Echo urinewegen
Uitgangsvraag
Wat is de aanvullende waarde van echografie voor kinderen met functionele urine-incontinentie?
Aanbeveling
Bepaal echografisch een residu na een uroflowmetrie.
Overweeg echografische metingen van de rectum diameter bij kinderen met functionele urine-incontinentie ter ondersteuning van de invloed van een vol rectum.
Verricht niet routinematig een echografie van de hogere urinewegen bij kinderen met functionele urine-incontinentie.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
In de literatuuranalyse werd onderzocht wat de aanvullende waarde van echografie is voor kinderen met functionele urine-incontinentie. De systematische literatuuranalyse levert geen literatuur op die aan de PICO-criteria voldeed, waardoor de toegevoegde waarde van echografie op basis van deze studie onduidelijk blijft voor kinderen met functionele urine- incontinentie.
Echografie van de blaas:
Echografisch onderzoek om het blaasvolume en residu te bepalen wordt bij kinderen met functionele urine-incontinentie veelvuldig verricht en hoort inmiddels bij het standaard onderzoek na uroflowmetrie. Resultaten zijn betrouwbaar, hebben een prognostische waarde en zijn vergelijkbaar tussen verschillende echografisten. Inter-observer variaties waren 0.91 (0.85-0.95), waarbij >= 0.75 worden beschreven als excellent (Marzuillo, 2020; Beksac 2016; Filqueiras, 2003).
Parameters die als indicatoren worden gebruikt bij echografie van de blaas zijn; blaaswanddikte, blaasvolume, residu bepaling, retrovesicale hoek en de positie van de blaashals. Er zijn verschillende studies verricht bij kinderen met functionele urine- incontinentie waarin echografie werd verricht met vergelijkbare inter-observer resultaten voor blaasvolume en residu na mictie (beiden > 0.90) (Oktay, 2003; Marzuillo, 2020). De inter-observer ratio voor blaaswanddikte was 0.43 (Marzuillo, 2020). Blaaswand hypertrofie kon hiermee gediagnostiseerd worden. De referentie waarden voor blaaswand dikte in kinderen variëren echter erg met de leeftijd en mate van blaasvulling. In een studie van Bright worden de volgende waarden aangehouden; <= 2 mm bij 50% blaasvulling of <= 1.5 mm bij grotere blaasvulling (Bright, 2010). Andere auteurs houden een afkapwaarde aan van 3 mm (voor een volle blaas) en 6 mm (lege blaas) (Gearhart, 2010). Er is dus veel variatie in de afkapwaarden (Müller, 2000)
Bij volwassenen patiënten is ook gekeken naar de correlatie tussen blaaswanddikte en klinische symptomen. Bij vrouwen met overactieve blaas of dysfunctional voiding werd geen verband gevonden tussen blaaswanddikte en mate van klachten. Ook was er geen verschil in blaaswanddikte en diagnose (overactieve blaas of dysfunctional voiding). Er bleek geen aanvullende waarde van deze meting op de uitkomsten van de behandeling. In de richtlijn voor volwassenen met LUTS wordt de meting van blaaswanddikte dan ook niet geadviseerd als routinematig onderzoek. Bij kinderen is het nog onvoldoende duidelijk wat de klinische meerwaarde is.
Marzuillo vergeleek 44 gezonde proefpersonen met 44 kinderen met functionele urine- incontinentie en vond een significante grotere retrovesicale hoek bij kinderen met functionele urine-incontinentie ten opzichte van de gezonde kinderen (134 versus 128, p = 0.013) en een significant lagere positie van de blaashals (11.8 versus 17.2, p < 0.001) (Marzuillo, 2020). De retrovesicale hoek was bij meisjes significant groter dan bij jongens (p< 0.001). In de praktijk is het implementeren van de retrovesicale hoek en positie van de blaashals echter lastig bij gebrek aan afkapwaarden.
Daarnaast is er bij kinderen met functionele urine-incontinentie overdag onderzoek gedaan naar echografie van de blaas om deze non-invasieve methode te gebruiken in plaats van een invasief urodynamisch onderzoek. In een onderzoek met 66 kinderen met bewezen detrusoroveractiviteit op het urodynamisch onderzoek werden de resultaten vergeleken met de bevindingen van een echografisch onderzoek. Bij 66% van deze kinderen was er sprake van een verdikte blaaswand, terwijl dit bij 33% niet het geval was. De auteurs concludeerden dat echografisch onderzoek het urodynamisch onderzoek niet kon vervangen (Kocaoglu, 2011). Blaaswandhypertrofie kwam wel significant vaker voor bij kinderen met een afwijkend urodynamisch onderzoek (overactieve blaas, dysfunctional voiding, infravesical obstruction) (Tangal, 2014; Cvitkovic-Kuzmic, 2002).
Blaasvolume en residu bepaling worden door de werkgroep als een waardevolle aanvulling beschouwd voor het starten van een optimale behandeling bij kinderen met functionele urine-incontinentie. De werkgroep concludeert dat alleen residu meting na mictie een belangrijke aanvulling is in de diagnostiek en behandeling van kinderen met functionele urine-incontinentie. Van andere parameters zoals blaaswanddikte, retrovesicale hoek en blaashals positie is de meerwaarde nog onvoldoende duidelijk gebleken.
Table 1a . Description of studies ultrasound examination in children with functional urinary incontinence; bladder parameters.
Study |
Patient population and number |
Intervention |
Control |
Outcomes |
Results |
Oktay, 2023 |
Pediatric nephrology outpatient clinic with urinary incontinence, Turkey Prospective controlled study, 44 children with daytime urinary incontinence compare with 44 children without urinary incontinence between 5 and 18 years old |
Transabdominal ultrasonography to evaluate retrovesical angulation (RVA) and bladder neck position (BNP). |
Dysfunctional voiding symptom score |
RVA and BNP between the two groups. Intra-rater agreement.
|
Population N=88
-RVA was significant greater in the patient group versus control group. RVA 134,3 vs 127,9 (p=0.013) -BNP was significantly lower in the patient versus control group. BNP 11,8 vs 17,2 (<0.001)
In the total group girls had a significant greater RVA than boys (p<0.001) No differences in sexes in BNP values
Intra-rater agreement was very strong for RVA (p<0.001, r = 0.897) and for BNP (p<0.001, r = 0.774)
|
Marzuillo, 2020 |
60 children aged 7.3 +- 1.1 y with urinary incontinence, prospective study, Italy
|
Bladder ultrasound measurements. |
- |
Intra-observer differences |
Population N=60 total
Inter-observer ICCs (intraclass correlations) for bladder volume and voiding residual volume were 0.91 for both Inter-observer ICCs for bladder wall thickness was satisfactory 0.43, with a minimum detectable difference of 2mm
The observed values for intra-observer analysis showed an excellent agreement between bladder volume, residual volume and bladder wall thickness performed by each of the sonographers (ICC>= 0.90)
|
Beksac, 2016 |
240 children (5-14y) with lower urinary tract dysfunction (LUTD). Paediatric urology outpatient clinic USA.
|
Trans abdominal ultrasound |
Uroflowmetry, post-voiding residual volume, dysfunctional voiding and incontinence symptom scale (DVISS) |
Predictive function of non-invasive diagnostic tests for the response to treatment |
Population N=240 total
Post-voiding residual volume assessment was the only test to have prognostic value
|
Tangal, 2014 |
324 patients. Dysfunctional voiding and healthy children (5-10 years of age). Turkey |
Bladder wall thickness measurement by ultrasonography. |
Patients with dysfunctional voiding versus healthy children. |
The role of full/empty bladder wall thickness ratio in the diagnosis of dysfunctional voiding |
Population N=324 total
Full/empty bladder wall thickness ratios were higher in dysfunctional voiding patients compared with healthy children (p=0.02)
Anterior F/E BWT rates: cutoff value of 0.324 (sensitivity 66%, specificity 79%)
Posterior F/EBWT rates: cutoff value 0.295 (sensitivity 83%, specificity 64%)
|
Kocaoglu, 2011 |
66 paediatric patients with dysfunctional voiding, Turkey |
Ultrasound for bladder wall thickness |
Urodynamic studies |
The role of sonographic measurements in children with dysfunctional voiding |
Population N=66 detected with unstable detrusor contractions by urodynamic study
N=22 (33%) Bladder wall is thin N=44 (66%) Bladder wall is thick
BWT can not diagnose lower urinary system dysfunction and can not displace urodynamic studies |
Ichim, 2011 |
55 patients with dysfunctional voiding (mean age 9 yr), Romania |
Renourinary ultrasound and voiding cystourethrography and cystometry |
|
Validate imaging criteria for dysfunctional voiding in children |
Population N=55 Symptoms: 78,3% urgency 81,8% increased frequency 76,3% daytime urinary incontinence
Ultrasound scans detected: Reduced bladder capacity in 65,5% patients
Voiding cystourethrography detected: 58,2% bladder trabeculation 63,6% Spinning top urethra
Cystometric recordings detected: 70,9% overactive bladder
|
Bright, 2010 |
Review article |
Ultrasound estimated bladder weight and measurement of bladder wall thickness |
|
Useful non-invasive methods for assessing the lower urinary tract? |
Despite fundamental differences in the literature to date, BWT/DWT and UEBW meassurements have proven effective in detecting bladder wall hypertrophy in certain conditions of lower urinary tract dysfunction |
Cvitkovic-Kuzmic, 2002 |
139 children with non-neuropathic bladder/sphincter dysfunction, Croatia |
Ultrasonography |
Urodynamic study |
To measure detrusor muscle thickness |
Statistically significant difference (p< 0.001)in mean detrusor thickness between children with normal urodynamics and children with non-neuropathic bladder/sphincter dysfunction.
No cut-off value could be used because of overlap of measured values |
Muller, 2000 |
38 children 0,2-13,7 years old |
Ultrasonography |
|
Standardize detrusor muscle thickness in children |
The thickness of the ventral walls was 0.4 to 2.9 mm (median 09mm). The thickness of the dorsal wall was 0.4 to 2.8mm (median 1.1mm). Intra- and interobserver variability of measurements was 0.2mm. |
Echografie van de bekkenbodem:
Onderzoek van de bekkenbodem met echografie toonde bij gezonde kinderen een meetbaar, maar sterk variabel beeld van bekkenbodemcontracties (Bower, 2006). Godbole publiceerde referentiewaarden voor gezonde kinderen (Godbole, 2013). In een groep van 100 gezonde kinderen tussen 4-17 jaar vonden zij de volgende waarden; 0.1-0.4 cm range in beweging van de bekkenbodem ≤11 jaar en 0.2-1.2 cm ≥ 12 jaar. Er zijn echter geen verdere onderzoeken beschikbaar over het gebruik van echografie bij kinderen met functionele urine-incontinentie.
Echografie van de bekkenbodem kan therapeutisch ingezet worden als een vorm van biofeedback om kinderen te leren om de bekkenbodem aan te spannen en te relaxeren (De Jong, 2007; Bower 2006 ).
Echografisch onderzoek van de bekkenbodem blijkt bij volwassenen een meer valide methode dan palpatie voor de beoordeling van bekkenbodemcontracties en kan derhalve van aanvullende waarde zijn als diagnosticum en bij biofeedback behandeling (Kari, 2003; Sherburn, 2005). Ook 2D en 3D echografie bij volwassen vrouwen met stressincontinentie is een betrouwbare methode om de morfologie en structuur van de bekkenbodem in beeld te krijgen (Zhuo, 2023). De meerwaarde van de echografie op de uitkomsten van behandeling vervolgens is echter nog onvoldoende bewezen en wordt ook nog niet aanbevolen als routinematig onderzoek.
De werkgroep is van mening dat meerwaarde van echografie van de bekkenbodem voor diagnose en/ of behandeling van kinderen met functionele urine-incontinentie nog onvoldoende duidelijk is en er meer onderzoek nodig is.
Table 1b . Description of studies ultrasound examination in children with dysfunctional voiding; Pelvic floor movements.
Study |
Patient population and number |
Intervention |
Control |
Outcomes |
Results |
Godbole, 2013 |
100 children healthy (5-17 y), prospective study, United Kingdom |
Pelvic floor movement measurement by ultrasonography; (probe was placed midsagittal plane suprabubically, levator plate movements were measured). |
|
|
Normal reference range for the measured variables:
N=59 children: 4-11 years; 95% normal reference range:
n=33 children:12-17 years; 95% normal reference range:
significant coorelation between pelvic floor movement and endurance (r=0,39, p=0,001)
|
De Jong, 2007 |
65 children with dysfunctional voiding and paradoxical movement of the pelvic floor |
Perineal dynamic ultrasound investigation and biofeedbacktraining |
40 Healthy controls |
|
In 13 of the 65 patients, the diagnosis could not be confirmed by the physical therapists. At 6 to 10 months after training, 50 of the 52 other patients had normal voluntary pelvic floor muscle control. Of the 40 control patients, 39 had normal pelvic floor control. |
Bower, 2006 |
21 healthy children, Australia |
Transabdominal ultrasound for pelvic floor muscle activity |
|
|
Highly variable results |
Echografie van het rectum:
Echografisch onderzoek van het rectum, is een niet-invasieve methode die kan worden gebruikt om de aanwezigheid van een grote hoeveelheid ontlasting en uitzetting van de endeldarm te meten, vergelijkbaar met de informatie verkregen via rectaal toucher. Dit kan nuttig zijn bij het stellen van de diagnose functionele obstipatie in kinderen met functionele urine-incontinentie.
Bij kinderen met functionele urine-incontinentie is bekend dat klachten kunnen worden beïnvloed door de aanwezigheid van obstipatie. Echografisch onderzoek van de diameter van het rectum bij kinderen met chronische idiopathische obstipatie heeft aangetoond dat symptomen van obstipatie significant gecorreleerd zijn aan de diameter van het rectum (> 3cm, bij kinderen ouder dan 4 jaar) (Hamdy, 2023).
Onderzoek bij kinderen met functionele urine-incontinentie heeft tot dusver geen associatie of correlatie aangetoond tussen een rectumdiameter van meer dan 3 cm en een toename van urologische klachten (De Abreu, 2020; Jansson, 2018; Mason 2015).
Wel hebben kinderen met dysfunctional voiding en anamnestisch een defecatie patroon passend bij obstipatie vaker een toegenomen rectum diameter en vaker fecale incontinentie (Klijn, 2004; De Abreu, 2020). Burgers toonde aan dat bij ongeveer 70% van de kinderen met functionele urine-incontinentie en obstipatie, uitzetting van het rectum een significant, maar onvoorspelbaar effect had op de blaascapaciteit, gevoel van aandrang en overactiviteit (Burgers, 2013).
De werkgroep stelt voor dat echografie van het rectum nuttig kan zijn om de invloed van een vol rectum op de blaas te beoordelen. Dit kan aanvullend worden gebruikt in combinatie met de ROME 4-criteria en de behandeling van obstipatie bij kinderen met functionele urine-incontinentie.
Table 2 . Description of studies ultrasound examination in children with functional urinary incontinence; rectum diameter
Study |
Patient population and number |
Intervention |
Control |
Outcomes |
Results |
De Abreu, 2020 |
Multidisciplinary outpatients clinic for urinary disorders. 4-17 years old children/adolescents with LUTS with or without functional constipation (n=107) . Between June 2016 and November 2018. Brazil. |
Transabdominal ultrasonography to evaluate the bladder and measure rectal diameter |
Dysfunctional voiding symptom score and functional constipation using Rome IV criteria |
Bladder capacity before voiding, post void residual urine, bladder wall thickness, first volume voided after ultrosonografy. Enlarged rectum transverse diameter >= 3cm. |
Population N=107 -n=72 (67,3%) constipation was diagnosed according to Rome IV criteria - n=90 (84,1%) Lower urinary tract dysfunction - n=72 (67,3%) lower urinary tract dysfunction was associated with functional constipation. - n=51 (47,7%) rectal diameter was increased
Associations and correlations: There was no association between rectal diameter >=3cm and urinary urgency, enuresis, increased daytime voiding frequency, nocturia, daytime incontinence, constipation, severe LUTS or bladder and bowel dysfunction (p>0,005 In all cases)
Increased rectal diameter was associated faecal incontinence (>= 1 /week) (p=0,02)
No correlation between rectal diameter and: -dysfunctional voiding symptom score (rs = 0,00) -bladder capacity (rs=0,01) -Post void residual urine (rs=0,05) -Bladder wall thickness (rs=0,00) -first volume after ultrasonography (rs =0,06) p>0.05 in all casus
|
Jansson, 2018 |
74 children with therapy resistant enuresis, tertiary care pediatric outpatient ward Sweden. Retrospective analysis
|
Rectal diameter measurement by ultrasonography. |
48-h voiding diary |
Rectum diameter >=3cm |
Population N=74 total N=35 with rectal dilatation
No significant differences in voiding chart parameters with normal versus dilatated rectum diameter. (p.>0.05)
Boys were more likely to have rectal dilatation than girls (p=0.02)
|
Mason, 2015 |
Paediatric urology outpatient clinic USA. 272 patients, median age 8.2 y Retrospective reviewed beginning in June 2013 |
Trans abdominal ultrasound |
Bowel bladder dysfunctional questionnaire |
Ultrasound scoring tool (published in 2008) in correlation with constipation symptoms |
Population: N=272 -patients diagnosed with bladder dysfunction or incontinence (41%)
Linear regression analysis showed no correlation of US score with symptom scores of constipation. |
Burgers 2013 |
84 children (54 boys) with a median (p25–p75) age of 9.0 years (6.4–11), with urological problems, scheduled for urological surgical procedure |
Trans abdominal ultrasound |
Bowel bladder dysfunctional questionnaire, Rome III criteria |
The state of rectal filling, measured by ultrasound (US) or rectal examination (RE),as predictor of the presence of a faecal mass in the rectum. |
NI 84 children with urological issues, rectal masses were detected in 32% via transabdominal ultrasound and in 41% via digital rectal examination, with 82.5% agreement between the tests (Cohen’s kappa 0.62, 95% CI 0.45–0.79). The median rectum diameter was 3.3 cm (IQR 2.8–3.9) when full, 2.5 cm (IQR 1.8–2.8) when half-filled, and 2.0 cm (IQR 1.5–2.2) when empty. . |
Klijn, 2004 |
Patients with dysfunctional voiding. 49 children. |
Rectal diameter measurement by ultrasonography. |
Defecation pattern |
Rectum diameter in correlation with constipation or normal defecation pattern |
Total population: N=49 Group 1 with constipation: n=23 Group 2 with normal defecation pattern n=26
Group 1 mean rectum diameter of 4.9cm Group 2 mean rectum diameter of 2,1cm
Rectum diameter significantly larger in group 1; (p<0.001)
|
Echografie van de hogere urinewegen:
Functionele urine-incontinentie bij kinderen kan secundair veroorzaakt worden door urologische anatomische afwijkingen. Met name symptomatische urineweginfecties, continue druppel incontinentie in de anamnese of een andere urologische voorgeschiedenis zijn belangrijke aanwijzingen voor mogelijke anatomische afwijkingen. In zulke gevallen kan een echografie van de nieren overwogen worden als een weinig belastend additioneel onderzoek voor meer duidelijkheid. Bij kinderen met functionele urine-incontinentie zonder urineweginfecties, de mogelijkheid om urine 30 minuten op te houden zonder urine verlies (kookwekkertest) en een blanco urologische voorgeschiedenis is de kans op afwijkingen bij dit onderzoek erg laag. Daarom wordt een echografisch onderzoek van de nieren bij kinderen met functionele urine-incontinentie als ‘screening’ beschouwd en niet geadviseerd als routinematig onderzoek (ICCS-richtlijn; Hoebeke, 2010).
Conclusie
Echografie kan wel worden gezien als een nuttige aanvulling in de diagnose en behandeling van functionele urine-incontinentie bij kinderen. Het is niet invasief, kent geen schadelijke neven effecten, is weinig belastend en snel en makkelijk uit te voeren. Echografisch onderzoek voor residu bepaling na mictie en ook diameter van het rectum wordt bij kinderen met functionele urine-incontinentie veelvuldig verricht en hoort veelal bij het standaard onderzoek.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
In de literatuur is weinig bekend ten aanzien van de participatie van patiënten en hun verzorgers. In de praktijk ervaren veel patiënten en/of verzorgers echografie als weinig belastend, wel kan dit per individu verschillen. Het is belangrijk om kind en gezin voor te bereiden op het onderzoek, zodat zij begrijpen wat er gaat gebeuren. Voor kinderen, ouders en/of verzorgers kan echografie meer inzicht geven in de functie en dysfunctie van de lagere urinewegen en de darm tijdens de initiële diagnose en follow-up. Dit laatste kan helpend zijn in het succes van de behandeling. Ook omdat kind en gezin actief worden betrokken in het proces en er begrijpelijke communicatie plaatsvindt over de resultaten.
Kosten (middelenbeslag)
Het verrichten van een blaasvolumemeting, rectummeting en residu bepaling is in de meeste klinieken en bij veel fysiotherapiepraktijken een standaard in de diagnostiek en behandeling. Hiervoor is echografie-apparatuur of een bladderscan vereist. De benodigde investeringen kunnen een belemmering vormen. De werkgroep ziet echter geen andere obstakels voor de implementatie.
Een bladder scan is meestal goedkoper dan een echografie apparaat, echter kan men met een bladder scan geen rectum diameter metingen verrichten. Er zijn verschillende studies die de betrouwbaarheid van het meten van blaasvolumes tussen bladderscan en echografie hebben vergeleken. Een studie van de Gennaro toont aan dat een bladderscan bij schoolkinderen van 7 jaar en ouder met functionele urine-incontinentie betrouwbaar blaasvolume kan meten in vergelijking met echografie (r=0.97) (De Gennaro, 2006). Bij jongere kinderen is de betrouwbaarheid minder. Rowe toonde een goede correlatie aan tussen de gemeten blaasvolumes met de Bladderscan BVI 9400 en catheter volume bij 50 kinderen (Rowe, 2014). Daarentegen toonde de studie van Beckers een mean bias tussen de metingen binnen de 10%, echter met een zeer grote spreiding van de gemeten blaasvolumes tussen de bladderscan BVI 6200 and conventional ultrasound (Beckers, 2013).
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er is geen onderzoek verricht naar de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van de interventie; over het algemeen wordt echografie bij kinderen met functionele urine- incontinentie haalbaar geacht. Een echografie dient verricht te worden door iemand met expertise.
Voorafgaand aan het onderzoek worden kind, ouders en/of verzorgers geïnformeerd over het onderzoek zodat ze voorbereid zijn en eventuele vragen ook besproken kunnen worden. Voor kind, ouders en/ of verzorgers kan het onderzoek inzicht geven in de functie en dysfunctie van de lagere urinewegen en de darm gedurende de initiële diagnose en of follow-up. Dit laatste kan helpend zijn in het succes van de behandeling. Uit ervaring blijkt dat het onderzoek door de meeste patiënten en/of verzorgers niet als belastend wordt ervaren.
Onderbouwing
Achtergrond
Ultrasound of the urinary tract is particularly valuable for various assessments. It can be a valuable and patient friendly additive to physical examination in children with functional urinary incontinence. It can be used to measure pre-void and post-void scans to evaluate bladder emptying, it can detect bladder abnormalities such as a thickened bladder wall, diverticula, urinary sediment, and an abnormal bladder neck. It can also measure rectal diameter, where a measurement greater than 3 cm suggests constipation.
Real-time ultrasound, performed either transabdominally or transperineally, is a valuable tool for assessing pelvic floor function. It allows visualization of bladder neck movement during contractions and pelvic floor relaxation.
This non-invasive technique can provide insight into both the active and passive states of the pelvic floor muscles, aiding in diagnosis and treatment planning
Furthermore, ultrasound is valuable for detecting potential upper tract anomalies enabling a comprehensive assessment of both the structure and function of the urinary system.
While renal and upper urinary tract ultrasounds are not routinely used in children with functional urinary incontinence, it may be considered in children where anatomic abnormalities are suspected. This includes children with recurrent urinary tract infections and dribbling incontinence to rule out conditions such as a duplex system, hydronephrosis, or an ectopic ureter.
Samenvatting literatuur
A systematic literature search was conducted but did not yield any hits that met the selection criteria. No studies compared ultrasound with no ultrasound in children with functional urinary incontinence. Since the studies did not meet the inclusion criteria of the search question, no GRADE-assessment was performed, and no evidence tables or risk of bias tables were constructed.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the additional value of ultrasound for children with functional urinary incontinence?
P: | Children with functional urinary-incontinence |
I: | Ultrasound bladder/rectum, ultrasound kidneys, ultrasound pelvic floor |
C: |
No ultrasound (for pelvic floor ultrasound – visual/palpatory assessment of the pelvic floor) |
O: |
Effect of treatment (subjective improvement, objective improvement including improvement of uroflowmetry values with residual determination), diagnostic accuracy and subsequent effect on treatment |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered effect of treatment and diagnostic accuracy as a critical outcome measures for decision making.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2000 until 28th July, 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 313 hits.
Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review (searched in at least two databases, and detailed search strategy, risk of bias assessment and results of individual studies available), randomized controlled trial, or observational studies comparing ultrasound (of bladder/rectum, kidneys or pelvic floor) with no ultrasound;
- Children with functional urinary incontinence between 5 and 18 years;
- Full-text English language publication; and
- Studies according to PICO.
Twenty-six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, twenty-six studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.
Results
None of the studies resulting from the literature search were included in the literature analysis and hence no evidence tables or risk of bias tables were constructed.
Referenties
- 1 - Beckers GM, van der Horst HJ, Frantzen J, Heymans MW. The BladderScan BVI 6200® is not accurate enough for use in a bladder retraining program. J Pediatr Urol. 2013 Dec;9(6 Pt A):904-9. doi: 10.1016/j.jpurol.2012.12.013. Epub 2013 Jan 29. PMID: 23375614.
- 2 - Beksac AT, Koni A, Bozacı AC, Dogan HS, Tekgul S. Postvoidal residual urine is the most significant non-invasive diagnostic test to predict the treatment outcome in children with non-neurogenic lower urinary tract dysfunction. J Pediatr Urol. 2016 Aug;12(4):215.e1-8. doi: 10.1016/j.jpurol.2016.04.011. Epub 2016 May 12. PMID: 27233211.
- 3 - Bø K. Pelvic floor muscle strength and response to pelvic floor muscle training for stress urinary incontinence. Neurourol Urodyn. 2003;22(7):654-8. doi: 10.1002/nau.10153. PMID: 14595609.
- 4 - Bower WF, Chase JW, Stillman BC. Normative pelvic floor parameters in children assessed by transabdominal ultrasound. J Urol. 2006 Jul;176(1):337-41. doi: 10.1016/S0022-5347(06)00304-1. PMID: 16753438.
- 5 - Bright E, Oelke M, Tubaro A, Abrams P. Ultrasound estimated bladder weight and measurement of bladder wall thickness--useful noninvasive methods for assessing the lower urinary tract? J Urol. 2010 Nov;184(5):1847-54. doi: 10.1016/j.juro.2010.06.006. Epub 2010 Sep 17. PMID: 20846683.
- 6 - Burgers R, de Jong TP, Benninga MA. Rectal examination in children: digital versus transabdominal ultrasound. J Urol. (2013) 190:667–72. 10.1016/j.juro.2013.02.3201
- 7 - Cvitković-Kuzmić A, Brkljacić B, Ivanković D, Grga A. Ultrasound assessment of detrusor muscle thickness in children with non-neuropathic bladder/sphincter dysfunction. Eur Urol. 2002 Feb;41(2):214-8; discussion 218-9. doi: 10.1016/s0302-2838(01)00023-9. PMID: 12074411.
- 8 - de Abreu GE, de Souza LA, Dourado ER, Schimitz AP, Veiga ML, Barroso U Jr. Role of transverse diameter of the rectum in lower urinary tract symptoms and functional constipation in children and adolescents. J Paediatr Child Health. 2021 Jan;57(1):121-125. doi: 10.1111/jpc.15155. Epub 2020 Sep 15. PMID: 32932552.
- 9 - De Gennaro M, Capitanucci ML, Di Ciommo V, Adorisio O, Mosiello G, Orazi C, Tubaro A. Reliability of bladder volume measurement with BladderScan in paediatric patients. Scand J Urol Nephrol. 2006;40(5):370-5. doi: 10.1080/00365590600679137. PMID: 17060082.
- 10 - de Jong TP, Klijn AJ, Vijverberg MA, de Kort LM, van Empelen R, Schoenmakers MA. Effect of biofeedback training on paradoxical pelvic floor movement in children with dysfunctional voiding. Urology. 2007 Oct;70(4):790-3. doi: 10.1016/j.urology.2007.05.005. PMID: 17991561.
- 11 - Filgueiras MF, Lima EM, Sanchez TM, Goulart EM, Menezes AC, Pires CR. Bladder dysfunction: diagnosis with dynamic US. Radiology. 2003 May;227(2):340-4. doi: 10.1148/radiol.2272011872. Epub 2003 Apr 3. PMID: 12676967.
- 12 - Gearhart JP, Rink RC, Garrett RA, Mouriquand PDE. Pediatric Urology. Elsevier Inc., 2010. doi: 10.1016/B978-1-4160-3204-5.X0001-1
- 13 - Godbole P, Raghavan A, Searles J, Roberts J, Walters SJ. Dynamic pelvic floor ultrasound for lower urinary tract symptoms in children--initial report on normative values. J Pediatr Urol. 2013 Dec;9(6 Pt A):950-4. doi: 10.1016/j.jpurol.2013.01.009. Epub 2013 Mar 1. PMID: 23466045.
- 14 - Hamdy AM, Sakr HM, Boules IS, Awad YMM. The role of rectal ultrasound in children with functional constipation. J Paediatr Child Health. 2023 Mar;59(3):533-536. doi: 10.1111/jpc.16344. Epub 2023 Jan 30. PMID: 36718568.
- 15 - Hoebeke P, Bower W, Combs A, De Jong T, Yang S. Diagnostic evaluation of children with daytime incontinence. J Urol. 2010 Feb;183(2):699-703. doi: 10.1016/j.juro.2009.10.038. Epub 2009 Dec 21. PMID: 20022025.
- 16 - Ichim G, Fufezan O, Farcău M, Asăvoaie C, Pop D, Staticescu S, Nanulescu MV. Clinical, imaging and cystometric findings of voiding dysfunction in children. Med Ultrason. 2011 Dec;13(4):277-82. PMID: 22132399.
- 17 - Jansson E, Nevéus T. Rectal diameter assessment in enuretic children-exploring the association between constipation and bladder function. Ups J Med Sci. 2018 Sep;123(3):179-182. doi: 10.1080/03009734.2018.1488778. Epub 2018 Sep 4. PMID: 30176757; PMCID: PMC6198225.
- 18 - Klijn AJ, Asselman M, Vijverberg MA, Dik P, de Jong TP. The diameter of the rectum on ultrasonography as a diagnostic tool for constipation in children with dysfunctional voiding. J Urol. 2004 Nov;172(5 Pt 1):1986-8. doi: 10.1097/01.ju.0000142686.09532.46. PMID: 15540772.
- 19 - Kocaoğlu N, Adaletli İ, Kurugoglu S, Emir H, Canpolat N. A comparison of urodynamic studies in children with lower urinary system dysfunction. Turk Arch Pediatr 2011; 46: 241-245.
- 20 - Marzuillo P, Guarino S, Capalbo D, Acierno S, Menale F, Prisco A, Arianna V, La Manna A, Miraglia Del Giudice E. Interrater reliability of bladder ultrasound measurements in children. J Pediatr Urol. 2020 Apr;16(2):219.e1-219.e7. doi: 10.1016/j.jpurol.2019.12.015. Epub 2019 Dec 31. PMID: 31980386.
- 21 - Mason MD, Ching CB, Clayton DB, Thomas JC, Pope JC 4th, Adams MC, Brock JW 3rd, Tanaka ST. Diagnosis of constipation does not correlate with trans-abdominal ultrasound of rectal distention. J Pediatr Urol. 2015 Jun;11(3):146.e1-4. doi: 10.1016/j.jpurol.2015.01.017. Epub 2015 Mar 12. PMID: 25837707.
- 22 - Müller L, Bergström T, Hellström M, Svensson E, Jacobsson B. Standardized ultrasound method for assessing detrusor muscle thickness in children. J Urol. 2000 Jul;164(1):134-8. PMID: 10840446.
- 23 - Oktay C, Işık G. Role of Transabdominal Ultrasonography in the Evaluation of Pediatric Patients With Daytime Wetting: A Single-Center Pilot Study. J Ultrasound Med. 2023 Jun;42(6):1327-1332. doi: 10.1002/jum.16148. Epub 2022 Dec 7. PMID: 36478362.
- 24 - Rowe J, Price N, Upadhyay V. Evaluation of the BladderScan(®) in estimating bladder volume in paediatric patients. J Pediatr Urol. 2014 Feb;10(1):98-102. doi: 10.1016/j.jpurol.2013.06.012. Epub 2013 Jul 30. PMID: 23911243.
- 25 - Sherburn M, Murphy CA, Carroll S, Allen TJ, Galea MP. Investigation of transabdominal real-time ultrasound to visualise the muscles of the pelvic floor. Aust J Physiother. 2005;51(3):167-70. doi: 10.1016/s0004-9514(05)70023-4. PMID: 16137242.
- 26 - Tangal S, Gökçe Mİ, Özayar A, Gülpınar B, Haliloğlu AH, Burgu B, Özdiler E. Evaluation of a new ultrasound measurement tool for the diagnosis of dysfunctional voiding in pediatric population: full/empty bladder wall thickness ratio. Urology. 2014 Jun;83(6):1369-72. doi: 10.1016/j.urology.2013.12.036. Epub 2014 Mar 15. PMID: 24642076.
- 27 - Zhuo Z, Ye Z, Zhang J, Yu H. Correlation between three-dimensional transperineal ultrasound and pelvic floor electromyography in women with stress urinary incontinence. Ginekol Pol. 2023;94(1):25-32. doi: 10.5603/GP.a2022.0117. PMID: 36748320.
Evidence tabellen
Evidence tables
No studies included.
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Beksac AT, Koni A, Bozacı AC, Dogan HS, Tekgul S. Postvoidal residual urine is the most significant non-invasive diagnostic test to predict the treatment outcome in children with non-neurogenic lower urinary tract dysfunction. J Pediatr Urol. 2016 Aug;12(4):215.e1-8. doi: 10.1016/j.jpurol.2016.04.011. Epub 2016 May 12. PMID: 27233211. |
No comparison: all children had ultrasound |
Bower WF, Chase JW, Stillman BC. Normative pelvic floor parameters in children assessed by transabdominal ultrasound. J Urol. 2006 Jul;176(1):337-41. doi: 10.1016/S0022-5347(06)00304-1. PMID: 16753438. |
Wrong population: free of bladder disorders |
Bright E, Oelke M, Tubaro A, Abrams P. Ultrasound estimated bladder weight and measurement of bladder wall thickness--useful noninvasive methods for assessing the lower urinary tract? J Urol. 2010 Nov;184(5):1847-54. doi: 10.1016/j.juro.2010.06.006. Epub 2010 Sep 17. PMID: 20846683. |
Wrong study design: narrative review |
Cvitković-Kuzmić A, Brkljacić B, Ivanković D, Grga A. Ultrasound assessment of detrusor muscle thickness in children with non-neuropathic bladder/sphincter dysfunction. Eur Urol. 2002 Feb;41(2):214-8; discussion 218-9. doi: 10.1016/s0302-2838(01)00023-9. PMID: 12074411. |
No comparison: all children had ultrasonography |
de Abreu GE, de Souza LA, Dourado ER, Schimitz AP, Veiga ML, Barroso U Jr. Role of transverse diameter of the rectum in lower urinary tract symptoms and functional constipation in children and adolescents. J Paediatr Child Health. 2021 Jan;57(1):121-125. doi: 10.1111/jpc.15155. Epub 2020 Sep 15. PMID: 32932552. |
No comparison: all children had ultrasound |
de Wall LL, Nieuwhof-Leppink AJ, van de Wetering EHM, Leijn E, Trompetter M, de Kort LMO, Feitz WF, Schappin R. Study protocol for a parallel-group randomized controlled multi-center trial evaluating the additional effect of continuous ultrasound bladder monitoring in urotherapy for children with functional daytime urinary incontinence (SENS-U trial). Trials. 2022 Aug 13;23(1):648. doi: 10.1186/s13063-022-06600-6. PMID: 35964045; PMCID: PMC9375366. |
Wrong study design: protocol |
Dogan HS, Akpinar B, Gurocak S, Akata D, Bakkaloglu M, Tekgul S. Non-invasive evaluation of voiding function in asymptomatic primary school children. Pediatr Nephrol. 2008 Jul;23(7):1115-22. doi: 10.1007/s00467-008-0776-3. Epub 2008 Mar 12. PMID: 18335255. |
No comparison: all children had ultrasound |
Filgueiras MF, Lima EM, Sanchez TM, Goulart EM, Menezes AC, Pires CR. Bladder dysfunction: diagnosis with dynamic US. Radiology. 2003 May;227(2):340-4. doi: 10.1148/radiol.2272011872. Epub 2003 Apr 3. PMID: 12676967. |
Wrong comparison: ultrasonography versus urodynamic study |
Fuyama M, Ikeda H, Oyake C, Onuki Y, Watanabe T, Isoyama K. Clinical features of, and association of bladder ultrasound and uroflowmetry with, overactive bladder recovery period in children. Pediatr Int. 2018 Jun;60(6):569-575. doi: 10.1111/ped.13577. PMID: 29654627. |
No comparison: all children had abdominal ultrasound examinations at initial presentation |
Godbole P, Raghavan A, Searles J, Roberts J, Walters SJ. Dynamic pelvic floor ultrasound for lower urinary tract symptoms in children--initial report on normative values. J Pediatr Urol. 2013 Dec;9(6 Pt A):950-4. doi: 10.1016/j.jpurol.2013.01.009. Epub 2013 Mar 1. PMID: 23466045. |
Wrong population: no symptoms of voiding dysfunction |
Huseynov A, Telli O, Haciyev P, Okutucu TM, Akinci A, Ozkidik M, Erguder I, Fitoz S, Burgu B, Soygur T. Could urinary nerve growth factor and bladder wall thickness predict the treatment outcome of children with overactive bladder? Int Braz J Urol. 2022 May-Jun;48(3):553-560. doi: 10.1590/S1677-5538.IBJU.2021.0790. PMID: 35373950; PMCID: PMC9060163. |
No comparison: all children had ultrasonography |
Hooman N, Hallaji F, Mostafavi SH, Mohsenifar S, Otukesh H, Moradi-Lakeh M. Correlation between Lower Urinary Tract Scoring System, Behavior Check List, and Bladder Sonography in Children with Lower Urinary Tract Symptoms. Korean J Urol. 2011 Mar;52(3):210-5. doi: 10.4111/kju.2011.52.3.210. Epub 2011 Mar 18. PMID: 21461287; PMCID: PMC3065135. |
Wrong comparison: PLUTSS versus CBCL and bladder volume wall index |
Ichim G, Fufezan O, Farcău M, Asăvoaie C, Pop D, Staticescu S, Nanulescu MV. Clinical, imaging and cystometric findings of voiding dysfunction in children. Med Ultrason. 2011 Dec;13(4):277-82. PMID: 22132399. |
No comparison: all children had imaging techniques |
Jansson E, Nevéus T. Rectal diameter assessment in enuretic children-exploring the association between constipation and bladder function. Ups J Med Sci. 2018 Sep;123(3):179-182. doi: 10.1080/03009734.2018.1488778. Epub 2018 Sep 4. PMID: 30176757; PMCID: PMC6198225. |
No comparison: all children had ultrasound |
Klijn AJ, Asselman M, Vijverberg MA, Dik P, de Jong TP. The diameter of the rectum on ultrasonography as a diagnostic tool for constipation in children with dysfunctional voiding. J Urol. 2004 Nov;172(5 Pt 1):1986-8. doi: 10.1097/01.ju.0000142686.09532.46. PMID: 15540772. |
No comparison: all children had ultrasound |
Kocaoğlu N, Adaletli İ, Kurugoglu S, Emir H, Canpolat N. A comparison of urodynamic studies in children with lower urinary system dysfunction. Turk Arch Pediatr 2011; 46: 241-245 |
No comparison: all children had ultrasonography |
Marzuillo P, Guarino S, Capalbo D, Acierno S, Menale F, Prisco A, Arianna V, La Manna A, Miraglia Del Giudice E. Interrater reliability of bladder ultrasound measurements in children. J Pediatr Urol. 2020 Apr;16(2):219.e1-219.e7. doi: 10.1016/j.jpurol.2019.12.015. Epub 2019 Dec 31. PMID: 31980386. |
No comparison: all children had ultrasound |
Mason MD, Ching CB, Clayton DB, Thomas JC, Pope JC 4th, Adams MC, Brock JW 3rd, Tanaka ST. Diagnosis of constipation does not correlate with trans-abdominal ultrasound of rectal distention. J Pediatr Urol. 2015 Jun;11(3):146.e1-4. doi: 10.1016/j.jpurol.2015.01.017. Epub 2015 Mar 12. PMID: 25837707. |
No comparison: all children had ultrasound |
Mostafavi SH, Hooman N, Hallaji F, Emami M, Aghelnezhad R, Moradi-Lakeh M, Otukesh H. The correlation between bladder volume wall index and the pattern of uroflowmetry/external sphincter electromyography in children with lower urinary tract malfunction. J Pediatr Urol. 2012 Aug;8(4):367-74. doi: 10.1016/j.jpurol.2011.07.009. Epub 2011 Aug 5. PMID: 21820964. |
No comparison: all children had kidney and bladder sonography |
Oelke M. International Consultation on Incontinence-Research Society (ICI-RS) report on non-invasive urodynamics: the need of standardization of ultrasound bladder and detrusor wall thickness measurements to quantify bladder wall hypertrophy. Neurourol Urodyn. 2010 Apr;29(4):634-9. doi: 10.1002/nau.20834. PMID: 20432327. |
Wrong study design: report |
Oktay C, Işık G. Role of Transabdominal Ultrasonography in the Evaluation of Pediatric Patients With Daytime Wetting: A Single-Center Pilot Study. J Ultrasound Med. 2023 Jun;42(6):1327-1332. doi: 10.1002/jum.16148. Epub 2022 Dec 7. PMID: 36478362. |
No comparison: all children had ultrasound |
Tafuro L, Montaldo P, Iervolino LR, Cioce F, del Gado R. Ultrasonographic bladder measurements can replace urodynamic study for the diagnosis of non-monosymptomatic nocturnal enuresis. BJU Int. 2010 Jan;105(1):108-11. doi: 10.1111/j.1464-410X.2009.08735.x. Epub 2009 Jul 6. PMID: 19583728. |
Wrong population: children with non-monosymtomatic nocturnal enuresis |
Tangal S, Gökçe Mİ, Özayar A, Gülpınar B, Haliloğlu AH, Burgu B, Özdiler E. Evaluation of a new ultrasound measurement tool for the diagnosis of dysfunctional voiding in pediatric population: full/empty bladder wall thickness ratio. Urology. 2014 Jun;83(6):1369-72. doi: 10.1016/j.urology.2013.12.036. Epub 2014 Mar 15. PMID: 24642076. |
No comparison: all children had ultrasound |
Van Leuteren PG, De Vries BA, de Joode-Smink GC, Ten Haken B, De Jong TP, Dik P. URIKA, continuous ultrasound monitoring for the detection of a full bladder in children with dysfunctional voiding: a feasibility study. Biomedical Physics & Engineering Express. 2017 Feb 6;3(1):017005. |
No comparison: all children had ultrasonography |
van Leuteren PG, Nieuwhof-Leppink AJ, Dik P. SENS-U: clinical evaluation of a full-bladder notification - a pilot study. J Pediatr Urol. 2019 Aug;15(4):381.e1-381.e5. doi: 10.1016/j.jpurol.2019.04.006. Epub 2019 Apr 16. PMID: 31147291. |
No comparison: all children had SENS-U |
Yeung CK, Sreedhar B, Leung YF, Sit KY. Correlation between ultrasonographic bladder measurements and urodynamic findings in children with recurrent urinary tract infection. BJU Int. 2007 Mar;99(3):651-5. doi: 10.1111/j.1464-410X.2006.06580.x. Epub 2006 Nov 7. PMID: 17092286. |
Wrong population: children with urinary tract infection |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-07-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Belangrijkste wijzigingen t.o.v. vorige versie: Er zijn veertien modules herzien/ontwikkeld:
- Anamnese
- Registratielijsten
- Uroflowmetrie en residubepaling
- Urineonderzoek (urine-incontinentie)
- Urethrocystoscopie
- Echo urinewegen
- Urodynamisch onderzoek
- Urotherapie
- Kinderbekkenfysiotherapie
- Antimuscarinica en mirabegron
- Botuline toxine A
- Methylfenidaat
- Neuromodulatie
- Organisatie van zorg
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met functionele urine-incontinentie.
Werkgroep
- Dr. L.L. (Liesbeth) de Wall, kinderuroloog, NVU
- Drs. M.M.C. (Marleen) van den Heijkant, kinderuroloog, NVU
- Drs. M. (Marleen) Trompetter, uroloog (met aantekening voor kinderen), NVU
- Drs. J. (Hans) van der Deure, kinderarts, NVK
- Dr. E. (Ester) de Kleijn, kinderarts, NVK
- Drs. L. (Lieke) Langendonck, kinderarts, NVK
- Dr. A.J. (Anka) Nieuwhof – Leppink, urotherapeut, NVCK
- S. (Saskia) Bruijn, MSc, verpleegkundig specialist kinderurologie, urotherapeut NVCK
- Drs. A.E.H. (Rianne) Stollenga, kinderfysiotherapeut, KNGF/NVFK
- Drs. A. (Astrid) Huijpen, bekkenfysiotherapeut, KNGF/NVFB
- Drs. F.E. (Femke) de Bok, jeugdarts KNMG en arts Maatschappij en Gezondheid in opleiding, AJN
- Drs. E.C. (Esen) Doganer, beleidsadviseur, Stichting Kind en Ziekenhuis
- Drs. A. (Anne) Swinkels, junior projectmanager en beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis (vervanger van Esen tijdens haar zwangerschapsverlof)
Klankbordgroep
- Drs. B.J.M. (Bernadette) Berendes- van Dijk, bekkenfysiotherapeut, Stichting Bekkenbodem4All
- Dr. H. (Hanny) Cobussen-Boekhorst, verpleegkundig specialist kinderurologie, V&VN
- Drs. V.A.C.T. (Vera) Janssen, verpleegkundig specialist kinderurologie, V&VN
- Drs. W.J.P. (Wies) van Aalst, kinderfysiotherapeut, KNGF/NVKF
Met ondersteuning van
- Drs. D.A.M. (Danique) Middelhuis, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. I.M. (Irina) Mostovaya, senior adviseur en teamleider, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. J. M. (Janneke) Schultink, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.H.M. (Linda) Niesink-Boerboom, Medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroep |
||||
Achternaam werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
De Wall (voorzitter) |
Kinderuroloog Radboudumc Amalia kinderziekenhuis |
Geen |
ZonMw studie: SENS-U studie
Mijn promotie onderzoek bevat diverse artikelen aangaande het onderwerp. Ik kan niet inschatten of dit meer bekendheid zal krijgen door de herziening van de richtlijn. De SENS-U studie betreft een ZonMw gesubsidieerde studie naar de bijdrage van echografische monitoring van de blaas bij ongewild urine verlies. De resultaten van deze studie zullen naar verwachting eind 2024/ begin 2025 op zijn vroegst gepubliceerd worden. Dit zal geen invloed hebben op de huidige revisie. |
Geen restricties |
Van den Heijkant |
(kinder)uroloog in van Weel Bethesda Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Trompetter |
Uroloog Isala |
Commissiewerk binnen het ziekenhuis |
Participeert in de SENS-U studie. Geen persoonlijk belang. |
Geen restricties |
Van der Deure |
Kinderarts, Deventer Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
De Kleijn |
Kinderarts (Albert Schweitzer Ziekenhuis) |
Voorzitter centrale Opleidingscommissie, (Albert Schweitzer Ziekenhuis) onbetaald Opleider kindergeneeskunde, (Albert Schweitzer Ziekenhuis) onbetaald |
Geen |
Geen restricties |
Langendonck |
Kinderarts in Langeland Ziekenhuis Zoetermeer |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Nieuwhof-Leppink |
Coordinator Urotherapie Wilhelmina kinderziekenhuis UMC Utrecht |
-International children's continence society: board member -European society pediatric urology research commissie lid beide zijn onbetaalde functies
Gedetacheerd van uit het UMCU voor 2 uur in de week bij hogeschool utrecht HU als coordinator Urotherapie cursus. |
Studie naar de SENSU als evt toegevoegde waarde in de behandeling van kinderen met incontinentie. |
Geen restricties |
Bruijn |
Verpleegkundig specialist kinderurologie / urotherapeut AmsterdamUMC/ Emma Kinderziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Stollenga |
Kinderfysiotherapeut en kinderbekkenfysiotherapeut bij Jan van Rijn Kinderfysiotherapie (betaald)
|
Penningmeester NVCK (onbetaald) Lid specialistenregistratie bij NVFK (betaald) |
Geen |
Geen restricties |
Huijpen |
Fysiotherapeut, Bekkenfysiotherapeut MSc, specialisatie in kinderen met problemen met de zindelijkheid Eigenaar praktijk Fysio Centrum Zaanland betaalde functie |
Werkzaam in eigen praktijk als algemeen- bekken- en kinderbekkenfysiotherapeut Leidinggevende taken (personeel en planning) Werkzaan in het Zaans Medisch Centrum in de kliniek en op de gezamenlijk poli in samenwerking met kinderarts, Urotherapeut, kinderpsycholoog, uroloog en gynaecoloog betaalde functie |
Onze fysiotherapie praktijk werkt zelfstandig en we hebben productie afspraken met het Zaans Medisch Centrum, er is geen direct verband met de richtlijn. |
Geen restricties |
De Bok |
Jeugdarts KNMG, arts Maatschappij en Gezondheid in opleiding, AJN |
Promotie-onderzoek naast specialistenopleiding (betaald, in dienstverband als aios bij SBOH) Bestuurslid regio-bestuur AJN Jeugdartsen Noord Nederland (onbetaald) |
Betreft mijn eigen promotie-onderzoek, het onderwerp is ongerelateerd aan dat van deze richtlijn en commissie |
Geen restricties |
Doganer |
Junior projectmanager/beleidsmedewerker bij Stichting Kind en ZIekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Swinkels |
Junior Projectmanager en beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Klankbordgroep |
||||
Achternaam klankbordgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Berendes – van Dijk |
Geen, gepensioneerd |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Cobussen – Boekhorst |
Verpleegkundig specialist kinderurologie en functionele urologie Amalia kinderziekenhuis, Radboudumc Postbus 9101 , 6500 HB Nijmegen huispost 723 |
Verzorgen van scholingen en presentaties (betaald of in werktijd) bij diverse groepen en verenigingen. -lid van Female LUTS werkgroep van de EAU
Lid project van Astellas voor eerste lijn over volwassenen met klachten van OAB. |
Lid van ICEF (International Clinical Education Forum) van Hollister inc. (stoma en katheter materiaal) = betaalde functie |
Geen restricties |
Janssen |
Verpleegkundig specialist (kinder)urologie (betaald) parttime, en functionele urologie radboud UMC Amalia Ziekenhuis |
Presentaties voor oa. V&vn urologie (betaald), webinair Gag spoelingen (betaald via goodlife) |
Lid CAB Hollister: adviescommissie stoma en katheter materiaal, betaald |
Geen restricties |
Van Aalst |
Kinderbekkenfysiotherapeut in Radboudumc |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door Stichting Bekkenbodem4All, Stichting Kind en Ziekenhuis, Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Bedplassen en Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties uit te nodigen voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en was Stichting Kind en Ziekenhuis afgevaardigd in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen (zie per module ook “Waarden en voorkeuren van patiënten”). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Bekkenbodem4All, Stichting Kind en Ziekenhuis, Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Bedplassen en Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Echo urinewegen
|
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor kinderen met functionele urine-incontinentie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVU, 2008) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Stichting Bekkenbodem4All, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en AJN Jeugdartsen Nederland via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder het kopje ‘Onderbouwing’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.