Urine-incontinentie (UI) bij kinderen

Initiatief: NVU Aantal modules: 28

Urineonderzoek (urine-incontinentie)

Uitgangsvraag

Moet bij (alle) kinderen met klachten van incontinentie urine-onderzoek worden verricht?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat het bestaan van een urineweginfectie bij kinderen met incontinentie moet worden uitgesloten indien er anamnestisch aanwijzingen zijn voor een urineweginfectie.

 

De werkgroep is van mening dat diabetes mellitus ( met behulp van bepaling van glucose in een portie urine) bij kinderen met incontinentie moet worden uitgesloten indien daar anamnestisch aanwijzingen voor zijn.

 

De werkgroep is van mening dat onderzoek naar diabetes insipidus en hypercalciurie moet worden uitgevoerd als daar gegronde klinische redenen voor zijn.

Overwegingen

De prevalentie van hypercalciurie is zodanig dat het onderzoek niet in de routine hoort van de 2de lijns gezondheidszorg. In de 3de lijn behoort de calcium/kreatinine ratio in de urine bepaald te worden bij kinderen met incontinentie als daar gegronde redenen voor zijn. In de leeftijdscategorie waar het om gaat (kinderen ouder dan 5 jaar), moet het mogelijk zijn een (‘gewassen’) midstream urine op te vangen. Als eerste diagnostische test kan een nitriettest met leucocyten worden verricht. Bij positief zijn van deze test is een urineweginfectie aannemelijk en dient verder een kweek te worden verricht ter bevestiging. Bij een negatieve nitriettest met leucocyten wordt een aanvullend microscopisch onderzoek verricht. Is dit normaal dan is een urineweginfectie praktisch uitgesloten. Urine verkregen via midstream is afwijkend als er sprake is van een aantal leukocyten van meer dan 5 per gezichtsveld of als er meer dan 20 bacteriën onder een microscoop (400x vergroting) worden gezien5. Bij laboratoria die geautomatiseerde telling gebruiken horen er minder dan 25 leucocyten en minder dan 10 erythrocyten per µ/liter te zijn.

De definitieve diagnose wordt verkregen via de urinekweek waarbij de urine meer dan 100.000 bakt/ml bevat van een reincultuur. Urine verkregen via blaaskatheterisatie is al positief bij meer dan 10.000 bakt. /ml.

Onderbouwing

Bij kinderen met incontinentie dient men rekening te houden met de mogelijkheid van: urineweginfecties, diabetes mellitus, diabetes insipidus en hypercalciurie.

Bij deze ziektebeelden kan disurie of polyurie optreden met als gevolg incontinentie. Met behulp van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en urineonderzoek kan daarin onderscheid worden aangebracht. Verdenking op diabetes mellitus en diabetes insipidus hoort uit een algemene anamnese voort te komen en valt buiten het bestek van de richtlijn.

Niveau 4

 

 

Niveau 3

 

Niveau 3

Er zijn geen studies met gegevens over de prevalentie van incontinentie bij kinderen met urineweginfectie. Noch zijn die aanwezig bij diabetes mellitus, diabetes insipidus.

 

Er zijn aanwijzingen dat er een relatie is tussen urineweginfecties en incontinentie.

 

Er zijn aanwijzingen dat hypercalciurie een oorzaak kan zijn van incontinentie en buikpijn.

Screenend urineonderzoek naar infecties is geïndiceerd als er sprake is van incontinentie.

Uit studies die gericht kinderen met hypercalciurie hebben onderzocht blijkt dat urineweginfecties, incontinentie en buikpijn frequent optreden bij kinderen met hypercalciurie. Onderzoek naar hypercalciurie omvat de bepaling van de calcium/kreatinine ratio in de urine.1-4  De prevalentie van hypercalciurie wordt per definitie gesteld op 5%, de groep die een calcium/kreatinine ratio heeft  boven de 95ste percentiel.

  1. 1 - Penido MG, Diniz JS, Moreira ML, Tupinamba AL, Franca A, et al. [Idiopathic hypercalciuria: presentation of 471 cases]. J Pediatr (Rio J) 2001;77(2):101-4. Portuguese.
  2. 2 - Vachvanichsanong P, Malagon M, Moore ES. Urinary tract infection in children associated with idiopathic hypercalciuria. Scand J Urol Nephrol. 2001;35(2):112-6.
  3. 3 - Vachvanichsanong P, Malagon M, Moore ES. Urinary incontinence due to idiopathic hypercalciuria in children. J Urol. 1994;152(4):1226-8.
  4. 4 - Biyikli NK, Alpay H, Guran T. Hypercalciuria and recurrent urinary tract infections: incidence and symptoms in children over 5 years of age. Pediatr Nephrol. 2005;20(10):1435-8.
  5. 5 - CBO: Herziening consensus urineweginfecties,1999.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-07-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • AJN Jeugdartsen Nederland
  • Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging voor Bekkenfysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging voor Continentie bij Kinderen

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

Belangrijkste wijzigingen t.o.v. vorige versie: Er zijn dertien modules ontwikkeld:
1. Definities en terminologie
2. Anamnese
3. Registratielijsten
4. Uroflowmetrie en residubepaling
5. Urethrocystoscopie
6. Echo urinewegen
7. Urodynamisch onderzoek
8. Urotherapie en kinderbekkenfysiotherapie
9. Antimuscarinica en mirabegron
10. Botuline toxine A
11. Methylfenidaat
12. Neuromodulatie
13. Organisatie van zorg

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met functionele urine-incontinentie.

 

Werkgroep

  • Dr. L.L. (Liesbeth) de Wall, kinderuroloog, NVU
  • Drs. M.M.C. (Marleen) van den Heijkant, kinderuroloog, NVU
  • Drs. M. (Marleen) Trompetter, uroloog (met aantekening voor kinderen), NVU
  • Drs. J. (Hans) van der Deure, kinderarts, NVK
  • Dr. E. (Ester) de Kleijn, kinderarts, NVK
  • Drs. L. (Lieke) Langendonck, kinderarts, NVK
  • Dr. A.J. (Anka) Nieuwhof – Leppink, urotherapeut, NVCK
  • S. (Saskia) Bruijn, MSc, verpleegkundig specialist kinderurologie, urotherapeut NVCK
  • Drs. A.E.H. (Rianne) Stollenga, kinderfysiotherapeut, KNGF/NVFK
  • Drs. A. (Astrid) Huijpen, bekkenfysiotherapeut, KNGF/NVFB
  • Drs. F.E. (Femke) de Bok, jeugdarts KNMG en arts Maatschappij en Gezondheid in opleiding, AJN
  • Drs. E.C. (Esen) Doganer, beleidsadviseur, Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Drs. A. (Anne) Swinkels, junior projectmanager en beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis (vervanger van Esen tijdens haar zwangerschapsverlof)

Klankbordgroep

  • Drs. B.J.M. (Bernadette) Berendes- van Dijk, bekkenfysiotherapeut, Stichting Bekkenbodem4All
  • Dr. H. (Hanny) Cobussen-Boekhorst, verpleegkundig specialist kinderurologie, V&VN
  • Drs. V.A.C.T. (Vera) Janssen, verpleegkundig specialist kinderurologie, V&VN
  • Drs. W.J.P. (Wies) van Aalst, kinderfysiotherapeut, KNGF/NVKF

Met ondersteuning van

  • Drs. D.A.M. (Danique) Middelhuis, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. I.M. (Irina) Mostovaya, senior adviseur en teamleider, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. J. M. (Janneke) Schultink, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • L.H.M. (Linda) Niesink-Boerboom, Medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroep

Achternaam werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

De Wall (voorzitter)

Kinderuroloog Radboudumc Amalia kinderziekenhuis

Geen

ZonMw studie: SENS-U studie

 

Mijn promotie onderzoek bevat diverse artikelen aangaande het onderwerp. Ik kan niet inschatten of dit meer bekendheid zal krijgen door de herziening van de richtlijn. De SENS-U studie betreft een ZonMw gesubsidieerde studie naar de bijdrage van echografische monitoring van de blaas bij ongewild urine verlies. De resultaten van deze studie zullen naar verwachting eind 2024/ begin 2025 op zijn vroegst gepubliceerd worden. Dit zal geen invloed hebben op de huidige revisie.

Geen restricties

Van den Heijkant

(kinder)uroloog in van Weel Bethesda Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Trompetter

Uroloog Isala

Commissiewerk binnen het ziekenhuis

Participeert in de SENS-U studie. Geen persoonlijk belang.

Geen restricties

Van der Deure

Kinderarts, Deventer Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

De Kleijn

Kinderarts (Albert Schweitzer Ziekenhuis)

Voorzitter centrale Opleidingscommissie, (Albert Schweitzer Ziekenhuis) onbetaald

Opleider kindergeneeskunde, (Albert Schweitzer Ziekenhuis) onbetaald

Geen

Geen restricties

Langendonck

Kinderarts in Langeland Ziekenhuis Zoetermeer

Geen

Geen

Geen restricties

Nieuwhof-Leppink

Coordinator Urotherapie

Wilhelmina kinderziekenhuis

UMC Utrecht

-International children's continence society: board member

-European society pediatric urology research commissie lid

beide zijn onbetaalde functies

 

Gedetacheerd van uit het UMCU voor 2 uur in de week bij hogeschool utrecht HU als coordinator Urotherapie cursus.

Studie naar de SENSU als evt toegevoegde waarde in de behandeling van kinderen met incontinentie.

Geen restricties

Bruijn

Verpleegkundig specialist kinderurologie / urotherapeut

AmsterdamUMC/ Emma Kinderziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Stollenga

Kinderfysiotherapeut en kinderbekkenfysiotherapeut bij Jan van Rijn Kinderfysiotherapie (betaald)

 

Penningmeester NVCK (onbetaald)

Lid specialistenregistratie bij NVFK (betaald)

Geen

Geen restricties

Huijpen

Fysiotherapeut, Bekkenfysiotherapeut MSc, specialisatie in kinderen met problemen met de zindelijkheid

Eigenaar praktijk Fysio Centrum Zaanland

betaalde functie

Werkzaam in eigen praktijk als algemeen- bekken- en kinderbekkenfysiotherapeut

Leidinggevende taken (personeel en planning)

Werkzaan in het Zaans Medisch Centrum in de kliniek en op de gezamenlijk poli in samenwerking met kinderarts, Urotherapeut, kinderpsycholoog, uroloog en gynaecoloog

betaalde functie

Onze fysiotherapie praktijk werkt zelfstandig en we hebben productie afspraken met het Zaans Medisch Centrum, er is geen direct verband met de richtlijn.

Geen restricties

De Bok

Jeugdarts KNMG, arts Maatschappij en Gezondheid in opleiding, AJN

Promotie-onderzoek naast specialistenopleiding (betaald, in dienstverband als aios bij SBOH)

Bestuurslid regio-bestuur AJN Jeugdartsen Noord Nederland (onbetaald)

Betreft mijn eigen promotie-onderzoek, het onderwerp is ongerelateerd aan dat van deze richtlijn en commissie

Geen restricties

Doganer

Junior projectmanager/beleidsmedewerker bij Stichting Kind en ZIekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Swinkels

Junior Projectmanager en beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Klankbordgroep

Achternaam klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Berendes – van Dijk

Geen, gepensioneerd

Geen

Geen

Geen restricties

Cobussen – Boekhorst

Verpleegkundig specialist kinderurologie en functionele urologie

Amalia kinderziekenhuis, Radboudumc

Postbus 9101 , 6500 HB Nijmegen

huispost 723

Verzorgen van scholingen en presentaties (betaald of in werktijd) bij diverse groepen en verenigingen.

-lid van Female LUTS werkgroep van de EAU

 

Lid project van Astellas voor eerste lijn over volwassenen met klachten van OAB.

Lid van ICEF (International Clinical Education Forum) van Hollister inc.  (stoma en katheter materiaal)  = betaalde functie

Geen restricties

Janssen

Verpleegkundig specialist (kinder)urologie (betaald) parttime, en functionele urologie radboud UMC Amalia Ziekenhuis

Presentaties voor oa. V&vn urologie (betaald), webinair  Gag spoelingen (betaald via goodlife)

Lid CAB Hollister: adviescommissie stoma en katheter materiaal, betaald

Geen restricties

Van Aalst

Kinderbekkenfysiotherapeut in Radboudumc

Geen

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door Stichting Bekkenbodem4All, Stichting Kind en Ziekenhuis, Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Bedplassen en Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties uit te nodigen voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en was Stichting Kind en Ziekenhuis afgevaardigd in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen (zie per module ook “Waarden en voorkeuren van patiënten”). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Bekkenbodem4All, Stichting Kind en Ziekenhuis, Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Bedplassen en Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Urineonderzoek (urine-incontinentie)

 

Geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor kinderen met functionele urine-incontinentie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVU, 2008) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Stichting Bekkenbodem4All, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en AJN Jeugdartsen Nederland via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder het kopje ‘Onderbouwing’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Beeldvormend en urodynamisch onderzoek UI