E-health
Uitgangsvraag
Zijn e-healthinterventies (in vergelijking met gebruikelijke zorg) aan te bevelen bij het stoppen met roken bij rokers gemotiveerd om te stoppen?
Aanbeveling
Overweeg het gebruik van e-healthinterventies als de roker hier de voorkeur aan geeft en voldoende (digitale) vaardigheden heeft. Stem af of e-health ingezet wordt als zelfhulp, of ter ondersteuning van begeleiding door een zorgverlener. Bespreek de voor- en nadelen.
Overwegingen
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Op basis van de twee meta-analyses (Amari2022, Kant2021) en de richtlijn (NICE2020) kan worden geconcludeerd dat digitale stoppen met roken interventies (internet, apps, SMS) over het algemeen lijken te resulteren in een verhoogde kans op abstinentie vergeleken met geen behandeling/ wachtlijst/ TAU/ zelfhulpmateriaal. Ook de resultaten van de vier RCT’s uit de update komen grotendeels hiermee overeen. Zowel in de richtlijn als in de meta-analyses zijn hoofdzakelijk studies geïncludeerd waarbij er enkel sprake was van e-health, zonder ondersteuning van een zorgverlener (niet-blended interventies). Wel zijn veel verschillende soorten e-health samengenomen in de analyses. Dit betekent dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de effectiviteit van verschillende soorten e-healthinterventies. Verder lijkt bij veel e-health-interventies de intensiteit en de duur van het gebruik van de interventies beperkt, waardoor mogelijk de interventie minder effectief is.
Kwaliteit van het bewijs
In de richtlijn wordt de kwaliteit van het bewijs merendeel beoordeeld als zeer laag. Voor de twee meta-analyses geldt dat de kwaliteit van het bewijs varieert van zeer laag tot laag. Redenen voor het afwaarderen van de kwaliteit zijn voornamelijk kans op vertekening van de resultaten vanwege gebreken in de onderzoeksopzet, onnauwkeurigheid van de effectschatting en inconsistentie door verschillen in resultaten. Daarnaast zijn uiteenlopende typen interventies samengenomen in de analyses. Om deze reden is er ook afgewaardeerd voor indirectheid van het bewijs. Dit bemoeilijkt overigens ook het trekken van conclusies over specifieke e-healthinterventies.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Veel mensen willen stoppen met roken, maar de meeste van hen willen liever geen professionele (gedragsmatige) hulp. E-healthinterventies kunnen deze groep rokers ondersteuning geven bij het stoppen met roken.[1] Patiënten vormen echter zelden een homogene groep – er bestaan ten aanzien van (stoppen met) roken grote verschillen in onder meer opleidingsniveau, zelfredzaamheid, toegang tot digitale middelen, digitale vaardigheden en geloof in eigen kunnen. Voor mensen die minder talig of laaggeletterd zijn, en/of beschikken over beperkte gezondheidsvaardigheden, kan gebruik van visuele ondersteuning zoals grafische weergaven, of eenvoudig taalgebruik (B1-niveau), in apps of andere digitale communicatiemiddelen een voordeel zijn.
[1] Uit een peiling onder deelnemers van het Zorgpanel van de Patientenfederatie Nederland (selectie: in de afgelopen drie jaar gerookt en daarbij minstens één stoppoging gedaan; N=277) blijkt dat slechts een zeer klein deel (n=19) aangeeft de afgelopen drie jaar stoppen-met-rokenondersteuning te hebben gebruikt via een app op de telefoon of computer (Patientenfederatie Nederland, 2023).
Naast het toegankelijk maken van digitale interventies voor een brede(re) gebruikersdoelgroep, kunnen interventies ook gepersonaliseerd worden – bijvoorbeeld door deze (gaandeweg) aan te passen aan de voorkeuren van de gebruiker. De richtlijn van NICE (2020) beschrijft dat het bewijs suggereert dat het personaliseren van de interventie een belangrijke component is van digitale stoppen met roken interventies. De gedachte is dus: hoe meer afgestemd op de persoon, hoe beter. Dit geldt voor zowel internetinterventies, als voor digitale interventies in zijn algemeenheid (dus ook apps en SMS).
Het voordeel van mobiele toepassingen is bovendien dat de gebruiker deze naar behoefte, en ook buiten kantooruren, kan aanwenden. Zeker bij stoppen met roken, zoals op momenten van craving, is dit van grote meerwaarde. E-healthinterventies die interactie tussen de zorgprofessional en de patiënt mogelijk maken, kunnen bovendien herhalen wat er in het consult reeds is besproken – iets wat maakt dat tips herhaald kunnen worden en zo mogelijk beter beklijven en effect sorteren.
Kosten
De NICE-richtlijn (2020) stelt dat er bewijs is dat het gebruik van SMS-berichten als toevoeging op gebruikelijke zorg kosteneffectief is. NICE wijst er echter ook op dat niet elke patiënt even makkelijk toegang heeft tot mobiele interventies, ook in financieel opzicht. Dit brengt sommige mensen in een nadelige uitgangspositie en kan mogelijk bijdragen aan (een verdere toename in) sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Gratis interventies, of interventies die -bijvoorbeeld door inzet van reclame- voor een lagere prijs worden aangeboden, hebben daarom voor sommige patiënten de voorkeur. Aandachtspunt hierbij is wel dat eventuele reclame gepast dient te zijn (zie paragraaf 'Aanvaardbaarheid’).
Aanvaardbaarheid
Het wordt algemeen aanvaardbaar geacht om e-healthinterventies in te zetten gericht op stoppen met roken – op zichzelf staand, of in combinatie met persoonlijke begeleiding (blended). Indien e-healthinterventies gratis worden aangeboden door middel van reclame, is het wel zaak om kritisch naar de inhoud hiervan te kijken. Advertenties die de doelstellingen van de stoppen-met-rokeninterventie kunnen verstoren of tegenwerken, worden onwenselijk geacht. Ook kan privacy een risico zijn – dit dient te worden meegewogen in het aanbevelen van bestaande apps. Een andere overweging is dat de voortgang van het stopproces niet per definitie wordt gemonitord, omdat er bij e-health niet altijd sprake is van persoonlijk contact met een zorgverlener of stoppen-met-rokencoach. Dit wordt in beginsel wel wenselijk geacht.
Haalbaarheid
Zorgverleners hebben vaak niet de tijd en mogelijkheden om alle stappen van een stoppen-met-rokeninterventie volledig zelf uit te voeren. De kracht van het individuele contact is dat de zorgverlener de patiënt kan motiveren tot gedragsverandering. Als de patiënt eenmaal heeft besloten te stoppen met roken én geen behoefte heeft aan persoonlijke begeleiding, kunnen e-healthinterventies worden ingezet. Daarnaast kunnen e-healthinterventies worden ingezet als aanvulling op persoonlijke begeleiding. Er zijn aanwijzingen dat patiënten die ook begeleiding krijgen van een professional de interventie meer gebruiken (Meijer et al., 2023).
Het wordt van meerwaarde geacht als e-healthinterventies zo veel mogelijk maatwerk leveren -- bijvoorbeeld door ingebouwde interactieve menu’s, gepersonaliseerde responses en/of (bij blended interventies) modules voor interactie met de zorgverlener of stoppen-met-rokencoach. In de NICE-richtlijn (2020) wordt genoemd dat op SMS gebaseerde interventies met gepersonaliseerde berichten de voorkeur hebben boven andere digitale en mobiele gezondheidsinterventies worden aanbevolen boven gemixte interventies.
Het aanbod en de inhoud van digitale stoppen-met-rokeninterventies verandert in rap tempo, en slechts een klein deel van de beschikbare Nederlandse e-healthinterventies gericht op stoppen met roken is wetenschappelijk onderzocht of aantoonbaar gebaseerd op bewezen effectieve methoden. Dit maakt het naar de mening van de werkgroep lastig om een uitputtend, duurzaam en goed onderbouwd overzicht van effectieve e-healthinterventies te bieden. De publieksinformatiewebsite Ikstopnu.nl van het Trimbos-instituut biedt een up-to-date overzicht van Nederlandse stoppen-met-rokenapps die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.[2]
[2] https://www.ikstopnu.nl/vraag-en-antwoord/online-hulp/beste-stoppen-met-roken-apps/
Waarom deze aanbeveling?
E-health ondersteuning lijkt een gunstig effect op het stoppen met roken te genereren, hoewel de kwaliteit van bewijs (zeer) laag is. De werkgroep is van mening dat gedragsmatige ondersteuning door een zorgverlener de voorkeur geniet omdat individuele gesprekken de succeskans vergroten, maar wanneer de patiënt om enige reden een voorkeur heeft voor e-health (al dan niet als onderdeel van de begeleiding door een zorgverlener), dan acht de werkgroep dit een te overwegen optie. Voordelen van e-health kunnen zijn: een breed aanbod van digitale ondersteunende opties, de mogelijkheid tot personaliseren, beschikbaarheid buiten kantooruren, niet afhankelijk zijn van de agenda van een zorgverlener en/of de mogelijkheid tot blended care.
Bespreek samen met de patiënt of de interventie ingezet gaat worden als zelfhulp of ter ondersteuning van begeleiding door een zorgverlener.
Houd er rekening mee dat de effectiviteit van verschillende vormen van digitale interventies sterk kan verschillen. Maatwerk (personaliseren) is dan ook geboden.
Onderbouwing
Achtergrond
In 2016 gaven de richtlijn Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken begeleiding (Trimbos-instituut, 2017) en de NHG Behandelrichtlijn Stoppen met roken (NHG, 2017) positieve aanbevelingen voor het gebruik van e-healthinterventies bij stoppen met roken voor personen die dit op eigen initiatief willen doen. Daarbij werd de aantekening gemaakt dat deze op de patiënt afgestemd dienen te worden, interactief zijn én gebruikmaken van tekstberichten.
De afgelopen jaren zijn er veel ontwikkelingen geweest op het gebied van e-health en stoppen met roken. Zo neemt het aantal apps rondom stoppen met roken nog altijd toe (voorbeelden zijn Quiddy (ikstopnu.nl, 2023), De Stopcoach (trimbos.nl, 2023) en de Stoptober-app (stoptober.nl, 2023)), en worden er bijvoorbeeld ook SMS- en e-mailinterventies (Stopmail) en (in het buitenland) chatbots en serious games ingezet als ondersteuning bij het stoppen met roken (Whittaker et al., 2022; Derkesen et al., 2020). Deze interventies kunnen zelfstandig worden toegepast of ‘blended’, wat wil zeggen: in combinatie met begeleiding door een behandelaar.
De recente ontwikkelingen én de (mede door COVID-19) toegenomen vraag naar de inzet van e-healthinterventies bij stoppen met roken geven aanleiding tot een herziening van deze module. Ook is nog onvoldoende duidelijk of e-healthinterventies met begeleiding (blended care) effectiever zijn dan e-healthinterventies zonder begeleiding. Bij de herziening van de huidige richtlijnmodule worden daarom ook expliciet blended e-healthinterventies geïncludeerd.
Huidige praktijk
De meeste rokers willen stoppen met roken. In 2022 deed 35,9% van de volwassen rokers een serieuze stoppoging (CBS i.s.m. Trimbos-instituut en RIVM, 2023). Bewezen effectieve ondersteuning bij het stoppen met roken vergroot de kans op succes, maar niet alle rokers maken even graag gebruik van professionele gedragsmatige begeleiding zoals aangeboden via groepscursussen, telefonische coachingstrajecten of in face-to-face gesprekken met een stoppen-met-rokencoach (Trimbos-instituut, 2023; Patiëntenfederatie Nederland, 2023; Smith et al., 2015). Mogelijk bieden e-healthinterventies deze rokers toch goede ondersteuning bij het stopproces. De inzet van e-healthinterventies bij stoppen met roken kan verschillende voordelen hebben, waaronder de voorkeur van de patiënt, een groter bereik en lage kosten per gebruiker, een betere toegankelijkheid, de mogelijkheid voor maatwerk en ontlasting van de eerstelijnszorg (Whittaker et al., 2019; Cheung et al., 2019; Taylor et al., 2017).
Definitie en doel van de interventie
Volgens de hernieuwde definitie van het Nictiz van 2019 is e-health: ‘De toepassing van zowel digitale informatie als communicatie om de gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren’ (van Lettow et al., 2019). In deze richtlijnmodule verstaan we onder e-healthinterventies digitale stoppen-met-rokeninterventies die zelfstandig of in combinatie met begeleiding door een zorgprofessional kunnen worden uitgevoerd. Deze interventies omvatten onder andere computerprogramma’s, online interventies, telefonische tekstberichten en smartphone apps.
In de huisartsenpraktijk wordt ook wel het volgende onderscheid gemaakt: digitale zelfhulp (e-health) of ter ondersteuning van begeleiding in de huisartsenpraktijk (digitale zorg).
Conclusies
Geen bewijs
|
In de verschillende reviews hebben we geen bewijs gevonden voor de uitkomst kwaliteit van leven |
Internet interventies* vs. TAU/ geen behandeling/ zelfhulpmateriaal
⊕⊕ΟΟ
|
Internet stoppen-met-rokeninterventies lijken te resulteren in een toename van de kans op abstinentie na 6 maanden follow-up vergeleken met controle.
Kant2021 |
⊕ΟΟΟ
|
Internet stoppen-met-rokeninterventies lijken de kans op abstinentie te verhogen na 1 jaar follow-up vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.
Kant2021 |
* Interventies die gegeven worden via het internet.
Digitale interventies** vs. geen behandeling/ wachtlijst
⊕ΟΟΟ
|
Digitale platformen lijken effectief in het verhogen van abstinentie na 6 maanden, maar het merendeel van de kwaliteit van het bewijs is beoordeeld als zeer laag.
NICE2020 |
⊕ΟΟΟ
|
Digitale interventies lijken de kans op abstinentie in de afgelopen 7 dagen (bij follow-up van 6 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.
Amari2022 |
⊕ΟΟΟ
|
Digitale interventies lijken de kans op abstinentie in de afgelopen 7 dagen (bij follow-up van 12 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker.
Amari2022 |
⊕ΟΟΟ
|
Het bewijs is zeer onzeker over het effect van digitale interventies op abstinentie in de afgelopen 30 dagen (bij follow-up van 6 maanden) vergeleken met controle voor stoppen met roken.
Amari2022 |
**Interventies die gegeven worden via verschillende digitale media, zoals apps, SMS, internet.
Samenvatting literatuur
Beschrijving NICE2020
In 2020 is door de Britse National Institute for Health and Care Excellence (NICE) een multidisciplinaire richtlijn van goede kwaliteit gepubliceerd waarin onderzocht is welke componenten en eigenschappen van digitale en mobiele interventies effectief zijn in de ondersteuning bij stoppen met roken. Naast effectiviteit van digitale interventies is ook de kosteneffectiviteit onderzocht. Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd tussen 2000 en 2019, waarbij uiteindelijk 19 studies zijn geïncludeerd. De interventies van de geïncludeerde studies zijn gegeven via een digitaal of mobiel platform, en in enkele gevallen was er ook sprake van interactie met een zorgverlener. De effectiviteit van deze digitale interventies is vergeleken met andere interventies zonder digitaal element of een passieve controle (gebruikelijke zorg of geen behandeling). Uit de resultaten bleek dat digitale en mobiele interventies effectief zijn in het verhogen van abstinentie na 6 maanden follow-up (OR= 1,32; 95% BI= 1,21 – 1,58), vergeleken met andere interventies. In een subgroepanalyse waarin twee manieren van het vaststellen van abstinentie zijn vergeleken met elkaar, namelijk biochemisch (cotinine-speekseltests) versus zelfrapportage, zijn geen verschillen gevonden. Daarnaast zijn zowel internet interventies (RR= 1,21; 95% BI= 1,01 – 1,44), interventies via sms (RR= 1,75; 95% BI= 1,31 – 2,34) als gemixte interventies (RR= 1,43; 95% BI= 1,23 – 1.67) effectief gebleken. Echter, de kwaliteit van merendeel van het bewijs is beoordeeld als zeer laag, waardoor er geen sterke aanbevelingen zijn gedaan in de richtlijn.
Beschrijving Kant2021
In een meta-analyse van Kant en collega’s (2021) wordt de effectiviteit van internet interventies om te stoppen met roken onderzocht bij volwassen rokers. In totaal zijn 13 RCT’s geïncludeerd met respectievelijk 3852 en 3908 deelnemers in de interventie en controlegroep. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers varieert tussen de 20 en 58 jaar, met over het algemeen een gelijke man/vrouw verdeling. Verschillende vormen van e-healthinterventies zijn meegenomen, zie Tabel 3 voor een overzicht hiervan.
Tabel 3 Overzicht type digitale interventies per RCT (Kant2021)
Auteur, jaar |
Interventie |
Brendryen&Kraft2008 |
Een digitale multimedia interventie bestaande uit meer dan 400 contacten via e-mail, webpagina’s, interactieve responses en short message service technology. |
Brendryen2008 |
Een digitale multimedia interventie bestaande uit meer dan 400 contacten via e-mail, webpagina’s, interactieve responses en short message service technology zonder nicotine therapie. |
Burford2013 |
Standaard stoppen met roken advies + een computer fotoveroudering interventie |
Clark2004 |
Deelnemers gebruiken internet bronnen over stoppen met roken |
Calhoun2016 |
Digitale stoppen met roken interventie met online persoonlijke begeleiding en nicotine replacement therapy (NRT). |
Elfeddali2012 |
Digitale interventie bestaande uit gepersonaliseerde feedback en planningsopdrachten. (Opmerking: dit is terugvalpreventieprogramma) |
Japuntich2006 |
Fysieke individuele begeleiding, NRT en toegang tot een digitaal stoppen met roken programma. |
Lawrence2008 |
Gepersonaliseerde stoppen met roken begeleiding via een online life magazine. |
McDonnell2011 |
Digitaal stoppen met roken zelfhulp programma |
Oenema2008 |
Website met gepersonaliseerde informatie modules |
Pisinger2010 |
Fysieke gesprekken met huisarts en toegang tot interactief en gepersonaliseerd stoppen met roken programma online |
Smit2012 |
Gepersonaliseerde online feedback over stoppen met roken |
Swartz2006 |
Toegang tot website met video’s over stoppen met roken en extra materiaal |
Het aantal gerookte sigaretten bedroeg tijdens aanvang van de studie bij alle deelnemers >1 per dag. Relevante uitkomsten die zijn gemeten zijn stoppen met roken na 6 maanden follow-up en na 1 jaar follow-up. De controlegroepen bestaan uit gebruikelijke zorg (therapy as usual; TAU) (k=4)[1], geen behandeling (k=4) en zelfhulpmateriaal (o.a. folders; k=5). Deze controlegroepen zijn samengenomen in de analyse en vergeleken met internet interventies.
[1] ‘k’ refereert aan het aantal studies.
Uit de resultaten is gebleken dat internet interventies effectiever zijn vergeleken met controle bij 6 maanden en 1 jaar follow-up. Zie Tabel 4 voor een overzicht van deze resultaten en de bijbehorende grading.
Tabel 4 Effectiviteit van internet stoppen met roken (SMR) internet interventies vergeleken met controle (TAU/ geen behandeling/ zelfhulpmateriaal) voor stoppen met roken
Uitkomsten |
Absolute effecten* (95% CI) |
Relatief effect |
Aantal deelnemers |
Certainty of the evidence |
Opmerkingen |
|
Controle |
Internet SMR interventies |
|||||
Abstinentie (6 maanden follow-up) |
125 per 1.000 |
224 per 1.000 |
OR 2.02 |
2774 |
⨁⨁◯◯ |
Internet SMR interventies lijken te resulteren in een toename van de kans op abstinentie na 6 maanden follow-up vergeleken met controle. |
Abstinentie (1 jaar follow-up) |
187 per 1.000 |
248 per 1.000 |
OR 1.43 |
2757 |
⨁◯◯◯ |
Internet SMR interventies lijken de kans op abstinentie te verhogen na 1 jaar follow-up vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker. |
- Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over blindering van randomisatieproces (3 RCT's), onduidelijkheid over randomisatieproces (1 RCT) en blindering van uitkomstbeoordeling (2 RCT's) en sprake van incomplete uitkomstdata (1 RCT).
- Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over blindering van randomisatieproces (4 RCT's), sprake van incomplete uitkomstdata (1 RCT) en onduidelijkheid over blindering van uitkomstbeoordeling (1 RCT).
- Onnauwkeurigheid: het 95% BI valt in niet-klinisch relevant gebied.
- Indirectheid: er is sprake van aanzienlijke verschillen tussen de internet interventies.
Beschrijving Amari2022
In de systematische review en meta-analyse van Amari en collega’s uit 2022 is de effectiviteit van digitale interventies onderzocht voor stoppen met roken. In totaal zijn 43 RCT’s geïncludeerd in deze studie, waarvan drie (Brendryen&Kraft2008; Brendryen2008; Calhoun2016) overeenkomen met de review van Kant2021. De inclusiecriteria waren: 1) individuen die meedoen aan een stoppen met roken interventie, 2) de interventie is digitaal (bijv. via internet, mobiele telefoon, video’s), 3) de controlegroep bestaat uit individuen die niet behandeld worden of op de wachtlijst staan, 4) de uitkomstmaat is abstinentie, uitgedrukt in OR of RR, 5) studiedesign is gerandomiseerd en gecontroleerd. Er zijn 38.814 deelnemers geïncludeerd met een leeftijd variërend van 16 tot 78 jaar. Verschillende vormen van e-healthinterventies zijn meegenomen, zie Tabel 5.5 voor een overzicht hiervan. De verschillende uitkomstmaten die zijn geanalyseerd zijn abstinentie voor 7 dagen na 1, 2, 3, 6, en 12 maand(en) en abstinentie voor 30 dagen na 1, 3 en 6 maand(en). Dit houdt in dat de abstinentie respectievelijk 7 of 30 dagen lang wordt volgehouden na een bepaald aantal maanden.
Tabel 5 Overzicht type digitale interventies per RCT (Amari2022)
Auteur, jaar |
Interventie |
Abroms2014 |
SMS-interventie |
Abroms2017 |
SMS-interventie |
Affret2020 |
Mobiele interventie (e-Tabac) |
Baskerville2018 |
Mobiele telefoon interventie |
Bendtsen2021 |
SMS-interventie |
Bock2013 |
SMS-interventie |
Brendryen2008a |
Internet en telefoon interventie (Happy ending) |
Brendryen2008b |
Internet en telefoon interventie (Happy ending) |
Brown2014 |
Internet interventie |
Calhoun2016 |
Internet interventie |
Chen2020 |
Mobiel sociaal netwerk |
Cruvinel2019 |
Telefonische begeleiding/ SMS |
Danaher2015 |
Internet interventie |
Danaher2009 |
Internet interventie |
Durmaz2019 |
Whatsapp Messenger |
Free2009 |
SMS-interventie |
Free2011 |
SMS-interventie |
Hébert2020 |
Mobiele telefoon interventie |
Herbec2014 |
MumsQuit |
Intatrut2020 |
SMS-interventie en infographic |
Jiang2021 |
SMS-interventie |
Kim2020 |
SMS-interventie |
Liao2018 |
SMS-interventie |
Mavrot2017 |
Stop-Tabac website |
Miguez2008 |
Telefonisch contact |
Müssener2016 |
SMS-interventie |
Naughton2014 |
SMS-interventie |
Naughton2017 |
SMS-interventie |
Nomura2019 |
Telefoon interventie |
Poel2009 |
E-mail interventie |
Reitzel2011 |
Computer interventie |
Shiffman2000 |
Computer interventie |
Stanczyk2014 |
SMS-interventie |
Sutton2007 |
Digitaal gegenereerde gepersonaliseerde adviesbrief |
Vidrine2012 |
Telefoon interventie |
Webb2020 |
Digitale therapeutische interventie |
Westmaas2017 |
Gepersonaliseerde e-mails |
Whittaker2011 |
Video interventie |
Xia2020 |
SMS-interventie |
Ybarra2012 |
SMS-interventie |
Ybarra2013 |
SMS-interventie |
Yingst2018 |
SMS-interventie |
In Tabel 6 is een overzicht gegeven van de resultaten met bijbehorende kwaliteit van het bewijs.
Voor de uitkomst abstinentie voor 7 dagen na 6 maanden geldt dat er een effect is gevonden in het voordeel van de digitale interventies. Digitale interventies lieten geen significant verschil in effectiviteit zien vergeleken met de controlegroep voor de uitkomsten abstinentie voor 7 dagen na 12 maanden en abstinentie voor 30 dagen na 6 maanden.
Tabel 6 Effectiviteit van digitale interventies voor stoppen met roken vergeleken met controle
Uitkomsten |
Relatief effect |
Aantal deelnemers |
Certainty of the evidence |
Opmerkingen |
Abstinent in de afgelopen 7 dagen (6 maanden) |
OR 1.49 |
17.871 (15 RCT’s) |
⨁◯◯◯ |
Digitale interventies lijken de kans op abstinentie voor 7 dagen (bij follow-up van 6 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker. |
Abstinent in de afgelopen 7 dagen (12 maanden) |
OR 1.43 |
1094 |
⨁◯◯◯ |
Digitale interventies lijken de kans op abstinentie voor 7 dagen (bij follow-up van 12 maanden) te verhogen vergeleken met controle, maar het bewijs is zeer onzeker. |
Abstinent in de afgelopen 30 dagen (6 maanden) |
OR 1.13 |
4254 (5 RCT’s) |
⨁◯◯◯ |
Het bewijs is zeer onzeker over het effect van digitale interventies op abstinentie voor 30 dagen (bij follow-up van 6 maanden) vergeleken met controle voor stoppen met roken. |
- Kans op vertekening: er is geen sprake van/ onduidelijkheid over random sequence generation (2 RCT’s), allocation concealment (8 RCT’s) en bij alle RCT’s is er onduidelijkheid over reporting bias.
- Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2 = 78,4%).
- Kans op vertekening: er is sprake van onduidelijkheid over random sequence generation (1 RCT), allocation concealment (2 RCT’s), hoge mate van performance en detection bias (1 RCT) en onduidelijkheid over reporting bias (3 RCT’s).
- Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2= 60,9%).
- Onnauwkeurigheid: het 95% BI valt in niet-klinisch relevant gebied.
- Kans op vertekening: er is sprake van onduidelijkheid over allocation concealment (4 RCT’s), een hoge mate van en onduidelijkheid over performance en attrition bias (3 RCT’s) en onduidelijkheid over reporting bias (5 RCT’s).
- Inconsistentie: er is sprake van aanzienlijke heterogeniteit (I2= 64,2%).
- Indirectheid: er is sprake van aanzienlijke verschillen tussen de digitale interventies.
Beschrijving Pallejà2020, Garrison2020, Schwaninger2021 en Webb2022
Tijdens het literatuuronderzoek zijn er vier RCT’s gevonden die niet zijn geïncludeerd in NICE2020, Kant2021 en Amari2022, namelijk Palleja2020, Garrison2020, Schwaninger2021 en Webb2022. Ook in deze RCT’s is de effectiviteit van digitale stoppen met roken interventies onderzocht. Webb et al. (2022) vergeleken in hun studie (N= 277) een digitale cognitieve gedragstherapie (CGT) interventie met een kort stopadvies (very brief advice). Hieruit bleek dat de digitale CGT interventie resulteerde in een hogere mate van 7 dagen abstinentie, vergeleken met het korte stopadvies, zowel 6 maanden (RR= 1.70; 95% BI= 1.22 – 2.37) als 1 jaar (RR= 1.71; 95% BI= 1.17 – 2.50) na interventie. Schwaninger en collega’s onderzochten de effectiviteit van een stoppen met roken app (SmokeFree buddy app) met geen behandeling (N=162). Geen significante verschillen werden gevonden tussen de behandel- en controlegroep 6 maanden na de stopdatum. De auteurs redeneren dat dit resultaat mogelijk veroorzaakt is door een lage betrokkenheid bij de app en benoemen het belang van effectief stimuleren van het gebruik van dergelijke stoppen met roken apps. In 2020 publiceerden Garrison en collega’s een RCT (N=325) waarin de effectiviteit van een smartphone app gebaseerd op mindfulness training werd vergeleken met TAU (very brief advice). Zij vonden geen verschil in abstinentie tussen de groepen na 6 maanden follow-up. Ook in de RCT van Pallejà en collega’s uit 2020 is de effectiviteit van een stoppen met roken app onderzocht (N=773). Vergeleken met gebruikelijke zorg, lieten de resultaten een significant verschil zien in abstinentie in het voordeel van de interventiegroep na een follow-up van 12 maanden. Kortom, de resultaten van deze RCT’s komen overwegend overeen met de resultaten van de eerder beschreven meta-analyses van Kant2021 en Amari2022; deze lieten ook positieve resultaten zien op abstinentie na 12 maanden.
Zoeken en selecteren
Om bovengenoemde vraag te beantwoorden, is er op 4 oktober 2022 een literatuuronderzoek uitgevoerd in de PsychInfo, Medline, Cochrane en Cinahl databanken naar systematische reviews naar RCT’s, meta-analyses en RCT’s. De zoekstrategie en -resultaten staan beschreven in de zoekverantwoording.
Tabel 1 PICO
Patiënten |
Volwassen rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen |
Interventie |
E-healthinterventies voor stoppen met roken (incl. blended care) |
Vergelijking |
Gebruikelijke zorg of geen behandeling |
Uitkomstmaten |
Cruciaal
Belangrijk
|
Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten
De werkgroep heeft bepaald dat 20% het minimale klinisch relevante verschil is voor alle uitkomstmaten, net als een SMD (Standardized Mean Difference) > 0,50, een OR of RR < 0,75 of > 1,25 en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.
Van de 945 artikelen, bleven er na beoordeling op titel en abstract 32 referenties over voor de selectie op basis van de volledige teksten (Williams2022; Webb2022; Villanti2022; Shuter2022; Santiago2022; Santiago2022; Santiago2022; Santiago2022; Olano2022; Mujcic2022; Graham2022; Etter2022; Amaral2022; Chulasai2022; Schwaninger2021; Herbec2021; Graham2021; Bendtsen2021; Wen2020; Pallejà2020; Masaki2020; Garrison2020; Bricker2020; Affret2020; Spanakis2021; Saroj2022; Coleman2021; Cartujano2021; Amari2022; Krishnan2021; Kant2021; NICE2020). Redenen voor exclusie waren het niet voldoen aan de PICO (onjuist(e) studie design/ populatie/ interventie/ uitkomst). Na het beoordelen van de volledige tekst zijn er zes studies en één richtlijn geïncludeerd (Amari2022; Kant2021; NICE2020; Pallejà2020; Garrison2020; Schwaninger2021; Webb2022). Zie Tabel 5.2 voor een overzicht van de geëxcludeerde studies met daarbij de redenen van exclusie.
Tabel 2 Overzicht van geëxcludeerde studies na selectie op basis van full text
Studie |
Reden van exclusie |
Graham2022 |
Controle komt niet overeen met PICO (internet + SMS interventie vs. internet interventie) |
Etter2022 |
Controle komt niet overeen met PICO (aangepaste app) |
Herbec2021 |
Controle komt niet overeen met PICO (app met vs. zonder craving management) |
Wen2020 |
Te korte follow-up (3 maanden) |
Masaki2020 |
Controle komt niet overeen met PICO (aangepaste app met basisfuncties) |
Saroj2022 |
Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non-RCT’s) |
Coleman2021 |
Te specifieke doelgroep (zwangere vrouwen) |
Williams2022 |
Te korte follow-up (3 maanden) |
Villanti2022 |
Te specifieke doelgroep (sociaaleconomisch benadeelde jongvolwassenen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Shuter2022 |
Te specifieke doelgroep(mensen met HIV) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Santiago2022 |
Te specifieke doelgroep (Amerikaans-Indische en Alaskaanse mensen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Santiago2022 |
Te specifieke doelgroep (mensen van kleur) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Santiago2022 |
Te specifieke doelgroep (volwassenen met laag inkomen) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Santiago2022 |
Te specifieke doelgroep (mensen uit landelijk gebied) en controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Olano2022
|
Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand) |
Mujcic2022 |
Te specifieke doelgroep (voormalige kankerpatiënten) |
Amaral2022 |
Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand) |
Chulasai2022 |
Doelgroep komt niet overeen met PICO (inclusiecriterium was >1 sigaret in de afgelopen maand) |
Bendtsen2021 |
Doelgroep komt niet overeen met PICO (e-sigaret rokers) |
Bricker2020 |
Controle komt niet overeen met PICO (app vs. app) |
Affret2020 |
Meegenomen in Amari2022 |
Spanakis2021 |
Te specifieke doelgroep (mensen met ernstige psychische aandoening) |
Cartujano2021 |
Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non-RCT’s) |
Krishnan2021 |
Studiedesign komt niet overeen met PICO (systematische review van non- RCT’s) |
Referenties
- Amari, S., & Khan, M. A. (2022). Digital interventions for smoking abstinence: a systematic review and meta-analysis of randomized control trials. Journal of Addictive Diseases, 1-25.
- CBS i.s.m. RIVM en Trimbos-instituut (2023). Kerncijfers Roken 2022, o.b.v. de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor. Trimbos-instituut: Utrecht.
- Chat met je sigaret (2023). https://www.chatmetjesigaret.nl/index.html Geraadpleegd op 3 mei 2023.
- Chavannes N, Drenthen T, Wind L, Van Avendonk M, Van den Donk M, Verduijn M. (2017). NHG-Behandelrichtlijn Stoppen met roken. Nederlands Huisartsen Genootschap.
- Cheung KL, Wijnen BFM, Hiligsmann M, Evers SMAA, de Vries H. Overzicht en kosteneffectiviteit van online rokeninterventies in Nederland. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen. 2019;97(3–4):73–86.
- De Stopcoach app (2023). https://www.trimbos.nl/aanbod/interventies/de-stopcoach/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
- Derksen, M. E., van Strijp, S., Kunst, A., et al., (2020). Serious games for smoking prevention and cessation: A systematic review of game elements and game effects. J Am Med Inform Assoc, 27(5), 818-833.
- Garrison, K. A., Pal, P., O’Malley, S. S., et al. (2020). Craving to quit: a randomized controlled trial of smartphone app–based mindfulness training for smoking cessation. Nicotine and Tobacco Research, 22(3), 324-331.
- Ikstopnu.nl (2023). Stoppen met roken apps. https://www.ikstopnu.nl/stoppen-met-roken/apps/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
- Kant, R., Yadav, P., & Bairwa, M. (2021). Effectiveness of the Internet-Based Versus Face-to-Face Interaction on Reduction of Tobacco Use Among Adults: A Meta-Analysis. Cureus, 13(11).
- van Lettow B, Wouters M, Sinnige J, van Stiphout C. E-health, wat is dat? Den Haag: Nictiz; 2019.
- Meijer, E., Korst, J. S., Oosting, K. G., et al. (2023). “At least someone thinks I’m doing well”: a real-world evaluation of the quit-smoking app StopCoach for lower socio-economic status smokers. Addict Sci Clin Pract 16:48
- National Institute for Health and Care Excellence (2020). Behaviour change: digital and mobile health interventions.
- Pallejà-Millán, M., Rey-Reñones, C., Uriarte, M. L. B., Granado-Font, E., Basora, J., Flores-Mateo, G., & Duch, J. (2020). Evaluation of the Tobbstop mobile app for smoking cessation: cluster randomized controlled clinical trial. JMIR mHealth and uHealth, 8(6), e15951.
- Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.
- Quiddy app (2023). https://jongvolwassenen.ikstopnu.nl/quiddy-app/ Geraadpleegd op 1 december 2023.
- Schwaninger, P., Berli, C., Scholz, U., & Lüscher, J. (2021). Effectiveness of a dyadic buddy app for smoking cessation: randomized controlled trial. Journal of medical Internet research, 23(9), e27162.
- Smith AL, Carter SM, Chapman S, Dunlop SM, Freeman B. Why do smokers try to quit without medication or counselling? A qualitative study with ex-smokers. BMJ Open 2015; 5: e007301.
- Stichting Partnership stop met roken (2017). Richtlijn behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken ondersteuning (herziening 2016). Utrecht: Trimbos-instituut.
- Stopmail (2023). https://www.ikstopnu.nl/stopmail/ Geraadpleegd op 3 mei 2023.
- Stoptober-app (2023). https://stoptober.nl/de-app/ Geraadpleegd op 3 mei 2023.
- Taylor GMJ, Dalili MN, Semwal M, Civljak M, Sheikh A, Car J. Internet-based interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2017;2017(9)
- Trimbos-instituut (2016). Richtlijn Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken begeleiding. Trimbos-instituut, Utrecht.
- Trimbos-instituut (2023). https://www.trimbos.nl/kennis/roken-tabak/hulp-bieden-bij-stoppen-met-roken/feiten-en-cijfers/ Geraadpleegd op 21 september 2023.
- Webb, J., Peerbux, S., Ang, A., etal. (2022). Long-Term Effectiveness of a Clinician-Assisted Digital Cognitive Behavioral Therapy Intervention for Smoking Cessation: Secondary Outcomes from a Randomized Controlled Trial. Nicotine & Tobacco Research.
- Whittaker R, McRobbie H, Bullen C, Rodgers A, Gu Y, Dobson R. Mobile phone text messaging and app-based interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2019;(10).
- Whittaker, R., Dobson, R., & Garner, K. (2022). Chatbots for Smoking Cessation: Scoping Review. J Med Internet Res, 24(9):e35556. doi: 10.2196/35556.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 12-09-2024
Laatst geautoriseerd : 12-09-2024
Geplande herbeoordeling :
Richtlijnen bevatten geen wettelijke voorschriften, maar aanbevelingen die zo veel mogelijk op bewijs gebaseerd zijn. Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het streven om kwalitatief goede of ‘optimale’ zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk. Wanneer zorgverleners van deze richtlijn afwijken, wordt het aanbevolen om dit beargumenteerd en gedocumenteerd, en waar relevant in overleg met de patiënt, te doen.
De professionaliteit van zorgverleners in de gezondheidszorg brengt met zich mee dat zij (mede door het hanteren van een richtlijn) zoveel mogelijk evidence-based handelen, volgens de laatste stand van de wetenschap. Wanneer richtlijnen door, en binnen de beroepsgroep zijn opgesteld, normeren zij het medisch professioneel handelen en zijn zij een uitwerking van de medisch professionele standaard.[1]
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar zoveel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners, zorgorganisaties, zorgvragers en beleidsmakers kennis kunnen ontlenen om kwalitatief hoogwaardige zorg te waarborgen. De doelgroep van de richtlijn kan op basis van de eigen professionele autonomie afwijken van de richtlijn als zij dat (in overleg met de zorgvrager) nodig acht. Als de situatie het vereist is afwijken van richtlijnen zelfs noodzakelijk. Wel is er de plicht om dit schriftelijk vast te leggen. Hiermee hebben richtlijnen geen bindend karakter en vormen ze geen voorschrift; een voorschrift is immers wel bindend.
[1] Gevers JKM & Aalst A van (1998). De rechter en het medisch handelen (3e druk). Deventer: Kluwer.
Algemene gegevens
Het belang van deze richtlijn wordt ondersteund door onderstaande partijen, die geen standaardprocedure hebben voor het autoriseren van richtlijnen, of waarbij de autorisatie van de richtlijn niet in deze procedure is meegenomen:
- Branchevereniging Stoppen met Roken
- Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV): Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en het Longfonds
- Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
- Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
- Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)
- Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
- NVM-mondhygiënisten
- Partnership Stoppen met Roken (P-SMR)
- Patiëntenfederatie Nederland (PFN)
- Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN)
- Zorgverzekeraars Nederland (ZN)
Op initiatief van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), in samenwerking met het Partnership Stoppen met Roken en met mede financiering van het Ministerie van VWS heeft de richtlijnwerkgroep de multidisciplinaire richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ alsmede de NHG-behandelrichtlijn ‘Stoppen met roken’ geactualiseerd. De ontwikkeling werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het Trimbos-instituut en het NHG.
Doel en doelgroep
De richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ geeft aanbevelingen voor de behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken. De richtlijn geeft aanbevelingen ter ondersteuning van de praktijkvoering van alle professionals die betrokken zijn bij de zorgverlening aan deze groep mensen. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen, waaronder patiëntvoorkeuren en ‘expert opinion’, geeft de richtlijn een overzicht van goed (‘optimaal’) handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan een onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken.
Samenstelling werkgroep
De Multidisciplinaire Richtlijn ’Tabaks- en nicotineverslaving’ is ontwikkeld in opdracht van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG).
De richtlijnwerkgroep, onder voorzitterschap van Prof. dr. Jean Muris, bestond uit huisartsen, praktijkondersteuners en -verpleegkundigen, longartsen, cardiologen, verslavingsartsen, kinderartsen en gynaecologen die door de beroepsverenigingen waren afgevaardigd. Naast de richtlijnwerkgroep is er een klankbordgroep van inhoudelijk experts samengesteld, die werd gevraagd voorafgaand aan de commentaarfase schriftelijk te reageren op de conceptteksten.
De richtlijnwerkgroep werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het technisch team van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap. Dit technisch team bestond uit projectleiders, richtlijnadviseurs, informatiespecialisten, literatuur reviewers en projectassistentie. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de samenstelling van de richtlijnwerkgroep (Tabel 2.2), de klankbordgroep (Tabel 2.3) en het ondersteunend (technisch) team (Tabel 2.4).
Tabel 2.2 Leden werkgroep
Naam |
Organisatie |
Beroep/functie |
Jasper Been |
Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis, NVK, Taskforce Rookvrije Start |
Kinderarts-neonatoloog, associate professor |
Anne-Marije Buiter |
NVALT |
Longarts |
Zamire Damen |
NHG |
Huisarts n.p., sr. wetenschappelijk medewerker |
Gea van Essen (t/m maart 2023) |
V&VN |
Gespecialiseerd longverpleegkundige |
Inge Heemstra |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Petra Hopman |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker, projectleider |
Clasien van der Houwen |
NVOG, Taskforce Rookvrije Start (Vz) |
Gynaecoloog |
Ine Kuilder (v.a. januari 2023) |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Hennie Monrooij |
V&VN |
Praktijkondersteuner Huisarts- Somatiek, Stoppen-met-rokencoach, Longfunctieanalist |
Jean Muris (voorzitter) |
NHG, Universiteit Maastricht |
Huisarts, hoogleraar Huisartsgeneeskunde |
Matthijs Oud |
NHG, Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker, reviewer |
Carlijn van der Pijl |
NVVC |
Cardioloog |
Talisha de Rouw (t/m januari 2023) |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Annemiek Schep |
NHG |
Wetenschappelijk medewerker, epidemioloog |
Wilco Sliedrecht |
VVGN (Vz) , de Hoop ggz |
Verslavingsarts KNMG, Opleider verslavingsgeneeskunde |
Ilona Statius Muller |
NHG |
Huisarts |
Elena Vos (t/m juli 2023) |
Trimbos-instituut |
Jr. wetenschappelijk medewerker, reviewer |
Amanda van Walraven |
NHG |
Wetenschappelijk medewerker, projectleider |
Marieke Westra |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Lidewij Wind |
NHG |
Huisarts |
Tabel 2.3 Leden klankbordgroep
Hoofdstuk |
Naam |
Organisatie |
Beroep |
Alle |
Selma Bouthoorn |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen, Cytisinicline, E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode, Stoppen met gebruik van de e-sigaret, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Esther Croes |
Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur) |
Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker |
Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Miriam de Kleijn |
PinK-FOX, Partnership Stoppen met Roken (voorzitter) |
Adviseur gezondheidsbevordering, n.p. huisarts |
Alle |
Miranda Kurver |
NHG |
Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker |
Kort stopadvies |
Naomi Lagerweij |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker |
E-health, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Eline Meijer |
LUMC |
Universitair docent |
Alle |
Miesje Nijs |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen |
Marcel Pieterse |
Universiteit Twente |
Universitair hoofddocent |
E-health |
Sigrid Troelstra |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker |
Kort stopadvies |
Maurits van der Veen |
Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur), Ziekenhuis Gelderse Vallei (tot 1-1-2024), Isala (per 1-1-2024) |
Cardioloog |
Alle |
Monique Verduijn |
NHG |
Apotheker, senior wetenschappelijk medewerker |
Alle |
Corlien de Vries |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Alle |
Iris Wichers |
NHG |
Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen |
Marc Willemsen |
Trimbos-instituut, Universiteit Maastricht |
Afdelingshoofd afdeling Tabak, hoogleraar Tabaksontmoediging |
Tabel 2.4 Ondersteuning werkgroep
Naam |
Ondersteuning |
Jacintha van Balen |
Sr. wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Esther Croes |
Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker, Trimbos-instituut |
Daniëlle van Duin |
Wetenschappelijk medewerker, richtlijnadviseur, Trimbos-instituut |
Ton Kuipers |
Sr. wetenschappelijk medewerker, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Kimberly Lucas |
Projectondersteuner, Trimbos-instituut |
Laura van Rossum – Boerboom |
Informatiespecialisten, NHG |
Carla Sloof |
Informatiespecialisten, NHG |
Maud Visser |
Wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Urlien Vogelland |
Projectondersteuner, NHG |
Tjerk Wiersma |
Wetenschappelijk medewerker, beoordelaar belangenverstrengeling; NHG |
Belangenverklaringen
Publicaties over VBA |
Oktober 2022 |
Uitgesloten aan deelname uitgangsvraag VBA |
|||
Clasien van der Houwen |
ZZP Trimbos Instituut/NVOG |
Geen |
Geen |
November 2022 |
|
Ine Kuilder (vanaf januari 2023) |
- Praktijkondersteuner Somatiek |
Geen |
Geen |
Mei 2024 |
|
Hennie Monrooij |
|
|
Sinefuma is een bedrijf waarvoor ik de stop met roken training voor geef en waarvoor ik werk |
November 2022 |
|
Jean Muris |
|
UM in fulltime en betaald; voor waarnemingen |
Geen |
December 2023 |
|
Matthijs Oud |
Epimedioloog, Methodoloog standaarden NHG, Trimbos-Instituut |
|
|
Maart 2022 |
|
Carlijn van der Pijl |
Cardioloog Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA) |
|
Geen |
Oktober 2022 |
|
Talisha de Rouw (t/m januari 2023) |
|
|
Geen |
November 2022 |
|
Annemiek Schep |
Epimedioloog, Wetenschappelijk medewerker NHG |
Onderzoeker lectoraat Zorg en Zingeving, Hogeschool Viaa Zwolle, analyses uitvoeren en meeschrijven aan artikelen (betaald) |
Geen |
Maart 2022 |
|
Wilco Sliedrecht |
|
Geen |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Ilona Statius Muller |
Huisarts, huisartsenpraktijk Ubbens & Statius Muller |
|
Geen |
Januari 2024 |
|
Elena Vos (t/m juli 2023) |
Junior literatuuronderzoeker, Trimbos- Instituut |
Geen |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Amanda van Walraven |
Apotheker, Wetenschappelijk medewerker NHG |
Geen |
Geen |
Maart 2022 |
|
Marieke Westra |
Praktijkondersteuner somatiek |
Lid medische vakcommissie NVvPO (onbetaald) |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Lidewij van Zelst-Wind |
|
Beide betaald, ZZP kaderarts GGZ deels betaald, deels onbetaald |
Mede auteur eerste NHG- Standaard Stoppen met Roken en NHG behandelrichtlijn 2017 |
Februari 2024 |
|
# Dit betreft: persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, extern gefinancierd onderzoek, intellectuele belangen of reputatie, overige belangen (zie voor de uitgebreide vragen de KNAW belangenverklaring). Een blanco cel in de tabel geeft aan dat de betreffende persoon geen van de genoemde belangen heeft.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
In het eerste deel van 2022 heeft er een knelpunteninventarisatie plaatsgevonden binnen het NHG en de aangesloten beroepsverenigingen van het Partnership Stoppen met Roken. Hen is gevraagd welke thema’s er in aanmerking dienden te komen voor opname (herzien of nieuw) in de huidige herzieningsronde. Ook zijn inhoudelijk experts benaderd met deze vraag. Omdat er ruimte was voor opname van maximaal acht thema’s (en de lijst aangedragen thema’s langer was) heeft een technisch team (wetenschappelijk medewerkers en methodologen) van het NHG en het Trimbos-instituut in de tweede helft van 2022 via twee bijeenkomsten beargumenteerd afgewogen welke thema’s er opgenomen zouden worden. Overwegingen waren daarbij onder meer vragen vanuit het zorgveld (o.a. sterk toegenomen gebruik van de e-sigaret, en hoe hier als zorgverlener mee om te gaan), ontwikkelingen in het aanbod van interventies (o.a. varenicline niet langer beschikbaar, met cytisine als potentiële vervanger) en het al dan niet beschikbaar zijn van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
In 2022 is er een werkgroep samengesteld bestaande uit het technisch team (NHG en Trimbos-instituut), aangevuld met zorgverleners vanuit verschillende disciplines (zie Tabel 2.2 Leden werkgroep). In totaal kwam de werkgroep zes keer bijeen, gedurende een periode van circa anderhalf jaar (november 2022 – maart 2024). In deze periode doorliep zij de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO). De informatiespecialist verrichtte op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten een selectie in de gevonden onderzoeken.
Alle werkgroepleden hebben een KNAW Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling ingevuld. Zie de tabel belangenverklaringen voor een samenvattend overzicht. Een deelnemer werd uitgesloten van deelname aan één uitgangsvraag, voor de rest waren er geen conflicterende belangen.
Tijdens de startbijeenkomst van de werkgroep werden op basis van de uitgangsvragen de PICOs (begrenzing van de Populatie, Interventies, Controle condities en de Uitkomstmaten besproken en vastgesteld. Tijdens de tweede tot en met de vijfde bijeenkomt werden de acht modules inhoudelijk besproken. Hierbij beoordeelden de reviewers steeds de kwaliteit en inhoud van de verkregen wetenschappelijke literatuur, en verwerkten deze in evidence tabellen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies. Deze search, selectie en conclusies werden vervolgens steeds aan de richtlijnwerkgroep voorgelegd. Op basis van de gevonden literatuur gingen werkgroepleden met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (‘expert opinion’)[1] en kwamen zo tot gewogen aanbevelingen. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van het patiëntenperspectief, zoals verkregen uit een peiling onder 22.000 leden van het Zorgpanel van de Patiëntenfederatie Nederland en enkele patiëntenorganisaties.[2] Zie Bijlage 'Raadpleging Zorgpanel Patiëntenfederatie Nederland' van deze richtlijn voor de werkwijze en voornaamste bevindingen.
Samen met de werkgroepleden schreef het technisch team de conceptrichtlijntekst, die eind 2023 via een interne commentaarronde is voorgelegd aan het NHG en aan een aantal inhoudelijk experts (klankbordgroep; zie Tabel 2.3). In december 2023 en januari 2024 is het daarop aangepaste document ter becommentariëring voorgelegd aan de externe referenten. De verkregen input is in overleg met de werkgroep (tijdens de zesde en laatste bijeenkomst) verwerkt tot een document dat vervolgens ter autorisatie aan de beroepsverenigingen is voorgelegd.
[1] Deze praktijkoverwegingen zijn steeds beschreven in de hoofdstuksecties ‘van bewijs naar aanbeveling’.
[2] Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.
Afbakening
Deze richtlijn(herziening) omvat de diagnostiek en het beleid om rokers effectief te adviseren en te begeleiden bij het stoppen met roken van nicotinehoudende tabaksproducten of, waar expliciet benoemd, de e-sigaret. Ondersteuning bij het stoppen met overige tabaksproducten, zoals nicotinezakjes en snus, waterpijp, kruidensigaret, pruim- en snuiftabak, joint, heat-not-burn sigaretten (heat sticks of verhitte tabak) en vaporizers vallen buiten deze scope.[3]
Tenzij anders vermeld (zie hiervoor de uitgangsvragen en PICO’s) betreft de richtlijn de behandeling van patiënten van alle leeftijden, al dan niet gemotiveerd om hun rookgedrag te veranderen, en wordt de behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken bij speciale subgroepen zoals jongeren, zwangeren of personen met comorbide psychiatrische stoornissen niet specifiek belicht.
De kennis omtrent de volgende thema’s is bij de huidige modulaire richtlijnherziening geactualiseerd:
- E-health
- E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode
- Farmacotherapie:
- Cytisinicline
- Nicotinevervangende middelen bij zwangeren[4]
- Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
- Kort stopadvies
- Minderen met roken als opmaat tot stoppen
Thema’s die niet eerder aan bod kwamen en derhalve bij deze actualisatieronde voor het eerst zijn opgenomen, zijn:
- Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
- Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding
- Stoppen met gebruik van de e-sigaret
[4] In aansluiting op de vorige richtlijnherziening (2016) is het addendum ‘Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken ondersteuning bij zwangere vrouwen’ (2017) verschenen, waar nicotinevervangende middelen één van de modules vormde.
Uitgangsvragen
De richtlijn is ontwikkeld op geleide van uitgangsvragen, die gebaseerd zijn op ervaren knelpunten rondom de behandeling van mensen met een tabaksverslaving.
De richtlijn is geen leerboek waarin zoveel mogelijk beschikbare kennis over een onderwerp wordt opgenomen, maar een document met praktische aanbevelingen rondom knelpunten uit de praktijk. Dat betekent dat praktijkproblemen zoveel als mogelijk uitgangspunt zijn van de teksten in de richtlijn. Dat betekent ook dat méér aandacht gegeven wordt aan de wijze waarop die praktijkproblemen worden opgelost, dan aan de degene door wie die problemen worden aangepakt of opgelost. De richtlijn is een document dat beschrijft hoe optimale behandeling er inhoudelijk uitziet. Indien mogelijk beschrijft de richtlijn ook in welke vorm een interventie het beste kan worden aangeboden. De huidige modulaire richtlijnherziening behandelt in de verschillende hoofdstukken de ‘klinische uitgangsvragen’
Methode wetenschappelijke onderbouwing
De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO).
Zoekstrategie
Uitgangspunt is de richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving en Stoppen met Roken Ondersteuning’, herziening 2016.[5] Om de uitgangsvragen te beantwoorden is door de informatiespecialist op systematische wijze gezocht naar richtlijnen, systematische reviews en RCT’s, vanaf de zoekdatum van de vorige richtlijn. Dit werd gedaan in verschillende databanken, zoals Pubmed en Embase. Zoekacties worden per uitgangsvraag (‘search strings’) en het aantal gevonden artikelen beschreven en zijn opvraagbaar per module. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.
[5] Deze baseerde zich weer op de eerste (CBO-)richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving uit 2004.
Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs
Sinds de introductie van de GRADE-methodiek in 2004 werd dit wereldwijd al snel de methode van voorkeur om wetenschappelijk bewijs te graderen ten behoeve van richtlijnontwikkeling (Guyatt et al., 2011[6]), inclusief deze richtlijn. De GRADE-methodiek gaat er van uit dat de zekerheid van het wetenschappelijk bewijs uit randomized controlled trials (RCT’s) in beginsel hoog is vanwege de, mits goed uitgevoerd, kleine kans op vertekening (bias). In geval van observationele (niet gerandomiseerde) studies is de uitgangspositie van de zekerheid van bewijs laag. De zekerheid van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst (zie hieronder 'GRADE-factoren voor downgraden en upgraden'). Bij observationeel onderzoek kan het bewijs in bepaalde gevallen omhoog worden gegradeerd.
Bij het beoordelen van het verschil in effecten tussen interventies is gelet op het bestaan van klinisch relevante verschillen tussen interventies. Daarvoor wordt bij voorkeur gelet op absolute verschillen (indien deze gegevens beschikbaar zijn). De NHG-werkgroep heeft per uitkomstmaat bepaald wat de grens voor een klinisch relevant verschil (voor- of nadeel) is. Als dit niet mogelijk was, ging de werkgroep uit van de door GRADE voorgestelde standaardgrenzen van een Minimally Important Difference (MID) van 0,5 SMD voor continue uitkomstmaten, 20% op de totale score van een vragenlijst en 25% relatieve risicoreductie (RRR; wat correspondeert met een RR van 0,75 of 1,25) voor dichotome uitkomstmaten.
Bij de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs ten aanzien van bovenstaande factoren werd uitgegaan van ‘Grade guidelines’, zoals ook te raadplegen in het ‘Grade handbook’ (Guyatt et al., 2013).[7]
[6] Guyatt et al. (2011). GRADE guidelines: a new series of articles in the Journal of Clinical Epidemiology. J Clin Epidemiol, 64(4):380-2.
[7] Schünemann et al. (2013). GRADE Handbook: Introduction to GRADE Handbook. Handbook for grading the quality of evidence and the strength of recommendations using the GRADE approach. Updated October 2013.
Het niveau van de kwaliteit van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.
We downgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van studies met een hoge uitgangspositie (RCT’s), bij: |
We upgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van observationele studies bij: |
||
1. Beperkingen in de onderzoeksopzet of uitvoering (study limitations)[8] Hierbij gaat het om de methodologische kwaliteit. Voorbeelden zijn dat de randomisatie-procedure niet optimaal was, dat beoordelaars van subjectieve uitkomsten niet geblindeerd waren, dat er selectief is gerapporteerd over de uitkomsten en dat er veel uitvallers waren. |
1. Een groot effect (large magnitude of effect) Hiervan is sprake als er in de resultaten een groot effect of een sterk bewijs van associatie gevonden wordt. Dit kan tot uitdrukking komen in de hoogte van het relatieve risico (RR). |
||
2. Inconsistentie van de resultaten (inconsistency) Hierbij gaat het om heterogeniteit van de resultaten van verschillende studies. Er kunnen beperkingen zijn als er een grote variatie is in de schattingen van het effect van een behandeling of als er nauwelijks overlap is tussen de 95%- betrouwbaarheidsintervallen (BI’s). |
2. Mogelijke confounders die het ‘ware’ effect verminderd hebben (plausible confounding) Hiervan kan sprake zijn als er een achterliggende variabele is, zoals de ernst van de aandoening van de patiënten die met het onderzoek meedoen, die van invloed is op het effect van de interventie. |
||
3. Indirect bewijs (indirectness) Er worden twee soorten indirect bewijs onderscheiden. Enerzijds gaat het om indirecte vergelijkingen, bijvoorbeeld wanneer er alleen interventies met een placebo worden vergeleken en geen interventies met elkaar worden vergeleken. Anderzijds gaat het om verschillen in patiëntenpopulatie, inhoud van de interventie of keuze van de uitkomstmaten tussen de beschikbare studies en de uitgangsvraag die in de richtlijn wordt gesteld. |
3. Bewijs van een verband tussen de dosering en de repons (dose-response gradient) Hiervan kan sprake zijn als een stijgende dosering van een bepaald medicijn meer effect geeft. |
||
4. Onnauwkeurigheid van de resultaten (imprecision) Hierbij gaat het om de onzekerheid van de uitkomst, bijvoorbeeld als de 95%-BI’s heel breed zijn vanwege kleine patiëntaantallen. |
|
||
5. Kans op selectieve publicatie (publication bias) van onderzoeken of uitkomstmaten. Een voorbeeld van een beperking is wanneer niet alle studies gepubliceerd worden, bijvoorbeeld kleine studies die geen effecten ten gunste van de interventie konden aantonen. |
|
[8] De zekerheid van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.
Samenvatten van resultaten en conclusies
Van elk artikel is een samenvatting gemaakt in een zogenaamde 'evidence tabel', waarin de belangrijkste kenmerken van de onderzoeken zijn opgenomen. De formulering van de conclusies, gebaseerd op de studies uit het systematische literatuuronderzoek, is afgestemd op het GRADE niveau (zie Tabel 2.5). Deze formulering sluit ook aan bij de ‘levels of evidence’ (niveau 1 t/m 4) die is toegepast in de eerste richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving (CBO, 2009) en de meest recente herziening uit 2016.
Tabel 2.5 Formulering van conclusies naar aanleiding van het GRADE niveau
GRADE niveau |
Niveau van bewijs |
Formulering conclusie |
⊕⊕⊕⊕ |
Niveau 1: Hoog |
“X vermindert / verhoogt …” |
⊕⊕⊕◯ |
Niveau 2: Redelijk |
“X vermindert / verhoogt waarschijnlijk …” |
⊕⊕◯◯ |
Niveau 3: Laag |
“X lijkt te resulteren in een vermindering / toename van …” |
⊕◯◯◯ |
Niveau 4: Zeer laag |
“Het bewijs is zeer onzeker over het effect van X op …” |
Van bewijs naar aanbevelingen: Overwegingen
Naast het wetenschappelijk bewijs bepalen enkele andere factoren mede of een instrument of behandeling wordt aanbevolen. De leden van de werkgroep brengen deze overwegingen op basis van hun praktijkervaringen in. In de teksten van de vorige richtlijn-versies werd dit onder ‘Overige Overwegingen’ beschreven.
Mee te wegen factoren om te bepalen of een instrument of behandeling wordt aanbevolen:
1. Kwaliteit van bewijs
Hoe hoger de algehele kwaliteit van het bewijs, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.
2. Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Hoe groter het verschil is tussen de gewenste en ongewenste effecten, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling. Hoe kleiner dit verschil of hoe meer onzekerheid over de grootte van het verschil, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een conditionele aanbeveling.
Toelichting:
- Bespreken effectiviteit in relatie tot bijwerkingen en complicaties in het licht van de kwaliteit van bewijs, de precisie van de effectgrootte en minimaal klinisch relevant geacht voordeel;
- Sterkte van het effect vergeleken met geen interventie;
- Aanwezigheid van comorbiditeit;
- Klinisch niet relevantie van het effect.
3. Patiëntenperspectief
Hoe groter de uniformiteit in waarden en voorkeuren van patiënten bij het afwegen van de voor- en nadelen van een interventie, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.
4. Kosten
Hoe minder middelen er worden gebruikt (m.a.w. hoe lager de kosten van een interventie zijn vergeleken met de beschouwde alternatieven en andere kosten gerelateerd aan de interventie), des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke aanbeveling. Hoe meer onzekerheid over het middelenbeslag, des te waarschijnlijker wordt een conditionele aanbeveling.
5. Aanvaardbaarheid
Hier worden de bijzonderheden beschreven over de haalbaarheid van de interventie. Potentiële implementatiebarrières zijn divers van aard, denk aan praktische, technische, juridische en logistieke aspecten, maar ook organisatorische aspecten, professionele interacties of personele capaciteit. Bijvoorbeeld beperkte beschikbaarheid van de interventie of training van zorgpersoneel in het buitenland.
NB: Een ander voorbeeld is duurzaamheid. Wanneer productie, toediening en/of gebruik van de interventie niet duurzaam is (bijvoorbeeld belastend voor het milieu), weegt dit mee in de beoordeling van de haalbaarheid en daarmee de sterkte en richting van de aanbeveling. Bij een vergelijking van twee interventies kunnen de duurzaamheidsaspecten meewegen in de uiteindelijke formulering van de aanbeveling.
6.Haalbaarheid
Dit is een samenvatting van bovenstaande punten, waarbij ook de weging wordt aangegeven, om weer te geven hoe er tot de aanbeveling is gekomen. Het is een lopende, goed leesbare tekst. Er wordt aangegeven welke argumenten de doorslag hebben gegeven voor de aanbeveling. En er wordt expliciet vermeld of het een sterke of zwakke aanbeveling is, voor of tegen de interventie.
Formulering van aanbevelingen
Afhankelijk van deze factoren kan een instrument of behandeling wel of niet worden aanbevelen. We maken daarbij onderscheid tussen zwakke en sterke aanbevelingen. In het geval van een sterke aanbeveling wordt behandeling X voor alle patiënten met Y aanbevelenswaardig geacht. Bij een zwakke aanbeveling spelen er bijvoorbeeld patiëntvoorkeuren mee. Het is belangrijk in deze sectie expliciet de argumenten te vermelden die maken dat een behandeling wel of niet wordt aanbevolen, en ook waarom die aanbeveling zwak of sterk zou moeten zijn.
Voor de formulering van ‘sterke’ (onvoorwaardelijke) en ‘zwakke’ (voorwaardelijke) aanbevelingen wordt er een vaste indeling aangehouden, zie Tabel 2.6.
Tabel 2.6 GRADE Voorkeursformulering sterke / zwakke aanbevelingen
Gradering aanbeveling |
Betekenis |
Voorkeursformulering |
STERK VOOR |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“We bevelen [interventie] aan.” |
ZWAK VOOR |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen).” |
ZWAK TEGEN |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen).” |
STERK TEGEN |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“We bevelen [interventie] niet aan.” |
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.