Varices-defenitie pathologische reflux
Uitgangsvraag
Aanvullend onderzoek
- Definitie pathologisch reflux
Aanbeveling
De werkgroep beveelt als afkappunt voor competente klepsluiting bij Duplexonderzoek 500 milliseconde aan voor alle venen van de onderste extremiteiten, behoudens het iliofemorale traject waar een afkappunt van 1 seconde geldt. Langere tijden duiden op pathologische reflux.
Hemodynamische consequenties zijn te verwachten bij axiale insufficiënte stamvenen (incl VSMAA, VSMAP) met een diameter van tenminste 3 mm.
Duplexonderzoek naar reflux dient staand te worden verricht. Van de insufficiënte stamvene dienen tenminste de refluxduur en diameter te worden vastgelegd.
Overwegingen
Veneuze pathologie wordt veroorzaakt door veneuze hypertensie en deze is mogelijk gerelateerd aan het refluxvolume. Men meet echter alleen refluxtijd omdat druk en volumemetingen in de dagelijkse praktijk te moeilijk en omslachtig zijn. De wet van de communicerende vaten leert ons dat een vloeistofkolom met een diameter van 1 mm doorsnede dezelfde hydrostatische druk veroorzaakt als een kolom van 1 m doorsnede. Daaruit volgt dat veneuze hypertensie (gemeten aan de voet), alleen al veroorzaakt kan worden door een axiaal insufficiënte VSM van 1 mm doorsnede, maar gezien de mogelijke volume component in deze pathofysiologische omstandigheden wordt een diameter van 3 mm als ondergrens voor pathologische axiale reflux genomen. Segmentele insufficiëntie kan dus niet van hemodynamisch belang zijn, omdat de hydrostatische kolom dan onderbroken is door de sufficiënte kleppen in de gezonde segmenten.
Op theoretische gronden kan dus aannemelijk worden gemaakt dat venen met een refluxduur >500ms, maar van kleine diameter (<3 mm) waarschijnlijk minder hemodynamische bijdrage leveren aan veneuze ziekte. De werkgroep is dan ook van mening dat een stamvene met axiale reflux en een diameter van tenminste 3 mm wel hemodynamische consequenties heeft en derhalve, mits symptomatisch, wel behandeld dient te worden. Deze gedachtegang wordt vaak in discussies van artikelen en tijdens congressen verdedigd.
Onderbouwing
Conclusies
Niveau 3 |
Het afkappunt voor pathologische reflux is 1000 ms in het ileofemorale en 500 ms in de femorale, kuit en oppervlakkige segmenten. Perforerende venen met flow richting het oppervlakkige systeem die langer aanhoudt dan 350 ms zijn ook abnormaal.
C Labropoulos 2003 |
Samenvatting literatuur
In een studie van Labropoulos et al. [3] is door middel van Duplexonderzoek de reflux tijden in de verschillende veneuze segmenten van het been bekeken. Men heeft hierbij onderscheid gemaakt tussen de iliofemorale, femorale, kuit, oppervlakkige en perforerende venen. Men heeft zowel gezonde als personen met bekende veneuze ziekte onderzocht en onderscheid gemaakt tussen liggende en staande gemaakte Duplex scans.
Tabel 4: Retrograde flow bij gezonde proefpersonen
Bron: Labropoulos N, Tiongson J, Pryor L, et al. Definition of venous reflux in lower-extremity veins. J Vasc Surg. 2003;38(4):793-798.
Deze studie toont significante resultaten die bewijzen dat bij gezonde proefpersonen geen retrograde-flow wordt gezien die langer aanhoudt dan 500 ms. Het vinden van retrograde-flow van >500 ms tijdens Duplexonderzoek is pathologisch.
Wanneer de retrograde-flow bij patiënten met veneuze ziekte werd vergeleken met gezonde proefpersonen komt daar een significant (P < 0.0001) verschil uit voor alle veneuze segmenten in het been. Een extra uitkomst van de studie van Labropoulos et al. is de bevestiging dat correct onderzoek naar reflux staand moet worden uitgevoerd, hetgeen ook altijd gedaan wordt [3].
Referenties
- Vrouenraets BC, Keeman JN. Physical examination--tourniquet tests for varicose veins. Ned Tijdschr Geneeskd 2000, Jun 24;144(26):1267-72.
- Hoffmann WH, Toonder IM, Wittens CHA. Value of the Trendelenburg tourniquet test in the assessment of primary varicose veins. Plebology 2004;19(2);77-80
- Labropoulos N, Tiongson J, Pryor L, et al. Definition of venous reflux in lower-extremity veins. J Vasc Surg. 2003;38(4):793-798.
- Rautio T, Perala J, Biancari F, Wiik H, Ohtonen P, Haukipuro K, et al. Accuracy of hand-held Doppler in planning the operation for primary varicose veins. Eur J Vasc.Endovasc.Surg 2002, 24[5], 450-455.
- DePalma. RG, Hart MT, Zanin L, Massarin EH. Phyical examination, Doppler ultrasound and colour flow Duplex scanning: guides to therapy for primary varicose veins. Phlebology 1993; 8: 7¬11.
- Baker SR, Burnand KG, Sommerville KM, Thomas ML, Wilson NM, Browse NL. Comparison of venous reflux assessed by Duplex scanning and descending phlebography in chronic venous disease. Lancet 1993, 341[8842], 400-403.
- Magnusson M, Kalebo P, Lukes P, Sivertsson R, Risberg B. Colour Doppler ultrasound in diagnosing venous insufficiency. A comparison to descending phlebography. Eur J Vasc.Endovasc.Surg 1995, 9[4], 437-443.
- Baldt MM, Bohler K, Zontsich T, Bankier AA, Breitenseher M, Schneider B, et al. Preoperative imaging of lower extremity varicose veins: color coded Duplex sonography or venography. J Ultrasound Med 1996, 15[2], 143-154.
- Meyer T, Cavallaro A, Lang W. Duplex ultrasonography in the diagnosis of incompetent Cockett veins. Eur J Ultrasound 2000, 11[3], 175-180.
- Blomgren L, Johansson G, Bergqvist D. Randomized clinical trial of routine preoperative Duplex imaging before varicose vein surgery. Br J Surg 2005, 92[6], 688-694.
- Haenen JH, van Langen H, Janssen MCH, Wollersheim H, van 't Hof MA, van Asten WNJC, Skotnicki SH, Thien T. Venous Duplex scanning of the leg; range, variability and reproducibility. Clin Sci 96: 271-277, 1999
- Whitney RJ. The measurement of volume changes in human limbs. J Physiol 1953;121:1-27.
- Brakkee A, Vendrik A. Strain gauge plethysmography, theoretical and practical notes on a new design. J Appl Physiol. 1966 Mar;21(2):701-4.
- Van Gerwen HJL, Brakkee A, Kuiper JP. Non-invasive measurement of venous muscle pump function in the supine position. Phlebology 1992;7:146-9.
- Janssen MCH, Claassen JA, van Asten WN, Wollersheim H, de Rooij MJ, Thien T. Validation of the supine venous pump function test: a new non-invasive tool in the assessment of deep venous insufficiency. Clin Sci 1996;91-483-8.
- Van den Broek ThAA, Kuijper CF, Bakker FC, Van Rij GL. Comparison of strain-gauge and photocell venous function testing with invasive presuure measurements. A prospective study in deep venous insufficiency. Phlebology 1989;4;223-30.
- Hertzman AB. Photoelectric plethysmography on the fingers and toes in man. Proc Soc Exp Biol (NY) 1937;37:529-534.
- Abramowitz H, Queral LA, Finn WR, Nora PF Jr, Peterson LK, Bergan JJ, et al. The use of photoplethysmography in the assessment of venous insufficiency; a comparison to venous pressure measurements. Surgery 1979;86:434-41.
- Wienert V, Blazek V. Eine neue, apparative nichtinvasive Diagnostik der chronisch-venosen Insuffizienz. Phleb u Prokt 1982;11:110-3.
- Blazek V, Schmitt HJ, Schulz-Ehrenburg U, Kerner J. Digitale Photoplethysmographie (dPPG) fur die Beinvenendiagnostik - medizinisch-technische Grundlagen. Phleb U Prokt 1989;18:91-7.
- Nicolaides AN, Miles C. Photoplethysmography in the assessment of venous insufficiency. J Vasc Surg 1987;5:405-412.
- Van Bemmelen PS, van Ramhorst B, Eikelenboom BC. Photoplethysmography reexamined: lack of correlation with Duplex scanning. Surgery 1992;112:544-8.
- Bays RA, Healy DA, Atnip RG, Neumyer M, Thiele BL. Validation of airplethysmography, photoplethysmography and Duplex ultrasonography in the evaluation of severe venous stasis. J Vasc Surg 1994;20:721-7.
- Rutgers PH, Kitslaar PJEM, Ermers EJM. Photoplethysmography in the diagnosis of superficial valvular incompetence. Br J Surg 1993;80:351-3.
- Christopoulos D, Nicolaides AN, Szendro G. Venous reflux: quantification and correlation with the severity of venous disease. Br J Surg 1988;75:352-6.
- Thulesius O, Norgren L, Gjores JE. Foot volumetry: a new method for objective assessment of oedema and venous function. VASA 1973;2:325-9.
- Ruehm SG, Wiesner W, Debatin JF, Ruehm SG, Wiesner W, Debatin JF. Pelvic and lower extremity veins: contrast-enhanced three-dimensional MR venography with a dedicated vascular coil-initial experience. Radiology 2000; 215[2], 421-427.
- Pfeil A, Betge S, Poehlmann G, Boettcher J, Drescher R, Malich A, et al. Magnetic resonance VIBE venography using the blood pool contrast agent gadofosveset trisodium - An interrater reliability study. European Journal of Radiology 2012; 81[3], 547-552.
- Spritzer CE, Spritzer CE. Progress in MR imaging of the venous system [Review]. Perspectives in Vascular Surgery & Endovascular Therapy 2009; 21[2], 105-116.
- Enden T, Storas TH, Negard A, Haig Y, Sandvik L, Gjesdal KI, et al. Visualization of deep veins and detection of deep vein thrombosis (DVT) with balanced turbo field echo (b-TFE) and contrast- enhanced T1 fast field echo (CE-FFE) using a blood pool agent (BPA). Journal of Magnetic Resonance Imaging 2010; 31[2], 416-424.
- Koc Z, Oguzkurt L, Koc Z, Oguzkurt L. Interruption or congenital stenosis of the inferior vena cava: prevalence, imaging, and clinical findings. European Journal of Radiology 2007; 62[2], 257-266.
- Gayer G, Luboshitz J, Hertz M, Zissin R, Thaler M, Lubetsky A, et al. Congenital anomalies of the inferior vena cava revealed on CT in patients with deep vein thrombosis. AJR American Journal of Roentgenology 2003; 180[3], 729-732.
- Wolpert LM, Rahmani O, Stein B, Gallagher JJ, Drezner AD, Wolpert LM, et al. Magnetic resonance venography in the diagnosis and management of May-Thurner syndrome. Vascular & Endovascular Surgery 2002; 36[1], 51-57.
- Asciutto G, Mumme A, Marpe B, Koster O, Asciutto KC, Geier B, et al. MR venography in the detection of pelvic venous congestion. European Journal of Vascular & Endovascular Surgery 2008; 36[4], 491-496.
- Hsieh MC, Chang PY, Hsu WH, Yang SH, Chan WP, Hsieh MC, et al. Role of three-dimensional rotational venography in evaluation of the left iliac vein in patients with chronic lower limb edema. The International Journal of Cardiovascular Imaging 2011; 27[7], 923-929.
- Fraser DG, Moody AR, Morgan PS, Martel A, Fraser DGW, Moody AR, et al. Iliac compression syndrome and recanalization of femoropopliteal and iliac venous thrombosis: a prospective study with magnetic resonance venography. Journal of Vascular Surgery2004; 40[4], 612-619.
- Marston W, Fish D, Unger J, Keagy B, Marston W, Fish D, et al. Incidence of and risk factors for iliocaval venous obstruction in patients with active or healed venous leg ulcers. Journal of Vascular Surgery 2011; 53[5], 1303-1308.
- Labropoulos N, Borge M, Pierce K, Pappas PJ. Criteria for defining significant central vein stenosis with Duplex ultrasound. Journal of Vascular Surgery 2007; 46[1], 101-107.
- Depalma RG, Kowallek DL, Barcia TC, Cafferata HT. Target selection for surgical intervention in severe chronic venous insufficiency: comparison of Duplex scanning and phlebography. Journal of Vascular Surgery 2000; 32[5], 913-920.
- Raju S, Furrh JB, Neglen P, Raju S, Furrh JB, Neglen P. Diagnosis and treatment of venous lymphedema. Journal of Vascular Surgery 2012; 55[1], 141-149.
- Raju S, Neglen P. High prevalence of nonthrombotic iliac vein lesions in chronic venous disease: permissive role in pathogenicity. Journal of Vascular Surgery 2006; 44[1], 136-144.
- Neglen P, Raju S. Intravascular ultrasound scan evaluation of the obstructed vein. Journal of Vascular Surgery 2002; 35[4], 694-700.
- Forauer AR, Gemmete JJ, Dasika NL, Cho KJ, Williams DM, Forauer AR, et al. Intravascular ultrasound in the diagnosis and treatment of iliac vein compression (May-Thurner) syndrome. Journal of Vascular & Interventional Radiology 2002; 13[5], 523-527.
Evidence tabellen
Diagnostiek (moderne beeldvormende technieken)
auteur, jaartal |
mate v bewijs |
type onderzoek |
popu latie |
inclusie criteria |
exclusie- criteria |
indextest |
controle |
outcome |
resultaat |
opmerkingen / conclusie |
Asciutto 2008 |
A2 / B |
Prospectief vergelijkend onderzoek |
23 |
tekenen en symptomen van PVC (pelvic venous congestion) |
|
MRV |
Duplex, flebografie |
Agreement |
96% agreement tussen MRV en phlebografie voor veneuze anatomie; 70% agreement m.b.t. congestie; Sens / spec 88% / 67% voor ovarian veins, 100% / 38% voor hypograstrische venen en 91% / 42% voor pelvic plexus |
Conclusie: hoge sensitiviteit van MRV voor verdenking PVC op aantonen anatomische veneuze afwijkingen |
DePalma 2000 |
B |
(Vermoedelij k prospectief) vergelijkend onderzoek |
33 |
C5-C6; verdenking occlusie; postthrombotis che afwijkingen |
|
Duplex |
Ascending Phlebograp hy |
Non- inferiority van Duplex |
Duplex 100% sens en spec voor detectie occlusie FV / VSM insufficientie (95% sens en 100% spec). Duplex duidelijk minder goed in identificeren van subtiele restanten na DVT, sens 63%, spec 100%. Redelijke reflux agreement (82% sens, 75% spec) Conclusie : alleen Duplex insufficient voor identificeren operatie kandidaten |
Duplex komt met name tekort voor de iliacale en cavale laesies |
Enden 2010 |
C |
Vergelijkend onderzoek |
21 |
15 gezonde vrijwilligers, 6 ptn met proximale DVT (Duplex bevestigd) |
|
MRV |
Duplex |
Interobserv er agreement |
MRV ook zonder contrast goed in accuraat weergeven venen, goede interobserver agreement : interobserver reliability was kappa 1.0 (b-TFE) en 0,9 (contrast enhanced FFE) bij proximale DVT. Distale DVT slechte interobserver reliability (0.54, en 0,36). |
Enkel deel over visualisatie van de venen hier gewogen, rest van artikel over DVT (!!!) |
Foraurer 2002 |
C |
Retrospectief |
16 |
Verdenking MayThurner syndroom; zwelling / oedeem been; pijn |
|
IVUS* |
flebografie |
IVUS kan vasculaire compressie visualisere n + verschaft inzicht in recanalisati e v. iliaca |
Met behulp van IVUS precies stellen indicatie voor en plaatsen van stents bij iliacale obstructie |
*IVUS gebruikt indien flebografie afwijkend, of suggestief voor afwijkend was. |
Fraser 2004 |
C / D |
Prospectief geblindeerd onderzoek |
31 |
Geselecteerde patienten uit cohort van iliofemorale en femoropoplitea le DVT |
|
MRV DTI, VESPA en MRA technieke n |
|
Relatie tussen RCIA / LCIV compressie en uitgebreidh eid trombose |
RCIA / LCIV compressie gerelateerd aan occlusie LCIV (met verminderde recanalisatie na DVT i.v.m. distalere segmenten) |
Enige interessante deel artikel is de beschrijving van de anatomische afbeelding van de compressie. |
Gayer 2003 |
D |
Retrospectief |
9 |
Uitgebreide (iliofemorale) thrombose |
|
CT |
|
Aanwezigh eid van IVC anomalieën bij jonge patienten met een uitgebreide (iliofemoral e) DVT |
5 patienten hadden een afwezig IVC segment suprarenaal, 3 patienten hadden een afwezig IVC segment infrarenaal, 1 patient met een dubbele IVC met een retro-aortaal verlopende renaal arterie. |
Alle patienten hadden zeer uitgebreide iliofemorale thrombose, in 6 van de 9 bilateraal |
Hsieh 2011 |
C |
Retrospectief onderzoek |
34 |
Chronisch oedeem onderbeen |
|
2D and 3D venograp hy |
Drukgradiënt >2 mm |
Betere sensitiviteit en specificiteit 3D vs 2D |
2D hoge specificiteit (100%) en PPV (100%), 3D 75% specifiek, PPV 96,4%. 3D echter hogere sensitiviteit dan 2D (90% vs 66,7%) |
drukgradiënt van 2-3 mm Hg als significant ?? |
Koc 2007 |
D |
Retrospectief |
7972 |
Routine CT abdomen |
|
CT abdomen |
|
Identificatie interruptie (n=8) of stenose (n=4) van de IVC |
IVC onderbreking is een weinig voorkomende pathologie welke enkel symptomatisch is bij ontbreken adequate azygos.hemiazygos collateralisatie |
Beschrijvende studie, geen criteria |
Labropou los 2007 |
B |
Retrospectief onderzoek |
37 |
Gezwollen been met of zonder pijn |
Geen aanv. onderzoe k / behandeli ng n.a.v. Duplex |
Duplex |
flebografie in 2 richtingen met drukmeting over stenose |
Correcte identificatie (significant e) stenose van >50% |
Een poststenotic to prestenotic peak vein velocity ratio van 2.5 bij Duplex is suggestief voor een >50% stenose |
Referentie test was drukverval van > 3 mm Hg en >50% stenose op flebografie |
Marston 2011 |
C |
Retrospectief onderzoek |
78 |
C5 / C6 pten |
|
Duplex voor reflux in diepe+op pervlakki ge systeem; CT / MR voor iliocaval veneuze obstructie (ICVO) |
|
Aanwezigh eid van ICVO |
Frequent voorkomen van ICVO in patienten met veneuze hypertensie. Patienten met een VG van DVT en diepe veneuze reflux op Duplex hebben een hogere incidentie van outflow obstructie en moeten routine matig worden gecontroleerd |
Controle van deze patiënten populatie om patiënten te selecteren voor therapie (rekanalisatie en stenting) |
Neglen 2002 |
A2 / B |
Prospectief |
304 |
Patienten geschikt voor PTA en stenting van iliacale veneuze obstructie |
|
IVUS |
Flebografie met drukmetinge n met en zonder papaverine (intra- arterial) |
Identificeren obstructie en beschrijven (stenose / occlusie, onderliggende veneuze afwijkingen |
IVUS superieur t.o.v. single plane phlebografie voor morphologische diagnose van iliacale veneuze outflow obstructie. IVUS in staat fijn intraluminae en murale details weer te geven*. Drukmeting NIET significant voor identificatie significante vs niet significante stenosen, mogelijk waarde van collateralen |
* trabeculatie, frozen valves, mural thickness, outside compression |
Neglen 2002 |
A2 / B |
Prospectief |
304 |
Patienten geschikt voor PTA en stenting van iliacale veneuze obstructie |
|
IVUS |
Flebografie met drukmetinge n met en zonder papaverine (intra- arterial) |
Identificeren obstructie en beschrijven (stenose / occlusie, onderliggende veneuze afwijkingen |
IVUS superieur t.o.v. single plane phlebografie voor morphologische diagnose van iliacale veneuze outflow obstructie. IVUS in staat fijn intraluminae en murale details weer te geven*. Drukmeting NIET significant voor identificatie significante vs niet significante stenosen, mogelijk waarde van collateralen |
* trabeculatie, frozen valves, mural thickness, outside compression |
Pfeil 2012 |
C |
Prospectief |
25 |
Gezonde personen |
DVT (bevestig d met Duplex) |
MRV |
|
Interrater reliability |
MRV with gadofosfeset trisodium is reproduceerbaar en accuraat in de beoordeling van het veneuze systeem (equilibrium fase scanning) |
|
Raju 2012 |
C |
Retrospectief |
443 |
C3 |
|
IVUS, Lymfangi ography |
Flebografie |
|
Routinematig gebrui van IVUS veneuze obstructie detecteren die is gemist met traditioneel veneus onderzoek; iliac-caval veneus stenting can klinische verlichting geven en soms abnormal lymphangiographic bevindigingen terugdraaien |
25% van patienten toonde een normalisatie van afwijkende lymphangiography na stenting van iliacale obstructie |
Raju 2006 |
C |
Retrospectief |
4026 (938 diagnos t. dmv IVUS) |
Hevig symptomatisch e CVD (C1- C6) |
|
IVUS / flebografi e |
|
Indicatie stent plaatsing bij NIVL |
879 obstructies aangetoond in de 938 IVUS kandidaten. 4 :1 female-male, 3 :1 L-R. Flebografie detecteerde 60% van de significante NIVL. |
Onderscheid proximale en distale compressive LCIV (door RCIA en RIIA danwel links) |
Ruehm 2000 |
C |
Feasibility study, geblindeerd |
25 ptn, 35 benen |
Verwezen vr evaluatie varices, PTS en GSV pre- chirurgie |
|
MRV |
flebografie |
Non-inferiority van MRV vs flebografie |
MRV is in staat veneuze systeem af te beelden en postthrombotische veranderingen als ook varices te evalueren. Tevens beoordeling SV voor bypass mogelijk. |
|
Spritzer 2009 |
D |
Review |
|
|
|
|
|
bruikbaarheid van MRI / MRV voor de beoordeling van veneuze pathologie |
MRV in staat tot afbeelden veneuze systeem vanaf de hals t / m de onderbenen met verschillende protocollen en met en zonder contrast |
Geen gestructureerde review, meer samenvatting van beschikbare technieken en publicaties |
Wolpert 2002 |
C |
Retrospectief onderzoek |
24 pten |
Langer bestaand oedeem onderbeen |
|
MRV |
Duplex voor DVT, valvular reflux en afwijkende flow patronen |
MRV identificatie van suprainguinale DVT en pelvic mass alsook identificatie May- Thurner syndroom |
MRV instaat tot identificeren MT syndroom volgens gestelde criteria * MRV kan iliofemorale DVT identificeren MRV kan toegevoegde massa's in de pelvis identificeren die voor compressive kunnen zorgen |
* anatomische criterium van compressive van de LCIV door de RCIA (in 9 vd 24, in 50% van de verdachte casus) |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2014
Laatst geautoriseerd : 01-01-2014
Geplande herbeoordeling :
Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is afgesproken één keer per jaar de literatuur te bekijken om nieuwe ontwikkelingen te volgen. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om een gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijdse elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden. Tevens zullen de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ in de nabije toekomst nog worden herzien, aangezien deze teksten nog dateren uit 2007. In de huidige richtlijn zijn er geen multidisciplinaire indicatoren ontwikkeld. De ontwikkeling van indicatoren is een aandachtspunt bij een toekomstige herziening van de richtlijn.
Algemene gegevens
Autorisatie
De richtlijn is geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie(NVDV)
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV)
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
- Nederlandse Vereniging voor Radiodiagnostiek
- Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek
- Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland
- Verenso Vereniging van specialisten in ouderengeneeskunde
- Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
- Nederlandse Organisatie Voor Wondprofessionals
- V&VN Wondconsulenten
- Nederlandse Vereniging van Orthopaedisten en Bandagisten (Orthobanda)
- Vereniging voor Aanmeters van Therapeutische Elastische Kousen (VATEK)
De richtlijn is geautoriseerd door (beoogd):
- Hart & Vaatgroep
- ZN.
Innovatie
In het veld van veneuze pathologie is er sterke behoefte aan persisterende innovatie. Om innovatie te stimuleren en faciliteren is het voorstel (conform een reeds via Achmea lopende afspraak) nieuwe ontwikkelingen te bekostigen in trial verband conform de bestaande DOT’s, mits een METC dit onderzoek goedgekeurd heeft. Naast deze klinische kosten zijn er aanvullende kosten aan de desbetreffende trial gerelateerd, die dan via een unrestricted grant worden vergoed. Dit laatste om bias als gevolg van inmenging van de industrie te voorkomen. Op deze wijze bestaat er een goede mogelijkheid om onder gecontroleerde omstandigheden een nieuw product te testen. Mocht uit een dergelijke studie geconcludeerd worden dat het nieuwe product een aanvulling is op het bestaande therapeutische arsenaal, dan kan de therapie aansluitend in een herziening van de richtlijnen opgenomen worden en daarmee vergoed worden als standard care.
Advies voor onderzoek
Er is een gebrek aan goed uitgevoerde studies met lange (> 5 jaar) follow-up voor de behandeling van patiënten met veneuze problematiek. Het verrichten van dergelijke studies die gericht zijn op het aantonen van de effectiviteit van behandeling zijn aan te bevelen. Mogelijk gaan in de toekomst ook registratiesystemen uitkomst bieden om deze data te verkrijgen. De beroepsverenigingen zijn van plan op korte termijn registratiesystemen op dit gebied op te zetten.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming, gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over de begeleiding en behandeling van patiënten met varices, diepe veneuze ziekte en ulcus cruris.
De financiering van deze richtlijn is tot stand gekomen met gelden die de NVDV en de NVvH uit hun SKMS-programma’s hebben vrijgemaakt. De uitgangsvragen zijn daarmede vooral gericht op de effectiviteit van de verschillende interventies. Aan de samenwerking met de eerste lijn (verwijscriteria voor eerste naar tweede lijn en vice versa) en de organisatie van zorg (bv welke zorg hoort bij welke zorgverlener thuis) is in deze herziening geen extra aandacht geschonken. Dit zou bij een volgende herziening of in de vorm van een separaat project kunnen worden aangepakt.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroepen, waartoe behoren: dermatologen, chirurgen, specialisten ouderengeneeskunde, vaatlaboranten, huisartsen, verpleegkundigen en bandagisten. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van de bij veneuze pathologie betrokken disciplines. De werkgroep is opgesplitst in twee werkroepen: werkgroep “vances en diepe veneuze ziekte” en de werkgroep ‘ulcus cruris venosum en compressietherapie’. Bij het samenstellen van de werkgroepen is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkgroepleden. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel werkgroeplid ontving gunsten met het doel de richtlijn te beïnvloeden.
Dr. K.P. de Roos |
Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Prof.dr. C.H.A. Wittens |
Voorzitter, namens Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Drs. C.A.M. Eggen |
Ondersteuner / secretaris namens bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. J.J.E. van Everdingen |
Directeur bureau Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. R.R. van den Bos |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Drs. M.T.W. Gaastra |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. A. Sommer |
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
Dr. Th.A.A. van den Broek |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Dr. W.B. van Gent |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Dr. J.A. Lawson |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Drs. F. Catarinella |
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) |
Prof.dr. M.W. de Haan |
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) |
Dr. C. Arnoldussen |
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) |
Dr. Tj. Wiersma |
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
Mw. T. Kramer |
Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD) |
Dhr. I. Toonder |
Nederlands / Belgische Vereniging voor Non-Invasieve Vaatdiagnostiek (VNIVD) |
Mw. M. Orsini |
Verpleegkundig Specialisten Vaatchirurgie Nederland (VSVN) |
Inbreng patiëntenperspectief
Aan de start van het richtlijntraject zijn de Hart&Vaatgroep en de NPCF (Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie) uitgenodigd voor deelname aan de Invitational Conference, vertegenwoordigers van de Hart&Vaatgroep waren bij deze bijeenkomst aanwezig. De Hart&Vaatgroep is tevens uitgenodigd voor participatie in de werkgroepen. Zij heeft besloten van actieve deelname af te zien en gaf de voorkeur aan een schriftelijke te reactie in de commentaarfase. De Hart&Vaatgroep heeft haar fiat gegeven aan de inhoud van de richtlijn.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder alle bij varices betrokken beroepsgroepen. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht aan worden besteed. Daarnaast wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht via de betrokken patiëntenverenigingen.
Werkwijze
Deze overkoepelende richtlijn bestaat uit 4 onderdelen, te weten: varices, diep veneuze ziekte, ulcus cruris venosum en compressietherapie.
- De richtlijn ‘Varices’ 2013 betreft een herziening van de CBO-richtlijn ‘Varices’ uit 2007. In deze herziening zijn de hoofdstukken ‘Bekkenvarices’ en ‘Recidief varices na operatie’ nu niet meegenomen. De tekst in deze hoofdstukken bestaat aldus nog uit oude richtlijntekst.
- De richtlijn ‘Diep veneuze ziekte’ is een geheel nieuwe richtlijn.
- De richtlijn ulcus cruris venosum is een update van de CBO-richtlijn uit 2005,
- De richtlijn compressietherapie is een geheel nieuwe richtlijn en richt zich op de indicaties voor compressietherapie bij veneuze pathologie. In de loop van 2015 zal nog een overkoepelende richtlijn compressietherapie verschijnen met daarin ook andere indicaties voor compressietherapie en meer praktische aspecten van deze behandeling.
Aan de start van het richtlijntraject heeft een Invitational Conference plaatsgevonden (dd 11.07.2012), waarbij de aanwezige stakeholderspartijen zijn gehoord over ervaren knelpunten en aandachtspunten voor de te ontwikkelen richtlijn. Na deze bijeenkomst zijn de uitgangsvragen voor de richtlijn vastgesteld, afgestemd op het beschikbare budget vrijgemaakt uit gelden van de NVDV en NVvH.
Voor de Invitational Conference waren tevens de koepels van de industrie, de verzekeraars en de patiënten uitgenodigd. Zij zijn in de commentaarfase aan het einde van het traject wederom geconsulteerd.
De werkgroep heeft gedurende een jaar aan een concept-richtlijntekst gewerkt. In de eerste vergadering werden knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd. De werkgroep formuleerde aan de hand hiervan de in de richtlijn vermelde uitgangsvragen. Deze werden op het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie (NVDV) uitgewerkt tot een PICO-zoekvraag. Via systematische zoekopdrachten en reference checking is bruikbare literatuur verzameld, met hulp van een informatiespecialist werkzaam bij het CBO. Deze literatuur is ingeladen in Reference Manager en ontdubbeld. De ondersteuners op het bureau van de NVDV en promovendi uit het MUMC hebben de literatuur beoordeeld op inhoud en kwaliteit. Vervolgens zijn er teksten geschreven, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Deze teksten, op basis van de evidencetabellen uit de literatuur, zijn tijdens een tweedaagse vergadering besproken en van nuances en aanbevelingen voorzien. Na verdere discussie binnen de gehele richtlijnwerkgroep is de tekst verder afgestemd.
De uiteindelijke tekst werd in april 2013 aan alle betrokken wetenschappelijke verenigingen aangeboden. Men is in staat gesteld om via websites van de betrokken verenigingen commentaar op de richtlijn te geven. De commentaren zijn in de definitieve versie van de richtlijn verwerkt.
Wetenschappelijke bewijsvoering
De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.
Relevante artikelen zijn gezocht door het verrichten van systematische zoekacties tot november 2012 in de Cochrane Library, Pubmed en bij een selectie van zoekvragen ook in EMBASE. Er is niet beperkt op tijdschrift, wel werd er een limiet gesteld aan de publicatiedatum. Deze limiet is verschillend voor de verscheidene uitgangsvragen (voor varices herziening van uitgangsvragen vanaf 2000, nieuwe uitgangsvragen vanaf 1990, behandeling stamvarices vanaf 2005; voor diep veneuze ziekte search vanaf 1985; voor ulcus cruris search vanaf 2002 en voor literatuur vóór 2002 werd gebruikgemaakt van de reeds eerder opgezochte literatuur).
Algemeen werden de volgende selectiecriteria opgesteld (soms afhankelijk van uitgangsvraag):
taal |
Engels, Nederlands, Frans, Duits |
populatie |
alle leeftijden, beide geslachten; C1-C6 veneuze etiologie (exclusie van andere etiologie, arterieel vaatlijden (enkel/arm index <0,7), diabetespatiënten |
level of evidence |
literatuurselectie volgens piramide van bewijs (EBRO-methode). Vanwege het veelal ontbreken van randomized clinical trials is er voor de meeste zoekacties niet beperkt op de fundamentele opzet van de studie |
grootte van de studies |
bij vergelijkend onderzoek min 15 patiënten per onderzoeksarm, bij observationeel onderzoek minimaal 30 patiënten (als er betere studies zijn; als alleen kleine studies zijn gedaan mogen ze wel worden meegenomen) |
uitkomstmaten |
venous closure rates, recurrent varicose veins, symptomen (VCSS), bijwerkingen / complicaties, pijn, kwaliteit van leven, genezing ulcus (tijd tot genezing, reductie wondoppervlak) |
De zoekacties zijn met behulp van de PICO-systematiek opgebouwd. Dit houdt in dat voor elke uitgangsvraag een zoekvraag is geformuleerd waarbij zoveel mogelijk deze structuur is gehanteerd: Patiënt - Interventie - Controle - Outcome. De zoekvragen hebben de P als gemeenschappelijk onderdeel, de overige onderdelen van de PICO zijn geformuleerd op basis van de uitgangsvraag. De exacte zoekacties zijn weergegeven in bijlage 1.
Van de geselecteerde referenties op basis van titel en / of abstract werd de full-tekst aangevraagd. Op basis van full-tekst artikelen is vervolgens verder geselecteerd en zijn artikelen zonder informatie over de betreffende uitgangsvraag geëxcludeerd. De overgebleven artikelen zijn full-tekst beoordeeld op kwaliteit en inhoud.
Voor de richtlijn compressietherapie is als leidraad voor de literatuursearch gebruikgemaakt van een gezamenlijk richtlijndocument van de Amerikaanse ‘Society for Vascular Surgery (SVS)’ en ‘the American Venous Forum (AVF)’ [Gloviczki 2011], aangevuld met recente literatuur.
Methode van literatuurbeoordeling
De kwaliteit van de artikelen is hierbij gegradeerd waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt (EBRO- methode). Per deelonderwerp is vervolgens een evidence tabel opgesteld, volgens van tevoren opgesteld format (zie evidence tabellen in de modules ).
Tabel 1: Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht
Voor artikelen betreffende: interventie (preventie of therapie) A1 systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau bevatten, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn A2 gerandomiseerd, vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) van voldoende omvang en consistentie B gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek) C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Tabel 1 (vervolg): Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht
Voor artikelen betreffende: diagnostiek A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde, goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de goudstandaard moeten onafhankelijk zijn beoordeeld Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.
Niveau van bewijs van de conclusies een systematische review (A1) of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2 tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B een onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
De beschrijving en beoordeling van de artikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. De literatuur is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het relevante bewijs is weergegeven.
Totstandkoming van de aanbevelingen
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties of kosten. Deze aspecten worden besproken na de conclusie(s). Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroep vergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.