Suïcidaal gedrag

Initiatief: NVvP Aantal modules: 75

Somatische, psychiatrische en psychosociale

Uitgangsvraag

Welke somatische, psychiatrische en psychosociale interventies moeten het eerst worden overwogen?

Aanbeveling

Het is vereist een somatisch arts in te schakelen wanneer bij een suïcidale patiënt aanwijzingen bestaan voor een somatische aandoening. Het is vereist om een professional met gespecialiseerde kennis van suïcidaal gedrag in te schakelen bij iedere patiënt die een suïcidepoging of serieuze suïcidale uitspraken heeft gedaan, of die ander gedrag vertoont dat een serieus risico van suïcide kan doen vermoeden.

 

Het is aan te bevelen om eerste interventies te richten op beïnvloeding van het suïcidale gedrag en de directe aanleidingen daarvan. Daarbij behoren het bevorderen van de veiligheid van de patiënt, het bevorderen van een werkrelatie, behandelen van psychiatrische ontregelingen, het vaststellen van de juiste plaats van behandeling en bevorderen van de continuïteit van behandeling, en voor zover mogelijk het betrekken van naasten bij dit proces.

 

Het is sterk aan te bevelen om aan patiënten waarbij er een (vermoeden van een) psychiatrische stoornis is, psycho-educatie te geven: over de stoornis, het suïcidale gedrag dat daarmee in verband staat, en de risicofactoren en beschermende factoren die medebepalend zijn. Het is sterk aan te bevelen indien mogelijk daarbij naasten te betrekken.

 

Het is aan te bevelen met patiënt met suïcidaal gedrag een werkhypothese op te stellen om te komen tot behandeling van beïnvloedbare factoren teneinde suïcidaal gedrag te verminderen of te hanteren. Daarbij is het vereist vast te stellen of actuele psychiatrische verschijnselen en directe aanleidingen, meestal psychosociale stressoren, beïnvloedbaar zijn.

 

Het is sterk aan te bevelen patiënten na een suïcidepoging door een psychiater te laten beoordelen. Daarbij zal verwijzing voor specialistische behandeling moeten worden overwogen.

Overwegingen

Specifieke interventies

Somatische interventies zijn nodig als anamnese en onderzoek wijzen in de richting van een somatische aandoening, bijvoorbeeld bij het plotseling optreden van een bewustzijnsverandering of bizar gedrag. De arts zal de interventies moeten bepalen en in veel gevallen is consultatie van een psychiater nodig, vooral als psychische ontregeling dreigt of al plaatsvindt. Wetenschappelijk onderzoek naar welke somatische interventies wanneer nodig zijn is niet voorhanden, omdat het niet gaat om interventies gericht op een specifieke aandoening.

Ook kunnen somatische interventies nodig zijn wanneer het vermoeden rijst dat de patiënt reeds een zelfbeschadigende handeling heeft verricht. In geval van een auto-intoxicatie bijvoorbeeld dient men gedetailleerd uit te vragen welke medicijnen zijn ingenomen, wanneer, in welke hoeveelheid, of er al dan niet met alcohol is ingenomen, enzovoort.

Psychiatrische en psychosociale interventies zullen zich richten op beïnvloeding van de ernst van het suïcidale gedrag en de directe aanleidingen, althans voor zover dat mogelijk is. Eerste interventies zijn erop gericht de veiligheid van de patiënt te bevorderen, de werkrelatie te bevorderen, eventuele psychiatrische ontregelingen te behandelen, de juiste setting van behandeling vast te stellen en de continuïteit van de zorg te bevorderen. Ook dient men indien mogelijk meteen naasten bij de behandeling te betrekken. In het volgende wordt nader ingegaan op interventies bij ambulante patiënten, klinische patiënten en patiënten die een suïcidepoging hebben gedaan.

 

Na suïcidepoging

Gezien de oververtegenwoordiging van psychiatrische stoornissen, vooral depressie, bij patiënten die zich hebben gesuïcideerd, is het inschakelen van een psychiater bij het vermoeden van een psychiatrische stoornis aan te bevelen. Tevens is dit het geval als de toestand van de patiënt daar aanleiding toegeeft: bij agitatie, hevige angst of gedrag dat ontregeld wordt door hallucinaties of verwardheid. De psychiater wordt dan gevraagd diagnostiek te verrichten en indicatie te stellen voor hanteerbaar maken van het gedrag middels direct benodigde interventies als medicatie en/of het regelen van een onvrijwillige opname. Hierbij wordt verwezen naar de toelichting in bijlage 5 over gezondheidszorgwetgeving.

Onderbouwing

Welke somatische, psychiatrische en psychosociale interventies moeten het eerst worden overwogen? In zowel eerste- als tweedelijnsvoorzieningen worden patiënten gezien met meer of minder ernstige suïcidale gedragingen: een reden om hier de vraag te beantwoorden welke interventies op welk moment nodig zijn.

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat verwijzing van patiënten die een suïcidepoging hebben gedaan naar specialistische behandeling de kans op recidief vermindert.

 

B:                   Kapur, 2004.

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat psychiatrische en psychosociale beoordeling van patiënten met suïcidaal gedrag op een afdeling spoedeisende hulp de kans op een recidief verkleint.

 

B:               Kapur, 2002; 2004.

C:                   Hickey, 2001.

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat betekenisvolle anderen relevante informatie kunnen verstrekken over patiënten met suïcidaal

gedrag op een afdeling spoedeisende hulp (seh).

 

C:              Magne-Ingvar, 1999; Cedereke, 2002.

Specifieke interventies

Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag welke somatische, psychiatrische en psychosociale interventies moeten worden gedaan. Uit het stresskwetsbaarheidsmodel en de toestand van entrapment (zie module ‘Visie op suïcidaal gedrag’) waarin een patiënt verkeert, kunnen interventies worden afgeleid.

 

Ambulante en klinische patiënten

Bij ambulante patiënten zal de eerste interventie neerkomen op een gesprek waarin duidelijk wordt of het suïcidale gedrag is te hanteren of te verminderen. Wetenschappelijk onderzoek is niet voorhanden; interventies zullen afhangen van de hypothese over hoe het suïcidale gedrag is ontstaan. Dit geldt ook voor klinische patiënten. Patiënt en professional zullen bij een goede werkrelatie samen een werkhypothese opstellen die leidend is voor het bepalen van eventuele interventies.

Daarbij is nodig onderscheid te maken tussen factoren die wel of niet beïnvloedbaar zijn. Het is niet aannemelijk dat factoren als langdurige kwetsbaarheid of persoonlijkheidsstoornissen op korte termijn beïnvloed kunnen worden. Uiteraard zijn deze factoren ook van belang en professio-

nals doen er goed aan de mogelijkheid van beïnvloeding dan wel behandeling op langere termijn met de patiënt te bespreken. Factoren die mogelijk wel op korte termijn beïnvloedbaar zijn, zoals actuele psychiatrische verschijnselen en directe aanleidingen, meestal psychosociale stressoren, worden hierna besproken.

Eerste interventies gericht op een actuele psychiatrische aandoening betreffen het verstrekken van psychofarmaca. In de eerste plaats gaat het onder andere om bestrijden van angst, wanhoop, agitatie, slapeloosheid en hallucinaties of wanen die het suïcidale gedrag van de patiënt deels of geheel veroorzaken. Gezien het feit dat bij ongeveer 90% van alle suïcides een psychiatrische stoornis, meestal een depressie, is vastgesteld, moeten professionals alert zijn op de aanwezigheid hiervan. Zowel de patiënt als de naasten moeten geïnformeerd worden over de betekenis en de gevolgen van een eventuele psychiatrische stoornis (zie ook module ‘Algemene principes bij diagnostiek en behandeling’). Suïcidaal gedrag komt vaak voor bij depressies en met patiënt en naasten is daarom een goede samenwerking, een bondgenootschap, vereist. Immers, de behandeling van een depressie leidt pas na enkele weken tot zichtbaar resultaat en tot die tijd is dit bondgenootschap noodzakelijk. Het bespreken van risicofactoren kan daarbij ook helpen de relevantie ervan te bepalen en reële verwachtingen te blijven koesteren over de mogelijkheid van het voorkomen van suïcide. Dit alles geldt ook voor patiënten met suïcidaal gedrag die aan andere psychiatrische stoornissen lijden. Psychoeducatie over de stoornis zelf, het suïcidale gedrag dat daarmee in verband staat en de risicofactoren en beschermende factoren die medebepalend zijn, behoren tot de eerste interventies.

Omdat alcohol en het gebruik van andere psychotrope middelen vaak voorkomen bij patiënten met suïcidaal gedrag zullen eerste interventies, indien relevant, ook hierop moeten worden gericht. Bespreken van abstinentie en de gevolgen daarvan, zoals het ontstaan van ontwenningsverschijnselen en wat er nodig is om deze te behandelen, is nodig. Eerste interventies gericht op factoren die mede aanleiding hebben gegeven tot suïcidaal gedrag betreffen verheldering ervan. Immers, suïcidaal gedrag als reactie op een relatiebreuk of ontslag vereist specifiek bespreking van de consequenties voor de patiënt. Het wordt daarbij ook duidelijk hoe de patiënt een bepaalde aanleiding percipieert en of dit met de realiteit in overeenstemming is. Daardoor kan duidelijk worden in hoeverre de wanhoop of het toekomstperspectief te beïnvloeden zijn en daarmee het suïcidale gedrag. Om een indruk te krijgen van de context van de patiënt, de mate van sociale steun en de aanleidingen, zijn de naasten van de patiënt een belangrijke bron van informatie (Magne-Ingvar & Ojehagen, 1999).

Het is van belang rekening te houden met de toestand van de patiënt zoals deze die zelf ervaart. Na doorvragen kunnen patiënten meestal aanleidingen noemen, waarbij het soms opvalt dat bij sommige recidivisten onder de suïcidepogers niet erg ingrijpende gebeurtenissen tot suïcidaal gedrag hebben geleid (Joiner & Rudd, 2000). Het is dus van belang de eigen perceptie van de patiënt, zijn eigen verhaal en de intentie en motieven van het suïcidale gedrag te kennen. Het empathisch benoemen van aspecten als klemzitten en de daarmee gepaard gaande vermindering van de probleemoplossingsvaardigheden bevordert de werkrelatie en de motivatie voor nazorg en behandeling.

 

Casus

Een 56-jarige man wordt door de huisarts beoordeeld nadat hij tegen zijn vrouw heeft gezegd dat hij naar het spoor zal gaan. Bij onderzoek wordt een moedeloze man gezien die vertelt dat hij een conflict met zijn vrouw heeft gehad die vindt dat hij ‘eindelijk eens iets aan zijn passieve houding moet doen’. Hij blijkt na een arbeidsconflict al drie maanden thuis te zitten, somber te zijn, slecht te slapen en te eten. Zijn vrouw is geschokt en ziet zijn suïcidedreiging als het volgende bewijs van zijn vermijdende houding. De werkhypothese luidt dat er sprake is van een depressie die nog niet behandeld wordt bij een man die zich afgewezen voelt door zijn vrouw.De eerste interventie bestaat uit het benoemen van zijn sombere stemming en gevoelens van afwijzing, die hij herkent. Hierdoor voelt hij zich begrepen. De volgende interventie is een gesprek met de patiënt en zijn vrouw, waarbij uitleg over depressie wordt gegeven. De echtgenote blijkt daarop opgelucht te zijn, waarna wordt overeengekomen dat behandeling voor de depressie geïndiceerd is. Er wordt expliciet afgesproken dat de echtgenote bij de behandeling betrokken zal blijven.

 

Na suïcidepoging

Als een patiënt na een suïcidepoging in de crisisdienst of op een seh wordt gezien, kan de toestand van de patiënt om direct handelen vragen. Naar het effect van de benodigde zorg is weinig onderzoek gedaan. Een paar basale bevindingen geven enige richting.

Uit een cohortonderzoek bij 246 patiënten die na een suïcidepoging op een seh kwamen, werd 58% niet door een psychiater beoordeeld. Degene die tussen 17.00 en 9.00 uur kwamen, werden minder vaak door een psychiater beoordeeld dan degenen die tussen 9.00 en 17.00 uur kwamen. Van de niet-beoordeelde patiënten deed 37% een recidiefpoging in het daaropvolgende jaar, in de andere groep was dat 18% (Hickey et al., 2001). In een cohortonderzoek van 604 suïcidepogers gezien in een algemeen ziekenhuis bleek dat binnen 12 weken 18% van de patiënten die niet waren beoordeeld een recidiefpoging deden, terwijl dat bij 10% het geval was van de patiënten die wel beoordeeld werden (p < 0,005). Dit impliceert dat de kans op een recidief bij deze laatste groep ongeveer de helft kleiner was (Kapur et al., 2002). In eenzelfde soort onderzoek met langere follow-up bij 658 suïcidepogers kon dat niet bevestigd worden, maar bleek dat verwijzing voor specialistische behandeling de recidiefkans halveerde (Kapur et al., 2004). In beide onderzoeken bleek er een grote groep suïcidepogers te zijn die niet de zorg kreeg die het risico van herhaling van een poging kan verminderen. Omdat de beoordeling en de zorg die een deel wel kreeg nogal bescheiden lijkt, is uit deze onderzoeken toch de conclusie te trekken dat beoordeling en verwijzing op zich al tot een opmerkelijke vermindering van recidieven kan leiden.

In dit verband is een onderzoek relevant waarin werd vastgesteld dat  suïcidepogers zelf vooral behoefte hadden aan hulp bij gezondheidsproblemen en bij basale en sociale problemen (Cedereke & Ojehagen, 2002). Daar valt uit af te leiden dat aandacht voor dergelijke problemen bij het maken van een behandelplan van belang is.

  1. Alexopoulos, G.S., Reynolds, C.F. 3rd, Bruce, M.L., Katz, I.R., Raue, P.J., Mulsant, B.H., et al.; The Prospect Group. (2009). Reducing suicidal ideation and depression in older primary care patients: 24-month outcomes of the PROSPECT study. The American Journal of Psychiatry, 166, 882-890.
  2. Asarnow, J.R., Jaycox, L.H., Duan, N., LaBorde, A.P., Rea, M.M., Murray, P., et al. (2005). Effectiveness of a quality improvement intervention for adolescent depression in primary care clinics: A randomized controlled trial. Journal of the American Medical Association, 293, 311-319.
  3. Baldessarini, R.J., Tondo, L., & Viguera, A.C. (1999). Effects of discontinuing lithium maintenance treatment in bipolar disorders. Bipolar Disorders, 1, 17-24.
  4. Baldessarini, R.J., Tondo, L., & Hennen, J. (2003). Lithium treatment and suicide risk in major affective disorders: Update and new findings. The Journal of Clinical Psychiatry, 64, 44-52.
  5. Baldessarini, R.J., & Tondo, L. (2010). Psychofarmacology for suicide prevention. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evidence-based practice in suicidology (pp. 233-253). Göttingen: Hogrefe & Huber.
  6. Barak, Y., Olmer, A., & Aizenberg, D. (2006). Antidepressants reduce the risk of suicide among elderly depressed patients. Neuropharmacology, 31, 178-181.
  7. Bateman, A., & Fonagy, P. (1999). Effectiveness of partial hospitalization in the treatment of borderline personality disorder: A randomized controlled trial. The American Journal of Psychiatry, 156, 1563-1569.
  8. Bateman, A., & Fonagy, P. (2001). Treatment of borderline personality disorder with psychoanalytically oriented partial hospitalization: An 18-month follow-up. The American Journal of Psychiatry, 158, 36-42.
  9. Bateman, A., & Fonagy, P. (2008). 8-Year follow-up of patients treated for borderline personality disorder: Mentalization-based treatment versus treatment as usual. American Journal of Psychiatry, 165, 631-638.
  10. Bateman, A., & Fonagy, P. (2009). Randomized controlled trial of outpatient mentalization-based treatment versus structured clinical management for borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 166, 13551364.
  11. Bonnewijn, A., Shah, A., & Demyttenaere, K. (2009). Suicidality an suicide in older people. Reviews in Clinical Gerontology, 19, 271-294.
  12. Bosch, L. van den, Verheul, R., Schippers, G.M., & Brink, W. van den. (2002). Dialectical behavior therapy of borderline patients with and without substance use problems: Implementation and long-term effects. Addictive Behaviors, 27, 911-923.
  13. Bosch, L. van den, Koeter, M., Stijnen, T., Verheul, R., & Brink, W van den. (2005). Sustained efficacy of dialectical behaviour therapy for borderline personality disorder. Behaviour Research and Therapy, 43, 1231-1241.
  14. Brent, D.A., Holder, D., Kolko, D., Birmaher, B., Baugher, M., Roth, C., et al. (1997). A clinical psychotherapy trial for adolescent depression comparing cognitive, family, and supportive treatments. Archives of General Psychiatry, 54, 877-885.
  15. Brent, D.A., Emslie, G.J., Clarke, G.N., et al. (2008). Switching to venlafaxine or another SSRI with or without cognitive behavioural therapy for adolescents with SSRI resistant depression: The TORDIA randomized control trial. Journal of the American Medical Association, 299, 901-913.
  16. Brent, D.A. (2009). Effective treatments for suicidal youth: Pharmacological and psychosocial approaches. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford textbook on suicidology and suicide prevention (pp. 667-676). Oxford University Press.
  17. Bridge, J.A., Iyengar, S., Salary, C.B., Barbe, R.P., Birmaher B, Pincus HA, et al. (2007). Clinical response and risk for reported suicidal ideation and suicide attempts in pediatric antidepressant treatment: A meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA, 297, 1683-1696.
  18. Brown, G.K., Newman, C.F., Charlesworth, S.E., Crits-Christoph P., & Beck, A.T. (2004). An open clinical trial of cognitive therapy for borderline personality disorder. Journal of Personality Disorders, 18, 257-271.
  19. Brown, G.K., Have, T. ten, Henriques, G.R., Xie, S.X., Hollander, J.E., & Beck, A.T. (2005). Cognitive therapy for the prevention of suicide attempts. Journal of the American Medical Association, 294, 563-570.
  20. Bruce, M., Have, T.R. ten, Reynolds, C.F. 3rd, Katz, I.I., Schulberg, H.C., Mulsant, B.H., et al. (2004). Reducing suicidal ideation and depressive symptoms in depressed older primary care patients. Journal of the American Medical Association, 291, 1081-1091.
  21. Carter, G.L., Clover, K, Whyte, I.M., Dawson, A.H., & D’Este, C. (2007). Postcards from the EDge: 24-month outcomes of a randomised controlled trial for hospital-treated self-poisoning. The British Journal of Psychiatry, 191, 548-553.
  22. Cedereke, M., & Ojehagen, A. (2002a). Patients’ needs during the year after a suicide attempt: A secondary analysis of a randomised controlled intervention study. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 37, 357-363.
  23. Cedereke, M., Monti, K., & Ojehagen, A. (2002b). Telephone contact with patients in the year after a suicide attempt: Does it affect treatment attendance and outcome? A randomised controlled study. European Psychiatry, 17, 82-91.
  24. Cipriani, A., Pretty, H., Hawton, K., & Geddes, J.R. (2005). Lithium in the prevention of suicidal behavior and all-cause mortality in patients with mood disorders: A systematic review of randomized trials. The American Journal of Psychiatry, 162, 1805-19.
  25. Clarkin, J.F., Levy, K.N., Lenzenweger, M.F., & Kernberg, O.F. (2007). Evaluating three treatments for borderline personality disorder: A multiwave study. The American Journal of Psychiatry, 164, 922-928.
  26. Crawford, M.J., Thomas, O., Khan, N, & Kulinskaya, E. (2007). Psychosocial interventions following self-harm: Systematic review of their efficacy in preventing suicide. British Journal Psychiatry, 190, 11-17.
  27. Cuijpers, P., Straten, A. van, Oppen, P. van, & Andersson, G. (2008). Psychotherapy for depression in adults: A meta-analysis of comparative outcome studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76, 6, 909-922.
  28. Cuijpers, P., Straten, A. van, Warmerdam, L., & Andersson, G. (2009). Psychotherapy versus the combination of psychotherapy and pharmacotherapy in the treatment of depression: A meta-analysis. Depression and Anxiety, 26, 279-288.
  29. De Leo, D. (2002). Struggling against suicide, the need of an integrative approach. Crisis, 23, 23-31.
  30. De Leo, D., Dello Bueno, M., & Dwyer, J. (2002). Suicide among the elderly: The long term impact of a telephone support and assessment intervention in northern Italy. British Journal of Psychiatry, 181, 226-229.
  31. Donaldson, D., Spirito, A., & Esposito-Smythers, C. (2005). Treatment for adolescents following a suicide attempt: Results of a pilot trial. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 44, 113-120.
  32. Drew, B.L. (2001). Self-harm behavior and no-suicide contracting in psychiatric inpatient settings. Archives of Psychiatric Nursing, 15, 99-106.
  33. Evans, M.O., Morgan, H.G., Hayward, A., & Gunnell, D.G. (1999). Crisis telephone consultation for deliberate self-harm patients: Effects on repetition. British Journal of Psychiatry, 175, 23-27.
  34. Farrow, T.L. (2002). Owning their expertise: Why nurses use ‘no suicide contracts’ rather than their own assessments. International Journal of Mental Health Nursing, 11, 214-219.
  35. Fergusson, D.M., & Woodward, L.J. (2002). Mental health, educational, and social role outcomes of adolescents with depression. Archives of General Psychiatry, 59, 225-231.
  36. Fiske, A. (2000). Future directions in late life suicide prevention. Omega, Journal of Death and Dying, 42, 37-53.
  37. Fleischmann, A., Bertolote, J.M., Wasserman, D., De Leo, D., Bolhari, J., Botega, N.J. et al. (2008). Effectiveness of brief intervention and contact for suicide attempters: A randomized controlled trial in five countries. BullWorld Health Organ, 86, 703-709.
  38. Giesen-Bloo, J., Dyck, R. van, Spinhoven, P., Tilburg, W. van, Dirksen C, Asselt, T. van, et al. (2006). Outpatient psychotherapy for borderline personality disorder: Randomized trial of schema-focused therapy vs transferencefocused therapy. Archives of General Psychiatry, 63, 649-658.
  39. Goodyer, I., Dubicka, B., Wilkinson, P., Kelvin, R., Roberts, C., Byford S., et al. (2007). Selective serotonin reuptake inhibitors (SSRIs) and routine specialist care with and without cognitive behaviour therapy in adolescents with major depression: Randomised controlled trial. British Medical Journal, 335, 106-107.
  40. Gray, S.M., & Otto, M.W. (2001). Psychosocial approaches to suicide prevention: Applications to patients with bipolar disorder. Journal of Clinical Psychiatry, 62, 56-64.
  41. Guthrie, E., Kapur, N., Mackway-Jones, K., Chew-Graham, C., Moorey, J., Mendel, E., et al. (2001). Randomised controlled trial of brief psychological intervention after deliberate self poisoning. British Medical Journal, 323, 135-138.
  42. Guzzetta, F., Tondo, L., Centorrino, F., & Baldessarini, R.J. (2007). Lithium treatment reduces suicidal risk in recurrent major depressive disorder. Journal of Clinical Psychiatry, 68, 380-383.
  43. Harrington, R., Kerfoot, M., Dyer, E., McNiven, F., Gill, J., Harrington, V., et al. (1998). Randomized trial of a home-based family intervention for children who have deliberately poisoned themselves. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 37, 512-518.
  44. Hawton, K., Arensman, E., Townsend, E., Bremmer, S., Feldman, E., Goldney, R., et al. (1998). Deliberate self-harm: A systematic review of the efficacy of psychosocial and pharmacological treatments in preventing repetition. British Medical Journal, 317, 441-447.
  45. Heeringen, C. van, Jannes, S., Buylaert, W., Henderick, H., Bacquer, D. de, & Remoortel, J. van. (1995). The management of non-compliance with referral to out-patient after-care among attempted suicide patients: A controlled intervention study. Psychological Medicine, 25, 963-970.
  46. Heisel, M.J., Duberstein, P.R., Talbot, N.L., King, D.A., & Xin, M.T. (2009). Adapting interpersonal psychotherapy for older adults at risk for suicide: preliminary findings. Professional Psychology, Research and Practice, 40, 156-164.
  47. Hennen, J., & Baldessarini, R.J. (2005). Suicidal risk during treatment with clozapine: A meta-analysis. Schizophrenia Research, 73, 139-145.
  48. Hickey, L., Hawton, K., Fagg, J., & Weitzel, H. (2001). Deliberate self-harm patients who leave the accident and emergency department without a psychiatric assessment: A neglected population at risk of suicide. Journal of Psychosomatic Research, 50, 87-93.
  49. Huey, S.J. Jr, Henggeler, S.W., Rowland, M.D., Halliday-Boykins, C.A., Cunningham, P.B., Pickrel, S.G., et al. (2004). Multisystemic therapy effects on attempted suicide by youths presenting psychiatric emergencies. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 43, 183-190.
  50. Hunkeler, E.M., Katon, W., Tang, L., Williams, J.W. Jr, Kroenke K., Lin L.H.B., et al. (2006). Long term outcomes from the IMPACT randomized trial for depressed elderly patients in primary care. British Medical Journal, 332, 259-263
  51. Kapur, N., House, A., Dodgson, K., May, C., & Creed, F. (2002). Effect of general hospital management on repeat episodes of deliberate self poisoning: cohort study. British Medical Journal, 325, 866-867.
  52. Kapur, N., Cooper, J., Hiroeh, U., May, C., Appleby, L., & House, A. (2004). Emergency department management and outcome for self-poisoning: A cohort study. General Hospital Psychiatry, 26, 36-41.
  53. Lapierre, S., Dubé, M., Bouffard, L., & Alain, M. (2007). Addressing suicidal ideations with the realization of meaningful personal goals. Crisis, 28, 16-25.
  54. Lewinsohn, P.M., Rohde, P., & Seeley, J.R. (1996). Adolescent suicidal ideation and attempts: Prevalence, risk factors and clinical implications, Clinical Psychology Science and Practice, 3, 25-46.
  55. Lin, E.H.B., Katon, W., Von Korff, M., Tang, L., Williams, J.W. Jr, Kroenke, K., et al., for the IMPACT Investigators. (2003). Effect of improving depression care on pain and functional outcomes among older adults with arthritis. JAMA, 290, 18.
  56. Linehan, M.M., Armstrong, H.E., Suarez, A., Allmon, D., & Heard, H.L. (1991). Cognitive behavioral treatment of chronically parasuicidal borderline patients. Archives of General Psychiatry, 48, 1060-1064.
  57. Linehan M.M., Heard, H.L., & Armstrong, E. (1993). Naturalistic follow-up of a behavioural treatment for chronically parasuicidal borderline patients. Archives of General Psychiatry, 50, 971-974.
  58. Linehan M.M., Comtois, K.A., Murray, A.M., Brown, M.Z., Gallop, R.J., Heard, H.L., et al. (2006). Two-year randomized controlled trial and follow-up of dialectical behavior therapy vs therapy by experts for suicidal behaviors and borderline personality disorder. Archives General Psychiatry, 63, 757-766.
  59. Lliorente, M.D., Burkte, M., Gregory, G.R., Bosworth, H.B., Grambow, S.C. Horner, R.D., et al. (2005). Prostate cancer, a significant risk factor for latelife suicide. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 13, 195-201.
  60. Magne-Ingvar, U., & Ojehagen, A. (1999). Significant others of suicide attempters: Their views at the time of the acute psychiatric consultation. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 34, 73-79.
  61. Mann, J.J., & Currier, D. (2010). Evidence-based suicide prevention strategies: An overview. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.). Evidence-based practice in suicidology (pp. 65-85). Göttingen: Hogrefe and Huber.
  62. March, J., Silva, S., Petrycki, S., Curry, J., Wells, K., Fairbank, J., et al. (2004). Fluoxetine, cognitive-behavioral therapy, and their combination for adolescents with depression, treatment for adloescent depression study (TADS): Randomized controlled trial. Journal of the American Medical Association, 292, 807-820.
  63. McMain, S.F., Links, P.S., Gnam, W.H., Guimond, T., Cardish, R.J., Korman L., et al. (2009). A randomized trial of dialectical behavior therapy versus general psychiatric management for borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 166, 1365-1374.
  64. Meerwijk, E.L., Meijel, B. van, Kerkhof, A., Vogel, W. de, & Grypdonck, M. (2010). Development and evaluation of a guideline for nursing care of suicidal patients with schizophrenia. Perspectives in Psychiatric Care, 46, 65-73.
  65. Meltzer, H.Y., & Okayli, G. (1995). Reduction of suicidality during clozapine treatment of neuroleptic resistant schizophrenia: Impact on risk-benefit assessment. American Journal of Psychiatry, 152, 183-190.
  66. Meltzer, H.Y., Alphs, L., Green, A.I., Altamura, A.C., Anand, R., Bertoldi, A., et al. (2005). Clozapine treatment for suicidality in schizophrenia: International suicide prevention trial (Intersept). Archives of General Psychiatry, 60, 82-91.
  67. Meltzer, H.Y. (2010). Evidence-based treatment for reducing suicide risk in schizophrenia. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evidence-based practice in suicidology (pp. 301-311). Gottingen: Hogrefe and Huber.
  68. Modestin, J., Dal Pian D., & Agarwalla, P. (2005). Clozapine diminishes suicidal behaviour: A retrospective evaluation of clinical records. Journal of Clinical Psychiatry, 66, 534-538.
  69. Möller, H.J. (2009). Pharmacological and other biological treatments of suicidal individuals. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford textbook on suicidology and suicide prevention (pp. 395-405). Oxford University Press.
  70. Morrow-Howell, N., Becker-Kemppainen, S., & Judy, L. (1998). Evaluating an intervention for the elderly at risk of suicide. Research on Social Work Practice, 8, 28-46.
  71. Mufson, L., Weissman, M.M., Moreau, D., & Garfinkel, R. (1999). Efficacy of interpersonal psychotherapy for depressed adolescents. Archives of General Psychiatry, 56, 573-579.
  72. Mufson, L., Dorta, K.P., Wickramaratne, P., Nomura, Y., Olfson, M., & Weissman, M.M. (2004). A randomized effectiveness trial of interpersonal psychotherapy for depressed adolescents. Archives of General Psychiatry, 61, 577-584.
  73. Nordentoft, M., Branner, J., Drejer, K., Mejsholm, B., Hansen, H., & Petersson, B. (2005). Effect of Suicide Prevention Centre for young people with suicidal behaviour in Copenhagen. European Psychiatry, 20, 121-128.
  74. Oyama, H., Watanabe, N., Ono, Y., Sakashita, T., Takenoshita, Y., Taguchi, T., et al. (2005). Community-based suicide prevention through group activity for the elderly successfully reduced the high suicide rate for females. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 59, 337-344.
  75. Oyama, H., Sakashita, T., Ono, Y., Goto, M., Fujita, M., & Koida, J. (2008). Effect of community-based intervention using depression screening on elderly suicide risk: A meta-analysis of the evidence from Japan. Community Mental Health J, 44, 311-320.
  76. Pompili, M., Lester, D., Innamoraty, M., De Pisa, E., Amore, M., Ferrara C., et al. (2009). Quality of life and suicide risk in patients with diabetes mellitus. Psychosomatics, 50,16-23.
  77. Pompili, M., Innamorati, M., Girardi, P., Tatarelli, R., & Lester, D. (2010). Evidence-based interventions for preventing suicide in youths. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evidence-based practice in suicidology (pp. 165-202). Göttingen: Hogrefe and Huber.
  78. Potter, M.L., Vitale-Nolen, R., & Dawson, A.M. (2005). Implementation of safety agreements in an acute psychiatric facility. Journal of the American Psychiatric Nurses Association, 11, 144-55 BT 51 en 52a.
  79. Prudic, J., & Sackeim, H.A. (1999). Electroconvulsive therapy and suicide risk. Journal of Clinical Psychiatry, 60, 104-110; discussion 111-6.
  80. Rathus, J.H., & Miller, A.L. (2002). Dialectical behaviour therapy adapted for suicidal adolescents. Suicide and Life-Threatening Behavior, 32, 146-157. Rudd, M.D., Rajab, M.H., Orman, D.T., Stulman, D.A., Joiner, T., & Dixon, W. (1996). Effectiveness of an outpatient intervention targeting suicidal young adults: Preliminary results. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 64, 179-190.
  81. Salkovskis, P.M., Atha, C., & Storer, D. (1990). Cognitive-behavioural problem solving in the treatment of patients who repeatedly attempt suicide: A controlled trial. British Journal of Psychiatry, 157, 871-876.
  82. Shaffer, D.S., & Pfeffer, C. (2001). Practice parameter for the assessment and treatment of children and adolescents with suicidal behavior. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 40, 24s-51s.
  83. Sharma, V. (2001). The effect of electroconvulsive therapy on suicide risk in patients with mood disorders. Canadian Joural of Psychiatry, 46, 704-9.
  84. Slee, N., Garnefski, N., Leeden, R. van de, Arensman, E., & Spinhoven, P. (2008). Cognitive-behavioural intervention for self-harm: Randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry, 192, 202-211.
  85. Stone, M., Laughren, T., Jones, M.L., Levenson, M., Holland, P.C., Hughes, A., et al. (2009). Risk of suicidality in clinical trials of antidepressants in adults: Analysis of proprietary data submitted to US Food and Drug Administration. British Medical Journal, 339, b2880.
  86. Szanto, K., Mulsant, B.H., Houck, P.R., Miller, M.D., Mazumdar, S., et al. (2001).CFTreatment outcome in suicidal vs non-suicidal elderly patients. American Journal of Geriatric Psychiatry, 9, 261-268.
  87. Szanto, K., Benoit, H.M., Houck, P., Dew, M.A., & Reynolds, C.F. (2003). Occurrence and course of suicidality during short-term treatment of latelife depression. Archives of General Psychiatry, 60, 610-617.
  88. Tarrier, N., Haddock, G., Lewis, S., Drake, R., & Gregg, L. (2006). Suicide behaviour over 18 months in recent onset schizophrenic patients: The effects of CBT. Schizophrenia Research, 83, 15-27.
  89. Tarrier, N., Taylor, K., & Gooding, P. (2008). Cognitive behavioral interventions to reduce suicide behavior: A systematic review and meta-analysis. Behavior Modification, 32, 77-108.
  90. Tiihonen, J., Lönnqvist, J., Wahlbeck, K., Klaukka, T., Niskanen, L., Tanskanen, A., et al. (2009). 11-year follow-up of mortality in patients with schizophrenia: A population-based cohort study (FIN11 study). Lancet, 374, 620-627.
  91. Tondo, L., Hennen, J., & Baldessarini, R.J. (2001). Reduced suicide risk with long term lithium treatment in major affective illness: A meta-analysis. Acta Psychiatrica Scandinavica, 104, 163-172.
  92. Townsend, E., Hawton, K., Altman, D.G., Arensman, E., Gunnel, D., Hazelll, P., et al. (2001). The efficacy of problem-solving treatments after deliberate self-harm: Meta-analysis of randomized controlled trials with respect to depression, hopelessness and improvement in problems. Psychological Medicine, 31, 979-988.
  93. Tyrer, P., Thompson, S., Schmidt, U., Jones, V., Knapp, M., Davidson, K., et al. (2003). Randomized controlled trial of brief cognitive behaviour therapy versus treatment as usual in recurrent deliberate self-harm: The POPMACT study. Psychological Medicine, 33, 969-976.
  94. Tyrer, P., Tom, B., Byford, S., Schmidt, U., Jones, V., Davidson, K., et al. (2004). Differential effects of manual assisted cognitive therapy in the treatment of recurrent deliberate self-harm and personality disturbance: The POPMACT study. Journal of Personality Disorders, 18, 102-116.
  95. Uncapher, H., & Arean, P.A. (2000). Physicians are less willing to treat suicidal ideation in older patients. Journal of the American Geriatrics Society, 48, 188-192.
  96. Unutzer, J., Katon, W., Callahan, C., Williams, J., Hunkeler, E., Harpole, L., et al. (2002). Collaborative care management of late-life depression in the primary care setting: A randomized controlled trial JAMA: Journal of the American Medical Assosiation, 288, 2836-2845.
  97. Unützer, J., Tang, L., Oishi, S., Katon, W., Williams, J.W. Jr, Hunkeler, E., et al. (2006). Reducing suicidal ideation in depressed older primary care patients. Journal of the American Geriatrics Society, 54, 1550-1556.
  98. Vaiva, G., Vaiva, G., Ducrocq, F., Meyer, P., Mathieu, D., Philippe, A., et al. (2006). Effect of telephone contact on further suicide attempts in patients discharged from an emergency department: Randomised controlled study. British Medical Journal, 332, 1241-1245.
  99. Verheul, R., Bosch, L. van den, Koeter, M.W., Ridder, M.A.J. de, Stijnen, T., Brink, W. van den. (2003). Dialectical behaviour therapy for women with borderline personality disorder. British Journal Psychiatry, 182, 135 140. Verwey, B., Bozdag, M.A., Waarde, J.A. van, Rooij, I.A. van, Beurs, E. de, & Zitman, F.G. (2010). Reassessment of suicide attempters at home, shortly after discharge from the hospital. Crisis, 31, 303-310.
  100. Voaklander, D.C., Rowe, B.H., Dryden, D.M., Pahal, J., Saar, P., & Kelly, K.D. (2008). Medical illness, medication use and suicide in seniors: A population-based case-control study. Joural of Epidemiological of Community Health, 62, 138-146.
  101. Vries, P. de, Huisman, A., Kerkhof, A.J.F.M., & Robben, P.B.M. (2008). The no-suicide contract: A risky ritual. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 667-671.
  102. Weinberg, I., Gunderson, J.G., Hennen, J., & Cutter, C.J. (2006). Manual assisted cognitive treatment for deliberate self harm in borderline personality disorder patients. Journal of Personality Disorders, 20, 482-492.
  103. Akhtar, S. (1995). Quest for answers. Jason Northvale, New Jersey, London: Aronson Inc.
  104. Brent, D.A., & Mann, J.J. (2005). Family genetic studies of suicide and suicidal behaviour. American Journal of Medical Genetics, 133c, 13-24.
  105. Fountoulakis, K.N., Gonda, X., Siamouli, M., & Rihmer, Z. (2009). Psychotherapeutic intervention and suicide risk reduction in bipolar disorder: A review of the evidence. Journal of Affective disorders, 113, 21-29.
  106. Gask, L., Dixon, C., Morriss, R., Appleby, L., & Green, G. (2006). Evaluating STORM skills training for managing people at risk of suicide: Skills Training On Risk Management. Journal of Advanced Nursing, 54, 739-50.
  107. Koehn, C.V., & Cutcliffe, J.R. (2007). Hope and interpersonal psychiatric/mental health nursing: A systematic review of the literature, part one. Journal of Psychiatric & Mental Health Nursing, 14, 134-40.
  108. Luyn, J.B. van, & Kaasenbrood, A. (2010). Suïcidaliteit in de acute en sociale psychiatrie. In A. Kerkhof, & B. van Luyn (Red.), Suicidepreventie in de praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  109. Maltsberger, J.T., & Buie, D.H. (1974). Countertransference hate in the treatment of suicidal patients. Archives of General Psychiatry, 30, 625-633.
  110. Miller, A.L., Rathus, J.H., & Linehan, M.M. (2007). Dialectical behavior therapy with suicidal adolescents. New York: The Guilford Press.
  111. Nordentoft, M., Jeppesen, P., Abel, M., Kassow, PL., Petersen, L., Thorup, A., et al. (2002). OPUS Study: Suicidal behaviour, suicidal ideation and hopelessness among patients with first episode psychosis. British Journal of Psychiatry, 181, s98-s106.
  112. Paris, J. (2003). Personality disorders over time: Precursors, course and outcome. Washington: American Psychiatric Publishing.
  113. Spirito, A., & Esposito-Smythers, C. (2009). Individual therapy techniques with suicidal adolescents. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford textbook on suicidology and suicide prevention (pp. 677-683). Oxford University Press.
  114. Sun, F., Long, A., Boore, J., & Tsao, L. (2006). A theory for the nursing care of patients at risk of suicide. Journal Advanced Nursing, 53, 680-90.
  115. Verkes, R.J., Mast, RE.C. van der, Henegeveld, M.W., Tuyl, J.P., Zwinderman, A.H., & Van Kempen, G.M. (1998). Reduction by paroxetine of suicidal behaviour in patients with repeated suicide attempts but not major depression. American Journal of Psychaitry, 155, 543-547.
  116. Appleby, L., Shaw, J., Kapur, N, Windfur, K., Ashton, A., et al. (2006). Avoidable deaths: Five year report by the national confidential inquiry into suicide and homicide by people with mental illness. London: UK Department of Health.
  117. Bosman, M., & Meijel, B. van. (2009). Begeleiding van patiënten die zelfverwonden: Een verpleegkundig interventiepakket. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg.
  118. Busch, K.A., Fawcett, J., & Jacobs, D.G. (2003). Clinical correlates of inpatient suicide. Journal of Clinical Psychiatry, 64, 14-19.
  119. Gibbons, R.D., Brown, C.H., Hur, K., Marcus, S.M., Bhaumik, D.K., Erkens, J.A., et al. (2007). Early evidence on the effects of regulator’s suicidality warnings on SSRI prescriptions and suicide in children and adolescents. American Journal of Psychiatry, 164, 1356-1363.
  120. Gibbons, R.D., Brown, C.H., Hur, K., Marcus, S.M., Bhaumik, D.K., & Mann, J. (2007). Relationship between antidepressants and suicide attempts: An analysis of the Veteran Health Administration Data sets. American Journal of Psychiatry, 164, 1044-1049.
  121. Hawton, K., & Heeringen, K. van. (2009). Suicide. Lancet, 373, 1372-81.
  122. Heisel, M.J., & Duberstein, P.R. (2005). Suicide prevention in older adults. Clinical Psychology: Science and Practice, 12, 242-259.
  123. Hermens, M, Wetten, H. van, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocument Ketenzorg bij suïcidaal gedrag: Aanbevelingen voor zorgvuldig samenwerken in de keten. Utrecht: Trimbos-instituut.
  124. Huisman, A. (2010). Learning from suicides. Dissertatie, Vrije Universiteit Amsterdam.
  125. Joiner, T., & Rudd, M.D. (2000). Intensity and duration of suicidal crises vary as a function of previous suicide attempts and negative life events. Journal of Consulting & Clinical Psychology, 68, 909-916.
  126. Klijn, E.A.M., & Berg, I. van den. (2004). Hoofdstuk 9: De WGBO en de Wet Bopz in relatie tot patiënten met lichamelijke aandoeningen. In Leentjens, A.F.G., Bannink, M., Boenink, A.D., & Huyse, F.J. (Red.), Consultatieve psychiatrie in de praktijk (pp. 101-17). Assen: Van Gorcum.
  127. Koers, H. (1999). Wat te doen indien een patiënt na een auto-intoxicatie behandeling weigert? Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 143, 24972500.
  128. Meijel, B. van. (2003). Relapse prevention in patients with schizophrenia. Utrecht: Utrecht University, Department of Nursing Science.
  129. Quill, T.E., & Cassel, C.K. (1995). Nonabandonment: A central obligation for physicians. Annals of Internal Medicine, 122, 368-374.
  130. Tandt, H., Audenaert, K., & Heeringen, C. van. (2009). SSRI’s en suïcidaal gedrag bij volwassenen, adolescenten en kinderen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 51, 387-393.
  131. Werf, B. van der, Goedhart, A., & Huiberts, S. (1998). Signaleringsplannen, naar minder agressie en dwang in de psychiatrie. Lisse: Swets & Zeitlinger.
  132. Wheeler, B.W., Gunnell, D., Metcalfe, C., Stephens, P., & Martin, R.M. (2008). The population impact on incidence of suicide and non-fatal self-harm of regulatory action against the use of selective serotonin reuptake inhibitors in under 18s in the United Kingdom: Ecological study. British Medical Journal, 336, 542-545.
  133. Williams, J.M.G., Crane, C., Barnhofer, T., Does, A.J.W., van der, & Segal, Z.V. (2006). Recurrence of suicidal ideation across depressive episodes. Journal of Affective Disorders, 91, 189-194.
  134. Zweig, R.A. (2005). Suicide prevention in older adults: An interdisciplinary challenge. Clinical Psychology: Science and Practice, 12, 260-263.
  135. APA. (2003). Practice guideline for the assessment and treatment of patients with suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.
  136. Broek, W.W. van den, Birkenhäger, T.K., Boer, D. de, Burggraaf, J.P., Gemert, B. van, Groenland, T.H.N. et al. (Werkgroep elektroconvulsietherapie). (2010). Richtlijn elektroconvulsietherapie, tweede herziene versie. Utrecht: De Tijdstroom.
  137. New Zealand Guideline Group. (2003). The assessment and management of people at risk of suicide. Wellington: New Zealand Guideline Group.
  138. Nolen, W.A., Kupka, R.W., Schulte, P.F.J., Knoppert-van der Klein, E.A.M., Honig A, Reichart CG, et al. (2008). Richtlijn bipolaire stoornissen, tweede, herziene versie. Utrecht: De Tijdstroom.
  139. Tilburg, W. van, Veldhuizen, J.R. van, Beijaert, E.W., Ven-Dijkman, M.V. van de, Mulder, C.L., Schulte, et al., NVvP-commissie Richtlijn besluitvorming dwang. (2008). Richtlijn besluitvorming dwang: opname en behandeling. Utrecht: De Tijdstroom.
  140. Trimbos-instituut. (2005). Multidisciplinaire richtlijn Schizofrenie: Richtlijn voor de diagnostiek, zorgorganisatie en behandeling van volwassen cliënten met schizofrenie. Utrecht: Trimbos-instituut.
  141. Trimbos-instituut. (2008). Multidisciplinaire richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen: Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van volwassen patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Utrecht: Trimbos-instituut.
  142. Trimbos-instituut. (2009a). Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (eerste revisie): Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een angststoornis. Utrecht: Trimbos-instituut.
  143. Trimbos-instituut. (2009b). Multidisciplinaire richtlijn Depressie: Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een depressieve stoornis (eerste revisie). Utrecht: Trimbos-instituut.

              

  

Methoden

  
  

Patiënten

  
  

Interventies

  
  

Uitkomstmaten

  
  

Resultaten

  
  

Beoordeling

  

Referentie: Cedereke, 2002a en b

Aantal: 216 suicidepogers die

na 1 maand werden gezien en aangeboden kregen mee te   doen, werden verdeeld in twee groepen: 107 in interventiegroep, 109   controlegroep; door dropouts geanalyseerd 71 respectievelijk 69

 

Groepen verschilden niet significant op   sociodemografische variabelen

 

Interventiegroep scoorde op SSI bij eerste interview   significant hoger

 

Inclusie:

 

 

Exclusie:

 

 

Interventie:

2 x telefonisch consult door verpleegkundige of   sociaal werker na 4 en 8 maanden, gericht op verhogen van  motivatie   voor behandeling en adviezen.

 

 

Controle:

geen telefonisch contact

 

 

Primair: na 1 en 12 maanden:

 

Aantal suïcidepogingen

 

CAN: Camberwell Assessment of Need

 

SCL-90

 

GAF; Global assessment of Functioning

 

Global Severity Index (GSI)

 

SSI: Scale of Suicidal Ideation

 

aantal patiënten dat in behandeling

 

Secundair:

 

Na 1 en 12 maanden:

 

Evenveel suicidepogingen

 

Na 1 en 12 maanden significante  verbetering   GAF GSI en SSI

 

Patiënten bij aanvang niet in

psychiatrische behandeling waren bleken meer te   verbeteren

 

In beide groepen weinig verbetering in basic   en social needs

 

 

 

Randomisatie (+/-/?): -

 

Toewijzing verborgen (+/-/?): -

 

Behandelaar geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Patiënt geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Effectbeoordelaar geblindeerd(+/-/?): -

 

Interventie- en controlegroep vergelijkbaar(+/-/?):   ja

 

Follow-up voldoende (+/-/?): +

 

Intention-to-treat analyse(+/-/?): nee

 

 

Financiering:

1 onafhankelijke instelling ondersteunde het   onderzoek

 

Bewijskracht studie: B

 

Doel studie:

Vaststellen effect van telefonische follow-up van   suïcidepogers

 

Studieopzet:

onderzoek

 

Studieduur:

februari 1995 tot april 1997

 

Setting:

UniversityHospitalLund, Zweden

 

Locatie:

 

Medical Emergency Inpatient Unit

 

Training onderzoekers:

 

                 

  

Methoden

  
  

Patiënten

  
  

Interventies

  
  

Uitkomstmaten

  
  

Resultaten

  
  

Beoordeling

  

Referentie: Hickey, 2001

Aantal: n= 246:

145 niet-beoordeeld, 101 wel

 

Leeftijd:

Zie bij resultaten

 

Sekseratio: M:V = n.s. Verschil

 

 

Inclusie:

DSH patiënten

 

Exclusie:

Daklozen en degenen die onder psychiatrische   behandeling waren

 

 

Interventie:

Wel beoordeeld

 

Controle:

Niet beoordeeld

 

 

Primair:

de kans op een recidief suïcidepoging en kans op   suïcide

 

Secundair:

Kenmerken van wel of niet-beoordeelde suïcidepogers

 

Groep 20-34 jarigen minder vaak beoordeeld

 

Repeaters significant vaker niet beoordeeld

 

Zelfvergiftiging significant vaker niet beoordeeld

 

Tussen 5 p.m. en 9 a.m. vaker niet beoordeeld

 

Lastig gedrag en degenen die snel weggingen   significant vaker niet beoordeeld

 

Niet beoordeelde patiënten 2 maal zo vaak recidieven   binnen 12 maanden.

 

Randomisatie (+/-/?): -

 

Toewijzing verborgen (+/-/?): -

 

Behandelaar geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Patiënt geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Effectbeoordelaar geblindeerd(+/-/?): -

 

Interventie- en controlegroep vergelijkbaar(+/-/?):   nee, maar dat was juist onderwerp van het onderzoek

 

Follow-up voldoende (+/-/?): +

 

Intention-to-treat analyse(+/-/?): nvt

 

 

Financiering:

1 onafhankelijke instelling ondersteunde het   onderoek

 

Bewijskracht studie: C

 

Doel studie:

  1.   kenmerken vaststellen van suicidepogers   die niet werden beoordeeld
  2.   Vaststellen of 'psychosocial assessment'   van suïcidepogers effect heeft op recidieven

 

Studieopzet:

Naturalistische follow-up onderzoek

 

Setting:

A&E department general hospital Oxford

 

Locatie:

Verenigd Koninkrijk

 

Training onderzoekers:

Psychiatric team (verder niet beschreven)

 

                 

  

Methoden

  
  

Patiënten

  
  

Interventies

  
  

Uitkomstmaten

  
  

Resultaten

  
  

Beoordeling

  

Referentie: Kapur, 2002

Aantal: n= 604:

niet-beoordeeld,  wel

 

Leeftijd: 16 jaar of ouder

 

 

Sekseratio: niet vermeld

 

 

Inclusie: alle suïcidepogers

 

 

Exclusie:

 

 

Interventie:

Suïcidepogers wel beoordeeld

 

Controle:

Niet beoordeeld

 

 

Primair:

de kans op een recidief suïcidepoging

 

Secundair:

 

10% van de beoordeelde suicidepogers  deed   recidief poging, 18% van de niet- beoordeelden; kans op recidief de helft als   bij de niet beoordeelden

 

Bij degenen die werden opgenomen of verwezen was de   kans op herhaling niet erg verschillend

 

 

 

 

Randomisatie (+/-/?): -

 

Toewijzing verborgen (+/-/?): nvt

 

Behandelaar geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Patiënt geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Effectbeoordelaar geblindeerd(+/-/?): +

 

Interventie- en controlegroep vergelijkbaar(+/-/?):   ja

 

Follow-up voldoende (+/-/?): ?

 

Intention-to-treat analyse(+/-/?): nvt

 

 

Financiering:

2 personen werden bekostigd met een subsidie van een   farmaceutisch bedrijf

 

Bewijskracht studie: B

 

Doel studie:

Vaststellen effect van opname, psychosocial   assessment en verwijzing voor follow up van suïcidepogers effect heeft op   recidieven

 

Studieopzet:

Prospectief cohort onderzoek

 

Studieduur:

Niet vermeld

 

Setting:

A&E van 6 ziekenhuizen

 

Locatie:

Verenigd Koninkrijk

 

Training onderzoekers:niet vermeld

 

                 

  

Methoden

  
  

Patiënten

  
  

Interventies

  
  

Uitkomstmaten

  
  

Resultaten

  
  

Beoordeling

  

Referentie: Kapur, 2004

Aantal: n= 658:

niet-beoordeeld,  wel

 

Leeftijd:

 

 

Sekseratio: M:V =

 

 

Inclusie: alle suïcidepogers 16 jaar of ouder

 

 

Exclusie:

 

 

Interventie:

Suïcidepogers wel beoordeeld

 

Controle:

Niet beoordeeld

 

 

Primair:

de kans op een recidief suïcidepoging binnen 6   maanden

 

Secundair:

 

kans op recidief bij beoordeelde suicidepogers niet   verschillend van die bij de niet beoordeelden

 

Bij degenen die werden verwezen naar specialistische   follow up was de kans op herhaling de helft minder

 

 

 

 

Randomisatie (+/-/?): -

 

Toewijzing verborgen (+/-/?): nvt

 

Behandelaar geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Patiënt geblindeerd(+/-/?): nvt

 

Effectbeoordelaar geblindeerd(+/-/?): +

 

Interventie- en controlegroep vergelijkbaar(+/-/?):   ja

 

Follow-up voldoende (+/-/?): ?

 

Intention-to-treat analyse(+/-/?): nvt

 

 

Financiering:

1 persoon werden bekostigd met een subsidie van een   farmaceutisch bedrijf

 

Bewijskracht studie: B

 

Doel studie:

Vaststellen effect van psychosocial assessment en   verwijzing voor follow up van suïcidepogers effect heeft op recidieven

 

Studieopzet:

Naturalistisch cohort onderzoek

 

Studieduur:

November 1999 tot maart 2000

 

Setting:

A&E van 4 ziekenhuizen

 

Locatie:

Verenigd Koninkrijk

 

Training onderzoekers:

junior psychiatrists

 

                 

  

Methoden

  
  

Patiënten

  
  

Testen

  
  

Uitkomstmaten

  
  

Resultaten

  
  

Beoordeling

  

Referentie: Magne-Ingvar, 1999

Aantal:

85 van 93 (95%) van opeenvolgende suïcidepogers   gaven toestemming BA te interviewen; 81 BA deden mee

 

Leeftijd:

39 (range 18-92)

 

 

Sekseratio:

60% vrouw

 

Inclusie:

Patiënten opgenomen na suïcidepoging

 

Exclusie:

Geen vermeld

 

Ziekteprevalentie: nvt

Semi-gestructureerd interview  suïcidepoger

 

Semi-gestructureerd interview en vragenlijst BA van   suïcidepoger

 

 

Tijdsinterval en behandeling tussen beide tests: BA   werden geïnterviewd direct na suïcidepogers

 

 

68% van BA's voegden relevante informatie toe;   eenzaamheid en gebrek aan zelfvertrouwen werden significant vaker vermeld   door BA;

 

BA gaven aan dat suïcidepoger vaker repeater was;   41% had suicidale uitingen waargenomen;

 

57% van BA die psychologische of praktische steun   hadden gegeven vonden dit een belasting met name als er sprake was van een   psychiatrische stoornis; meer dan de helft van BA wilden individuele hulp   en/of hulp met de patiënt.

 

Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef   (+/-/?): opeenvolgende patiënten

 

 

Beoordeling indextest onafhankelijk van klinische   informatie (+/-/?): nvt

 

Valide referentietest (+/-/?): nvt

 

Alle patiënten zowel index- als referentietest   ondergaan (+/-/?): -

 

Uitslagen referentie- en indextest onafhankelijk van   elkaar beoordeeld (+/-/?): -

 

Financiering: 4 onafhankelijke instellingen

 

Bewijskracht studie:

C. Ondanks onvoldoende beschrijving van de methode   en instrumenten wel matig-sterk bewijs dat info van BA relevante informatie   kan opleveren te gebruiken bij beoordeling en behandeling van suïcidepogers

 

Doel studie:

1. Onderzoek naar informatie van betekenisvolle   anderen (BA) over problemen van en reden van suïcidepoging; 2. of deze info   relevant is voor de beoordeling van de suïcidepoger;  3. beoordelen hoe   het met de BA gaat en hun behoeften aan zorg.

 

Studieopzet:

prospectief open

 

Setting:

Ziekenhuis, acute opname afdeling voor suïcidepogers

 

Locatie:

University Hospital of Lund, Sweden.

 

Training onderzoekers:

Maatschappelijk werkers, niet vermeld of zij   getraind waren in het afnemen van een semi-gestructureerd interview

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2012

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

Deze richtlijn is tot stand gekomen met een subsidie vanuit het programma Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg van Zorgonderzoek Nederland (ZonMw).

 

Het ontwikkelingsproces werd ondersteund door het Trimbos-instituut.

Doel en doelgroep

Het doel van deze richtlijn is concrete aanbevelingen te geven voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, op basis van het beste beschikbare bewijs. De opstellers van deze richtlijn zijn psychiaters, psychologen, huisartsen en verpleegkundigen. Wij bevelen de richtlijn aan de volgende beroepsgroepen aan: artsen, verpleegkundigen, psychologen en psychotherapeuten die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. De werkgroep is van mening dat het herkennen van suïcidaal gedrag en



het uitvoeren van een oriënterend onderzoek tot de basisvaardigheden behoort van alle artsen, verpleegkundigen, psychologen en psychotherapeuten in de gezondheidszorg.

Deze richtlijn is niet opgesteld vanuit het perspectief van niet-big-geregistreerde professionals binnen en buiten de gezondheidszorg die geregeld met suïcidaal gedrag te maken krijgen, zoals onderwijspersoneel, politie en geestelijk verzorgers. Hoewel deze professionals een belangrijke rol kunnen spelen in de zorg bij suïcidaal gedrag, zijn voor hen geen richtlijnen beschikbaar en er is nauwelijks empirisch bewijs om het handelen op te baseren. De werkgroep adviseert deze professionals om samenwerking te zoeken met de genoemde artsen, verpleegkundigen, psychologen en psychotherapeuten die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. Een richtlijn is niet bedoeld als uitputtende en limitatieve beschrijving van alle vormen van zorg die bij individuele patiënten kunnen worden toegepast. Richtlijnen zijn dan ook geen standaarden die in alle omstandigheden van toepassing kunnen worden verklaard. De professional heeft de verantwoordelijkheid om op basis van onderzoek te komen tot een indicatiestelling voor behandeling. De professional komt tot een oordeel op basis van alle beschikbare informatie, rekening houdend met de actuele mogelijkheden en beperkingen. Door deze richtlijn te volgen, draagt u bij aan zorgvuldig klinisch handelen bij patiënten met suïcidaal gedrag, maar het biedt geen garantie voor een gunstige uitkomst bij elke patiënt. Ook bij zorgvuldig klinisch handelen zullen er patiënten zijn die suïcide plegen.

Samenstelling werkgroep

Werkgroep
• Dr. C. van Boven, Nederlands Huisartsen Genootschap.
• Dr. M.H. de Groot, onafhankelijk deskundige.
• Prof. dr. A.M. van Hemert, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
• Prof. dr. J.W. Hummelen, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
• Dr. J. de Keijser, Nederlands Instituut van Psychologen.
• Prof. dr. A.J.F.M. Kerhof, Nederlands Instituut van Psychologen.
• Dr. P.L.B.J. Lucassen, Nederlands Huisartsen Genootschap.
• Drs. J.W. Meerdinkveldboom, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
• Drs. B. Stringer, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland.
• Drs. M. Steendam, Nederlands Instituut van Psychologen.
• Drs. A.A. Verlinde, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
• Dr. B. Verwey, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.


Klankbordgroep
De klankbordgroep was samengesteld uit vertegenwoordigers van de
volgende organisaties.
• Geneesheren-directeuren in de ggz.
• Ivonne van de Ven stichting.
• Landelijk platform GGZ.
• Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).
• Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).
• Nederlandse Internisten Vereniging (NIV).
• Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV).
• Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE).
• Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK).
• Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP).
• Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP).
• Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende hulp Artsen (NVSHA).
• Stichting Ex6.
• Stichting 113online.
• Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ).
• Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).


Focusgroepen
Als onderdeel van de klankbordgroep fungeerden twee focusgroepen: de
focusgroep verpleegkundigen en de focusgroep patiëntenparticipatie.

 

Auteurs van aanverwant Gezondheidszorgwetgeving
De aanverwant over gezondheidszorgwetgeving is geschreven door de volgende
auteurs.
• Dr. C.M.T. Gijsbers van Wijk.
• Dr. A.J.K. Hondius.
• Drs. A.J.M.P. Rutgers.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Empirische evidentie

Bij het opstellen van deze richtlijnen zijn twee uitgangspunten gehanteerd die soms met elkaar op gespannen voet stonden. Ten eerste is als werkwijze gekozen voor de methodiek van de evidence-based richtlijnontwikkeling (ebro), ontwikkeld door het Centraal Begeleidingsorgaan Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (Van Everdingen et al., 2004). De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek, voor een deel samengevat in de apa-richtlijn (apa, 2003). Daarnaast werden relevante artikelen gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er werd gezocht in de Cochrane-database, Medline, Psychinfo, en bij vragen waar dit relevant is ook in Cinahl. Op verzoek zijn de volledige zoekstrategieën beschikbaar. Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit referentielijsten van opgevraagde literatuur. De beoordeling van de artikelen vindt u in de verschillende teksten terug onder het kopje ‘wetenschappelijke onderbouwing’. Het wetenschappelijke bewijs is vervolgens kort samengevat in een ‘conclusie’. De belangrijkste literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd, staat bij de conclusie vermeld, inclusief de mate van bewijs. In bijlage 7 vindt u de definities van de classificatie van onderzoek (A1, A2, B, C of D) en die van de bewijsniveaus (1 tot en met 4), met een toelichting.

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs vaak nog andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid (in verschillende echelons) of organisatorische aspecten. Deze aspecten worden, voor zover niet wetenschappelijk onderzocht, vermeld onder het kopje ‘overige overwegingen’. In de overige overwegingen spelen de ervaring en de mening van de werkgroepleden een belangrijke rol. De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de integratie van het beschikbare bewijs met de weergegeven overige overwegingen. Van de in conclusies gebruikte literatuur zijn zogeheten evidencetabellen oftewel bewijstabellen gemaakt, die zijn opgenomen in deze richtlijn (bijlagen 8 en 9).

Ten tweede is in de doelstelling van de richtlijn vastgelegd dat deze aansluit bij vragen uit het werkveld. Veel van deze vragen zijn echter niet eenduidig te beantwoorden op basis van empirisch onderzoek. Het empirisch onderzoek naar suïcidaal gedrag heeft namelijk twee essentiële, methodologische beperkingen. In de eerste plaats is suïcide naar verhouding een zeldzame gebeurtenis waardoor prospectief onderzoek met suïcide als uitkomstmaat vrijwel onmogelijk is. In de tweede plaats is suïcide een ongewenste gebeurtenis die voor zover mogelijk door ingrijpen zal worden afgewend. Nagenoeg alle resultaten van onderzoek waarin suïcidaal gedrag als uitkomstmaat geldt, zullen hierdoor vertekend zijn.

 

Professioneel oordeel via werk- klankbord- en focusgroepen

Omdat de evidentie op wetenschappelijk basis beperkt is, is het oordeel van deskundigen op het gebied van suïcidaal gedrag zwaar meegewogen. Een brede vertegenwoordiging van professionals was nauw betrokken bij de ontwikkeling van deze richtlijn, waarbij gezocht is naar consensus over kennis en inzichten. Professionals waren vertegenwoordigd in een werkgroep, de klankbordgroep en twee focusgroepen. Voor het samenstellen van de werkgroep en een klankbordgroep is de betrokken beroepsverenigingen gevraagd om een afvaardiging. Tevens zijn vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en groepen en personen met specifieke deskundigheid uitgenodigd.

De uitgangsvragen en teksten zijn voorbereid door de werkgroep en voor commentaar voorgelegd aan de klankbordgroepen. Met de klankbordgroepen werd driemaal een invitational conference belegd. Met de verpleegkundige focusgroep zijn drie bijeenkomsten belegd.

Om het patiëntenperspectief tot zijn recht te laten komen, werd tweemaal overlegd met vertegenwoordigers van de Ivonne van de Ven Stichting. Deze stichting van nabestaanden richt zich vanuit ervaringsdeskundigheid op het bevorderen van suïcidepreventie. Dit overleg werd later uitgebreid en er werd een focusgroep patiëntenparticipatie geformeerd, waarin vertegenwoordigers van Stichting Ex6, Stichting 113Online en het Landelijk Platform ggz vertegenwoordigd waren.

 

Literatuuronderzoek

Bestaande internationale richtlijnen zijn gebruikt als startpunt voor het literatuuronderzoek. Het betreft de richtlijnen van de American Psychiatric Association (apa, 2003), van de New Zealand Guideline Group (2003), van het National Institute for Clinical Excellence (nice, 2004), The Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists (ranzcp, 2004) en The Royal College of Psychiatrists (2004; 2010). Daarnaast is gebruikgemaakt van twee uitgebreide literatuuronderzoeken van de Schotse overheid (McLean et al., 2008; Leitner et al., 2008). Voor hoofdstuk 4 tot en met 9 is aanvullend literatuuronderzoek uitgevoerd teneinde het literatuuroverzicht te actualiseren. De zoekopdrachten zijn opgenomen in de bewijstabellen, die zijn toegevoegd als bijlagen (bijlage 8 en 9). De verpleegkundige focus-groep heeft voor diverse uitgangsvragen aanvullend gezocht in de verplegingswetenschappelijke literatuur.

 

Tabel B9.1. Indeling van methodologische kwaliteit van  afzonderlijke onderzoeken

Classificatie

Interventie

Diagnostisch accuratesseonderzoek

Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose*

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau.

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede  kwaliteit van voldoende omvang.

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad.

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en followup, waarbij adequaat gecontroleerd is voor confounding en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een  referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd.

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2, of retrospectief cohortonderzoek, of patiënt-controleonderzoek.

C

Niet-vergelijkend onderzoek.

D

Mening van deskundigen.

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk, dan geldt de classificatie voor interventies.

Bron: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Handleiding voor werkgroepleden, januari 2006.

 

De werkgroep sluit zich aan bij de voor ggz-richtlijnen veel toegepaste interpretatie van tabelB9.1, waarbij ook single blind rct’s in de richtlijn een A-niveau toegekend krijgen. Omdatonderzoek naar psychologische interventies niet dubbelblind uitgevoerd kan worden, is deindeling van methodologische kwaliteit anders niet volledig van toepassing op onderzoek naarpsychologische interventies.

 

Tabel B9.2. Niveau van bewijs van conclusies

Niveau

Gebaseerd op

 1

Minimaal één onderzoek van A1-niveau of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau.

Minimaal één onderzoek van A2-niveau, of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van B-niveau.

 3

Minimaal één onderzoek van B- of C-niveau.

 4

Mening van deskundigen.

Volgende:
Behandeling op langere termijn suïcidaliteit