Tabaksontmoediging

Initiatief: PSR Aantal modules: 28

Setting en discipline

Aanbeveling

Er dienen voldoende locaties in Nederland te zijn voor het toepassen van intensieve interventies voor stoppen met roken. Hiervoor komen in aanmerking: eerstelijnsgezondheidszorg (huisartsenpraktijk, verloskundige praktijk), openbare gezondheidszorg (thuiszorg, GGD’s), poliklinieken van algemene ziekenhuizen, verslavingszorg, telefonische coaching en e- programma’s door daartoe getrainde professionals.

 

Zorgverleners die stoppen met roken-ondersteuning geven, moeten daarvoor zijn getraind. Hiervoor zijn in Nederland trainingen beschikbaar bij STIVORO en diverse beroepsorganisaties (NHG voor huisartsen en praktijkondersteuners; NVDA voor doktersassistentes).

Overwegingen

Setting

Op basis van de literatuur kan niet worden gesteld dat toepassing van dezelfde interventies in verschillende settings (verslavingszorg, ziekenhuis(poli)kliniek of anderszins) de werkzaamheid van de interventie beïnvloedt. Het succes hangt eerder samen met de intensiteit van behandeling (Rigotti, 2000; Hulscher, 2001). Interventies zijn effectief zowel binnen de eerste lijn als in ziekenhuizen. Wat betreft de tandartsensetting is in de afgelopen jaren gebleken dat ook de mondhygienist, die in de vorige richtlijn niet expliciet is genoemd, een vergelijkbare rol kan spelen als de tandarts.

Ook in de werksituatie werkt stoppen met roken even goed als in andere omgevingen (zie module Interventies in de werkomgeving). Desalniettemin ligt het voor de hand ernstig verslaafde, recidiverende rokers (ook) te behandelen in de verslavingszorg. Een recent afgesloten ‘pilot’-onderzoek laat zien dat dit goed uitvoerbaar is en tot redelijke resultaten leidt (Tromp-Beelen, 2004).

 

Discipline van de behandelaar

Interventies door professionals in de gezondheidszorg hebben significant meer effect dan zelfhulp of hulp door een niet-professional. Wat de aard van de professionele discipline betreft, blijken dokters niet significant meer effect te hebben dan niet-dokters (OR: 2,2 versus 1,7) (Fiore, 2008).

Deze bevinding heeft betrekking op interventies in het algemeen – waarbij geen onderscheid is gemaakt in intensiteit – en is dus vooral gebaseerd op onderzoek naar niet-intensieve interventies. Onduidelijk is in hoeverre dit met name (of juist niet) geldt voor intensieve interventies. Advies door artsen (niet gedifferentieerd naar setting) is effectief bij het stoppen met roken (Fiore, 2008). Interventies door verpleegkundigen in ziekenhuizen zijn eveneens effectief, waarbij intensievere interventies niet effectiever lijken te zijn dan minder intensieve interventies (Rice, 2008).

Interventies waar professionals van verschillende disciplines bij de uitvoering betrokken zijn, hebben niet statistisch significant meer effect dan interventies die worden uitgevoerd door professionals van één discipline (OR: 2,5 versus 1,8) (Fiore, 2008). Deze uitkomst is vooral gebaseerd op onderzoek naar niet-intensieve interventies. Onduidelijk is in hoeverre dit met name (of juist niet) geldt voor intensieve interventies.

Interessant is dat in de Amerikaanse richtlijn het niet-significante verschil gevonden bij de aard van de discipline, in de richtlijn niet tot een aanbeveling leidde vooral artsen in te zetten. Het eveneens niet-significante verschil tussen betrokkenheid van meerdere verschillende disciplines leidde daarentegen wel tot de aanbeveling om meerdere disciplines in te zetten. Gezien hun kernexpertises  zijn  artsen  aangewezen  om  de  eerste  stappen  van  een  kortdurende ondersteuning (‘ask’, ‘assess’, ‘advise’), alsmede het voorschrijven van ondersteunende medicatie voor hun rekening nemen, terwijl de gedragsbegeleiding en -training (‘assist’, ‘arrange’) beter kan worden uitgevoerd door de gedragskundige of als zodanig getrainde verpleegkundige (of doktersassistent).

Onderbouwing

 

Niveau 1

Minder intensieve ondersteuning bij stoppen met roken kan overal worden geboden.

 

A1        Hulscher 2001; A1 Rigotti 2002; A1 Moher 2003

 

 

Niveau 1

Er zijn geen aanwijzingen dat het inzetten van bepaalde professionele disciplines effectiever is bij interventies voor stoppen met roken.

 

A1        Fiore 2008; A1 Rice 2008

 

 

Niveau 1

Intensieve interventies voor stoppen met roken dienen te worden verzorgd door personen die daar speciaal voor getraind zijn.

 

A1        Rice 2008; A1 O’Brien 2001; A1 Lancaster 2005

  1. Rigotti NA, Munafo MR, Murphy MF, Stead LF. Interventions for smoking cessation in hospitalised patients (Cochrane review). The Cochrane Library. Issue 3. Oxford: Update Software, 2002.
  2. Hulscher ME, Wensing M, Weijden T van der, Grol R. Interventions to implement prevention in primary care (Cochrane review). The Cochrane Library. Issue 1. Oxford: Update Software, 2001.
  3. Tromp-Beelen, P.G., Schippers, J.A., De Wildt, W.A.J.M., & Schippers, G.M. (2004). Intensieve interventies in de verslavingszorg voor ernstige tabaksafhankelijkheid. Amsterdam: Jellinek.
  4. Fiore MC, et al. Treating tobacco use and dependence. Clinical Practice Guideline: 2008 update. Rockville, MD: US Department of Health and Human Services. Public Health Service, 2008.
  5. Rice VH, Stead LF. Nursing interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008, Issue 1. Art. No.: CD001188. DOI: 10.1002/14651858.CD001188.pub3
  6. Moher M, Hey K, Lancaster TR. Workplace interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2003, Issue 2. Art. No.: CD003440. DOI: 10.1002/14651858.CD003440
  7. Thomson O’Brien MA, Freemantle N, Oxman AD, Wolf F, Davis DA, Herrin J. Continuing education meetings and workshops: effects on professional practice and health care outcomes (Cochrane review). The Cochrane Library. Issue 2. Oxford: Update Software, 2001.
  8. Lancaster T, Stead LF. Individual behavioural counselling for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2005, Issue 2. Art. No.: CD001292. DOI: 10.1002/14651858.CD001292.pub2.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2017

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2009

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Partnership Stop met Roken
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
  • Nederlandse Vereniging Van Doktersassistenten
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
  • Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland
  • Longfonds
  • Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten
  • Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde

Algemene gegevens

Een aantal onderwerpen waarover in de praktijk vragen zijn, vormden in het bijzonder een aanleiding voor de actualisatie van de richtlijn:

  • Harm reduction/minderen van roken;
  • Varenicline als farmacologische ondersteuning;

Daarnaast is er ten aanzien van vele interventies aanvullend gezocht naar beschikbare updates van de wetenschappelijke literatuur, die een actualisatie rechtvaardigen.

Doel en doelgroep

Doelstelling

Het is de bedoeling met deze richtlijn zoveel mogelijk rokers te bereiken door de preventieve en curatieve zorgverleners op hun intermediaire functie aan te spreken. Deze gedachte is ingegeven door de volgende overwegingen:

  • Stoppen met roken vergt verandering van gezondheidsgedrag op individueel niveau.
  • Adviezen van professionals werkzaam in de gezondheidszorg zijn effectiever dan die van niet-professionals.
  • Veel rokers hebben contact met de medische zorg.
  • Per roker zijn dit vaak ook meerdere contacten.

Het laatste punt is de reden voor een stapsgewijze aanpak en ook de uitdaging om met diverse disciplines tot een zelfde aanpak te komen. Daarbij gaat de richtlijn uit van een eerste advisering, alsof het om een eerste contact tussen roker en hulpverlener gaat. Veel rokers hebben in het verleden echter al stopadviezen ontvangen.

 

Doelgroep

De conclusies en aanbevelingen in deze richtlijn hebben in principe betrekking op alle hulp- verleners in de zorg. In de modules Huisartsenpraktijk, Fysiotherapiepraktijk, Prognostische factoren, Interventies in de werkomgeving en Setting en discipline wordt aanvullend ingegaan op praktijk- en beroepsspecifieke zaken, voor zover deze beschikbaar waren en voor zover de beroepsgroep(en) in de richtlijnwerkgroep vertegenwoordigd waren.

Samenstelling werkgroep

In augustus 2008 is de multidisciplinaire werkgroep, bestaande uit 33 personen, van start gegaan. Er werden drie subwerkgroepen geformeerd: één over gedragsmatige ondersteuning, een over farmacologische ondersteuning en een over de implementatie van de richtlijn. Een kerngroep met de voorzitters van de subwerkgroepen werd samengesteld voor onderlinge afstemming. Opdrachtgever van de richtlijn was het Partnership Stop met Roken, een samenwerkingsverband van een groot aantal wetenschappelijke verenigingen en andere beroepsorganisaties die binnen de gezondheidszorg werkzaam zijn. Methodologische en secretariële begeleiding werd verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Bij het samenstellen van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen, ‘scholen’ en academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging.

 

Kerngroep

  • Prof. dr. C. van Weel, (voorzitter), hoogleraar Huisartsgeneeskunde, UMC St.Radboud, Nijmegen
  • Mw. dr. ir. D. Segaar, teamleider zorg, STIVORO, Den Haag
  • Dr. A.J.M. Drenthen, teamleider preventie en patiëntenvoorlichting, Utrecht, voorzitter werkgroep ‘Gedrag’, NHG
  • Dr. P.N. Post, arts, senior adviseur, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht
  • Drs. P.I. van Spiegel, longarts, Slotervaart Ziekenhuis, Amsterdam, voorzitter werkgroep ‘Farmacologische ondersteuning’, NVALT
  • Mw. drs. C.J.G.M. Rosenbrand, arts, senior adviseur, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht
  • Dr. M.C. Willemsen, hoofd onderzoek, voorzitter werkgroep ‘implementatie’, STIVORO voor een rookvrije toekomst, Den Haag

Advisering

  • Mw. drs. F.A. van Bladeren, projectcoördinator Partnership Stop met Roken
  • Mw. dr. T.L. Feenstra, RIVM

Plenaire Werkgroep

  • Dr. mr. R.H.B. Allard, kaakchirurg, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
  • Mw. L. Arntzenius-Smit, jeugdarts, Atsen Jeugdgezondheidszorg Nederland, Lisse
  • Dr. R. Ashruf, verslavingsarts, Parnassia psycho-medisch Centrum, Zoetermeer
  • Drs. B.J.F. van den Bemt, apotheker, Sint Maartenskliniek, Nijmegen
  • Drs. J.R.M. Blekemolen, bedrijfsarts, VODEMOL, BV., Muiderberg
  • Mw. J.W. Bottema, Astmafonds, Leusden
  • Prof. dr. R. de Bree, KNO-arts, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
  • Mw. A.J. van Capelleveen, verloskundige, Kampen
  • Drs. A. van Emst, STIVORO, Den Haag
  • Mw. dr. T.L. Feenstra, gezondheidseconoom, RIVM, Bilthoven
  • Mw. d. Gilissen-Keizer, praktijkverpleegkundige, Elst
  • Mw. S.G. van Gunst MSc. Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten, Utrecht
  • Mw. M. Hofman, verpleegkundige, GGZ Drenthe, Assen
  • Mw. dr. E.F. Hoving, uiversitair docent Gezondheidsvoorlichting, Universitair Medisch Centrum, Maastricht
  • Mw. drs. J.E. Jacobs PhD, onderzoeker-implementatiedeskundige, IQ Healthcare, Nijmegen
  • Mw. dr. J. M. de Jonge-de Haan, psycholoog, Verslavingszorg Noord Nederland, Groningen
  • Dr. Daniel Kotz, CAPHRI School for Public Health and Primary Care, Maastricht University Medical Centre.
  • Dr. R.A. Kraaijenhagen, cardioloog, NIPED, Amsterdam
  • Drs. M.C. Küthe, kinderarts, Amphia Ziekenhuis, Breda
  • G.G.H.M. Peeters, verpleegkundig specialist, St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg
  • Dr. M.E. Pieterse, universitair docent, Universiteit Twente, Enschede
  • Dr. S Scherjon, gynaecoloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
  • Mw. D.E. Slot, mondhygiënist, Ned. Ver. Voor Mondhygiënisten, Nieuwegein
  • Mw. drs. P.G. Tromp-Beelen, senior verslavingsarts, JellinekMentrum, Amsterdam
  • Drs. Ph.J. van der Wees, fysiotherapeut, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Amersfoort
  • Mw. L.A. Wind, huisarts, consulent GGZ, Stichting Leidse Rijn Julius Gezondheidscentra, Utrecht

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Tabaksverslaving’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroeplid

Firma

Activiteit

Allard, R.H.B.

Pfizer

Consultatie/advisering

Jacobs, J.E.

Pfizer

Wetenschappelijk onderzoek

Kotz, drs. D

Pfizer

Wetenschappelijk onderzoek

Kraaijenhagen, R.A.

Sanofi-Adventis

Consultatie/advisering

Peeters, GGHM 

Pfizer

Consultatie/advisering 

Spiegel, P.I. vanv

Pfizer

Consultatie/advisering

 

Pfizer

Wetenschappelijk onderzoek

 

Pfizer

Cursus

 

Pharm. Up john

Consultatie/advisering

Tromp, P.G.

GSK

Cursus

 

Pfizer

Cursus

 

AstraZeneca

Cursus

 

Eli Lely

Cursus

Geen van de werkgroepleden was in dienst van de genoemde firma’s.

 

Geen activiteiten
Arntzenius-Smit, L. Ashruf, R.H.F. Bemt, B.van Blekemolen, drs. J.R.M. Bottema, J.W. Bree, prof.dr. R. de Capelleveen, A.J. Drenthen, T. Emst, A.J. van Feenstra, T.L. Gilissen, L. Hofman, M. Hoving, C, Jans, S. Jonge, J.M. de Kuethe, M.C. Pieterse, dr. M.E. Scherjon, S. Segaar, D. Slot, D.E. Wees, Ph. Van der Weel, prof.dr. C. van Willemsen, M. Wind, L.

 

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Voor de actualisatie zijn op initiatief van het Partnership Stop met Roken en na prioritering door de werkgroep een viertal uitgangsvragen opgesteld, waar voor uitgebreid literatuuronderzoek door het CBO plaatsvond. Het CBO beoordeelde de literatuur en vatte deze samen, waarna de werkgroep hierbij aanbevelingen formuleerde. De uitgangsvragen waren:

  • Is minderen met roken een effectieve methode om te stoppen met roken? 
  • Is Varenicline een effectief en veilig middel om te stoppen met roken? 
  • Zijn er bepaalde eigenschappen van rokers te onderscheiden die van prognostische betekenis zijn voor het succes van therapie? 
  • Welke rookstopinterventies zijn in de arbeidsituatie effectief en uitvoerbaar?

Daarnaast werd de richtlijn op de belangrijkste onderdelen herzien. Dit geldt voor gedrags- matige ondersteuning, farmacologische ondersteuning, praktijksettings en doelgroepen en het hoofdstuk implementatie.

Voor ieder van deze hoofdstukken werd een kerngroeplid als voorzitter benoemd, die samen met leden van de plenaire werkgroep het hoofdstuk hebben herzien. Daarbij maakten ze gebruik van recente richtlijnen uit Nederland, Verenigd Koninkrijk en de VS en sleutelpublicaties van de Cochrane Collaboration. Voor het hoofdstuk implementatie werd aanvullend literatuur gezocht.

 

Gebruikte literatuur en zoekstrategie voor de richtlijn

De herziening van de richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op gegevens uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Uitgangspunt zijn richtlijnen voor stoppen met roken die in de Verenigde Staten en Engeland zijn ontwikkeld en de ‘systematic reviews’ die in Cochrane- verband zijn gepubliceerd (zie hieronder). Het gaat in de meeste gevallen dus om gegevens uit ‘systematic reviews’ en/of meta-analysen. Waar mogelijk werd dit aangevuld met recentere literatuur en onderzoeken specifiek verricht in Nederland, waarbij ook de NHG standaard ‘stoppen met roken’ werd gebruikt.

De volgende informatiebronnen werden gebruikt:

  • De Cochrane-database of ‘systematic reviews’ van de Cochrane Library tot en met 2008, ‘issue 3’. Alle systematische reviews werden gebruikt met het onderwerp ‘smoking cessation’.
  • De recente Amerikaanse richtlijn: Fiore MC, et al. Treating tobacco use and dependence. Clinical Practice Guideline. US: Rockville, MD. Department of Health and Human Services. Public Health Service; 2008 update.
  • De recente NICE guideline en een ‘rapid review over interventies in de werkomgeving: NICE public health guidance 10. Smoking cessation services in primary care, pharmacies, local authorities and workplaces, particularly for manual working groups, pregnant women and hard to reach communities. NICE, 2008 en NICE rapid review. Workplace policies for Smoking Cessation. Updated November 2007. NICE, 2007.

Voor sommige onderwerpen zijn aanvullende zoekopdrachten uitgevoerd in Medline en soms ook in Embase. Dit betreft vooral de praktijk-/beroepsspecifieke onderdelen van de richtlijn, vooral wanneer geen informatie in de bovengenoemde bronnen beschikbaar was.

Voor het onderwerp implementatie is een aparte literatuurstudie uitgevoerd, die is beschreven in het hoofdstuk zelf.

Voor de vier nieuwe uitgangsvragen werd apart gezocht. Wanneer het onderwerp beschreven stond in de 2 recente buitenlandse richtlijnen werd deze beperkt tot zoeken waar deze waren gestopt (vanaf 2006 tot december 2008). Bij vragen die niet in deze richtlijnen waren besproken, werd gezocht in Medline en Embase (en soms ook Psychinfo) van 2000-2008. De vraag over arbeid is grotendeels gebaseerd op de Nice rapid review.

In de teksten over de uitgangsvragen staat de beoordeling van de verschillende artikelen aan het begin van de paragraaf. De wetenschappelijke onderbouwing is vervolgens samengevat in een conclusie. De literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd, staat bij de conclusie vermeld, inclusief de ‘mate van bewijs’ volgens de in tabel 1 vermelde systematiek. Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak ook andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid (in verschillende echelons) en organisatorische aspecten. Deze aspecten worden vermeld onder het kopje ‘Overige overwegingen’. De aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs en de overige overwegingen.      

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade      of      bijwerkingen,      etiologie,

prognose*

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind ver- gelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende  patiënten  die  allen  de  index-  en

referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-

onderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt- controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2, met consistent resultaat

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op ‘evidence’ gebaseerde aanbevelingen waaraan zorgverleners zich committeren om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien de ondersteunende literatuur voor deze aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd is op de ‘gemiddelde patiënt’, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie afwijken van de richtlijn. Dit kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, wordt aangeraden dit beargumenteerd en gedocumenteerd te doen.

 

Financiële  belangenverstrengeling/Onafhankelijkheid werkgroepleden

Een overzicht met verklaringen van werkgroepleden over mogelijke financiële belangen- verstrengeling is in een addendum bij deze richltijn opgenomen. Er zijn geen bijzondere vormen van belangenverstrengeling gemeld.

 

Herziening

Uiterlijk in 2014 bepaalt het Partnership Stop met Roken of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Volgende:
Tabaksontmoediging in het ziekenhuis