Tabaks- en nicotineverslaving

Initiatief: NHG / PSMR / Trimbos / VWS Aantal modules: 42

E-health

Uitgangsvraag

Zijn e-healthinterventies (in vergelijking met gebruikelijke zorg) aan te bevelen bij het stoppen met roken bij rokers gemotiveerd om te stoppen?

Aanbeveling

Overweeg het gebruik van e-healthinterventies als de roker hier de voorkeur aan geeft en voldoende (digitale) vaardigheden heeft. Stem af of e-health ingezet wordt als zelfhulp, of ter ondersteuning van begeleiding door een zorgverlener. Bespreek de voor- en nadelen.

Overwegingen

Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

Op basis van de twee meta-analyses (Amari2022, Kant2021) en de richtlijn (NICE2020) kan worden geconcludeerd dat digitale stoppen met roken interventies (internet, apps, SMS) over het algemeen lijken te resulteren in een verhoogde kans op abstinentie vergeleken met geen behandeling/ wachtlijst/ TAU/ zelfhulpmateriaal. Ook de resultaten van de vier RCT’s uit de update komen grotendeels hiermee overeen. Zowel in de richtlijn als in de meta-analyses zijn hoofdzakelijk studies geïncludeerd waarbij er enkel sprake was van e-health, zonder ondersteuning van een zorgverlener (niet-blended interventies). Wel zijn veel verschillende soorten e-health samengenomen in de analyses. Dit betekent dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de effectiviteit van verschillende soorten e-healthinterventies. Verder lijkt bij veel e-health-interventies de intensiteit en de duur van het gebruik van de interventies beperkt, waardoor mogelijk de interventie minder effectief is.

 

Kwaliteit van het bewijs

In de richtlijn wordt de kwaliteit van het bewijs merendeel beoordeeld als zeer laag. Voor de twee meta-analyses geldt dat de kwaliteit van het bewijs varieert van zeer laag tot laag. Redenen voor het afwaarderen van de kwaliteit zijn voornamelijk kans op vertekening van de resultaten vanwege gebreken in de onderzoeksopzet, onnauwkeurigheid van de effectschatting en inconsistentie door verschillen in resultaten. Daarnaast zijn uiteenlopende typen interventies samengenomen in de analyses. Om deze reden is er ook afgewaardeerd voor indirectheid van het bewijs. Dit bemoeilijkt overigens ook het trekken van conclusies over specifieke e-healthinterventies.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Veel mensen willen stoppen met roken, maar de meeste van hen willen liever geen professionele (gedragsmatige) hulp. E-healthinterventies kunnen deze groep rokers ondersteuning geven bij het stoppen met roken.[1] Patiënten vormen echter zelden een homogene groep – er bestaan ten aanzien van (stoppen met) roken grote verschillen in onder meer opleidingsniveau, zelfredzaamheid, toegang tot digitale middelen, digitale vaardigheden en geloof in eigen kunnen. Voor mensen die minder talig of laaggeletterd zijn, en/of beschikken over beperkte gezondheidsvaardigheden, kan gebruik van visuele ondersteuning zoals grafische weergaven, of eenvoudig taalgebruik (B1-niveau), in apps of andere digitale communicatiemiddelen een voordeel zijn.

[1] Uit een peiling onder deelnemers van het Zorgpanel van de Patientenfederatie Nederland (selectie: in de afgelopen drie jaar gerookt en daarbij minstens één stoppoging gedaan; N=277) blijkt dat slechts een zeer klein deel (n=19) aangeeft de afgelopen drie jaar stoppen-met-rokenondersteuning te hebben gebruikt via een app op de telefoon of computer (Patientenfederatie Nederland, 2023).

 

Naast het toegankelijk maken van digitale interventies voor een brede(re) gebruikersdoelgroep, kunnen interventies ook gepersonaliseerd worden – bijvoorbeeld door deze (gaandeweg) aan te passen aan de voorkeuren van de gebruiker. De richtlijn van NICE (2020) beschrijft dat het bewijs suggereert dat het personaliseren van de interventie een belangrijke component is van digitale stoppen met roken interventies. De gedachte is dus: hoe meer afgestemd op de persoon, hoe beter. Dit geldt voor zowel internetinterventies, als voor digitale interventies in zijn algemeenheid (dus ook apps en SMS).

 

Het voordeel van mobiele toepassingen is bovendien dat de gebruiker deze naar behoefte, en ook buiten kantooruren, kan aanwenden. Zeker bij stoppen met roken, zoals op momenten van craving, is dit van grote meerwaarde. E-healthinterventies die interactie tussen de zorgprofessional en de patiënt mogelijk maken, kunnen bovendien herhalen wat er in het consult reeds is besproken – iets wat maakt dat tips herhaald kunnen worden en zo mogelijk beter beklijven en effect sorteren.

 

Kosten

De NICE-richtlijn (2020) stelt dat er bewijs is dat het gebruik van SMS-berichten als toevoeging op gebruikelijke zorg kosteneffectief is. NICE wijst er echter ook op dat niet elke patiënt even makkelijk toegang heeft tot mobiele interventies, ook in financieel opzicht. Dit brengt sommige mensen in een nadelige uitgangspositie en kan mogelijk bijdragen aan (een verdere toename in) sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Gratis interventies, of interventies die -bijvoorbeeld door inzet van reclame- voor een lagere prijs worden aangeboden, hebben daarom voor sommige patiënten de voorkeur. Aandachtspunt hierbij is wel dat eventuele reclame gepast dient te zijn (zie paragraaf 'Aanvaardbaarheid’).

 

Aanvaardbaarheid

Het wordt algemeen aanvaardbaar geacht om e-healthinterventies in te zetten gericht op stoppen met roken – op zichzelf staand, of in combinatie met persoonlijke begeleiding (blended). Indien e-healthinterventies gratis worden aangeboden door middel van reclame, is het wel zaak om kritisch naar de inhoud hiervan te kijken. Advertenties die de doelstellingen van de stoppen-met-rokeninterventie kunnen verstoren of tegenwerken, worden onwenselijk geacht. Ook kan privacy een risico zijn – dit dient te worden meegewogen in het aanbevelen van bestaande apps. Een andere overweging is dat de voortgang van het stopproces niet per definitie wordt gemonitord, omdat er bij e-health niet altijd sprake is van persoonlijk contact met een zorgverlener of stoppen-met-rokencoach. Dit wordt in beginsel wel wenselijk geacht.

 

Haalbaarheid

Zorgverleners hebben vaak niet de tijd en mogelijkheden om alle stappen van een stoppen-met-rokeninterventie volledig zelf uit te voeren. De kracht van het individuele contact is dat de zorgverlener de patiënt kan motiveren tot gedragsverandering. Als de patiënt eenmaal heeft besloten te stoppen met roken én geen behoefte heeft aan persoonlijke begeleiding, kunnen e-healthinterventies worden ingezet. Daarnaast kunnen e-healthinterventies worden ingezet als aanvulling op persoonlijke begeleiding. Er zijn aanwijzingen dat patiënten die ook begeleiding krijgen van een professional de interventie meer gebruiken (Meijer et al., 2023).

 

Het wordt van meerwaarde geacht als e-healthinterventies zo veel mogelijk maatwerk leveren -- bijvoorbeeld door ingebouwde interactieve menu’s, gepersonaliseerde responses en/of (bij blended interventies) modules voor interactie met de zorgverlener of stoppen-met-rokencoach. In de NICE-richtlijn (2020) wordt genoemd dat op SMS gebaseerde interventies met gepersonaliseerde berichten de voorkeur hebben boven andere digitale en mobiele gezondheidsinterventies worden aanbevolen boven gemixte interventies.

 

Het aanbod en de inhoud van digitale stoppen-met-rokeninterventies verandert in rap tempo, en slechts een klein deel van de beschikbare Nederlandse e-healthinterventies gericht op stoppen met roken is wetenschappelijk onderzocht of aantoonbaar gebaseerd op bewezen effectieve methoden. Dit maakt het naar de mening van de werkgroep lastig om een uitputtend, duurzaam en goed onderbouwd overzicht van effectieve e-healthinterventies te bieden. De publieksinformatiewebsite Ikstopnu.nl van het Trimbos-instituut biedt een up-to-date overzicht van Nederlandse stoppen-met-rokenapps die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.[2]

[2] https://www.ikstopnu.nl/vraag-en-antwoord/online-hulp/beste-stoppen-met-roken-apps/

 

Waarom deze aanbeveling?

E-health ondersteuning lijkt een gunstig effect op het stoppen met roken te genereren, hoewel de kwaliteit van bewijs (zeer) laag is. De werkgroep is van mening dat gedragsmatige ondersteuning door een zorgverlener de voorkeur geniet omdat individuele gesprekken de succeskans vergroten, maar wanneer de patiënt om enige reden een voorkeur heeft voor e-health (al dan niet als onderdeel van de begeleiding door een zorgverlener), dan acht de werkgroep dit een te overwegen optie. Voordelen van e-health kunnen zijn: een breed aanbod van digitale ondersteunende opties, de mogelijkheid tot personaliseren, beschikbaarheid buiten kantooruren, niet afhankelijk zijn van de agenda van een zorgverlener en/of de mogelijkheid tot blended care.

 

Bespreek samen met de patiënt of de interventie ingezet gaat worden als zelfhulp of ter ondersteuning van begeleiding door een zorgverlener.

Houd er rekening mee dat de effectiviteit van verschillende vormen van digitale interventies sterk kan verschillen. Maatwerk (personaliseren) is dan ook geboden.

 

Onderbouwing

In 2016 gaven de richtlijn Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken begeleiding (Trimbos-instituut, 2017) en de NHG Behandelrichtlijn Stoppen met roken (NHG, 2017) positieve aanbevelingen voor het gebruik van e-healthinterventies bij stoppen met roken voor personen die dit op eigen initiatief willen doen. Daarbij werd de aantekening gemaakt dat deze op de patiënt afgestemd dienen te worden, interactief zijn én gebruikmaken van tekstberichten.

 

De afgelopen jaren zijn er veel ontwikkelingen geweest op het gebied van e-health en stoppen met roken. Zo neemt het aantal apps rondom stoppen met roken nog altijd toe (voorbeelden zijn Quiddy (ikstopnu.nl, 2023), De Stopcoach (trimbos.nl, 2023) en de Stoptober-app (stoptober.nl, 2023)), en worden er bijvoorbeeld ook SMS- en e-mailinterventies (Stopmail) en (in het buitenland) chatbots en serious games ingezet als ondersteuning bij het stoppen met roken (Whittaker et al., 2022; Derkesen et al., 2020). Deze interventies kunnen zelfstandig worden toegepast of ‘blended’, wat wil zeggen: in combinatie met begeleiding door een behandelaar.

 

De recente ontwikkelingen én de (mede door COVID-19) toegenomen vraag naar de inzet van e-healthinterventies bij stoppen met roken geven aanleiding tot een herziening van deze module. Ook is nog onvoldoende duidelijk of e-healthinterventies met begeleiding (blended care) effectiever zijn dan e-healthinterventies zonder begeleiding. Bij de herziening van de huidige richtlijnmodule worden daarom ook expliciet blended e-healthinterventies geïncludeerd.

 

Huidige praktijk

De meeste rokers willen stoppen met roken. In 2022 deed 35,9% van de volwassen rokers een serieuze stoppoging (CBS i.s.m. Trimbos-instituut en RIVM, 2023). Bewezen effectieve ondersteuning bij het stoppen met roken vergroot de kans op succes, maar niet alle rokers maken even graag gebruik van professionele gedragsmatige begeleiding zoals aangeboden via groepscursussen, telefonische coachingstrajecten of in face-to-face gesprekken met een stoppen-met-rokencoach (Trimbos-instituut, 2023; Patiëntenfederatie Nederland, 2023; Smith et al., 2015). Mogelijk bieden e-healthinterventies deze rokers toch goede ondersteuning bij het stopproces. De inzet van e-healthinterventies bij stoppen met roken kan verschillende voordelen hebben, waaronder de voorkeur van de patiënt, een groter bereik en lage kosten per gebruiker, een betere toegankelijkheid, de mogelijkheid voor maatwerk en ontlasting van de eerstelijnszorg (Whittaker et al., 2019; Cheung et al., 2019; Taylor et al., 2017).

 

Definitie en doel van de interventie

Volgens de hernieuwde definitie van het Nictiz van 2019 is e-health: ‘De toepassing van zowel digitale informatie als communicatie om de gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren’ (van Lettow et al., 2019). In deze richtlijnmodule verstaan we onder e-healthinterventies digitale stoppen-met-rokeninterventies die zelfstandig of in combinatie met begeleiding door een zorgprofessional kunnen worden uitgevoerd. Deze interventies omvatten onder andere computerprogramma’s, online interventies, telefonische tekstberichten en smartphone apps.

 

In de huisartsenpraktijk wordt ook wel het volgende onderscheid gemaakt: digitale zelfhulp (e-health) of ter ondersteuning van begeleiding in de huisartsenpraktijk (digitale zorg).

 

Geen bewijs

 

In de verschillende reviews hebben we geen bewijs gevonden voor de uitkomst kwaliteit van leven

 

Internet interventies* vs. TAU/ geen behandeling/ zelfhulpmateriaal

 

⊕⊕ΟΟ

 

Internet stoppen-met-rokeninterventies lijken te resulteren in een toename van de kans op abstinentie na 6 maanden follow-up vergeleken met controle.

 

Kant2021

 

 

⊕ΟΟΟ

 

Internet stoppen-met-rokeninterventies lijken de kans op abstinentie te verhogen na 1 jaar follow-up vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

 

Kant2021

* Interventies die gegeven worden via het internet.

 

Digitale interventies** vs. geen behandeling/ wachtlijst

 

⊕ΟΟΟ

 

Digitale platformen lijken effectief in het verhogen van abstinentie na 6 maanden, maar het merendeel van de kwaliteit van het bewijs is beoordeeld als zeer laag.

 

NICE2020

 

 

⊕ΟΟΟ

 

Digitale interventies lijken de kans op abstinentie in de afgelopen 7 dagen (bij follow-up van 6 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

 

Amari2022

 

 

⊕ΟΟΟ

 

Digitale interventies lijken de kans op abstinentie in de afgelopen 7 dagen (bij follow-up van 12 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

 

Amari2022

 

 

⊕ΟΟΟ

 

Het bewijs is zeer onzeker over het effect van digitale interventies op abstinentie in de afgelopen 30 dagen (bij follow-up van 6 maanden) vergeleken met controle voor stoppen met roken.

 

Amari2022

**Interventies die gegeven worden via verschillende digitale media, zoals apps, SMS, internet.

Beschrijving NICE2020

In 2020 is door de Britse National Institute for Health and Care Excellence (NICE) een multidisciplinaire richtlijn van goede kwaliteit gepubliceerd waarin onderzocht is welke componenten en eigenschappen van digitale en mobiele interventies effectief zijn in de ondersteuning bij stoppen met roken. Naast effectiviteit van digitale interventies is ook de kosteneffectiviteit onderzocht. Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd tussen 2000 en 2019, waarbij uiteindelijk 19 studies zijn geïncludeerd. De interventies van de geïncludeerde studies zijn gegeven via een digitaal of mobiel platform, en in enkele gevallen was er ook sprake van interactie met een zorgverlener. De effectiviteit van deze digitale interventies is vergeleken met andere interventies zonder digitaal element of een passieve controle (gebruikelijke zorg of geen behandeling). Uit de resultaten bleek dat digitale en mobiele interventies effectief zijn in het verhogen van abstinentie na 6 maanden follow-up (OR= 1,32; 95% BI= 1,21 – 1,58), vergeleken met andere interventies. In een subgroepanalyse waarin twee manieren van het vaststellen van abstinentie zijn vergeleken met elkaar, namelijk biochemisch (cotinine-speekseltests) versus zelfrapportage, zijn geen verschillen gevonden. Daarnaast zijn zowel internet interventies (RR= 1,21; 95% BI= 1,01 – 1,44), interventies via sms (RR= 1,75; 95% BI= 1,31 – 2,34) als gemixte interventies (RR= 1,43; 95% BI= 1,23 – 1.67) effectief gebleken. Echter, de kwaliteit van merendeel van het bewijs is beoordeeld als zeer laag, waardoor er geen sterke aanbevelingen zijn gedaan in de richtlijn.

 

Beschrijving Kant2021

In een meta-analyse van Kant en collega’s (2021) wordt de effectiviteit van internet interventies om te stoppen met roken onderzocht bij volwassen rokers. In totaal zijn 13 RCT’s geïncludeerd met respectievelijk 3852 en 3908 deelnemers in de interventie en controlegroep. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers varieert tussen de 20 en 58 jaar, met over het algemeen een gelijke man/vrouw verdeling. Verschillende vormen van e-healthinterventies zijn meegenomen, zie Tabel 3 voor een overzicht hiervan.

 

Tabel 3 Overzicht type digitale interventies per RCT (Kant2021)

Auteur, jaar

Interventie

Brendryen&Kraft2008

Een digitale multimedia interventie bestaande uit meer dan 400 contacten via e-mail, webpagina’s, interactieve responses en short message service technology.

Brendryen2008

Een digitale multimedia interventie bestaande uit meer dan 400 contacten via e-mail, webpagina’s, interactieve responses en short message service technology zonder nicotine therapie.

Burford2013

Standaard stoppen met roken advies + een computer fotoveroudering interventie

Clark2004

Deelnemers gebruiken internet bronnen over stoppen met roken

Calhoun2016

Digitale stoppen met roken interventie met online persoonlijke begeleiding en nicotine replacement therapy (NRT).

Elfeddali2012

Digitale interventie bestaande uit gepersonaliseerde feedback en planningsopdrachten. (Opmerking: dit is terugvalpreventieprogramma)

Japuntich2006

Fysieke individuele begeleiding, NRT en toegang tot een digitaal stoppen met roken programma.

Lawrence2008

Gepersonaliseerde stoppen met roken begeleiding via een online life magazine.

McDonnell2011

Digitaal stoppen met roken zelfhulp programma

Oenema2008

Website met gepersonaliseerde informatie modules

Pisinger2010

Fysieke gesprekken met huisarts en toegang tot interactief en gepersonaliseerd stoppen met roken programma online

Smit2012

Gepersonaliseerde online feedback over stoppen met roken

Swartz2006

Toegang tot website met video’s over stoppen met roken en extra materiaal

 

Het aantal gerookte sigaretten bedroeg tijdens aanvang van de studie bij alle deelnemers >1 per dag. Relevante uitkomsten die zijn gemeten zijn stoppen met roken na 6 maanden follow-up en na 1 jaar follow-up. De controlegroepen bestaan uit gebruikelijke zorg (therapy as usual; TAU) (k=4)[1], geen behandeling (k=4) en zelfhulpmateriaal (o.a. folders; k=5). Deze controlegroepen zijn samengenomen in de analyse en vergeleken met internet interventies.

[1]k’ refereert aan het aantal studies.

 

Uit de resultaten is gebleken dat internet interventies effectiever zijn vergeleken met controle bij 6 maanden en 1 jaar follow-up. Zie Tabel 4 voor een overzicht van deze resultaten en de bijbehorende grading.

 

Tabel 4 Effectiviteit van internet stoppen met roken (SMR) internet interventies vergeleken met controle (TAU/ geen behandeling/ zelfhulpmateriaal) voor stoppen met roken

Uitkomsten

Absolute effecten* (95% CI)

Relatief effect
(95% CI)

Aantal deelnemers
(studies)

Certainty of the evidence
(GRADE)

Opmerkingen

Controle

Internet SMR interventies

Abstinentie (6 maanden follow-up)

125 per 1.000

224 per 1.000
(190 tot 263)

OR 2.02
(1.64 tot 2.50)

2774
(6 RCT’s)

⨁⨁◯◯
Laaga,d

Internet SMR interventies lijken te resulteren in een toename van de kans op abstinentie na 6 maanden follow-up vergeleken met controle.

Abstinentie (1 jaar follow-up)

187 per 1.000

248 per 1.000
(214 tot 286)

OR 1.43
(1.18 tot 1.74)

2757
(6 RCT’s)

⨁◯◯◯
Zeer laagb,c,d

Internet SMR interventies lijken de kans op abstinentie te verhogen na 1 jaar follow-up vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

  1. Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over blindering van randomisatieproces (3 RCT's), onduidelijkheid over randomisatieproces (1 RCT) en blindering van uitkomstbeoordeling (2 RCT's) en sprake van incomplete uitkomstdata (1 RCT).
  2. Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over blindering van randomisatieproces (4 RCT's), sprake van incomplete uitkomstdata (1 RCT) en onduidelijkheid over blindering van uitkomstbeoordeling (1 RCT).
  3. Onnauwkeurigheid: het 95% BI valt in niet-klinisch relevant gebied.
  4. Indirectheid: er is sprake van aanzienlijke verschillen tussen de internet interventies.

 Beschrijving Amari2022

In de systematische review en meta-analyse van Amari en collega’s uit 2022 is de effectiviteit van digitale interventies onderzocht voor stoppen met roken. In totaal zijn 43 RCT’s geïncludeerd in deze studie, waarvan drie (Brendryen&Kraft2008; Brendryen2008; Calhoun2016) overeenkomen met de review van Kant2021. De inclusiecriteria waren: 1) individuen die meedoen aan een stoppen met roken interventie, 2) de interventie is digitaal (bijv. via internet, mobiele telefoon, video’s), 3) de controlegroep bestaat uit individuen die niet behandeld worden of op de wachtlijst staan, 4) de uitkomstmaat is abstinentie, uitgedrukt in OR of RR, 5) studiedesign is gerandomiseerd en gecontroleerd. Er zijn 38.814 deelnemers geïncludeerd met een leeftijd variërend van 16 tot 78 jaar. Verschillende vormen van e-healthinterventies zijn meegenomen, zie Tabel 5.5 voor een overzicht hiervan. De verschillende uitkomstmaten die zijn geanalyseerd zijn abstinentie voor 7 dagen na 1, 2, 3, 6, en 12 maand(en) en abstinentie voor 30 dagen na 1, 3 en 6 maand(en). Dit houdt in dat de abstinentie respectievelijk 7 of 30 dagen lang wordt volgehouden na een bepaald aantal maanden.

 

Tabel 5 Overzicht type digitale interventies per RCT (Amari2022)

Auteur, jaar

Interventie

Abroms2014

SMS-interventie

Abroms2017

SMS-interventie

Affret2020

Mobiele interventie (e-Tabac)

Baskerville2018

Mobiele telefoon interventie

Bendtsen2021

SMS-interventie

Bock2013

SMS-interventie

Brendryen2008a

Internet en telefoon interventie (Happy ending)

Brendryen2008b

Internet en telefoon interventie (Happy ending)

Brown2014

Internet interventie

Calhoun2016

Internet interventie

Chen2020

Mobiel sociaal netwerk

Cruvinel2019

Telefonische begeleiding/ SMS

Danaher2015

Internet interventie

Danaher2009

Internet interventie

Durmaz2019

Whatsapp Messenger

Free2009

SMS-interventie

Free2011

SMS-interventie

Hébert2020

Mobiele telefoon interventie

Herbec2014

MumsQuit

Intatrut2020

SMS-interventie en infographic

Jiang2021

SMS-interventie

Kim2020

SMS-interventie

Liao2018

SMS-interventie

Mavrot2017

Stop-Tabac website

Miguez2008

Telefonisch contact

Müssener2016

SMS-interventie

Naughton2014

SMS-interventie

Naughton2017

SMS-interventie

Nomura2019

Telefoon interventie

Poel2009

E-mail interventie

Reitzel2011

Computer interventie

Shiffman2000

Computer interventie

Stanczyk2014

SMS-interventie

Sutton2007

Digitaal gegenereerde gepersonaliseerde adviesbrief

Vidrine2012

Telefoon interventie

Webb2020

Digitale therapeutische interventie

Westmaas2017

Gepersonaliseerde e-mails

Whittaker2011

Video interventie

Xia2020

SMS-interventie

Ybarra2012

SMS-interventie

Ybarra2013

SMS-interventie

Yingst2018

SMS-interventie

 

In Tabel 6 is een overzicht gegeven van de resultaten met bijbehorende kwaliteit van het bewijs.

 

Voor de uitkomst abstinentie voor 7 dagen na 6 maanden geldt dat er een effect is gevonden in het voordeel van de digitale interventies. Digitale interventies lieten geen significant verschil in effectiviteit zien vergeleken met de controlegroep voor de uitkomsten abstinentie voor 7 dagen na 12 maanden en abstinentie voor 30 dagen na 6 maanden.

 

Tabel 6 Effectiviteit van digitale interventies voor stoppen met roken vergeleken met controle

Uitkomsten

Relatief effect
(95% CI)

Aantal deelnemers
(studies)

Certainty of the evidence
(GRADE)

Opmerkingen

Abstinent in de afgelopen 7 dagen (6 maanden)

OR 1.49
(1.23 tot 1.81)

17.871

(15 RCT’s)

⨁◯◯◯
Zeer laaga,b,h

Digitale interventies lijken de kans op abstinentie voor 7 dagen (bij follow-up van 6 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

Abstinent in de afgelopen 7 dagen (12 maanden)

OR 1.43
(0.91 tot 2.25)

1094
(3 RCT’s)

⨁◯◯◯
Zeer laagc,d,e,h

Digitale interventies lijken de kans op abstinentie voor 7 dagen (bij follow-up van 12 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.

Abstinent in de afgelopen 30 dagen (6 maanden)

OR 1.13
(0.86 tot 1.47)

4254

(5 RCT’s)

⨁◯◯◯
Zeer laage,f,g,h

Het bewijs is zeer onzeker over het effect van digitale interventies op abstinentie voor 30 dagen (bij follow-up van 6 maanden) vergeleken met controle voor stoppen met roken.

  1. Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over random sequence generation (2 RCT’s), allocation concealment (8 RCT’s) en bij alle RCT’s is er onduidelijkheid over reporting bias.
  2. Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2 = 78,4%).
  3. Kans op vertekening: er is sprake van onduidelijkheid over random sequence generation (1 RCT), allocation concealment (2 RCT’s), hoge mate van performance en detection bias (1 RCT) en onduidelijkheid over reporting bias (3 RCT’s).
  4. Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2= 60,9%).
  5. Onnauwkeurigheid: het 95% BI valt in niet-klinisch relevant gebied.
  6. Kans op vertekening: er is sprake van onduidelijkheid over allocation concealment (4 RCT’s), een hoge mate van en onduidelijkheid over performance en attrition bias (3 RCT’s) en onduidelijkheid over reporting bias (5 RCT’s).
  7. Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2= 64,2%).
  8. Indirectheid: er is sprake van aanzienlijke verschillen tussen de digitale interventies.

 Beschrijving Pallejà2020, Garrison2020, Schwaninger2021 en Webb2022

Tijdens het literatuuronderzoek zijn er vier RCT’s gevonden die niet zijn geïncludeerd in NICE2020, Kant2021 en Amari2022, namelijk Palleja2020, Garrison2020, Schwaninger2021 en Webb2022. Ook in deze RCT’s is de effectiviteit van digitale stoppen met roken interventies onderzocht. Webb et al. (2022) vergeleken in hun studie (N= 277) een digitale cognitieve gedragstherapie (CGT) interventie met een kort stopadvies (very brief advice). Hieruit bleek dat de digitale CGT interventie resulteerde in een hogere mate van 7 dagen abstinentie, vergeleken met het korte stopadvies, zowel 6 maanden (RR= 1.70; 95% BI= 1.22 – 2.37) als 1 jaar (RR= 1.71; 95% BI= 1.17 – 2.50) na interventie. Schwaninger en collega’s onderzochten de effectiviteit van een stoppen met roken app (SmokeFree buddy app) met geen behandeling (N=162). Geen significante verschillen werden gevonden tussen de behandel- en controlegroep 6 maanden na de stopdatum. De auteurs redeneren dat dit resultaat mogelijk veroorzaakt is door een lage betrokkenheid bij de app en benoemen het belang van effectief stimuleren van het gebruik van dergelijke stoppen met roken apps. In 2020 publiceerden Garrison en collega’s een RCT (N=325) waarin de effectiviteit van een smartphone app gebaseerd op mindfulness training werd vergeleken met TAU (very brief advice). Zij vonden geen verschil in abstinentie tussen de groepen na 6 maanden follow-up. Ook in de RCT van Pallejà en collega’s uit 2020 is de effectiviteit van een stoppen met roken app onderzocht (N=773). Vergeleken met gebruikelijke zorg, lieten de resultaten een significant verschil zien in abstinentie in het voordeel van de interventiegroep na een follow-up van 12 maanden. Kortom, de resultaten van deze RCT’s komen overwegend overeen met de resultaten van de eerder beschreven meta-analyses van Kant2021 en Amari2022; deze lieten ook positieve resultaten zien op abstinentie na 12 maanden.

Om bovengenoemde vraag te beantwoorden, is er op 4 oktober 2022 een literatuuronderzoek uitgevoerd in de PsychInfo, Medline, Cochrane en Cinahl databanken naar systematische reviews naar RCT’s, meta-analyses en RCT’s. De zoekstrategie en -resultaten staan beschreven in de zoekverantwoording.

 

Tabel 1 PICO

Patiënten

Volwassen rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen

Interventie

E-healthinterventies voor stoppen met roken (incl. blended care)

Vergelijking

Gebruikelijke zorg of geen behandeling

Uitkomstmaten

Cruciaal

  • Gestopt met roken op het langste follow-up moment (≥ 6 maanden)

Belangrijk

  • Kwaliteit van leven

 

Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten

De werkgroep heeft bepaald dat 20% het minimale klinisch relevante verschil is voor alle uitkomstmaten, net als een SMD (Standardized Mean Difference) > 0,50, een OR of RR < 0,75 of > 1,25 en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.

 

Van de 945 artikelen, bleven er na beoordeling op titel en abstract 32 referenties over voor de selectie op basis van de volledige teksten (Williams2022; Webb2022; Villanti2022; Shuter2022; Santiago2022; Santiago2022; Santiago2022; Santiago2022; Olano2022; Mujcic2022; Graham2022; Etter2022; Amaral2022; Chulasai2022; Schwaninger2021; Herbec2021; Graham2021; Bendtsen2021; Wen2020; Pallejà2020; Masaki2020; Garrison2020; Bricker2020; Affret2020; Spanakis2021; Saroj2022; Coleman2021; Cartujano2021; Amari2022; Krishnan2021; Kant2021; NICE2020). Redenen voor exclusie waren het niet voldoen aan de PICO (onjuist(e) studie design/ populatie/ interventie/ uitkomst). Na het beoordelen van de volledige tekst zijn er zes studies en één richtlijn geïncludeerd (Amari2022; Kant2021; NICE2020; Pallejà2020; Garrison2020; Schwaninger2021; Webb2022). Zie Tabel 5.2 voor een overzicht van de geëxcludeerde studies met daarbij de redenen van exclusie.

 

Tabel 2 Overzicht van geëxcludeerde studies na selectie op basis van full text

Studie

Reden van exclusie

Graham2022

Controle komt niet overeen met PICO (internet + SMS interventie vs. internet interventie)

Etter2022

Controle komt niet overeen met PICO (aangepaste app)

Herbec2021

Controle komt niet overeen met PICO (app met vs. zonder craving management)

Wen2020

Te korte follow-up (3 maanden)

Masaki2020

Controle komt niet overeen met PICO (aangepaste app met basisfuncties)

Saroj2022

Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non-RCT’s)

Coleman2021

Te specifieke doelgroep (zwangere vrouwen)

Williams2022

Te korte follow-up (3 maanden)

Villanti2022

Te specifieke doelgroep (sociaaleconomisch benadeelde jongvolwassenen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Shuter2022

Te specifieke doelgroep(mensen met HIV) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Santiago2022

Te specifieke doelgroep (Amerikaans-Indische en Alaskaanse mensen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Santiago2022

Te specifieke doelgroep (mensen van kleur) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Santiago2022

Te specifieke doelgroep (volwassenen met laag inkomen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Santiago2022

Te specifieke doelgroep (mensen uit landelijk gebied) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Olano2022

 

Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand)

Mujcic2022

Te specifieke doelgroep (voormalige kankerpatiënten)

Amaral2022

Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand)

Chulasai2022

Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand)

Bendtsen2021

Doelgroep komt niet overeen met PICO (e-sigaret rokers)

Bricker2020

Controle komt niet overeen met PICO (app vs. app)

Affret2020

Meegenomen in Amari2022

Spanakis2021

Te specifieke doelgroep (mensen met ernstige psychische aandoening)

Cartujano2021

Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non-RCT’s)

Krishnan2021

Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non- RCT’s)

 

  1. Amari, S., & Khan, M. A. (2022). Digital interventions for smoking abstinence: a systematic review and meta-analysis of randomized control trials. Journal of Addictive Diseases, 1-25.
  2. CBS i.s.m. RIVM en Trimbos-instituut (2023). Kerncijfers Roken 2022, o.b.v. de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor. Trimbos-instituut: Utrecht.
  3. Chat met je sigaret (2023). https://www.chatmetjesigaret.nl/index.html Geraadpleegd op 3 mei 2023.
  4. Chavannes N, Drenthen T, Wind L, Van Avendonk M, Van den Donk M, Verduijn M. (2017). NHG-Behandelrichtlijn Stoppen met roken. Nederlands Huisartsen Genootschap.
  5. Cheung KL, Wijnen BFM, Hiligsmann M, Evers SMAA, de Vries H. Overzicht en kosteneffectiviteit van online rokeninterventies in Nederland. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen. 2019;97(3–4):73–86.
  6. De Stopcoach app (2023). https://www.trimbos.nl/aanbod/interventies/de-stopcoach/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
  7. Derksen, M. E., van Strijp, S., Kunst, A., et al., (2020). Serious games for smoking prevention and cessation: A systematic review of game elements and game effects. J Am Med Inform Assoc, 27(5), 818-833.
  8. Garrison, K. A., Pal, P., O’Malley, S. S., et al. (2020). Craving to quit: a randomized controlled trial of smartphone app–based mindfulness training for smoking cessation. Nicotine and Tobacco Research, 22(3), 324-331.
  9. Ikstopnu.nl (2023). Stoppen met roken apps. https://www.ikstopnu.nl/stoppen-met-roken/apps/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
  10. Kant, R., Yadav, P., & Bairwa, M. (2021). Effectiveness of the Internet-Based Versus Face-to-Face Interaction on Reduction of Tobacco Use Among Adults: A Meta-Analysis. Cureus, 13(11).
  11. van Lettow B, Wouters M, Sinnige J, van Stiphout C. E-health, wat is dat? Den Haag: Nictiz; 2019.
  12. Meijer, E., Korst, J. S., Oosting, K. G., et al. (2023). “At least someone thinks I’m doing well”: a real-world evaluation of the quit-smoking app StopCoach for lower socio-economic status smokers. Addict Sci Clin Pract 16:48
  13. National Institute for Health and Care Excellence (2020). Behaviour change: digital and mobile health interventions.
  14. Pallejà-Millán, M., Rey-Reñones, C., Uriarte, M. L. B., Granado-Font, E., Basora, J., Flores-Mateo, G., & Duch, J. (2020). Evaluation of the Tobbstop mobile app for smoking cessation: cluster randomized controlled clinical trial. JMIR mHealth and uHealth, 8(6), e15951.
  15. Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.
  16. Quiddy app (2023). https://jongvolwassenen.ikstopnu.nl/quiddy-app/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
  17. Schwaninger, P., Berli, C., Scholz, U., & Lüscher, J. (2021). Effectiveness of a dyadic buddy app for smoking cessation: randomized controlled trial. Journal of medical Internet research, 23(9), e27162.
  18. Smith AL, Carter SM, Chapman S, Dunlop SM, Freeman B. Why do smokers try to quit without medication or counselling? A qualitative study with ex-smokers. BMJ Open 2015; 5: e007301.
  19. Stichting Partnership stop met roken (2017). Richtlijn behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken ondersteuning (herziening 2016). Utrecht: Trimbos-instituut.
  20. Stopmail (2023). https://www.ikstopnu.nl/stopmail/ Geraadpleegd op 3 mei 2023.
  21. Stoptober-app (2023). https://stoptober.nl/de-app/ Geraadpleegd op 3 mei 2023.
  22. Taylor GMJ, Dalili MN, Semwal M, Civljak M, Sheikh A, Car J. Internet-based interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2017;2017(9)
  23. Trimbos-instituut (2016). Richtlijn Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken begeleiding. Trimbos-instituut, Utrecht.
  24. Webb, J., Peerbux, S., Ang, A., etal. (2022). Long-Term Effectiveness of a Clinician-Assisted Digital Cognitive Behavioral Therapy Intervention for Smoking Cessation: Secondary Outcomes from a Randomized Controlled Trial. Nicotine & Tobacco Research.
  25. Whittaker R, McRobbie H, Bullen C, Rodgers A, Gu Y, Dobson R. Mobile phone text messaging and app-based interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2019;(10).
  26. Whittaker, R., Dobson, R., & Garner, K. (2022). Chatbots for Smoking Cessation: Scoping Review. J Med Internet Res, 24(9):e35556. doi: 10.2196/35556.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 12-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 12-09-2024

Geplande herbeoordeling  :

Richtlijnen bevatten geen wettelijke voorschriften, maar aanbevelingen die zo veel mogelijk op bewijs gebaseerd zijn. Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het streven om kwalitatief goede of ‘optimale’ zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk. Wanneer zorgverleners van deze richtlijn afwijken, wordt het aanbevolen om dit beargumenteerd en gedocumenteerd, en waar relevant in overleg met de patiënt, te doen.

 

De professionaliteit van zorgverleners in de gezondheidszorg brengt met zich mee dat zij (mede door het hanteren van een richtlijn) zoveel mogelijk evidence-based handelen, volgens de laatste stand van de wetenschap. Wanneer richtlijnen door, en binnen de beroepsgroep zijn opgesteld, normeren zij het medisch professioneel handelen en zijn zij een uitwerking van de medisch professionele standaard.[1]

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar zoveel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners, zorgorganisaties, zorgvragers en beleidsmakers kennis kunnen ontlenen om kwalitatief hoogwaardige zorg te waarborgen. De doelgroep van de richtlijn kan op basis van de eigen professionele autonomie afwijken van de richtlijn als zij dat (in overleg met de zorgvrager) nodig acht. Als de situatie het vereist is afwijken van richtlijnen zelfs noodzakelijk. Wel is er de plicht om dit schriftelijk vast te leggen. Hiermee hebben richtlijnen geen bindend karakter en vormen ze geen voorschrift; een voorschrift is immers wel bindend.

[1] Gevers JKM & Aalst A van (1998). De rechter en het medisch handelen (3e druk). Deventer: Kluwer.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Partnership Stoppen met Roken
  • Trimbos-instituut
  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging Van Doktersassistenten
  • Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland
  • Trimbos-instituut
  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde
  • Partnership Stoppen met Roken
  • Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners
  • Praktijkverpleegkundigen & Praktijkondersteuners

Algemene gegevens

Het belang van deze richtlijn wordt ondersteund door onderstaande partijen, die geen standaardprocedure hebben voor het autoriseren van richtlijnen, of waarbij de autorisatie van de richtlijn niet in deze procedure is meegenomen:

  • Branchevereniging Stoppen met Roken
  • Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV): Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en het Longfonds
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
  • NVM-mondhygiënisten
  • Partnership Stoppen met Roken (P-SMR)
  • Patiëntenfederatie Nederland (PFN)
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN)
  • Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

Op initiatief van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), in samenwerking met het Partnership Stoppen met Roken en met mede financiering van het Ministerie van VWS heeft de richtlijnwerkgroep de multidisciplinaire richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ alsmede de NHG-behandelrichtlijn ‘Stoppen met roken’ geactualiseerd. De ontwikkeling werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het Trimbos-instituut en het NHG.

Doel en doelgroep

De richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ geeft aanbevelingen voor de behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken. De richtlijn geeft aanbevelingen ter ondersteuning van de praktijkvoering van alle professionals die betrokken zijn bij de zorgverlening aan deze groep mensen. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen, waaronder patiëntvoorkeuren en ‘expert opinion’, geeft de richtlijn een overzicht van goed (‘optimaal’) handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan een onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken.

Samenstelling werkgroep

De Multidisciplinaire Richtlijn ’Tabaks- en nicotineverslaving’ is ontwikkeld in opdracht van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG).

De richtlijnwerkgroep, onder voorzitterschap van Prof. dr. Jean Muris, bestond uit huisartsen, praktijkondersteuners en -verpleegkundigen, longartsen, cardiologen, verslavingsartsen, kinderartsen en gynaecologen die door de beroepsverenigingen waren afgevaardigd. Naast de richtlijnwerkgroep is er een klankbordgroep van inhoudelijk experts samengesteld, die werd gevraagd voorafgaand aan de commentaarfase schriftelijk te reageren op de conceptteksten.

De richtlijnwerkgroep werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het technisch team van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap. Dit technisch team bestond uit projectleiders, richtlijnadviseurs, informatiespecialisten, literatuur reviewers en projectassistentie. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de samenstelling van de richtlijnwerkgroep (Tabel 2.2), de klankbordgroep (Tabel 2.3) en het ondersteunend (technisch) team (Tabel 2.4).

 

Tabel 2.2 Leden werkgroep

Naam

Organisatie

Beroep/functie

Jasper Been

Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis, NVK, Taskforce Rookvrije Start

Kinderarts-neonatoloog, associate professor

Anne-Marije Buiter

NVALT

Longarts

Zamire Damen

NHG

Huisarts n.p., sr. wetenschappelijk medewerker

Gea van Essen

(t/m maart 2023)

V&VN

Gespecialiseerd longverpleegkundige

Inge Heemstra

NHG

Huisarts, wetenschappelijk medewerker

Petra Hopman

Trimbos-instituut

Wetenschappelijk medewerker, projectleider

Clasien van der Houwen

NVOG, Taskforce Rookvrije Start (Vz)

Gynaecoloog

Ine Kuilder (v.a. januari 2023)

NVvPO, V&VN

Praktijkondersteuner Somatiek

Hennie Monrooij

V&VN

Praktijkondersteuner Huisarts- Somatiek, Stoppen-met-rokencoach, Longfunctieanalist

Jean Muris (voorzitter)

NHG, Universiteit Maastricht

Huisarts, hoogleraar Huisartsgeneeskunde

Matthijs Oud

NHG, Trimbos-instituut

Wetenschappelijk medewerker, reviewer

Carlijn van der Pijl

NVVC

Cardioloog

Talisha de Rouw

(t/m januari 2023)

NVvPO, V&VN

Praktijkondersteuner Somatiek

Annemiek Schep

NHG

Wetenschappelijk medewerker, epidemioloog

Wilco Sliedrecht

VVGN (Vz) , de Hoop ggz

Verslavingsarts KNMG, Opleider verslavingsgeneeskunde

Ilona Statius Muller

NHG

Huisarts

Elena Vos (t/m juli 2023)

Trimbos-instituut

Jr. wetenschappelijk medewerker, reviewer

Amanda van Walraven

NHG

Wetenschappelijk medewerker, projectleider

Marieke Westra

NVvPO, V&VN

Praktijkondersteuner Somatiek

Lidewij Wind

NHG

Huisarts

 

Tabel 2.3 Leden klankbordgroep

Hoofdstuk

Naam

Organisatie

Beroep

Alle

Selma Bouthoorn

NHG

Huisarts, wetenschappelijk medewerker

Minderen met roken als opmaat tot stoppen, Cytisinicline, E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode, Stoppen met gebruik van de e-sigaret, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding

Esther Croes

Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur)

Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker

Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding

Miriam de Kleijn

PinK-FOX, Partnership Stoppen met Roken (voorzitter)

Adviseur gezondheidsbevordering, n.p. huisarts

Alle

Miranda Kurver

NHG

Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker

Kort stopadvies

Naomi Lagerweij

Trimbos-instituut

Wetenschappelijk medewerker

E-health, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding

Eline Meijer

LUMC

Universitair docent

Alle

Miesje Nijs

NHG

Huisarts, wetenschappelijk medewerker

Minderen met roken als opmaat tot stoppen

Marcel Pieterse

Universiteit Twente

Universitair hoofddocent

E-health

Sigrid Troelstra

Trimbos-instituut

Wetenschappelijk medewerker

Kort stopadvies

Maurits van der Veen

Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur), Ziekenhuis Gelderse Vallei (tot 1-1-2024), Isala (per 1-1-2024)

Cardioloog

Alle

Monique Verduijn

NHG

Apotheker, senior wetenschappelijk medewerker

Alle

Corlien de Vries

NHG

Huisarts, wetenschappelijk medewerker

Alle

Iris Wichers

NHG

Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker

Minderen met roken als opmaat tot stoppen

Marc Willemsen

Trimbos-instituut, Universiteit Maastricht

Afdelingshoofd afdeling Tabak, hoogleraar Tabaksontmoediging

 

Tabel 2.4 Ondersteuning werkgroep

Naam

Ondersteuning

Jacintha van Balen

Sr. wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG

Esther Croes

Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker, Trimbos-instituut

Daniëlle van Duin

Wetenschappelijk medewerker, richtlijnadviseur, Trimbos-instituut

Ton Kuipers

Sr. wetenschappelijk medewerker, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG

Kimberly Lucas

Projectondersteuner, Trimbos-instituut

Laura van Rossum – Boerboom

Informatiespecialisten, NHG

Carla Sloof

Informatiespecialisten, NHG

Maud Visser

Wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG

Urlien Vogelland

Projectondersteuner, NHG

Tjerk Wiersma

Wetenschappelijk medewerker, beoordelaar belangenverstrengeling; NHG

Belangenverklaringen

Publicaties over VBA

Oktober 2022

Uitgesloten aan deelname uitgangsvraag VBA

Clasien van der Houwen

ZZP Trimbos Instituut/NVOG

Geen

Geen

November 2022

 

Ine Kuilder (vanaf januari 2023)

- Praktijkondersteuner Somatiek

Geen

Geen

Mei 2024

 

Hennie Monrooij

  • Praktijkondersteuner Huisarts- Somatiek, Medisch Centrum Hofspoor te Houten
  • Stoppen met roken coach voor Sinefuma
  • ZZP’er Inval POH bij diverse praktijken
  • Inval Longfunctieanalist in diverse ziekenhuizen
  • Lid van de implementatiecommissie van de CAHAG (onbetaald)
  • Lid van het Partnership Stop met Roken (onbetaald)

Sinefuma is een bedrijf waarvoor ik de stop met roken training voor geef en waarvoor ik werk

November 2022

 

Jean Muris

  • Universiteit Maastricht, hoogleraar huisartsgeneeskunde
  • Incidentele waarnemingen als huisarts in huisartsenpraktijk Geulle

UM in fulltime en betaald; voor waarnemingen

Geen

December 2023

 

Matthijs Oud

Epimedioloog, Methodoloog standaarden NHG, Trimbos-Instituut

  • Afstudeer begeleider SPV (Avans + hogeschool) (betaald)
  • Externe promovendus (VU Amsterdam)
  • Ik heb aandelen, deze wisselen van samenstelling. Maar ik beleg, gezien mijn functie, niet direct in de farmaceutische industrie of andere bedrijven die activiteiten hebben in de gezondheidszorg
  • ZonMw, projectleider (Onderzoek naar effectieve elementen van psychotherapie). NVvP geen projectleider (diverse richtlijntrajecten), IKNL projectleider (diverse richtlijn trajecten), Akwa GGZ (diverse zorgstandaarden generieke modulen, bij 1 projectleider)

Maart 2022

 

Carlijn van der Pijl

Cardioloog Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA)

  • Lid Werkgroep Cardiovasculaire Beeldvorming NVVC (onbetaald)
  • Mede oprichter Zorgpad Congenitale Cardiologie Hartnet (onbetaald)

Geen

Oktober 2022

 

Talisha de Rouw

(t/m januari 2023)

  • Praktijkondersteuner somatiek bij huisartsenpraktijk S Broens te Huissen, huisartsenpraktijk de Zuiling te Elst en huisartsenpraktijk Kleerekoper / Corsten te Elst
  • POH/NVvPO en VenVN
  • Lid medische vakcommissie beroepsverenigingen VenVN en NVvPO (onbetaald)
  • Externe examinator Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (0-uren contract betaald)

Geen

November 2022

 

Annemiek Schep

Epimedioloog, Wetenschappelijk medewerker NHG

Onderzoeker lectoraat Zorg en Zingeving, Hogeschool Viaa Zwolle, analyses uitvoeren en meeschrijven aan artikelen (betaald)

Geen

Maart 2022

 

Wilco Sliedrecht

  • Bestuurslid VVGN, Vereniging Verslavingsgeneeskunde Nederland
  • Verslavingsarts KNMG, opleider verslavingsgeneeskunde bij de Hoop GGZ Dordrecht

Geen

Geen

Oktober 2022

 

Ilona Statius Muller

Huisarts, huisartsenpraktijk Ubbens & Statius Muller

  • Scen arts (betaald)
  • Kruispost arts (onbetaald)
  • Kaderopleiding Supervisie en Coaching i.o.
  • Amsterdams Rookalarm
  • Werkgroep wijkgerichte zorg Amsterdam

Geen

Januari 2024

 

Elena Vos

(t/m juli 2023)

Junior literatuuronderzoeker, Trimbos- Instituut

Geen

Geen

Oktober 2022

 

Amanda van Walraven

Apotheker, Wetenschappelijk medewerker NHG

Geen

Geen

Maart 2022

 

Marieke Westra

Praktijkondersteuner somatiek

Lid medische vakcommissie NVvPO (onbetaald)

Geen

Oktober 2022

 

Lidewij van Zelst-Wind

  • Huisarts
  • ZZP kaderarts

Beide betaald, ZZP kaderarts GGZ deels betaald, deels onbetaald

Mede auteur eerste NHG- Standaard Stoppen met Roken en NHG behandelrichtlijn 2017

Februari 2024

 

# Dit betreft: persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, extern gefinancierd onderzoek, intellectuele belangen of reputatie, overige belangen (zie voor de uitgebreide vragen de KNAW belangenverklaring). Een blanco cel in de tabel geeft aan dat de betreffende persoon geen van de genoemde belangen heeft.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

In het eerste deel van 2022 heeft er een knelpunteninventarisatie plaatsgevonden binnen het NHG en de aangesloten beroepsverenigingen van het Partnership Stoppen met Roken. Hen is gevraagd welke thema’s er in aanmerking dienden te komen voor opname (herzien of nieuw) in de huidige herzieningsronde. Ook zijn inhoudelijk experts benaderd met deze vraag. Omdat er ruimte was voor opname van maximaal acht thema’s (en de lijst aangedragen thema’s langer was) heeft een technisch team (wetenschappelijk medewerkers en methodologen) van het NHG en het Trimbos-instituut in de tweede helft van 2022 via twee bijeenkomsten beargumenteerd afgewogen welke thema’s er opgenomen zouden worden. Overwegingen waren daarbij onder meer vragen vanuit het zorgveld (o.a. sterk toegenomen gebruik van de e-sigaret, en hoe hier als zorgverlener mee om te gaan), ontwikkelingen in het aanbod van interventies (o.a. varenicline niet langer beschikbaar, met cytisine als potentiële vervanger) en het al dan niet beschikbaar zijn van nieuwe wetenschappelijke inzichten.

In 2022 is er een werkgroep samengesteld bestaande uit het technisch team (NHG en Trimbos-instituut), aangevuld met zorgverleners vanuit verschillende disciplines (zie Tabel 2.2 Leden werkgroep). In totaal kwam de werkgroep zes keer bijeen, gedurende een periode van circa anderhalf jaar (november 2022 – maart 2024). In deze periode doorliep zij de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO). De informatiespecialist verrichtte op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten een selectie in de gevonden onderzoeken.

Alle werkgroepleden hebben een KNAW Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling ingevuld. Zie de tabel belangenverklaringen voor een samenvattend overzicht. Een deelnemer werd uitgesloten van deelname aan één uitgangsvraag, voor de rest waren er geen conflicterende belangen.

Tijdens de startbijeenkomst van de werkgroep werden op basis van de uitgangsvragen de PICOs (begrenzing van de Populatie, Interventies, Controle condities en de Uitkomstmaten besproken en vastgesteld. Tijdens de tweede tot en met de vijfde bijeenkomt werden de acht modules inhoudelijk besproken. Hierbij beoordeelden de reviewers steeds de kwaliteit en inhoud van de verkregen wetenschappelijke literatuur, en verwerkten deze in evidence tabellen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies. Deze search, selectie en conclusies werden vervolgens steeds aan de richtlijnwerkgroep voorgelegd. Op basis van de gevonden literatuur gingen werkgroepleden met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (‘expert opinion’)[1] en kwamen zo tot gewogen aanbevelingen. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van het patiëntenperspectief, zoals verkregen uit een peiling onder 22.000 leden van het Zorgpanel van de Patiëntenfederatie Nederland en enkele patiëntenorganisaties.[2] Zie Bijlage 'Raadpleging Zorgpanel Patiëntenfederatie Nederland' van deze richtlijn voor de werkwijze en voornaamste bevindingen.

Samen met de werkgroepleden schreef het technisch team de conceptrichtlijntekst, die eind 2023 via een interne commentaarronde is voorgelegd aan het NHG en aan een aantal inhoudelijk experts (klankbordgroep; zie Tabel 2.3). In december 2023 en januari 2024 is het daarop aangepaste document ter becommentariëring voorgelegd aan de externe referenten. De verkregen input is in overleg met de werkgroep (tijdens de zesde en laatste bijeenkomst) verwerkt tot een document dat vervolgens ter autorisatie aan de beroepsverenigingen is voorgelegd.

[1] Deze praktijkoverwegingen zijn steeds beschreven in de hoofdstuksecties ‘van bewijs naar aanbeveling’.

[2] Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.

 

Afbakening

Deze richtlijn(herziening) omvat de diagnostiek en het beleid om rokers effectief te adviseren en te begeleiden bij het stoppen met roken van nicotinehoudende tabaksproducten of, waar expliciet benoemd, de e-sigaret. Ondersteuning bij het stoppen met overige tabaksproducten, zoals nicotinezakjes en snus, waterpijp, kruidensigaret, pruim- en snuiftabak, joint, heat-not-burn sigaretten (heat sticks of verhitte tabak) en vaporizers vallen buiten deze scope.[3]

Tenzij anders vermeld (zie hiervoor de uitgangsvragen en PICO’s) betreft de richtlijn de behandeling van patiënten van alle leeftijden, al dan niet gemotiveerd om hun rookgedrag te veranderen, en wordt de behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken bij speciale subgroepen zoals jongeren, zwangeren of personen met comorbide psychiatrische stoornissen niet specifiek belicht.

De kennis omtrent de volgende thema’s is bij de huidige modulaire richtlijnherziening geactualiseerd:

  • E-health
  • E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode
  • Farmacotherapie:
    • Cytisinicline
    • Nicotinevervangende middelen bij zwangeren[4]
  • Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
    • Kort stopadvies
  • Minderen met roken als opmaat tot stoppen

Thema’s die niet eerder aan bod kwamen en derhalve bij deze actualisatieronde voor het eerst zijn opgenomen, zijn:

  • Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
    • Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding
  • Stoppen met gebruik van de e-sigaret

[4] In aansluiting op de vorige richtlijnherziening (2016) is het addendum ‘Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken ondersteuning bij zwangere vrouwen’ (2017) verschenen, waar nicotinevervangende middelen één van de modules vormde.

 

Uitgangsvragen

De richtlijn is ontwikkeld op geleide van uitgangsvragen, die gebaseerd zijn op ervaren knelpunten rondom de behandeling van mensen met een tabaksverslaving.

De richtlijn is geen leerboek waarin zoveel mogelijk beschikbare kennis over een onderwerp wordt  opgenomen, maar een document met praktische aanbevelingen rondom knelpunten uit de praktijk.  Dat betekent dat praktijkproblemen zoveel als mogelijk uitgangspunt zijn van de teksten in de richtlijn. Dat betekent ook dat méér aandacht gegeven wordt aan de wijze waarop die praktijkproblemen worden opgelost, dan aan de degene door wie die problemen worden aangepakt of opgelost. De richtlijn is een document dat beschrijft hoe optimale behandeling er inhoudelijk uitziet. Indien mogelijk beschrijft de richtlijn ook in welke vorm een interventie het beste kan worden aangeboden. De huidige modulaire richtlijnherziening behandelt in de verschillende hoofdstukken de ‘klinische uitgangsvragen’

 

Methode wetenschappelijke onderbouwing

De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO).

 

Zoekstrategie

Uitgangspunt is de richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving en Stoppen met Roken Ondersteuning’, herziening 2016.[5] Om de uitgangsvragen te beantwoorden is door de informatiespecialist op systematische wijze gezocht naar richtlijnen, systematische reviews en RCT’s, vanaf de zoekdatum van de vorige richtlijn. Dit werd gedaan in verschillende databanken, zoals Pubmed en Embase. Zoekacties worden per uitgangsvraag (‘search strings’) en het aantal gevonden artikelen beschreven en zijn opvraagbaar per module. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

[5] Deze baseerde zich weer op de eerste (CBO-)richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving uit 2004.

 

Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs

Sinds de introductie van de GRADE-methodiek in 2004 werd dit wereldwijd al snel de methode van voorkeur om wetenschappelijk bewijs te graderen ten behoeve van richtlijnontwikkeling (Guyatt et al., 2011[6]), inclusief deze richtlijn. De GRADE-methodiek gaat er van uit dat de zekerheid van het wetenschappelijk bewijs uit randomized controlled trials (RCT’s) in beginsel hoog is vanwege de, mits goed uitgevoerd, kleine kans op vertekening (bias). In geval van observationele (niet gerandomiseerde) studies is de uitgangspositie van de zekerheid van bewijs laag. De zekerheid van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst (zie hieronder 'GRADE-factoren voor downgraden en upgraden'). Bij observationeel onderzoek kan het bewijs in bepaalde gevallen omhoog worden gegradeerd.

Bij het beoordelen van het verschil in effecten tussen interventies is gelet op het bestaan van klinisch relevante verschillen tussen interventies. Daarvoor wordt bij voorkeur gelet op absolute verschillen (indien deze gegevens beschikbaar zijn). De NHG-werkgroep heeft per uitkomstmaat bepaald wat de grens voor een klinisch relevant verschil (voor- of nadeel) is. Als dit niet mogelijk was, ging de werkgroep uit van de door GRADE voorgestelde standaardgrenzen van een Minimally Important Difference (MID) van 0,5 SMD voor continue uitkomstmaten, 20% op de totale score van een vragenlijst en 25% relatieve risicoreductie (RRR; wat correspondeert met een RR van 0,75 of 1,25) voor dichotome uitkomstmaten.

Bij de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs ten aanzien van bovenstaande factoren werd uitgegaan van ‘Grade guidelines’, zoals ook te raadplegen in het ‘Grade handbook’ (Guyatt et al., 2013).[7]

[6] Guyatt et al. (2011). GRADE guidelines: a new series of articles in the Journal of Clinical Epidemiology. J Clin Epidemiol, 64(4):380-2.

[7] Schünemann et al. (2013). GRADE Handbook: Introduction to GRADE Handbook. Handbook for grading the quality of evidence and the strength of recommendations using the GRADE approach. Updated October 2013.

 

GRADE-factoren voor downgraden en upgraden

Het niveau van de kwaliteit van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.

We downgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van studies met een hoge uitgangspositie (RCT’s), bij:

We upgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van observationele studies bij:

1. Beperkingen in de onderzoeksopzet of uitvoering (study limitations)[8]

Hierbij gaat het om de methodologische kwaliteit. Voorbeelden zijn dat de randomisatie-procedure niet optimaal was, dat beoordelaars van subjectieve uitkomsten niet geblindeerd waren, dat er selectief is gerapporteerd over de uitkomsten en dat er veel uitvallers waren.

1. Een groot effect (large magnitude of effect)

Hiervan is sprake als er in de resultaten een groot effect of een sterk bewijs van associatie gevonden wordt. Dit kan tot uitdrukking komen in de hoogte van het relatieve risico (RR).

2. Inconsistentie van de resultaten (inconsistency)

Hierbij gaat het om heterogeniteit van de resultaten van verschillende studies. Er kunnen beperkingen zijn als er een grote variatie is in de schattingen van het effect van een behandeling of als er nauwelijks overlap is tussen de 95%- betrouwbaarheidsintervallen (BI’s).

2. Mogelijke confounders die het ‘ware’ effect verminderd hebben (plausible confounding)

Hiervan kan sprake zijn als er een achterliggende variabele is, zoals de ernst van de aandoening van de patiënten die met het onderzoek meedoen, die van invloed is op het effect van de interventie.

3. Indirect bewijs (indirectness)

Er worden twee soorten indirect bewijs onderscheiden. Enerzijds gaat het om indirecte vergelijkingen, bijvoorbeeld wanneer er alleen interventies met een placebo worden vergeleken en geen interventies met elkaar worden vergeleken. Anderzijds gaat het om verschillen in patiëntenpopulatie, inhoud van de interventie of keuze van de uitkomstmaten tussen de beschikbare studies en de uitgangsvraag die in de richtlijn wordt gesteld.

3. Bewijs van een verband tussen de dosering en de repons (dose-response gradient)

Hiervan kan sprake zijn als een stijgende dosering van een bepaald medicijn meer effect geeft.

4. Onnauwkeurigheid van de resultaten (imprecision)

Hierbij gaat het om de onzekerheid van de uitkomst, bijvoorbeeld als de 95%-BI’s heel breed zijn vanwege kleine patiëntaantallen.

 

5. Kans op selectieve publicatie (publication bias) van onderzoeken of uitkomstmaten.

Een voorbeeld van een beperking is wanneer niet alle studies gepubliceerd worden, bijvoorbeeld kleine studies die geen effecten ten gunste van de interventie konden aantonen.

 

[8] De zekerheid van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.

 

Samenvatten van resultaten en conclusies

Van elk artikel is een samenvatting gemaakt in een zogenaamde 'evidence tabel', waarin de belangrijkste kenmerken van de onderzoeken zijn opgenomen. De formulering van de conclusies, gebaseerd op de studies uit het systematische literatuuronderzoek, is afgestemd op het GRADE niveau (zie Tabel 2.5). Deze formulering sluit ook aan bij de ‘levels of evidence’ (niveau 1 t/m 4) die is toegepast in de eerste richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving (CBO, 2009) en de meest recente herziening uit 2016.

 

Tabel 2.5 Formulering van conclusies naar aanleiding van het GRADE niveau

GRADE niveau

Niveau van bewijs

Formulering conclusie

⊕⊕⊕⊕

Niveau 1: Hoog

“X vermindert / verhoogt …”

⊕⊕⊕◯

Niveau 2: Redelijk

“X vermindert / verhoogt waarschijnlijk …”

⊕⊕◯◯

Niveau 3: Laag

“X lijkt te resulteren in een vermindering / toename van …”

⊕◯◯◯

Niveau 4: Zeer laag

“Het bewijs is zeer onzeker over het effect van X op …”

 

Van bewijs naar aanbevelingen: Overwegingen

Naast het wetenschappelijk bewijs bepalen enkele andere factoren mede of een instrument of behandeling wordt aanbevolen. De leden van de werkgroep brengen deze overwegingen op basis van hun praktijkervaringen in. In de teksten van de vorige richtlijn-versies werd dit onder ‘Overige Overwegingen’ beschreven.

Mee te wegen factoren om te bepalen of een instrument of behandeling wordt aanbevolen:

 

1. Kwaliteit van bewijs

Hoe hoger de algehele kwaliteit van het bewijs, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.

 

2. Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

Hoe groter het verschil is tussen de gewenste en ongewenste effecten, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling. Hoe kleiner dit verschil of hoe meer onzekerheid over de grootte van het verschil, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een conditionele aanbeveling.

Toelichting:

  • Bespreken effectiviteit in relatie tot bijwerkingen en complicaties in het licht van de kwaliteit van bewijs, de precisie van de effectgrootte en minimaal klinisch relevant geacht voordeel;
  • Sterkte van het effect vergeleken met geen interventie;
  • Aanwezigheid van comorbiditeit;
  • Klinisch niet relevantie van het effect.

3. Patiëntenperspectief

Hoe groter de uniformiteit in waarden en voorkeuren van patiënten bij het afwegen van de voor- en nadelen van een interventie, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.

 

4. Kosten

Hoe minder middelen er worden gebruikt (m.a.w. hoe lager de kosten van een interventie zijn vergeleken met de beschouwde alternatieven en andere kosten gerelateerd aan de interventie), des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke aanbeveling. Hoe meer onzekerheid over het middelenbeslag, des te waarschijnlijker wordt een conditionele aanbeveling.

 

5. Aanvaardbaarheid

Hier worden de bijzonderheden beschreven over de haalbaarheid van de interventie. Potentiële implementatiebarrières zijn divers van aard, denk aan praktische, technische, juridische en logistieke aspecten, maar ook organisatorische aspecten, professionele interacties of personele capaciteit. Bijvoorbeeld beperkte beschikbaarheid van de interventie of training van zorgpersoneel in het buitenland.

NB: Een ander voorbeeld is duurzaamheid. Wanneer productie, toediening en/of gebruik van de interventie niet duurzaam is (bijvoorbeeld belastend voor het milieu), weegt dit mee in de beoordeling van de haalbaarheid en daarmee de sterkte en richting van de aanbeveling. Bij een vergelijking van twee interventies kunnen de duurzaamheidsaspecten meewegen in de uiteindelijke formulering van de aanbeveling.

 

6.Haalbaarheid

Dit is een samenvatting van bovenstaande punten, waarbij ook de weging wordt aangegeven, om weer te geven hoe er tot de aanbeveling is gekomen. Het is een lopende, goed leesbare tekst. Er wordt aangegeven welke argumenten de doorslag hebben gegeven voor de aanbeveling. En er wordt expliciet vermeld of het een sterke of zwakke aanbeveling is, voor of tegen de interventie.

 

Formulering van aanbevelingen

Afhankelijk van deze factoren kan een instrument of behandeling wel of niet worden aanbevelen. We maken daarbij onderscheid tussen zwakke en sterke aanbevelingen. In het geval van een sterke aanbeveling wordt behandeling X voor alle patiënten met Y aanbevelenswaardig geacht. Bij een zwakke aanbeveling spelen er bijvoorbeeld patiëntvoorkeuren mee. Het is belangrijk in deze sectie expliciet de argumenten te vermelden die maken dat een behandeling wel of niet wordt aanbevolen, en ook waarom die aanbeveling zwak of sterk zou moeten zijn.

Voor de formulering van ‘sterke’ (onvoorwaardelijke) en ‘zwakke’ (voorwaardelijke) aanbevelingen wordt er een vaste indeling aangehouden, zie Tabel 2.6.

 

Tabel 2.6 GRADE Voorkeursformulering sterke / zwakke aanbevelingen

Gradering aanbeveling

Betekenis

Voorkeursformulering

STERK VOOR

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen.

“We bevelen [interventie] aan.”

ZWAK VOOR

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen.

“Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen).”

ZWAK TEGEN

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen.

“Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen).”

STERK TEGEN

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen.

“We bevelen [interventie] niet aan.”

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Farmacotherapie