E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode
Uitgangsvraag
Is de e-sigaret (met nicotine) aan te bevelen ter ondersteuning bij het stoppen met roken bij personen die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken?
Aanbeveling
We bevelen een e-sigaret als hulpmiddel bij het stoppen met roken niet aan, tenzij een roker al meerdere stoppogingen heeft gedaan en bij een volgende poging graag de e-sigaret wil gebruiken. Adviseer dit dan in altijd in combinatie met intensieve gedragsmatige ondersteuning en bespreek de nadelen.
Zwangeren
We bevelen het inzetten van een e-sigaret als hulpmiddel om te stoppen met roken bij zwangeren niet aan.
Overwegingen
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
- Voordelen: in de gevonden onderzoeken lijkt het gebruik van e-sigaretten met nicotine het stoppen met roken van tabakssigaretten beter te ondersteunen dan NVM, e-sigaretten zonder nicotine of gebruikelijke zorg, maar de absolute aantallen blijven laag. De vloeistof in e-sigaretten bevat geen tabak (zoals in een tabakssigaret) en in een e-sigaret ontbreken veel van de giftige verbrandingsproducten van tabak.
- Nadelen: e-sigaretten worden (veel) vaker aanhoudend gebruikt dan NVM. Hierdoor is het roken van tabak mogelijk gestopt, maar is dit vervangen door het inhaleren van de damp van de e-liquid. Deze damp bevat schadelijke stoffen zoals propyleenglycol en (sporen van) giftige en carcinogene stoffen. Bovendien is er bij aanhoudend gebruik van de e-sigaret sprake van verslavingsvervanging, een mechanisme dat de onderliggende verslaving in stand houdt.
Zwangeren
Het verschil in aantal zwangeren dat tijdens de zwangerschap stopt met roken met behulp van e-sigaretten of met behulp van NVM is kein. Daarnaast laat de beschikbare evidence zien dat het aandeel ‘aanhoudend gebruik van product’ bij e-sigaretten vele maler hoger ligt dan bij NVM (circa 34% versus 6%). Daardoor blijft 1 op de 3 zwangeren blootgesteld aan nicotine; de langetermijnveiligheid van e-sigaretten voor zowel de moeder als het (ongeboren) kind is onduidelijk.
Kwaliteit van het bewijs
De kwaliteit van het bewijs was redelijk tot zeer laag. Er werd met name afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid (de grens van klinische relevantie lag vaak binnen het 95%-BI) en publicatiebias (risico op belangenverstrengeling).
Waarden en voorkeuren van patiënten
Sommige patiënten kunnen een lichte voorkeur hebben voor e-sigaretten ten opzichte van NVM, omdat deze qua gebruik en beleving dicht tegen het roken van de tabakssigaret aanliggen. Sommigen zullen het een prettige en goede manier vinden om van het tabaksroken af te komen, terwijl anderen vinden dat je de ene verslaving voor de andere inruilt. Vooral jongeren vinden juist nicotinepleisters minder ‘aanvaardbaar’ dan e-sigaretten in verband met de uitstraling ervan.
Toch staan de meeste rokers niet onverdeeld positief tegenover e-sigaretten. Men kan vragen hebben over de gezondheidsimpact en de kwaliteit van e-sigaretten, de smaak valt vaak tegen en sommigen hebben bij e-sigaretten niet echt het gevoel dat ze stoppen met roken. Gebruik van een e-sigaret vraagt kennis en kunde, zoals onderhoud, vullen, schoonmaken, opladen, zoeken naar modellen, instellingen van bijvoorbeeld de batterij of vloeistoffen die aan de wensen voldoen. Dit vereist motivatie en inzet om de interventie te kunnen doen slagen. In 1 onderzoek gaven gebruikers van een e-sigaret zonder nicotine aan dat hun craving niet verminderde. Ondersteuning van een coach of zorgverlener helpt om het stoppen vol te houden. (Jones 2022).
Zwangeren
Sommige rokende vrouwen zullen e-sigaretten (en/of andere farmacologische ondersteuning) liever niet gebruiken vanwege het mogelijke risico voor de gezondheid van hun kind, terwijl anderen een e-sigaret als minder gevaarlijk kunnen ervaren dan tabakssigaretten en het risico accepteren om uiteindelijk tot geheelonthouding te kunnen komen.
Kosten
Er is een grote variatie in de kosten van e-sigaretten. Er bestaan wegwerp-, oplaadbare en navulbare e-sigaretten. De kosten variëren uiteraard in relatie tot de gebruiksfrequentie. Op internet circuleren prijzen van ongeveer €20-50 per maand, bij een gebruik vergelijkbaar met 20 sigaretten per dag. Dit
zijn echter niet-gevalideerde bronnen. De prijs voor een pakje tabakssigaretten van 20 stuks lag op 1 april 2024 rond de €11 (Rijksoverheid, 2024).
De kosten van NVM zijn afhankelijk van de toepassingsvorm (pleister, kauwgom, kauwtablet), het aantal voorheen dagelijks gerookte sigaretten en daarmee de gebruikte hoeveelheid. Die kosten zijn bij benadering €1,40-4,70 per dag (Zorginstituut Nederland. Farmacotherapeutischkompas.nl, geraadpleegd op oktober 2023).
In de beschreven onderzoeken werden de e-sigaretten in sommige gevallen kosteloos verstrekt aan de deelnemers. Wanneer de e-sigaret in Nederland wordt ingezet bij een stoppen-met-rokeninterventie zijn de kosten voor de patiënt. Welk effect dat heeft op de uitkomstmaten ‘therapietrouw’ en ‘blijvende abstinentie’ is niet bekend. Nicotinevervangende middelen worden (in combinatie met gedragsondersteuning) anno 2024 meestal vergoed.
Aanvaardbaarheid
Het is algemeen aanvaard om een interventie te gebruiken om te stoppen met roken, maar over de e-sigaret zijn de meningen verdeeld. Gebruik van e-sigaretten is geen goed voorbeeld voor kinderen en jongeren. ‘Roken’ en nicotineverslaving in bredere zin blijven dan normaal en dat is een maatschappelijk ongewenste ontwikkeling. Het uiteindelijke doel van stoppen met roken is blijvende abstinentie: geen nicotinebevattende producten gebruiken, in wat voor vorm dan ook.
In e-sigaretten ontbreken veel van de giftige verbrandingsproducten van tabak, maar de damp bevat wel schadelijke stoffen zoals propyleenglycol en (sporen van) giftige en carcinogene stoffen, en in geval van nicotinebevattende e-liquid uiteraard ook nicotine. Bij tijdelijk of blijvend overstappen op de e-sigaret wordt de verslaving (aan nicotine) in stand gehouden, alsmede het rookgedrag (psychisch; routine/triggers). Mogelijk leidt dit bovendien tot terugval naar de tabakssigaret, maar dit is niet onderzocht. Daarnaast bestaat er kans op dual use: het roken van de e-sigaret náást de tabakssigaret. Het vermoeden bestaat dat dit per saldo schadelijker is dan het roken van de e-sigaret of tabakssigaret alleen. Inhalatie van nicotine kan leiden tot irritatie en schade aan de luchtwegen, hartkloppingen en een verhoogde kans op kanker [Visser, 2014]. Het is voor zorgverleners onnatuurlijk (en dus minder aanvaardbaar) om zo’n product in te zetten in een behandeling wanneer veiliger methoden beschikbaar zijn [Troelstra, 2020].
In sommige landen (zoals het Verenigd Koninkrijk) is de (gedragsmatige) ondersteuning bij stoppen met roken met behulp van de e-sigaret anders geregeld dan in Nederland. In de Nederlandse praktijk is er geen standaard ondersteuningsaanbod en geen protocol voor de behandeling met e-sigaretten. Wie een e-sigaret koopt in een e-sigarettenshop met als doel om te stoppen met roken, krijgt niet de ondersteuning zoals beschreven in sommige onderzoeken die succes uitwijzen, maar vervolgens ook een hoog blijvend gebruik van de e-sigaret laten zien [Hajek, 2019]. Over the counter e-sigaretten hebben niet het effect dat e-sigaretten hebben die worden ingezet naast gedragsmatige ondersteuning. Veel van het onderzoek dat is gedaan naar de effectiviteit strookt dus niet met de dagelijkse praktijk in Nederland.
Zwangeren
Het is algemeen geaccepteerd en bekend dat stoppen met roken tijdens de zwangerschap het beste is voor de foetus en de gezondheid van moeder. De e-sigaret als methode om te stoppen met roken zal wat minder aanvaard zijn voor zwangeren omdat er nog te weinig bekend is over de veiligheid voor moeder en kind. Nicotinevervangende middelen zullen waarschijnlijk meer aanvaard zijn.
Milieu
Met het toenemende gebruik van e-sigaretten komt er ook meer aandacht voor de milieuaspecten van de e-sigaret. Er zijn nog weinig onafhankelijke gegevens die de productlevenscyclus van e-sigaretten en de bijbehorende milieu- en gezondheidsrisico’s beoordelen, maar er zijn aanwijzingen dat e-sigaretcapsules of wegwerpdevices veel als zwerfafval voorkomen.
E-sigaretten bevatten veelal plastic. E-sigaretten zijn ontworpen om handig en eenmalig te zijn, en veel populaire e-sigaretten zijn pod-gebaseerde apparaten met plastic cartridges voor eenmalig gebruik. Beide zijn (grotendeels) niet biologisch afbreekbaar en slecht recyclebaar.
Naast plastic afval zorgen e-sigaretten voor elektronisch afval. Net als sigarettenpeuken worden wegwerp-e-sigaretten vaak onzorgvuldig weggegooid in plaats van te worden gedeponeerd in speciale elektronische afvalvoorzieningen of gemeentelijke inzamelingspunten. Vapeafval levert ten minste 2 problemen op bij het weggooien, want e-sigaretten bevatten zowel printplaten als lithium-ionbatterijen. Naarmate deze batterijen verslechteren, lekken hun giftige stoffen geleidelijk uit. Bovendien zorgen batterijen in vuilnisbakken zowel voor explosie- als brandgevaar (Hendlin 2018, Pourchez 2022).
Haalbaarheid
Sinds 1 juli 2024 is het verboden om tabak en e-sigaretten te verkopen in supermarkten en alle horeca-inrichtingen. Sinds 1 januari 2024 is de online verkoop van e-sigaretten verboden en geldt eveneens een verbod op het verkopen van e-sigaretten met andere smaken dan tabak. Desalniettemin zijn e-sigaretten (mede door gebrek aan bredere Europese wetgeving) nog op de meeste plaatsen te koop. Vanaf 2025 zal de verkoop alleen nog plaatsvinden via speciaalzaken. E-sigaretten mogen, net als tabakssigaretten, alleen verkocht worden aan personen boven de 18 jaar.
Omdat het gebruik van een e-sigaret qua handeling lijkt op het roken van een tabakssigaret en de gebruiker tevens nicotine tot zich blijft nemen, lijkt het haalbaar om met behulp van een e-sigaret te stoppen met het roken van tabakssigaretten. Het ontbreekt in de Nederlandse zorg echter aan protocollen die stoppen met roken door middel van e-sigaretten ondersteunen. Dit beperkt de haalbaarheid van de interventie.
Waarom deze aanbeveling?
E-sigaretten lijken enigszins effect te hebben ter ondersteuning bij het stoppen met roken van tabaksproducten ten opzichte van het gebruik van nicotinevervangende middelen en gebruikelijke zorg. Na een half jaar is 3-18% gestopt met roken van tabaksproducten. Maar blijvend stoppen met alle vormen van roken is verreweg het gezondst, en dat lijkt minder te gebeuren bij gebruik van e-sigaretten als hulpmiddel. Er zijn aanwijzingen dat 1 op de 3 rokers die de e-sigaret als hulpmiddel gebruikten om te stoppen met tabakssigaretten, vervolgens blijvend de e-sigaret blijven gebruiken. Hierdoor wordt de ene verslaving als het ware uitgeruild tegen de andere, met (door het in stand houden van de lichamelijke en psychische verslaving aan nicotine) het risico van gecombineerd gebruik van e-sigaret en tabakssigaret of terugval naar de tabakssigaret. De verslaving wordt zo in stand gehouden. Inhalatie van damp van de e-liquid leidt mogelijk tot gezondheidsschade.
De langetermijneffecten en bijwerkingen van e-sigaretten zijn onbekend, net als de aandoeningen en ziektes die erdoor kunnen ontstaan. De werkgroep wil daarom slechts zeer beperkt ruimte laten voor het gebruik van e-sigaretten als methode om te stoppen met roken. Wij achten deze methode alleen geschikt voor rokers die al meerdere niet-succesvolle pogingen hebben gedaan en op deze manier toch nog een poging willen ondernemen.
Zwangeren
Bij zwangerschap adviseren we uiteraard ook (en misschien wel nog meer) terughoudendheid met nicotine en e-liquid vanwege de schadelijke stoffen. Omdat het percentage stoppers met behulp van e-sigaretten niet veel verschilt met stoppen door middel van nicotinevervangende middelen en daarbij een veel groter percentage de e-sigaret aanhoudend blijft gebruiken, gevoegd bij de onzekerheid rondom korte- en langetermijnconsequenties voor de foetus, willen we ook voor zwangeren het stoppen met behulp van de e-sigaret niet aanbevelen.
Onderbouwing
Achtergrond
Sinds de introductie van de e-sigaret op de Nederlandse markt in 2006 wordt deze in verschillende vormen en varianten verkocht. Een e-sigaret (elektronische sigaret, ook wel vape, pod of podmod genoemd) verdampt een vloeistof die een mengsel van smaakstoffen en andere stoffen bevat. De vloeistof (e-liquid) wordt verhit, zodat er damp ontstaat die de gebruiker kan inhaleren (ook wel ‘dampen’ of ‘vapen’ genoemd). De vloeistof bevat geen tabak, maar vaak wel nicotine en andere dragerstoffen en additieven (RIVM, 2023). De e-sigaret kan worden ingezet als hulpmiddel om te stoppen met roken. Uit recent Nederlands onderzoek blijkt dat van een groep rokers (n = 1973) die in het voorgaande jaar serieuze stoppoging ondernamen circa 11% ondersteuning zocht in de vorm van een e-sigaret [Van Westen-Lagerweij 2022]. Dit komt overeen met de gegevens uit een peiling onder deelnemers van het Zorgpanel van Patiëntenfederatie Nederland, waaruit bleek dat van de 285 respondenten die in de voorgaande 3 jaar een (al dan niet geslaagde) stoppoging hadden gedaan, 12% ondersteuning zocht in de vorm van de e-sigaret [Patiëntenfederatie Nederland, 2023).
De vorige Multidisciplinaire Richtlijn Behandeling van tabaksverlaving en stoppen met roken ondesteuning (2016) bevatte het advies om de e-sigaret (met nicotine) niet actief aan te bevelen als hulpmiddel om te stoppen met roken vanwege het ontbreken van informatie over langetermijneffecten op het gebied van de effectiviteit, veiligheid (onder andere carcinogeniteit) en verslaving. Wel werd de optie opengehouden om de e-sigaret als stopondersteuning te gebruiken indien een roker dit zelf als methode aandroeg en eerdere ervaringen met de reguliere stopmiddelen had opgedaan, zonder positief eindresultaat. Met deze uitgangsvraag willen we uitzoeken of er inmiddels meer bekend is over de e-sigaret als hulpmiddel bij het stoppen met roken en over de effecten op langere termijn. Omdat stoppen met roken van alle nicotinebevattende producten uiteindelijk veruit het gezondste voor de patiënt wordt geacht, wordt als uitkomstmaat ook ‘aanhoudend gebruik van de e-sigaret’ meegenomen. Omdat de e-sigaret ook door zwangeren gebruikt kan worden als middel om te stoppen met roken, willen we ook de veiligheid en effectiviteit in deze doelgroep uitzoeken.
Conclusies
⊕⊕⊕◯ |
Waarschijnlijk stoppen (iets) meer mensen, inclusief zwangeren, aanhoudend met roken van tabakssigaretten bij gebruik van nicotinehoudende e-sigaretten (meestal zonder verdere gedragsondersteuning) dan met NVM, e-sigaretten zonder nicotine of gebruikelijke zorg (kwaliteit van bewijs redelijk en laag).
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022, Hajek2022 |
⊕⊕◯◯ |
Er is mogelijk geen verschil in kwaliteit van leven, gemeten met een VAS, bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine, of van NVM.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
Geen bewijs |
Er werden geen onderzoeken gevonden met de uitkomstmaten ‘veiligheid’, ‘vermindering van onthoudingsverschijnselen’, ‘vermindering van craving’ en ‘terugval in gebruik van tabakssigaret na bevalling’ |
Bijwerkingen
⊕⊕⊕◯ |
Er is waarschijnlijk geen verschil in zelfgerapporteerde bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met nicotine en NVM of e-sigaretten zonder nicotine.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
⊕◯◯◯ |
We zijn onzeker over het verschil in (ernstige) bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten ten opzichte van gebruikelijke zorg.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
⊕⊕◯◯ |
Er is mogelijk geen verschil in ernstige bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met versus zonder nicotine.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
⊕⊕◯◯ |
Er komen mogelijk iets meer ernstige bijwerkingen voor bij gebruik van e-sigaretten dan bij NVM.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
⊕⊕◯◯ |
Er is mogelijk geen verschil in bijwerkingen bij moeder en kind bij gebruik van e-sigaretten versus NVM.
Hajek2022 |
⊕◯◯◯ |
We zijn onzeker over de langetermijnbijwerkingen van e-sigaretten in vergelijking met tabakssigaretten.
Hajat2022, Szukalska2020 |
Blijvend gebruik e-sigaret
⊕⊕◯◯ |
E-sigaretten worden mogelijk vaker blijvend gebruikt dan NVM
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
⊕⊕⊕◯ |
E-sigaretten worden door zwangeren waarschijnlijk vaker blijvend gebruikt dan NVM.
Hajek2022 |
⊕⊕◯◯ |
Er is mogelijk geen groot verschil in het blijvend gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine.
Hartman-Boyce 2022, Klonizakis2022, Lucchiani2022 |
Samenvatting literatuur
- Hartmann-Boyce 2022 includeerde 78 onderzoeken (59 RCT’s, 7 gerandomiseerde cross-overtrials en 12 ongecontroleerde interventieonderzoeken) waarin in ieder geval 1 onderzoeksarm zat met een nicotinehoudende e-sigaret. Belangrijkste uitkomstmaten waren het aanhoudend gestopt zijn met roken na 6 maanden en bijwerkingen. Daarnaast werd zo mogelijk de uitkomstmaat ‘blijvend gebruik studieproduct (e-sigaret of medicatie)’ beschreven. De onderzoeken werden in westerse landen uitgevoerd. Voor de vergelijking tussen nicotinehoudende e-sigaret versus e-sigaret zonder nicotine werden 9 onderzoeken gevonden. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 24 tot 657, het aantal interventieweken was 3-24 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges was 7,2-36 mg/ml. Voor de vergelijking nicotinehoudende e-sigaret versus nicotinevervangende middelen (NVM) werden 5 onderzoeken gevonden. 2 onderzoeken vergeleken een e-sigaret met een pleister, de overige 3 noemen NVM in het algemeen. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 50 tot 886, het aantal interventieweken was 4-13 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges was 4,5-18 mg/ml. Voor de vergelijking nicotinehoudende e-sigaret versus geen behandeling (gebruikelijke zorg in 10 onderzoeken, gedragsmatige behandeling in 2 onderzoeken) werden in totaal 12 onderzoeken gevonden. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 68 tot 6006, het aantal interventieweken was 4-26 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges 1,5-24 mg/ml [Hartmann-Boyce 2022]. Voor meer informatie, zie de betreffende tabel in in de zoekverantwoording.
- Hajat 2022 includeerde 36 onderzoeken (van RCT’s tot cohortonderzoeken en case reports) over de gezondheidsimpact van e-sigaretten. De verschillende uitkomstmaten hadden betrekking op luchtwegen (17 onderzoeken), cardiovasculaire ziekten (6 onderzoeken), geestelijke gezondheid (7 onderzoeken) en andere uitkomstmaten (oraal en dentaal in 3 onderzoeken; BMI, tonsillitis en dermatitis in 3 onderzoeken). Alle onderzoeken worden beschreven en Hajat geeft een narratieve conclusie [Hajat 2022].
- Szukalska 2020 includeerde onder andere 5 onderzoeken over de impact van aerosol van e-sigaretten op de gebruikers met als uitkomstmaat kanker. De onderzoeken werden uitgevoerd met speeksel en cellen uit de mondholte van de rokers. Ook Szukalska geeft alleen een narratieve conclusie [Szukalska 2020].
Aanvullende RCT’s
- Lucchiari (2022, Italië) is een vervolgpublicatie op Lucchiari 2020 zoals geïncludeerd in de cochranereview van Hartmann-Boyce 2022. In deze nieuwste publicatie worden de uitkomstmaten na 12 maanden gepresenteerd (dit was 6 maanden in de cochranereview). Lucchiari includeerde 210 rokers, gerandomiseerd over 3 onderzoeksarmen: 1) e-sigaretten plus ondersteuning; 2) e-sigaretten zonder nicotine plus ondersteuning; 3) alleen ondersteuning. In de e-sigaretgroepen werd de deelnemers gevraagd om vanaf week 2-12 alléén e-sigaretten te gebruiken. De ondersteuning bestond uit 4 telefoongesprekken gedurende de eerste 12 weken. Uitkomstmaten waren onder andere ‘stoppen met roken’ en ‘bijwerkingen’ [Lucchiari 2022].
- Klonizakis (2022, Verenigd Koninkrijk) includeerde 248 volwassen rokers die wilden stoppen met roken in een RCT en randomiseerde die over 3 onderzoeksarmen. Alle deelnemers ontvingen 3 maanden lang gedragsmatige ondersteuning en daarnaast e-sigaretten met 18 mg/ml nicotine, e-sigaretten zonder nicotine of NVM (naar eigen voorkeur). Na 3 en na 6 maanden werd onder andere gekeken wie er gestopt waren met roken en werd de kwaliteit van leven aangegeven op een VAS van 0 (slecht) tot 100 (goed) [Klonizakis 2022]. De resultaten uit Klonizakis’ RCT zijn gepoold met de gegevens uit de review van Hartmann-Boyce [Hartmann-Boyce 2022].
Zwangeren
Hajek (2022, Verenigd Koninkrijk) includeerde 1140 rokende zwangere vrouwen die wilden stoppen met roken en randomiseerde die over de onderzoeksarmen e-sigaretten (met nicotine) en nicotinepleisters (15 of 10 mg per 16 uur). Daarnaast werd iedereen 6 keer gebeld tijdens de studieperiode (gedragsmatige ondersteuning). In het eerste gesprek werd een stopdatum besproken. Het laatste gesprek was 4 weken na de stopdatum. De uitkomstmaat was ‘aanhoudend gestopt met roken’ van 2 weken na de stopdatum tot aan het eind van de zwangerschap, waarin tot maximaal 5 maal het roken een enkele/incidentele sigaret roken geaccepteerd werd (russellcriteria, zie West 2005[West, 2005]). Verder werden bijwerkingen bij moeder en kind bijgehouden [Hajek 2022].
Effectiviteit en bijwerkingen
In tabellen 2 tot en met 4 wordt de evidence samengevat voor de e-sigaret (met nicotine) vergeleken met nicotinevervangende middelen, e-sigaret zonder nicotine en gebruikelijke zorg. De tabellen 4 en 5 gaan specifiek over zwangeren.
Tabel 2 E-sigaret met nicotine vergeleken met nicotinevervangende middelen (NVM)
Uitkomst Follow-upduur |
Resultaten |
Absolute verschil |
Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het effect) |
Tekstuele samenvatting |
|
NVM |
E-sigaret met nicotine |
||||
Aanhoudend gestopt met roken tabakssigaret 6 maanden |
Relatief risico: 1.58 (CI 95% 1.29 – 1.93) Gebaseerd op data van 2225 patiënten in 6 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
114 per 1000 |
180 per 1000 |
Redelijk door ernstige publicatiebias1 |
Er stoppen waarschijnlijk meer mensen aanhoudend met roken van tabakssigaretten bij gebruik van e-sigaretten dan met nicotinevervangende middelen. |
Verschil: 66 meer per 1000 (CI 95% 33 meer – 106 meer) |
|||||
Bijwerkingen (algemeen)2 |
Relatief risico: 1.01 (CI 95% 0.82 – 1.24) Gebaseerd op data van 563 patiënten in 2 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
374 per 1000 |
378 per 1000 |
Redelijk door ernstige publicatiebias3 |
Er is waarschijnlijk geen verschil in zelf-gerapporteerde bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten en nicotinevervangende middelen. |
Verschil: 4 meer per 1000 (CI 95% 67 minder – 90 meer) |
|||||
Ernstige bijwerkingen (algemeen)4 |
Relatief risico: 1.53 (CI 95% 0.81 – 2.88) Gebaseerd op data van 563 patiënten in 2 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
53 per 1000 |
81 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias5 |
Er komen mogelijk iets meer ernstige bijwerkingen voor bij gebruik van e-sigaretten dan bij nicotinevervangende middelen. |
Verschil: 28 meer per 1000 (CI 95% 10 minder – 100 meer) |
|||||
Aanhoudend gebruik product6 |
Relatief risico: 2.84 (CI 95% 2.37 – 3.41) Gebaseerd op data van 1635 patiënten in 5 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
138 per 1000 |
392 per 1000 |
Laag door ernstige inconsistentie, door ernstige publicatiebias7 |
E-sigaretten worden mogelijk vaker aanhoudend gebruikt dan nicotinevervangende middelen. |
Verschil: 254 meer per 1000 (CI 95% 189 meer – 333 meer) |
|||||
Kwaliteit van leven (Klonizakis, 2022) |
Gemeten met: visueel analoge schaal (VAS): 0 – 100 Hoger is beter Gebaseerd op data van 166 patiënten in 1 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
75 Gemiddelde |
70 Gemiddelde |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias9 |
Er is mogelijk geen verschil in kwaliteit van leven (gemeten met een VAS) bij gebruik van e-sigaretten of nicotinevervangende middelen. |
Verschil: gemiddelde 5 lager
|
|||||
Veiligheid (afhankelijkheid/verslaving/overdosering) |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden |
||||
Vermindering onthoudingsverschijnselen |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Vermindering craving |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
1 Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 2 Bijwerkingen niet nader omschreven. 3 Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 4 Ernstige bijwerkingen niet nader omschreven. 5 Onnauwkeurigheid: ernstig. Grenswaarde voor klinische relevantie valt binnen het 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 6 Roker gebruikt na 6 maanden nog steeds e-sigaret of NVM. 7 Inconsistentie: ernstig. Statistische heterogeniteit hoog (I2 > 60%). Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 8 Onnauwkeurigheid: ernstig. Laag aantal events, Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 9 Onnauwkeurigheid: ernstig. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. |
Tabel 3 E-sigaret met nicotine vergeleken met e-sigaret zonder nicotine
Uitkomst Follow-upduur |
Resultaten |
Absolute verschil |
Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het effect) |
Tekstuele samenvatting |
|
E-sigaret zonder nicotine |
E-sigaret met nicotine |
||||
Aanhoudend gestopt met roken tabakssigaret 6 maanden |
Relatief risico: 1.53 (CI 95% 1.13 – 2.07) Gebaseerd op data van 1613 patiënten in 6 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
89 per 1000 |
136 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias1 |
Er stoppen waarschijnlijk meer mensen aanhoudend met roken van tabakssigaretten bij gebruik van e-sigaretten dan met e-sigaretten zonder nicotine. |
Verschil: 47 meer per 1000 (CI 95% 12 meer – 95 meer) |
|||||
Aanhoudend gestopt met roken tabakssigaret 12 maanden (Lucchiari 2022) |
Relatief risico: 0.97 (CI 95% 0.52 – 1.79) Gebaseerd op data van 138 patiënten in 1 onderzoeken Follow-upduur 12 maanden |
259 per 1000 |
251 per 1000 |
Zeer laag door zeer ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias2 |
We zijn onzeker over het verschil in het stoppen met roken na 12 maanden bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine. |
Verschil: 8 minder per 1000 (CI 95% 124 minder – 205 meer) |
|||||
Ernstige bijwerkingen (algemeen)3 |
Relatief risico: 1.0 (CI 95% 0.56 – 1.79) Gebaseerd op data van 1272 patiënten in 8 onderzoeken Follow-upduur 1 week – 1 jaar |
33 per 1000 |
33 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias4 |
Er is mogelijk geen verschil in ernstige bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine. |
Verschil: 0 minder per 1000 (CI 95% 15 minder – 26 meer) |
|||||
Bijwerkingen (algemeen)5 |
Relatief risico: 1.01 (CI 95% 0.91 – 1.11) Gebaseerd op data van 840 patiënten in 5 onderzoeken Follow-upduur 1 week – 6 maanden |
459 per 1000 |
464 per 1000 |
Redelijk door ernstige publicatiebias6 |
Er is waarschijnlijk geen verschil in zelf-gerapporteerde bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine. |
Verschil: 5 meer per 1000 (CI 95% 41 minder – 50 meer) |
|||||
Aanhoudend gebruik product |
Relatief risico: 1.15 (CI 95% 0.94 – 1.41) Gebaseerd op data van 874 patiënten in 3 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
322 per 1000 |
370 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias7 |
Er is mogelijk geen groot verschil in het aanhoudend gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine. |
Verschil: 48 meer per 1000 (CI 95% 19 minder – 132 meer) |
|||||
Kwaliteit van leven (VAS) (Klonizakis, 2022) |
Gemeten met: Visual Analogue Scale Schaal: 0 – 100 Hoger beter Gebaseerd op data van 166 patiënten in 1 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
73 Gemiddelde |
70 Gemiddelde |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias8 |
Er is mogelijk geen verschil in kwaliteit van leven (gemeten met een VAS) bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine. |
Verschil: MD 3 lager
|
|||||
Veiligheid (afhankelijkheid/verslaving/overdosering) |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Vermindering onthoudingsverschijnselen |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Vermindering craving |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
1 Onnauwkeurigheid: ernstig. Brede betrouwbaarheidsintervallen; laag aantal events; grens klinische relevantie in 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 2 Onnauwkeurigheid: zeer ernstig. Zeer breed betrouwbaarheidsinterval en overschrijden grenzen klinische relevantie. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 3 Ernstige bijwerkingen niet nader omschreven. 4 Onnauwkeurigheid: ernstig. Laag aantal events. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 5 Bijwerkingen niet nader omschreven. 6 Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 7 Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens van klinische relevantie in 95%-BI, Brede betrouwbaarheidsintervallen. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 8 Onnauwkeurigheid: ernstig. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. |
Tabel 4 E-sigaret met nicotine vergeleken met gebruikelijke zorg of gedragsmatige ondersteuning
Uitkomst Follow-upduur |
Resultaten |
Absolute verschil |
Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het effect) |
Tekstuele samenvatting |
|
Gebruikelijke zorg |
E-sigaret met nicotine |
||||
Aanhoudend gestopt met roken tabakssigaret 6 maanden |
Relatief risico: 2.66 (CI 95% 1.52 – 4.65) Gebaseerd op data van 3126 patiënten in 7 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden |
11 per 1000 |
29 per 1000 |
Laag door ernstige risico op bias, door ernstige onnauwkeurigheid1 |
Er stoppen mogelijk meer mensen aanhoudend met roken van tabakssigaretten bij gebruik van e-sigaretten dan bij gebruikelijke zorg. |
Verschil: 18 meer per 1000 (CI 95% 6 meer – 40 meer) |
|||||
Aanhoudend gestopt met roken tabakssigaret 12 maanden (Lucchiari, 2022) |
Relatief risico: 1.5 (CI 95% 0.73 – 3.07) Gebaseerd op data van 120 patiënten in 1 onderzoeken Follow-upduur 12 maanden |
167 per 1000 |
251 per 1000 |
Zeer laag door zeer ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias2 |
We zijn onzeker over het verschil in het stoppen met roken na 12 maanden bij gebruik van e-sigaretten met nicotine of gebruikelijke zorg. |
Verschil: 84 meer per 1000 (CI 95% 45 minder – 346 meer) |
|||||
Bijwerkingen (algemeen)3
|
Relatief risico: 1.22 (CI 95% 1.12 – 1.32) Gebaseerd op data van 765 patiënten in 4 onderzoeken Follow-upduur 12 weken – 6 maanden |
657 per 1000 |
802 per 1000 |
Zeer laag door ernstige risico op bias, door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias4 |
We zijn onzeker over het verschil in bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten en gebruikelijke zorg. |
Verschil: 145 meer per 1000 (CI 95% 79 meer – 210 meer) |
|||||
Ernstige bijwerkingen (algemeen)5
|
Relatief risico: 1.03 (CI 95% 0.54 – 1.97) Gebaseerd op data van 1993 patiënten in 9 onderzoeken Follow-upduur 4 weken – 8 maanden |
22 per 1000 |
23 per 1000 |
Zeer laag door ernstige risico op bias, door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias6 |
We zijn onzeker over het verschil in ernstige bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten en gebruikelijke zorg. |
Verschil: 1 meer per 1000 (CI 95% 10 minder – 21 meer) |
|||||
Aanhoudend gebruik product |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Veiligheid (afhankelijkheid/verslaving/overdosering) |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Kwaliteit van leven |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Vermindering onthoudingsverschijnselen |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
Vermindering craving |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
||||
1 Risico op bias: ernstig. Inadequaat genereren van sequenties of vergelijkbare groepen, waardoor men de mogelijkheid creëert op selectievertekening., Onvoldoende blindering/ontbreken van blindering van de deelnemers en onderzoekers, waardoor mogelijk vertekening ontstaat, Onvolledige data en/of veel uitval van participanten (loss to follow up). Onnauwkeurigheid: ernstig. Laag aantal events. 2 Onnauwkeurigheid: zeer ernstig. Breed betrouwbaarheidsinterval en overschrijden grenzen klinische relevantie. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 3 Bijwerkingen niet nader omschreven. 4 Risico op bias: ernstig. Onvoldoende blindering/ontbreken van blindering van de deelnemers en onderzoekers, waardoor mogelijk vertekening ontstaat. Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens klinische relevantie in 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 5 Ernstige bijwerkingen niet nader omschreven. 6 Risico op bias: ernstig. Onvoldoende blindering/ontbreken van blindering van de deelnemers en onderzoekers, waardoor mogelijk vertekening ontstaat. Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens klinische relevantie in 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. |
Veiligheid
In Hajat 2022 is te lezen dat 1 van de 6 onderzoeken met betrekking tot cardiovasculaire ziekten een negatief effect van e-sigaretten vond: vaker een cardiovasculaire aandoening bij gebruik van e-sigaretten dan bij geen gebruik van e-sigaretten. In 3 onderzoeken werd geen (significant) verschil gevonden tussen deze groepen en in 2 onderzoeken werd een verlaging van de bloeddruk gevonden na de overstap van tabakssigaretten op e-sigaretten [Hajat 2022]. Daarnaast gaven 14 van de 17 onderzoeken over de luchtwegen een negatief effect aan (er werd met name vaker COPD en astma gerapporteerd onder e-sigaretgebruikers dan bij degenen die geen e-sigaretten gebruikten), terwijl 3 onderzoeken een vermindering aangaven van COPD-exacerbaties na de switch van tabakssigaretten naar e-sigaretten. Verder gaven alle 7 onderzoeken over geestelijke gezondheid aan dat depressieve symptomen vaker voorkomen bij e-sigaretgebruikers dan bij niet-(e-sigaret)rokers). De onderzoeken over de overige onderwerpen lieten geen definitieve conclusies zien.
Szukalska 2020 beschrijft het risico op hoofd- en halskanker als gevolg van het gebruik van e-sigaretten, maar geeft aan dat de meeste beschikbare onderzoeken laboratoriumexperimenten beschrijven (met bijvoorbeeld wangslijmvlies of sputum) van kleine aantallen patiënten. Het ontwerp en de methodologie van de onderzoeken zijn matig en de blootstellingstijd is zeer kort. Het risico op kanker bij gebruik van e-sigaretten met nicotine kan op basis van deze onderzoeken niet bewezen of ontkend worden [Szukalska 2020].
Tabel 5 E-sigaret vergeleken met nicotinevervangende middelen bij zwangeren
Uitkomst Follow-upduur |
Onderzoeksresultaten en metingen |
Absolute verschil |
Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het effect) |
Tekstuele samenvatting |
||
Nicotinevervangende middelen |
E-sigaret met nicotine |
|||||
Gestopt met roken tabakssigaret eind zwangerschap (gevalideerde meting in speeksel) |
Relatief risico: 1.55 (CI 95% 0.95 – 2.53) Gebaseerd op data van 1140 patiënten in 1 onderzoek Follow-upduur tot einde zwangerschap |
44 per 1000 |
68 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias1 |
Er stoppen mogelijk meer zwangeren aanhoudend (tot einde zwangerschap) met roken van tabakssigaretten bij gebruik van e-sigaretten dan met nicotinevervangende middelen. |
|
Verschil: 24 meer per 1000 (CI 95% 2 minder – 67 meer) |
||||||
Gestopt met tabakssigaret eind zwangerschap (zelfrapportage) |
Relatief risico: 1.43 (CI 95% 0.99 – 2.06) Gebaseerd op data van 1140 patiënten in 1 onderzoek Follow-upduur tot einde zwangerschap |
77 per 1000 |
110 per 1000 |
Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias2 |
Er stoppen mogelijk meer zwangeren aanhoudend (tot einde zwangerschap) met roken bij gebruik van e-sigaretten dan met nicotinevervangende middelen. |
|
Verschil: 33 meer per 1000 (CI 95% 1 minder – 82 meer) |
||||||
Aanhoudend gebruik product |
Relatief risico: 6.01 (CI 95% 4.21 – 8.58) Gebaseerd op data van 1140 patiënten in 1 onderzoek Follow-upduur tot einde zwangerschap |
56 per 1000 |
337 per 1000 |
Redelijk door ernstige publicatiebias3 |
Er gebruiken waarschijnlijk meer zwangeren e-sigaretten dan nicotinevervangende middelen aan het einde van de zwangerschap. |
|
Verschil: 281 meer per 1000 (CI 95% 180 meer – 424 meer) |
||||||
Veiligheid (afhankelijkheid/verslaving/overdosering) |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
|||||
Kwaliteit van leven |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
|||||
Vermindering onthoudingsverschijnselen |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden |
|||||
Vermindering craving |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
|||||
Terugval gebruik tabakssigaret na bevalling |
Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
|||||
1 Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens klinische relevantie in 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 2 Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens klinische relevantie in 95%-BI. Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. 3 Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling industrie. |
Tabel 6 Bijwerkingen bij zwangeren en hun kind bij gebruik e-sigaret of nicotinevervangende middelen [Hajek 2022]
Moeder |
Kind |
||||
Bijwerkingen |
e-sigaretten (n = 546) |
NVM (n = 549) |
Complicaties |
e-sigaretten (n = 546) |
NVM (n = 549) |
Pre-eclampsie |
3 (0,6%) |
3 (0,6%) |
Miskraam |
2 (0,4%) |
3 (0,6%) |
Zwangerschapsdiabetes |
6 (1,1%) |
11 (2,0%) |
Doodgeboorte |
2 (0,4%) |
0 (0,0%) |
Perinatale depressie |
4 (0,7%) |
2 (0,4%) |
Neonatale sterfte |
2 (0,4%) |
3 (0,6%) |
Lageluchtweginfectie |
15 (2,7%) |
9 (1,6%) |
Vroeggeboorte |
46 (8,4%) |
63 (12%) |
Misselijkheid |
17 (3,1%) |
36 (6,6%) |
Laag geboortegewicht* |
52 (9,6%) |
80 (15%) |
Hoesten |
42 (7,7%) |
0 (0%) |
NICU |
51 (9,3%) |
46 (8,4%) |
Duizeligheid |
1 (0,2%) |
8 (1,5%) |
Aangeboren afwijkingen |
25 (4,6%) |
15 (2,7%) |
Hoofdpijn |
4 (0,7%) |
9 (1,6%) |
Keizersnede |
131 (24%) |
148(27%) |
Bron: Hajek 2022 [Hajek, 2022]. *Significant verschil in laag geboortegewicht (< 2500 g): RR 0,65 (95%-BI 0,47 tot 0,90). Het gemiddelde geboortegewicht verschilde niet tussen de groepen (in beide groepen gemiddeld 3100 g.) Geen van de andere uitkomsten met betrekking tot geboorte en kind was significant verschillend. Voor de uitkomstmaten met betrekking tot de moeder beschreef de review geen gegevens over eventuele significantie en verschillen. |
Zoeken en selecteren
Er is een systematische literatuurzoekactie naar systematische reviews (SR’s) en gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (randomized controlled trials; RCT’s) uitgevoerd in PubMed en Embase in december 2022, met een update in november 2023. De zoekstrategie en -resultaten staan beschreven in de zoekverantwoording.
Tabel 1 PICO
Patiënten |
Rokers, incl. zwangeren |
Interventie |
E-sigaret (met nicotine) |
Vergelijking |
E-sigaret (zonder nicotine), gebruikelijke zorg, nicotinevervangende middelen |
Uitkomstmaten |
Cruciaal
Belangrijk
|
Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten
De werkgroep heeft bepaald dat 20% het minimale klinisch relevante verschil is voor alle uitkomstmaten, net als een SMD (Standardized Mean Difference) > 0,50, een odds ratio (OR) of relatief risico (RR) < 0,8 of > 1,25, en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.
De zoekactie leverde 2 SR’s op naar de e-sigaret (met nicotine) als ondersteuning bij het stoppen met roken bij niet-zwangeren [Hartmann-Boyce, 2022, Hajat, 2022]. Een aanvullende zoekopdracht na de zoekdatum van deze SR’s (eind 2021) leverde 2 aanvullende RCT’s op bij niet-zwangeren [Lucchiari, 2022, Klonizakis, 2022] en 1 RCT bij zwangeren [Hajek, 2022]. Daarnaast werd een onderzoek over patiëntervaringen gevonden [Jones, 2022]. Bij het doornemen van referentielijsten werd nog een derde SR gevonden over langetermijnbijwerkingen van e-sigaretten [Szukalska, 2020]. Bij de update werden 3 SR’s en 3 RCT’s gevonden waarvan de resultaten in lijn zijn met de eerder beschreven onderzoeken en die de aanbeveling ondersteunen [Levett, 2023, Anandan, 2023, Rose, 2023, Przulj, 2023, Kaplan, 2023].
Referenties
- Anandan AS, Leung J, Chan GCK, Sun T, Connor JP, Hall WD, Stjepanović D. Common adverse events of electronic cigarettes compared with traditional nicotine replacement therapies: A systematic review and meta-analysis. Drug Alcohol Rev. 2023 Jul;42(5):1278-1287. doi: 10.1111/dar.13674. Epub 2023 May 2. PMID: 37132177.
- Hajat C, et al. A scoping review of studies on the health impact of electronic nicotine delivery systems. Internal and Emergency Medicine 2022; 17: 241-268. PMID: 34637075.
- Hajek P, et al. Electronic cigarettes versus nicotine patches for smoking cessation in pregnancy a randomized controlled trial. Nature Medicine 2022; 28: 958-964. PMID: 35577966.
- Hartmann -Boyce J, et al. Electronic cigarettes for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2022; 11(11), CD010216. PMID: 36384212.
- Hendlin YH. Alert: Public Health Implications of Electronic Cigarette Waste. Am J Public Health. 2018 Nov;108(11):1489-1490. doi: 10.2105/AJPH.2018.304699. PMID: 30303735; PMCID: PMC618776
- Jones G, et al. Participant experiences of a quit smoking attempt through either nicotine replacement therapy (NRT) methods or the use of an e-cigarette. J Addict Med 2022; 16: 272-277. PMID: 34128486.
- Kaplan B, Galiatsatos P, Breland A, Eissenberg T, Cohen JE. Effectiveness of ENDS, NRT and medication for smoking cessation among cigarette-only users: a longitudinal analysis of PATH Study wave 3 (2015-2016) and 4 (2016-2017), adult data. Tob Control. 2023 May;32(3):302-307. doi: 10.1136/tobaccocontrol-2020-056448. Epub 2021 Sep 15. PMID: 34526410; PMCID: PMC10176346.
- Klonizakis M, et al. (2022). Medium- and longer-term cardiovascular effects of e-cigarettes in adults making a stop-smoking attempt: a randomized controlled trial. BMC Medicine 2022; 20: 276. PMID: 35971150.
- Levett JY, Filion KB, Reynier P, Prell C, Eisenberg MJ. Efficacy and Safety of E-Cigarette Use for Smoking Cessation: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Am J Med. 2023 Aug;136(8):804-813.e4. doi: 10.1016/j.amjmed.2023.04.014. Epub 2023 May 5. PMID: 37148992.
- Lindson N, Theodoulou A, Ordóñez-Mena JM, Fanshawe TR, Sutton AJ, Livingstone-Banks J, Hajizadeh A, Zhu S, Aveyard P, Freeman SC, Agrawal S, Hartmann-Boyce J. Pharmacological and electronic cigarette interventions for smoking cessation in adults: component network meta-analyses. Cochrane Database Syst Rev. 2023 Sep 12;9(9):CD015226. doi: 10.1002/14651858.CD015226.pub2. PMID: 37696529; PMCID: PMC10495240.
- Lucchiari C, et al. Nicotine-free e-cigarettes might promote tobacco smoking reduction better than nicotine delivery devices: results of a double-blind randomized controlled trial at 1 year. Current Oncology 2022; 29(11): 8579 – 8590. PMID: 36421329.
- Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.
- Pourchez J, Mercier C, Forest V. From smoking to vaping: a new environmental threat? Lancet Respir Med. 2022 Jul;10(7):e63-e64. doi: 10.1016/S2213-2600(22)00187-4. Epub 2022 May 23. PMID: 35617988.
- Przulj D, Pesola F, Myers Smith K, McRobbie H, Coleman T, Lewis S, Griffith C, Walton R, Whitemore R, Clark M, Ussher M, Sinclair L, Seager E, Cooper S, Bauld L, Naughton F, Sasieni P, Manyonda I, Hajek P. Helping pregnant smokers quit: a multi-centre randomised controlled trial of electronic cigarettes versus nicotine replacement therapy. Health Technol Assess. 2023 Jul;27(13):1-53. doi: 10.3310/AGTH6901. PMID: 37840301; PMCID: PMC10599072.
- Rijksoverheid, Belastingplan 2023. Geraadpleegd via www.rijksoverheid.nl op 10 mei 2023.
- RIVM, dossier tabak, https://www.rivm.nl/tabak/ Geraadpleegd op 10 mei 2023.
- Rose JE, Frisbee S, Campbell D, Salley A, Claerhout S, Davis JM. Smoking reduction using electronic nicotine delivery systems in combination with nicotine skin patches. Psychopharmacology (Berl). 2023 Sep;240(9):1901-1909. doi: 10.1007/s00213-023-06401-y. Epub 2023 Jul 17. PMID: 37458789; PMCID: PMC10471641.
- Szukalska M, et al. Electronic Cigarettes and Head and Neck Cancer Risk—Current State of Art. Cancers 2020; 12: 3274. PMID: 33167393.
- Schaap et al., Trimbos-instituut (2023). Factsheet Elektronische sigaretten (vapes). Trimbos-instituut, Utrecht.
- Visser et al, RIVM, Rapport De gezondheidsrisico’s van e-sigaret gebruik, 2014
- Van westen-Lagerweij et al, (2022). Mentioning smoking cessation assistance during healthcare consultations matters: findings from Dutch survey research, European Journal of Public Health, Volume 32 (5), 747–752.
- West R, Hajek P, Stead L, Stapleton J. Outcome criteria in smoking cessation trials: proposal for a common standard. Addiction 2005;100:299–303. PMID: 15733243.
- ZiNL, Farmaceutisch Kompas, kostenoverzicht nicotine, farmacotherapeutischkompas.nl. Geraadpleegd op 10 mei 2023.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 12-09-2024
Laatst geautoriseerd : 12-09-2024
Geplande herbeoordeling :
Richtlijnen bevatten geen wettelijke voorschriften, maar aanbevelingen die zo veel mogelijk op bewijs gebaseerd zijn. Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het streven om kwalitatief goede of ‘optimale’ zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk. Wanneer zorgverleners van deze richtlijn afwijken, wordt het aanbevolen om dit beargumenteerd en gedocumenteerd, en waar relevant in overleg met de patiënt, te doen.
De professionaliteit van zorgverleners in de gezondheidszorg brengt met zich mee dat zij (mede door het hanteren van een richtlijn) zoveel mogelijk evidence-based handelen, volgens de laatste stand van de wetenschap. Wanneer richtlijnen door, en binnen de beroepsgroep zijn opgesteld, normeren zij het medisch professioneel handelen en zijn zij een uitwerking van de medisch professionele standaard.[1]
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar zoveel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners, zorgorganisaties, zorgvragers en beleidsmakers kennis kunnen ontlenen om kwalitatief hoogwaardige zorg te waarborgen. De doelgroep van de richtlijn kan op basis van de eigen professionele autonomie afwijken van de richtlijn als zij dat (in overleg met de zorgvrager) nodig acht. Als de situatie het vereist is afwijken van richtlijnen zelfs noodzakelijk. Wel is er de plicht om dit schriftelijk vast te leggen. Hiermee hebben richtlijnen geen bindend karakter en vormen ze geen voorschrift; een voorschrift is immers wel bindend.
[1] Gevers JKM & Aalst A van (1998). De rechter en het medisch handelen (3e druk). Deventer: Kluwer.
Algemene gegevens
Het belang van deze richtlijn wordt ondersteund door onderstaande partijen, die geen standaardprocedure hebben voor het autoriseren van richtlijnen, of waarbij de autorisatie van de richtlijn niet in deze procedure is meegenomen:
- Branchevereniging Stoppen met Roken
- Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV): Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en het Longfonds
- Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
- Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
- Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)
- Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
- NVM-mondhygiënisten
- Partnership Stoppen met Roken (P-SMR)
- Patiëntenfederatie Nederland (PFN)
- Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN)
- Zorgverzekeraars Nederland (ZN)
Op initiatief van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), in samenwerking met het Partnership Stoppen met Roken en met mede financiering van het Ministerie van VWS heeft de richtlijnwerkgroep de multidisciplinaire richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ alsmede de NHG-behandelrichtlijn ‘Stoppen met roken’ geactualiseerd. De ontwikkeling werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het Trimbos-instituut en het NHG.
Doel en doelgroep
De richtlijn ‘Tabaks- en nicotineverslaving’ geeft aanbevelingen voor de behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken. De richtlijn geeft aanbevelingen ter ondersteuning van de praktijkvoering van alle professionals die betrokken zijn bij de zorgverlening aan deze groep mensen. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen, waaronder patiëntvoorkeuren en ‘expert opinion’, geeft de richtlijn een overzicht van goed (‘optimaal’) handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan een onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van behandeling van tabaksverslaving en begeleiding bij stoppen met roken.
Samenstelling werkgroep
De Multidisciplinaire Richtlijn ’Tabaks- en nicotineverslaving’ is ontwikkeld in opdracht van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG).
De richtlijnwerkgroep, onder voorzitterschap van Prof. dr. Jean Muris, bestond uit huisartsen, praktijkondersteuners en -verpleegkundigen, longartsen, cardiologen, verslavingsartsen, kinderartsen en gynaecologen die door de beroepsverenigingen waren afgevaardigd. Naast de richtlijnwerkgroep is er een klankbordgroep van inhoudelijk experts samengesteld, die werd gevraagd voorafgaand aan de commentaarfase schriftelijk te reageren op de conceptteksten.
De richtlijnwerkgroep werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het technisch team van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap. Dit technisch team bestond uit projectleiders, richtlijnadviseurs, informatiespecialisten, literatuur reviewers en projectassistentie. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de samenstelling van de richtlijnwerkgroep (Tabel 2.2), de klankbordgroep (Tabel 2.3) en het ondersteunend (technisch) team (Tabel 2.4).
Tabel 2.2 Leden werkgroep
Naam |
Organisatie |
Beroep/functie |
Jasper Been |
Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis, NVK, Taskforce Rookvrije Start |
Kinderarts-neonatoloog, associate professor |
Anne-Marije Buiter |
NVALT |
Longarts |
Zamire Damen |
NHG |
Huisarts n.p., sr. wetenschappelijk medewerker |
Gea van Essen (t/m maart 2023) |
V&VN |
Gespecialiseerd longverpleegkundige |
Inge Heemstra |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Petra Hopman |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker, projectleider |
Clasien van der Houwen |
NVOG, Taskforce Rookvrije Start (Vz) |
Gynaecoloog |
Ine Kuilder (v.a. januari 2023) |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Hennie Monrooij |
V&VN |
Praktijkondersteuner Huisarts- Somatiek, Stoppen-met-rokencoach, Longfunctieanalist |
Jean Muris (voorzitter) |
NHG, Universiteit Maastricht |
Huisarts, hoogleraar Huisartsgeneeskunde |
Matthijs Oud |
NHG, Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker, reviewer |
Carlijn van der Pijl |
NVVC |
Cardioloog |
Talisha de Rouw (t/m januari 2023) |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Annemiek Schep |
NHG |
Wetenschappelijk medewerker, epidemioloog |
Wilco Sliedrecht |
VVGN (Vz) , de Hoop ggz |
Verslavingsarts KNMG, Opleider verslavingsgeneeskunde |
Ilona Statius Muller |
NHG |
Huisarts |
Elena Vos (t/m juli 2023) |
Trimbos-instituut |
Jr. wetenschappelijk medewerker, reviewer |
Amanda van Walraven |
NHG |
Wetenschappelijk medewerker, projectleider |
Marieke Westra |
NVvPO, V&VN |
Praktijkondersteuner Somatiek |
Lidewij Wind |
NHG |
Huisarts |
Tabel 2.3 Leden klankbordgroep
Hoofdstuk |
Naam |
Organisatie |
Beroep |
Alle |
Selma Bouthoorn |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen, Cytisinicline, E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode, Stoppen met gebruik van de e-sigaret, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Esther Croes |
Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur) |
Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker |
Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Miriam de Kleijn |
PinK-FOX, Partnership Stoppen met Roken (voorzitter) |
Adviseur gezondheidsbevordering, n.p. huisarts |
Alle |
Miranda Kurver |
NHG |
Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker |
Kort stopadvies |
Naomi Lagerweij |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker |
E-health, Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding |
Eline Meijer |
LUMC |
Universitair docent |
Alle |
Miesje Nijs |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen |
Marcel Pieterse |
Universiteit Twente |
Universitair hoofddocent |
E-health |
Sigrid Troelstra |
Trimbos-instituut |
Wetenschappelijk medewerker |
Kort stopadvies |
Maurits van der Veen |
Trimbos-instituut, Partnership Stoppen met Roken (bestuur), Ziekenhuis Gelderse Vallei (tot 1-1-2024), Isala (per 1-1-2024) |
Cardioloog |
Alle |
Monique Verduijn |
NHG |
Apotheker, senior wetenschappelijk medewerker |
Alle |
Corlien de Vries |
NHG |
Huisarts, wetenschappelijk medewerker |
Alle |
Iris Wichers |
NHG |
Huisarts, senior wetenschappelijk medewerker |
Minderen met roken als opmaat tot stoppen |
Marc Willemsen |
Trimbos-instituut, Universiteit Maastricht |
Afdelingshoofd afdeling Tabak, hoogleraar Tabaksontmoediging |
Tabel 2.4 Ondersteuning werkgroep
Naam |
Ondersteuning |
Jacintha van Balen |
Sr. wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Esther Croes |
Arts-epidemioloog, sr. wetenschappelijk medewerker, Trimbos-instituut |
Daniëlle van Duin |
Wetenschappelijk medewerker, richtlijnadviseur, Trimbos-instituut |
Ton Kuipers |
Sr. wetenschappelijk medewerker, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Kimberly Lucas |
Projectondersteuner, Trimbos-instituut |
Laura van Rossum – Boerboom |
Informatiespecialisten, NHG |
Carla Sloof |
Informatiespecialisten, NHG |
Maud Visser |
Wetenschappelijk medewerker, huisarts, cluster Richtlijnontwikkeling, NHG |
Urlien Vogelland |
Projectondersteuner, NHG |
Tjerk Wiersma |
Wetenschappelijk medewerker, beoordelaar belangenverstrengeling; NHG |
Belangenverklaringen
Publicaties over VBA |
Oktober 2022 |
Uitgesloten aan deelname uitgangsvraag VBA |
|||
Clasien van der Houwen |
ZZP Trimbos Instituut/NVOG |
Geen |
Geen |
November 2022 |
|
Ine Kuilder (vanaf januari 2023) |
- Praktijkondersteuner Somatiek |
Geen |
Geen |
Mei 2024 |
|
Hennie Monrooij |
|
|
Sinefuma is een bedrijf waarvoor ik de stop met roken training voor geef en waarvoor ik werk |
November 2022 |
|
Jean Muris |
|
UM in fulltime en betaald; voor waarnemingen |
Geen |
December 2023 |
|
Matthijs Oud |
Epimedioloog, Methodoloog standaarden NHG, Trimbos-Instituut |
|
|
Maart 2022 |
|
Carlijn van der Pijl |
Cardioloog Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA) |
|
Geen |
Oktober 2022 |
|
Talisha de Rouw (t/m januari 2023) |
|
|
Geen |
November 2022 |
|
Annemiek Schep |
Epimedioloog, Wetenschappelijk medewerker NHG |
Onderzoeker lectoraat Zorg en Zingeving, Hogeschool Viaa Zwolle, analyses uitvoeren en meeschrijven aan artikelen (betaald) |
Geen |
Maart 2022 |
|
Wilco Sliedrecht |
|
Geen |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Ilona Statius Muller |
Huisarts, huisartsenpraktijk Ubbens & Statius Muller |
|
Geen |
Januari 2024 |
|
Elena Vos (t/m juli 2023) |
Junior literatuuronderzoeker, Trimbos- Instituut |
Geen |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Amanda van Walraven |
Apotheker, Wetenschappelijk medewerker NHG |
Geen |
Geen |
Maart 2022 |
|
Marieke Westra |
Praktijkondersteuner somatiek |
Lid medische vakcommissie NVvPO (onbetaald) |
Geen |
Oktober 2022 |
|
Lidewij van Zelst-Wind |
|
Beide betaald, ZZP kaderarts GGZ deels betaald, deels onbetaald |
Mede auteur eerste NHG- Standaard Stoppen met Roken en NHG behandelrichtlijn 2017 |
Februari 2024 |
|
# Dit betreft: persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, extern gefinancierd onderzoek, intellectuele belangen of reputatie, overige belangen (zie voor de uitgebreide vragen de KNAW belangenverklaring). Een blanco cel in de tabel geeft aan dat de betreffende persoon geen van de genoemde belangen heeft.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
In het eerste deel van 2022 heeft er een knelpunteninventarisatie plaatsgevonden binnen het NHG en de aangesloten beroepsverenigingen van het Partnership Stoppen met Roken. Hen is gevraagd welke thema’s er in aanmerking dienden te komen voor opname (herzien of nieuw) in de huidige herzieningsronde. Ook zijn inhoudelijk experts benaderd met deze vraag. Omdat er ruimte was voor opname van maximaal acht thema’s (en de lijst aangedragen thema’s langer was) heeft een technisch team (wetenschappelijk medewerkers en methodologen) van het NHG en het Trimbos-instituut in de tweede helft van 2022 via twee bijeenkomsten beargumenteerd afgewogen welke thema’s er opgenomen zouden worden. Overwegingen waren daarbij onder meer vragen vanuit het zorgveld (o.a. sterk toegenomen gebruik van de e-sigaret, en hoe hier als zorgverlener mee om te gaan), ontwikkelingen in het aanbod van interventies (o.a. varenicline niet langer beschikbaar, met cytisine als potentiële vervanger) en het al dan niet beschikbaar zijn van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
In 2022 is er een werkgroep samengesteld bestaande uit het technisch team (NHG en Trimbos-instituut), aangevuld met zorgverleners vanuit verschillende disciplines (zie Tabel 2.2 Leden werkgroep). In totaal kwam de werkgroep zes keer bijeen, gedurende een periode van circa anderhalf jaar (november 2022 – maart 2024). In deze periode doorliep zij de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO). De informatiespecialist verrichtte op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten een selectie in de gevonden onderzoeken.
Alle werkgroepleden hebben een KNAW Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling ingevuld. Zie de tabel belangenverklaringen voor een samenvattend overzicht. Een deelnemer werd uitgesloten van deelname aan één uitgangsvraag, voor de rest waren er geen conflicterende belangen.
Tijdens de startbijeenkomst van de werkgroep werden op basis van de uitgangsvragen de PICOs (begrenzing van de Populatie, Interventies, Controle condities en de Uitkomstmaten besproken en vastgesteld. Tijdens de tweede tot en met de vijfde bijeenkomt werden de acht modules inhoudelijk besproken. Hierbij beoordeelden de reviewers steeds de kwaliteit en inhoud van de verkregen wetenschappelijke literatuur, en verwerkten deze in evidence tabellen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies. Deze search, selectie en conclusies werden vervolgens steeds aan de richtlijnwerkgroep voorgelegd. Op basis van de gevonden literatuur gingen werkgroepleden met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (‘expert opinion’)[1] en kwamen zo tot gewogen aanbevelingen. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van het patiëntenperspectief, zoals verkregen uit een peiling onder 22.000 leden van het Zorgpanel van de Patiëntenfederatie Nederland en enkele patiëntenorganisaties.[2] Zie Bijlage 'Raadpleging Zorgpanel Patiëntenfederatie Nederland' van deze richtlijn voor de werkwijze en voornaamste bevindingen.
Samen met de werkgroepleden schreef het technisch team de conceptrichtlijntekst, die eind 2023 via een interne commentaarronde is voorgelegd aan het NHG en aan een aantal inhoudelijk experts (klankbordgroep; zie Tabel 2.3). In december 2023 en januari 2024 is het daarop aangepaste document ter becommentariëring voorgelegd aan de externe referenten. De verkregen input is in overleg met de werkgroep (tijdens de zesde en laatste bijeenkomst) verwerkt tot een document dat vervolgens ter autorisatie aan de beroepsverenigingen is voorgelegd.
[1] Deze praktijkoverwegingen zijn steeds beschreven in de hoofdstuksecties ‘van bewijs naar aanbeveling’.
[2] Patiëntenfederatie Nederland (2023). Rapport Stoppen met Roken. Patiëntenfederatie Nederland: Utrecht.
Afbakening
Deze richtlijn(herziening) omvat de diagnostiek en het beleid om rokers effectief te adviseren en te begeleiden bij het stoppen met roken van nicotinehoudende tabaksproducten of, waar expliciet benoemd, de e-sigaret. Ondersteuning bij het stoppen met overige tabaksproducten, zoals nicotinezakjes en snus, waterpijp, kruidensigaret, pruim- en snuiftabak, joint, heat-not-burn sigaretten (heat sticks of verhitte tabak) en vaporizers vallen buiten deze scope.[3]
Tenzij anders vermeld (zie hiervoor de uitgangsvragen en PICO’s) betreft de richtlijn de behandeling van patiënten van alle leeftijden, al dan niet gemotiveerd om hun rookgedrag te veranderen, en wordt de behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken bij speciale subgroepen zoals jongeren, zwangeren of personen met comorbide psychiatrische stoornissen niet specifiek belicht.
De kennis omtrent de volgende thema’s is bij de huidige modulaire richtlijnherziening geactualiseerd:
- E-health
- E-sigaret als stoppen-met-rokenmethode
- Farmacotherapie:
- Cytisinicline
- Nicotinevervangende middelen bij zwangeren[4]
- Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
- Kort stopadvies
- Minderen met roken als opmaat tot stoppen
Thema’s die niet eerder aan bod kwamen en derhalve bij deze actualisatieronde voor het eerst zijn opgenomen, zijn:
- Gedragsmatige stoppen-met-rokenondersteuning:
- Niet-intensieve gedragsmatige begeleiding
- Stoppen met gebruik van de e-sigaret
[4] In aansluiting op de vorige richtlijnherziening (2016) is het addendum ‘Behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken ondersteuning bij zwangere vrouwen’ (2017) verschenen, waar nicotinevervangende middelen één van de modules vormde.
Uitgangsvragen
De richtlijn is ontwikkeld op geleide van uitgangsvragen, die gebaseerd zijn op ervaren knelpunten rondom de behandeling van mensen met een tabaksverslaving.
De richtlijn is geen leerboek waarin zoveel mogelijk beschikbare kennis over een onderwerp wordt opgenomen, maar een document met praktische aanbevelingen rondom knelpunten uit de praktijk. Dat betekent dat praktijkproblemen zoveel als mogelijk uitgangspunt zijn van de teksten in de richtlijn. Dat betekent ook dat méér aandacht gegeven wordt aan de wijze waarop die praktijkproblemen worden opgelost, dan aan de degene door wie die problemen worden aangepakt of opgelost. De richtlijn is een document dat beschrijft hoe optimale behandeling er inhoudelijk uitziet. Indien mogelijk beschrijft de richtlijn ook in welke vorm een interventie het beste kan worden aangeboden. De huidige modulaire richtlijnherziening behandelt in de verschillende hoofdstukken de ‘klinische uitgangsvragen’
Methode wetenschappelijke onderbouwing
De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO).
Zoekstrategie
Uitgangspunt is de richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving en Stoppen met Roken Ondersteuning’, herziening 2016.[5] Om de uitgangsvragen te beantwoorden is door de informatiespecialist op systematische wijze gezocht naar richtlijnen, systematische reviews en RCT’s, vanaf de zoekdatum van de vorige richtlijn. Dit werd gedaan in verschillende databanken, zoals Pubmed en Embase. Zoekacties worden per uitgangsvraag (‘search strings’) en het aantal gevonden artikelen beschreven en zijn opvraagbaar per module. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.
[5] Deze baseerde zich weer op de eerste (CBO-)richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving uit 2004.
Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs
Sinds de introductie van de GRADE-methodiek in 2004 werd dit wereldwijd al snel de methode van voorkeur om wetenschappelijk bewijs te graderen ten behoeve van richtlijnontwikkeling (Guyatt et al., 2011[6]), inclusief deze richtlijn. De GRADE-methodiek gaat er van uit dat de zekerheid van het wetenschappelijk bewijs uit randomized controlled trials (RCT’s) in beginsel hoog is vanwege de, mits goed uitgevoerd, kleine kans op vertekening (bias). In geval van observationele (niet gerandomiseerde) studies is de uitgangspositie van de zekerheid van bewijs laag. De zekerheid van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst (zie hieronder 'GRADE-factoren voor downgraden en upgraden'). Bij observationeel onderzoek kan het bewijs in bepaalde gevallen omhoog worden gegradeerd.
Bij het beoordelen van het verschil in effecten tussen interventies is gelet op het bestaan van klinisch relevante verschillen tussen interventies. Daarvoor wordt bij voorkeur gelet op absolute verschillen (indien deze gegevens beschikbaar zijn). De NHG-werkgroep heeft per uitkomstmaat bepaald wat de grens voor een klinisch relevant verschil (voor- of nadeel) is. Als dit niet mogelijk was, ging de werkgroep uit van de door GRADE voorgestelde standaardgrenzen van een Minimally Important Difference (MID) van 0,5 SMD voor continue uitkomstmaten, 20% op de totale score van een vragenlijst en 25% relatieve risicoreductie (RRR; wat correspondeert met een RR van 0,75 of 1,25) voor dichotome uitkomstmaten.
Bij de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs ten aanzien van bovenstaande factoren werd uitgegaan van ‘Grade guidelines’, zoals ook te raadplegen in het ‘Grade handbook’ (Guyatt et al., 2013).[7]
[6] Guyatt et al. (2011). GRADE guidelines: a new series of articles in the Journal of Clinical Epidemiology. J Clin Epidemiol, 64(4):380-2.
[7] Schünemann et al. (2013). GRADE Handbook: Introduction to GRADE Handbook. Handbook for grading the quality of evidence and the strength of recommendations using the GRADE approach. Updated October 2013.
Het niveau van de kwaliteit van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.
We downgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van studies met een hoge uitgangspositie (RCT’s), bij: |
We upgraden het niveau van de kwaliteit van bewijs van observationele studies bij: |
||
1. Beperkingen in de onderzoeksopzet of uitvoering (study limitations)[8] Hierbij gaat het om de methodologische kwaliteit. Voorbeelden zijn dat de randomisatie-procedure niet optimaal was, dat beoordelaars van subjectieve uitkomsten niet geblindeerd waren, dat er selectief is gerapporteerd over de uitkomsten en dat er veel uitvallers waren. |
1. Een groot effect (large magnitude of effect) Hiervan is sprake als er in de resultaten een groot effect of een sterk bewijs van associatie gevonden wordt. Dit kan tot uitdrukking komen in de hoogte van het relatieve risico (RR). |
||
2. Inconsistentie van de resultaten (inconsistency) Hierbij gaat het om heterogeniteit van de resultaten van verschillende studies. Er kunnen beperkingen zijn als er een grote variatie is in de schattingen van het effect van een behandeling of als er nauwelijks overlap is tussen de 95%- betrouwbaarheidsintervallen (BI’s). |
2. Mogelijke confounders die het ‘ware’ effect verminderd hebben (plausible confounding) Hiervan kan sprake zijn als er een achterliggende variabele is, zoals de ernst van de aandoening van de patiënten die met het onderzoek meedoen, die van invloed is op het effect van de interventie. |
||
3. Indirect bewijs (indirectness) Er worden twee soorten indirect bewijs onderscheiden. Enerzijds gaat het om indirecte vergelijkingen, bijvoorbeeld wanneer er alleen interventies met een placebo worden vergeleken en geen interventies met elkaar worden vergeleken. Anderzijds gaat het om verschillen in patiëntenpopulatie, inhoud van de interventie of keuze van de uitkomstmaten tussen de beschikbare studies en de uitgangsvraag die in de richtlijn wordt gesteld. |
3. Bewijs van een verband tussen de dosering en de repons (dose-response gradient) Hiervan kan sprake zijn als een stijgende dosering van een bepaald medicijn meer effect geeft. |
||
4. Onnauwkeurigheid van de resultaten (imprecision) Hierbij gaat het om de onzekerheid van de uitkomst, bijvoorbeeld als de 95%-BI’s heel breed zijn vanwege kleine patiëntaantallen. |
|
||
5. Kans op selectieve publicatie (publication bias) van onderzoeken of uitkomstmaten. Een voorbeeld van een beperking is wanneer niet alle studies gepubliceerd worden, bijvoorbeeld kleine studies die geen effecten ten gunste van de interventie konden aantonen. |
|
[8] De zekerheid van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.
Samenvatten van resultaten en conclusies
Van elk artikel is een samenvatting gemaakt in een zogenaamde 'evidence tabel', waarin de belangrijkste kenmerken van de onderzoeken zijn opgenomen. De formulering van de conclusies, gebaseerd op de studies uit het systematische literatuuronderzoek, is afgestemd op het GRADE niveau (zie Tabel 2.5). Deze formulering sluit ook aan bij de ‘levels of evidence’ (niveau 1 t/m 4) die is toegepast in de eerste richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving (CBO, 2009) en de meest recente herziening uit 2016.
Tabel 2.5 Formulering van conclusies naar aanleiding van het GRADE niveau
GRADE niveau |
Niveau van bewijs |
Formulering conclusie |
⊕⊕⊕⊕ |
Niveau 1: Hoog |
“X vermindert / verhoogt …” |
⊕⊕⊕◯ |
Niveau 2: Redelijk |
“X vermindert / verhoogt waarschijnlijk …” |
⊕⊕◯◯ |
Niveau 3: Laag |
“X lijkt te resulteren in een vermindering / toename van …” |
⊕◯◯◯ |
Niveau 4: Zeer laag |
“Het bewijs is zeer onzeker over het effect van X op …” |
Van bewijs naar aanbevelingen: Overwegingen
Naast het wetenschappelijk bewijs bepalen enkele andere factoren mede of een instrument of behandeling wordt aanbevolen. De leden van de werkgroep brengen deze overwegingen op basis van hun praktijkervaringen in. In de teksten van de vorige richtlijn-versies werd dit onder ‘Overige Overwegingen’ beschreven.
Mee te wegen factoren om te bepalen of een instrument of behandeling wordt aanbevolen:
1. Kwaliteit van bewijs
Hoe hoger de algehele kwaliteit van het bewijs, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.
2. Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Hoe groter het verschil is tussen de gewenste en ongewenste effecten, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling. Hoe kleiner dit verschil of hoe meer onzekerheid over de grootte van het verschil, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een conditionele aanbeveling.
Toelichting:
- Bespreken effectiviteit in relatie tot bijwerkingen en complicaties in het licht van de kwaliteit van bewijs, de precisie van de effectgrootte en minimaal klinisch relevant geacht voordeel;
- Sterkte van het effect vergeleken met geen interventie;
- Aanwezigheid van comorbiditeit;
- Klinisch niet relevantie van het effect.
3. Patiëntenperspectief
Hoe groter de uniformiteit in waarden en voorkeuren van patiënten bij het afwegen van de voor- en nadelen van een interventie, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.
4. Kosten
Hoe minder middelen er worden gebruikt (m.a.w. hoe lager de kosten van een interventie zijn vergeleken met de beschouwde alternatieven en andere kosten gerelateerd aan de interventie), des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke aanbeveling. Hoe meer onzekerheid over het middelenbeslag, des te waarschijnlijker wordt een conditionele aanbeveling.
5. Aanvaardbaarheid
Hier worden de bijzonderheden beschreven over de haalbaarheid van de interventie. Potentiële implementatiebarrières zijn divers van aard, denk aan praktische, technische, juridische en logistieke aspecten, maar ook organisatorische aspecten, professionele interacties of personele capaciteit. Bijvoorbeeld beperkte beschikbaarheid van de interventie of training van zorgpersoneel in het buitenland.
NB: Een ander voorbeeld is duurzaamheid. Wanneer productie, toediening en/of gebruik van de interventie niet duurzaam is (bijvoorbeeld belastend voor het milieu), weegt dit mee in de beoordeling van de haalbaarheid en daarmee de sterkte en richting van de aanbeveling. Bij een vergelijking van twee interventies kunnen de duurzaamheidsaspecten meewegen in de uiteindelijke formulering van de aanbeveling.
6.Haalbaarheid
Dit is een samenvatting van bovenstaande punten, waarbij ook de weging wordt aangegeven, om weer te geven hoe er tot de aanbeveling is gekomen. Het is een lopende, goed leesbare tekst. Er wordt aangegeven welke argumenten de doorslag hebben gegeven voor de aanbeveling. En er wordt expliciet vermeld of het een sterke of zwakke aanbeveling is, voor of tegen de interventie.
Formulering van aanbevelingen
Afhankelijk van deze factoren kan een instrument of behandeling wel of niet worden aanbevelen. We maken daarbij onderscheid tussen zwakke en sterke aanbevelingen. In het geval van een sterke aanbeveling wordt behandeling X voor alle patiënten met Y aanbevelenswaardig geacht. Bij een zwakke aanbeveling spelen er bijvoorbeeld patiëntvoorkeuren mee. Het is belangrijk in deze sectie expliciet de argumenten te vermelden die maken dat een behandeling wel of niet wordt aanbevolen, en ook waarom die aanbeveling zwak of sterk zou moeten zijn.
Voor de formulering van ‘sterke’ (onvoorwaardelijke) en ‘zwakke’ (voorwaardelijke) aanbevelingen wordt er een vaste indeling aangehouden, zie Tabel 2.6.
Tabel 2.6 GRADE Voorkeursformulering sterke / zwakke aanbevelingen
Gradering aanbeveling |
Betekenis |
Voorkeursformulering |
STERK VOOR |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“We bevelen [interventie] aan.” |
ZWAK VOOR |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen).” |
ZWAK TEGEN |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen).” |
STERK TEGEN |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen. |
“We bevelen [interventie] niet aan.” |
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.