, enkel afwijkingen.

Externe

valvuloplas

tiek (7%),

interne

valvuloplas

tiek (53%),

external

support

valvuloplas

tiek (9%),

axillaire

vene

transplanta tie (21%), sapheneuz e vene transplantie (2%),

saphenofe morale transpositie (2%) en femoral of popliteale ligatie (5%)

geen

Competentie, patency, ulcer healing

Primair

(70%)

en

secund

air

(30%)

24

Competentie 81% (primaire etiologie) vs 47.3%

(secundair), patency 58% voor secundaire etiologie, ulcusgenezing 64% vs 47%; Multilevel reparaties in secundaire etiolgie hadden betere competency (57% vs. 46%, p = 0,002). 12% post­operatieve thrombose (7% in primaire etiologie en 25% in secundaire etiologie).

In populatie 411 eerder opp / perf chirurgie; pten ook fysiotherapie gericht op kuitspierfunctie + compressie therapie. Two-level repair igv kistner grade 4 reflux.

Waarschijnlijk homogene populatie obv in- en exclusie criteria, maar demografie en voorgeschiedenissen niet beschreven, onduidelijk waarom in verschillende casus voor verschillende operatie locaties is gekozen of voor verschillende operatie technieken

Us 2007

C

retrospec

tief,

vergelijke nd, niet geblindee rd, niet gerando miseerd

76pt

76benen

Inclusie:

Gecombineerde oppervlakkig en proximaal primaire diep veneuze reflux, welke

transcommisurrale

externe

valvuloplastiek ondergingen met of zonder externe banding van enkel de FVC + lange strip van de VSM. C3-6.

Transcommisurrale

externe

valvuloplastiek ondergingen met externe banding van enkel de FVC + lange strip van de VSM

Zelfde

ingreep

zonder

externe

banding

en

lange

strip

Ulcer

healing.

VCSS.

Patency,

Competency.

Drukmeting

van de

voetvene

primair

min 48 (gem54 )

Interventie cs controle: competentie 69% vs 49%, postOK trombose 5,5% vs 2,5%, ulcus genezing 100% vs 92%, recidief ulcuis 4% vs 30%;

Ulcer-freedom na 48mnd was 96% vs 72% voor resp interventie en controle groep (p = 0,009). Statistisch significant verschil in VCSS score vanaf 36 mnd tot 60mnd post­operatief (3 nr 1 interventiegroep; 3 nr 1.8 controle groep), significante verbeting in aantal pijn-vrije patienten in beide groepen.

Operaties werden niet in dezelfde periode uitgevoerd, interventie patienten later dan controle patienten. Homogene populatie, meerdere interventies tegelijkertijd uitgevoerd, kleine populatie.

Wang

2006

B

prospecti

ef, zelf-

gecontrol

eerd,

gerando

miseerd,

geblindee

rde

beoord.

40pt

80benen

Inclusie: <70 jaar, bilaterale primaire klepinsufficientie, C2-4;

Exclusie: C5-6, DVT (VG), zwanger, behandeling met anticoagualantia, ernstige arteriele of orgaanziekte

Externe

valvuloplastiek

Contral

aterale

been

van

zelfde

patient

Klachten,

APG

parameters, CEAP severity score, reflux volume

primair

26

Technisch succes 100%, competentie 91%, patency 100%;

90% vs 55% verdwijnen van klachten. Reflux volume, VFI, RVF en ernst van reflux allen significant verbeterd 3 jaar na operatie

Alle 80 benen ook oppervlakkige chirurgie. Beoordelaars van klinische outcome geblindeerd. Signficante verschillen in hoeveelheid reflux, VFI en ernst van klepinsufficientie. Gerandomiseerd (per patient 1 been gerandomiseerd voor operatie, het ander als controle). Kleine populatie.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2014

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2014

Geplande herbeoordeling  :

Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is afgesproken één keer per jaar de literatuur te bekijken om nieuwe ontwikkelingen te volgen. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om een gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijdse elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden. Tevens zullen de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ in de nabije toekomst nog worden herzien, aangezien deze teksten nog dateren uit 2007. In de huidige richtlijn zijn er geen multidisciplinaire indicatoren ontwikkeld. De ontwikkeling van indicatoren is een aandachtspunt bij een toekomstige herziening van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie

Algemene gegevens

Autorisatie

De richtlijn is geautoriseerd door:

  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie(NVDV)
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Nederlandse Vereniging voor Radiodiagnostiek
  • Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek
  • Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland
  • Verenso Vereniging van specialisten in ouderengeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Nederlandse Organisatie Voor Wondprofessionals
  • V&VN Wondconsulenten
  • Nederlandse Vereniging van Orthopaedisten en Bandagisten (Orthobanda)
  • Vereniging voor Aanmeters van Therapeutische Elastische Kousen (VATEK)

De richtlijn is geautoriseerd door (beoogd):

  • Hart & Vaatgroep
  • ZN.

 

Innovatie

In het veld van veneuze pathologie is er sterke behoefte aan persisterende innovatie. Om innovatie te stimuleren en faciliteren is het voorstel (conform een reeds via Achmea lopende afspraak) nieuwe ontwikkelingen te bekostigen in trial verband conform de bestaande DOT’s, mits een METC dit onderzoek goedgekeurd heeft. Naast deze klinische kosten zijn er aanvullende kosten aan de desbetreffende trial gerelateerd, die dan via een unrestricted grant worden vergoed. Dit laatste om bias als gevolg van inmenging van de industrie te voorkomen. Op deze wijze bestaat er een goede mogelijkheid om onder gecontroleerde omstandigheden een nieuw product te testen. Mocht uit een dergelijke studie geconcludeerd worden dat het nieuwe product een aanvulling is op het bestaande therapeutische arsenaal, dan kan de therapie aansluitend in een herziening van de richtlijnen opgenomen worden en daarmee vergoed worden als standard care.

 

Advies voor onderzoek

Er is een gebrek aan goed uitgevoerde studies met lange (> 5 jaar) follow-up voor de behandeling van patiënten met veneuze problematiek. Het verrichten van dergelijke studies die gericht zijn op het aantonen van de effectiviteit van behandeling zijn aan te bevelen. Mogelijk gaan in de toekomst ook registratiesystemen uitkomst bieden om deze data te verkrijgen. De beroepsverenigingen zijn van plan op korte termijn registratiesystemen op dit gebied op te zetten.

Doel en doelgroep

Doelstelling

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming, gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over de begeleiding en behandeling van patiënten met varices, diepe veneuze ziekte en ulcus cruris.

De financiering van deze richtlijn is tot stand gekomen met gelden die de NVDV en de NVvH uit hun SKMS-programma’s hebben vrijgemaakt. De uitgangsvragen zijn daarmede vooral gericht op de effectiviteit van de verschillende interventies. Aan de samenwerking met de eerste lijn (verwijscriteria voor eerste naar tweede lijn en vice versa) en de organisatie van zorg (bv welke zorg hoort bij welke zorgverlener thuis) is in deze herziening geen extra aandacht geschonken. Dit zou bij een volgende herziening of in de vorm van een separaat project kunnen worden aangepakt.

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroepen, waartoe behoren: dermatologen, chirurgen, specialisten ouderengeneeskunde, vaatlaboranten, huisartsen, verpleegkundigen en bandagisten. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van de bij veneuze pathologie betrokken disciplines. De werkgroep is opgesplitst in twee werkroepen: werkgroep “vances en diepe veneuze ziekte” en de werkgroep ‘ulcus cruris venosum en compressietherapie’. Bij het samenstellen van de werkgroepen is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkgroepleden. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel werkgroeplid ontving gunsten met het doel de richtlijn te beïnvloeden.

 

Dr. K.P. de Roos

Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Prof.dr. C.H.A. Wittens

Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)

Drs. C.A.M. Eggen

Ondersteuner / secretaris namens bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. J.J.E. van Everdingen

Directeur bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. R.R. van den Bos

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Drs. M.T.W. Gaastra

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. A. Sommer

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. Th.A.A. van den Broek

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)

Dr. W.B. van Gent

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)

Dr. J.A. Lawson

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)

Drs. F. Catarinella

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)

Prof.dr. M.W. de Haan

Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)

Dr. C. Arnoldussen

Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)

Dr. Tj. Wiersma

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

Mw. T. Kramer

Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD)

Dhr. I. Toonder

Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD)

Mw. M. Orsini

Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland (VSVN)

Inbreng patiëntenperspectief

Aan de start van het richtlijntraject zijn de Hart&Vaatgroep en de NPCF (Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie) uitgenodigd voor deelname aan de Invitational Conference, vertegenwoordigers van de Hart&Vaatgroep waren bij deze bijeenkomst aanwezig. De Hart&Vaatgroep is tevens uitgenodigd voor participatie in de werkgroepen. Zij heeft besloten van actieve deelname af te zien en gaf de voorkeur aan een schriftelijke te reactie in de commentaarfase. De Hart&Vaatgroep heeft haar fiat gegeven aan de inhoud van de richtlijn.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder alle bij varices betrokken beroepsgroepen. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht aan worden besteed. Daarnaast wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht via de betrokken patiëntenverenigingen.

Werkwijze

Deze overkoepelende richtlijn bestaat uit 4 onderdelen, te weten: varices, diep veneuze ziekte, ulcus cruris venosum en compressietherapie.

  • De richtlijn ‘Varices’ 2013 betreft een herziening van de CBO-richtlijn ‘Varices’ uit 2007. In deze herziening zijn de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ nu niet meegenomen. De tekst in deze hoofdstukken bestaat aldus nog uit oude richtlijntekst.
  • De richtlijn ‘Diep veneuze ziekte’ is een geheel nieuwe richtlijn.
  • De richtlijn ulcus cruris venosum is een update van de CBO-richtlijn uit 2005,
  • De richtlijn compressietherapie is een geheel nieuwe richtlijn en richt zich op de indicaties voor compressietherapie bij veneuze pathologie. In de loop van 2015 zal nog een overkoepelende richtlijn compressietherapie verschijnen met daarin ook andere indicaties voor compressietherapie en meer praktische aspecten van deze behandeling.

 

Aan de start van het richtlijntraject heeft een Invitational Conference plaatsgevonden (dd 11.07.2012), waarbij de aanwezige stakeholderspartijen zijn gehoord over ervaren knelpunten en aandachtspunten voor de te ontwikkelen richtlijn. Na deze bijeenkomst zijn de uitgangsvragen voor de richtlijn vastgesteld, afgestemd op het beschikbare budget vrijgemaakt uit gelden van de NVDV en NVvH.

Voor de Invitational Conference waren tevens de koepels van de industrie, de verzekeraars en de patiënten uitgenodigd. Zij zijn in de commentaarfase aan het einde van het traject wederom geconsulteerd.

 

De werkgroep heeft gedurende een jaar aan een concept-richtlijntekst gewerkt. In de eerste vergadering werden knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd. De werkgroep formuleerde aan de hand hiervan de in de richtlijn vermelde uitgangsvragen. Deze werden op het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie (NVDV) uitgewerkt tot een PICO-zoekvraag. Via systematische zoekopdrachten en reference checking is bruikbare literatuur verzameld, met hulp van een informatiespecialist werkzaam bij het CBO. Deze literatuur is ingeladen in Reference Manager en ontdubbeld. De ondersteuners op het bureau van de NVDV en promovendi uit het MUMC hebben de literatuur beoordeeld op inhoud en kwaliteit. Vervolgens zijn er teksten geschreven, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Deze teksten, op basis van de evidencetabellen uit de literatuur, zijn tijdens een tweedaagse vergadering besproken en van nuances en aanbevelingen voorzien. Na verdere discussie binnen de gehele richtlijnwerkgroep is de tekst verder afgestemd.

 

De uiteindelijke tekst werd in april 2013 aan alle betrokken wetenschappelijke verenigingen aangeboden. Men is in staat gesteld om via websites van de betrokken verenigingen commentaar op de richtlijn te geven. De commentaren zijn in de definitieve versie van de richtlijn verwerkt.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.

 

Relevante artikelen zijn gezocht door het verrichten van systematische zoekacties tot november 2012 in de Cochrane Library, Pubmed en bij een selectie van zoekvragen ook in EMBASE. Er is niet beperkt op tijdschrift, wel werd er een limiet gesteld aan de publicatiedatum. Deze limiet is verschillend voor de verscheidene uitgangsvragen (voor varices herziening van uitgangsvragen vanaf 2000, nieuwe uitgangsvragen vanaf 1990, behandeling stamvarices vanaf 2005; voor diep veneuze ziekte search vanaf 1985; voor ulcus cruris search vanaf 2002 en voor literatuur vóór 2002 werd gebruikgemaakt van de reeds eerder opgezochte literatuur).

 

Algemeen werden de volgende selectiecriteria opgesteld (soms afhankelijk van uitgangsvraag):

taal

Engels, Nederlands, Frans, Duits

populatie

alle leeftijden, beide geslachten; C1-C6

veneuze etiologie (exclusie van andere etiologie, arterieel vaatlijden (enkel/arm index <0,7), diabetespatiënten

level of evidence

literatuurselectie volgens piramide van bewijs (EBRO-methode). Vanwege het veelal ontbreken van randomized clinical trials is er voor de meeste zoekacties niet beperkt op de fundamentele opzet van de studie

grootte van de studies

bij vergelijkend onderzoek min 15 patiënten per onderzoeksarm, bij observationeel onderzoek minimaal 30 patiënten (als er betere studies zijn; als alleen kleine studies zijn gedaan mogen ze wel worden meegenomen)

uitkomstmaten

venous closure rates, recurrent varicose veins, symptomen (VCSS), bijwerkingen / complicaties, pijn, kwaliteit van leven, genezing ulcus (tijd tot genezing, reductie wondoppervlak)

 

De zoekacties zijn met behulp van de PICO-systematiek opgebouwd. Dit houdt in dat voor elke uitgangsvraag een zoekvraag is geformuleerd waarbij zoveel mogelijk deze structuur is gehanteerd: Patiënt - Interventie - Controle - Outcome. De zoekvragen hebben de P als gemeenschappelijk onderdeel, de overige onderdelen van de PICO zijn geformuleerd op basis van de uitgangsvraag. De exacte zoekacties zijn weergegeven in bijlage 1.

Van de geselecteerde referenties op basis van titel en / of abstract werd de full-tekst aangevraagd. Op basis van full-tekst artikelen is vervolgens verder geselecteerd en zijn artikelen zonder informatie over de betreffende uitgangsvraag geëxcludeerd. De overgebleven artikelen zijn full-tekst beoordeeld op kwaliteit en inhoud.

Voor de richtlijn compressietherapie is als leidraad voor de literatuursearch gebruikgemaakt van een gezamenlijk richtlijndocument van de Amerikaanse ‘Society for Vascular Surgery (SVS)’ en ‘the American Venous Forum (AVF)’ [Gloviczki 2011], aangevuld met recente literatuur.

 

Methode van literatuurbeoordeling

De kwaliteit van de artikelen is hierbij gegradeerd waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt (EBRO- methode). Per deelonderwerp is vervolgens een evidence tabel opgesteld, volgens van tevoren opgesteld format (zie evidence tabellen in de modules ).

 

Tabel 1: Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht

Voor artikelen betreffende: interventie (preventie of therapie)

A1 systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau bevatten, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn

A2 gerandomiseerd, vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) van voldoende omvang en consistentie

B gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek)

C niet-vergelijkend onderzoek

D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Tabel 1 (vervolg): Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht

Voor artikelen betreffende: diagnostiek

A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde, goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests

A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de goudstandaard moeten onafhankelijk zijn beoordeeld

Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie

B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd

C niet-vergelijkend onderzoek

D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.

 

Niveau van bewijs van de conclusies

een systematische review (A1) of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2

tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B een onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

De beschrijving en beoordeling van de artikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. De literatuur is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het relevante bewijs is weergegeven.

 

Totstandkoming van de aanbevelingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties of kosten. Deze aspecten worden besproken na de conclusie(s). Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroep vergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn.

Volgende:
Diepe veneuze ziekte - setting behandeling