Subarachnoïdale bloeding

Initiatief: NVN Aantal modules: 30

Normen behandelcentra van SAB

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van behandeling in een hoog volume SAB behandelcentrum versus een laag volume centrum voor patiënten met een subarachnoïdale bloeding uit een intracranieel aneurysma?

Aanbeveling

Behandel patiënten met een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding in een hoog-volume SAB behandelcentrum (≥ 50 patiënten per jaar). 

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

In Nederland varieert het aantal patiënten met een aneurysmatische SAB dat jaarlijks wordt behandeld per ziekenhuis. Voor meerdere aandoeningen zijn er aanwijzingen voor een betere prognose in ziekenhuizen waar veel patiënten worden behandeld in vergelijking met ziekenhuizen waar weinig patiënten worden behandeld. Het doel van deze uitgangsvraag was om te achterhalen wat de waarde van behandeling in een hoog volume SAB behandelcentrum versus een laag volume behandelcentrum voor patiënten met een subarachnoïdale bloeding uit een aneurysma is.

 

Er zijn vier studies gevonden die de kans op overlijden in hoog volume centra hebben vergeleken met laag volume centra. Het betrof één meta-analyse en drie retrospectieve observationele studies. Er was variatie in de gebruikte definities “hoog” en “laag” volume in de geselecteerde studies. Daarnaast gingen de studies verschillend om met covariaten, waardoor de studieresultaten beperkt vergelijkbaar waren. Dit resulteerde in enkele methodologische beperkingen (for example inconsistency, risk of bias). De studies rapporteerden geen eenduidige resultaten omtrent de relatie tussen behandelvolumes en uitkomsten. Door het risico op vertekening, onder meer vanwege het retrospectief terugvinden van patiënten, en door heterogeniteit in gebruikte definities en afkapwaarden, scoort de bewijskracht van de literatuur zeer laag voor de cruciale uitkomstmaat ‘kans op overlijden’. Dit betekent dat andere studies kunnen leiden tot nieuwe inzichten. Derhalve kunnen er op basis van de literatuur geen sterke aanbevelingen worden geformuleerd over de relatie tussen aantal SAB patienten per jaar en kans op overlijden.

 

Hoewel deze literatuuranalyse geen eenduidig en sterk bewijs laat zien, is de werkgroep van mening dat hogere volumes leiden tot betere klinische uitkomsten. De beschikbare gegevens in de literatuur hebben hun bovenbeschreven beperkingen, maar zowel de meta-analyse als het grootste observationele onderzoek laten een voordeel zien van behandeling in een hoog volume versus behandeling in een laag volume centrum. Andere hoog complexe ingrepen laten een relatie zien tussen volume en uitkomst (bijvoorbeeld slokdarm, pancreas) (Birkmeyer, 2002, Markar, 2012). 

 

Hiermee lijkt het aannemelijk dat dit ook voor SAB’s geldt. Het effect van het behandelvolume op de kwaliteit van SAB behandeling zal mede beïnvloed worden door de mate van multidisciplinair samenwerken, verdere specialisatie en training. De behandeling van SAB patiënten is bij uitstek multidisciplinair, met betrokkenheid van onder meer neurochirurgen, radiologen, neurologen, intensivisten, revalidatie-artsen, verpleegkundigen en paramedici. Vanwege deze hoge mate van multidisciplinariteit en benodigde snelheid van handelen, zullen instellingen die SAB patiënten behandelen aan een aantal organisatorische en (na)scholingsvoorwaarden moeten voldoen, zodat een goede ketenzorg kan worden gegarandeerd. Deze organisatorische voorwaarden zijn bij een hoger volume eenvoudiger te implementeren en onderhouden dan bij een lager volume van patiënten.

 

Op basis van bovenstaande overwegingen en de literatuur is de overtuiging van de commissie dat 50 patiënten per jaar een minimale ondergrens is. De commissie heeft echter geen bewijs in de literatuur gevonden om een hoger minimum te adviseren.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Patiënten zijn in het algemeen bereid ver(der) te reizen voor de best mogelijke en gespecialiseerde zorg, maar de langere reistijd moet wel haalbaar blijven voor patiënten en naasten. De voorkeur van de patiënten gaat uit naar een klein aantal gespecialiseerde SAB-behandelcentra, liefst verspreid over heel Nederland.

 

Kosten (middelenbeslag)

Het reduceren van het aantal centra waar SAB patiënten worden behandeld zal leiden tot landelijk gezien minder interventieteams om het aneurysma af te sluiten, en daarmee waarschijnlijk tot een doelmatigere besteding van zorgkosten. Als daarmee ook wordt bereikt dat de uitkomst voor patiënten beter wordt, zullen mogelijk ook de maatschappelijke kosten lager uitvallen, denk bijvoorbeeld aan het voorkomen van verpleeghuisopnames, of een groter deel van de patiënten dat op termijn zijn of haar werkzaamheden weer kan hervatten.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Vanuit maatschappelijk perspectief kunnen volume‐initiatieven bijdragen aan de kwaliteit, doelmatigheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Momenteel wordt in Nederland veelal de volumenorm van 50 SAB patienten per centrum per jaar aangehouden (NVvN, 2019), dus de aanbeveling zal niet tot grote veranderingen leiden en daarmee waarschijnlijk aanvaardbaar zijn.

 

Sturen op uitkomst zal leidend moeten zijn in het verbeterproces, niet sturen op volume. Het landelijke verplichte kwaliteitsmonitoring systeem de QRNS SAB is hiervoor een geschikt middel en heeft in het recente verleden ook al tot doorvoering van kwaliteitsverbeteringen geleid.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Er zijn aanwijzingen dat een subarachnoïdale bloeding behandeling in een hoog-volume SAB centrum leidt tot betere uitkomsten.

Onderbouwing

Jaarlijks worden in Nederland ruim 1.000 patiënten behandeld aan een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding (SAB). Bijna alle academische centra en een aantal neurochirurgische afdelingen van niet-academische ziekenhuizen, kunnen deze patiënten behandelen. Het aantal patiënten dat jaarlijks wordt behandeld varieert per ziekenhuis.

 

Er zijn aanwijzingen dat de prognose voor patiënten met een SAB beter is in ziekenhuizen waar veel patiënten worden behandeld in vergelijking met ziekenhuizen waar weinig patiënten worden behandeld. Indien er centra zijn in Nederland die (te) weinig SAB patiënten behandelen, dan zou dit pleiten voor een (verdere) concentratie van patiënten en dus het verminderen van het aantal behandelcentra in Nederland. Een mogelijk nadeel van concentratie is dat patiënten langer onderweg zijn voordat ze in een behandelcentrum aankomen, en verder van huis worden behandeld. Het is daarom van groot belang om te weten of behandeling in een centrum met een hoog volume een betere prognose oplevert en indien dat het geval is, hoe groot dat verschil is.

 

Very low GRADE

1. Mortality (critical)

The evidence is very uncertain about the effect of treatment in a high-volume centre in comparison to treatment in a low-volume centre on mortality in SAH patients.

 

Sources: (Boogaarts, 2014; Chang, 2015; Lindekleiv, 2015; Lindgren, 2018)

 

Very low GRADE

2. Glasgow Outcome Score (GOS) (important)

The evidence is very uncertain about the effect of treatment in a high-volume centre in comparison to treatment in a low-volume centre on Glasgow Outcome Score in SAH patients.

 

Sourcse: (Chang, 2015 )

 

-

GRADE

3. modified Rankin Score (mRS) (critical)

The outcome measure mRS was not reported in the included studies.

 

Description of studies

The systematic review (SR) and meta-analysis by Boogaarts (2014) compared high-volume versus low-volume centres in patients with SAH who were treated by either clipping or endovascular coiling. Studies were included if the population consisted of patients with a ruptured intracranial aneurysm, compared low-volume with high-volume hospitals, and provided an odds ratio or core data to calculate an odds ratio for in-hospital mortality.

 

Studies were excluded if they did not provide postoperative mortality rates in patients treated for ruptured aneurysms with endovascular coiling or surgical clipping in relation to volume. Additionally, conference abstracts, reviews, editorials, meta-analyses, and animal studies were also excluded.

 

In the SR, four studies were included for final analysis involving 36,600 SAH patients. Three studies were based on retrospective data from databases and one study evaluated data from a survey. The definition of hospital volume differed among studies. Cut-offs and dichotomizations were used as well as division in quartiles. Cross (2003), Hattori (2007), Johnston (2000), and Leake (2011) defined low-volume centres as ≤ 9 patients, ≤ 30 patients, 0 to 16 patients, and ≤ 20 patients, respectively. Cross (2003), Hattori (2007), Johnston (2000), and Leake (2011) defined high-volume centres as 36 to 158 patients, ≥ 50 patients, ≥ 45 patients, and >20 patients, respectively. An overview of the study characteristics is presented in Table 5.1. Only Leake (2011) did not meet the PICO regarding the definition of high (≥ 50) and low volume centres (< 50). Considering completeness and a pragmatic approach, we have chosen to use the outcomes of this meta-analysis.

 

Authors concluded that the mortality rate was lower in hospitals with a larger caseload. Boogaarts (2014) graded the quality of included studies as low in 3 and very low in 1. The risk of bias for this SR was considered moderate.

 

Chang (2015) reviewed SAH patients that were admitted to 2 institutional neurosciences critical care units (NCCUs) of the Johns Hopkins Medical Institutions (USA) between 2001 and 2009.

 

NCCU A (high-volume, with an average of 50 cases per year) was a 22-bed unit staffed 24/7 with overnight in-house NCCU fellow and resident coverage. NCCU B (low-volume, with an average of 18 cases per year) was a 14-bed unit with home call by NCCU attending/fellow and in-house residents. Both NCCUs were staffed overnight by attending neuro-intensivists who took call from home. Nurses worked specific in the individual hospital and neurocritical care, neurosurgery, and endovascular practitioners were shared between the 2 NCCUs. The 2 institutions had similar access to diagnostic testing, radiology services, and invasive monitoring.

A total of 608 SAH patients were included in the analysis. A total of 447 were admitted to the high-volume centre (mean age ± SD: 53.5 ± 14.1, presence multiple medical comorbidities: 28%) and 161 were admitted to the low-volume centre (mean age ± SD: 53.1 ± 13.6, presence multiple medical comorbidities: 31%). There were no significant baseline differences between the groups. The incidence of surgical clipping and endovascular coiling was around 80% and 20%, respectively.

 

Outcomes included in-hospital mortality and functional status using Glasgow Outcome Scale (GOS). GOS was measured both at discharge and at the first clinic appointment post discharge. Poor functional outcome was defined as GOS scores 1 to 3.

 

The impact of various factors on outcomes was initially studied using univariate analysis. All factors affecting in-hospital mortality and outcomes were analysed using the multiple logistic regression model.

 

Lindekleiv (2015) identified 5,773 patients with ruptured intracranial aneurysms, treated at 15 centres, between 2002 and 2010 from patient registries of Denmark, Norway, and Sweden. Authors linked the registry data to 1-year mortality data from the population registry of each country. Authors assessed hospital volume as a continuous variable and as a categorical variable in tertile groups. Average annual number of treatments in 15 centres varied from 6.2 to 118 cases per year for ruptured intracranial aneurysms. The 3 tertile groups were: 5 centres in the lowest tertile (an average of 6.2-36.0 cases per year); 5 centres in the intermediate tertile (an average of 43.8 to 62.4 cases per year), and 5 centres in the highest tertile (an average of 63.1-118.0 cases per year). Treatment of aneurysm was defined as both clipping or coiling.

 

The lowest tertile group (n=510, mean age 55.3 ± 11.9, 189M/321F), the intermediate tertile group (n=2,417, mean age 56.2 ± 11.9, 754M/1,663F), and the highest tertile group (n=2,846, mean age 55.2 ± 12.5, 927M/1,919F), had different patient characteristics.

 

Outcome included all-cause mortality, with a follow-up set at 12 months after the date of admission or until death occurred within the 12-month follow-up period. Analyses were performed unadjusted and adjusted for age, sex, surgical treatment, Charlson Comorbidity Index, year of treatment, and country.

 

Lindgren (2018) performed a nonrandomized comparative study, using an international multicenter dataset of 22 tertiary care hospitals across three continents, between 2007 and 2014. Median annual hospital volumes were calculated, and hospitals were categorized into three groups according to their numbers of aSAH patients treated per year (low volume: 0 to 40 aSAH patients/year; intermediate volume: 41 to 70 aSAH patients/year; high volume: more than 70 aSAH patients/year). Cut-offs were chosen based on the number of patients per hospital only, to balance the numbers of patients. Median annual volume of aSAH patients treated per year per hospital ranged from 19 to 136.

 

The lowest tertile group (n=2,363, 749M/1614F), the intermediate tertile group (n=3,563, 1,161M/2,402F), and the highest tertile group (n=2,599, 853M/1,746F), seemed comparable regarding baseline characteristics. Outcome included 14-day in-hospital case-fatality. Analyses were performed unadjusted and adjusted for age, sex, differences in comorbidity or disease severity, aneurysm treatment modality, and hospital.

 

Table 1 Summary of the included studies

Study

Study Design

No. hospitals

Definition of Volume

No. patients

Unadjusted mortality

Adjusted mortality&

Low

High

Low

High

Low

High

 

Boogaarts 2014 (meta-analysis, n=4)

Johnston, 2000*

University Health Systems Consortium, 1994-1997

70

0-16 pt/year

(quartile 1, no. centres not reported)

>45 pt/year

(quartile 4, no. centres not reported)

n=408

n=4.693

n=115 (28%)

n=1.000 (21%)

RR per treatment volume (per 10 cases/year)

RR: 0.99 (95% CI: 0.96 to 1.03, p=0.75)

Cross, 2003*

Database (California & Florida), 1998-2000

1.312

0-9 pt/year

(quartile 1,

834 centres)

36-158 pt/year

(quartile 4,

84 centres)

n=2.268

n=2.305

n=877 (39%)

n=622 (27%)

OR in-hospital death (adjusted)

Q4: 1.00

Q1: 1.4 (95%CI: 1.2 to 1.6)

Hattori, 2007

Survey Japan, 2003

369

<30 pt/year

(group 1,

208 centres)

≥50 pt/year

(group 3,

65 centres)

n=2.631

n=2.552

n=246 (9.4%)^

n=257 (10.2%)^

N.R.

Leake, 2011*

Nationwide Inpatient Sample (NIS) database, 2001-2008

N.R.

(CM: 273)

≤20 pt/year 

(CM: 239 centres)

 

>20 pt/year 

(CM: 34 centres)

 

n=8.556

n=8.247

n=1.283 (14%)

n=1.004 (11%)

N.R.

Other studies (n=3)

Chang, 2015*

Retrospective cohort, 2001-2009

2

18 pt/year

(1 centre)

50 pt/year

(1 centre)

n=161

n=447

 

n=29 (18%)=  

n=80 (18%)=

Geen RR/HR/OR gerapporteerd.

Lindekleiv, 2015

Registries of Denmark, Sweden (2002-2010), Norway (2008-2010)

15

6.2-36 pt/year

(tertile 1,

5 centres)

63.1-118 pt/year

(tertile 3,

5 centres)

n=510

n=2.486

n=71 (14%)$

n=431 (15%)$

 

HR 1-year mortality (unadjusted)

L: ref, H: 1.10 (95%CI 0.85-1.41, p=0.88)

HR 1-year mortality (adjusted)

L: ref, H: 1.24 (95%CI 1.05-1.81, p=0.57)

Lindgren, 2019

Dr Foster Stroke GOAL database (2007–2014)

22

<41/year

(tertile 1, no. centres not reported)

>70/year

(tertile 3, no. centres not reported)

n=2.363

N=2.599

n=246 (10%)

N=140 (5%)

OR 14-day mortality (unadjusted)

L: ref, H: 0.51 (95% CI 0.41–0.64)

OR 14-day mortality (adjusted)

L: ref, H: 0.50 (95%CI 0.33–0.74)

*In-Hospital Death, ^Outcome at discharge, corrected for initial clinical grade, =Adjusted in-hospital mortality rates, $1-year mortality, &Adjusted covariates:

Johnston, 2000: Multivariable model adjusted for age, sex, race, source of admission, and type of admission (emergent, urgent, elective).

Cross, 2003: Multivariable model adjusted for age, sex, medicaid status, hospital region, data source year, hospital case volume quartile, comorbidity index.

Chang, 2015: Multivariable model adjusted for age, GCS scale, Hunt and Hess grade (H/H), cocaine use, intraventricular haemorrhage, medical comorbidities.

Lindekleiv, 2015: Adjusted for age, sex, surgical treatment, CCI, year of treatment, country.

Lindgren, 2019: Adjusted for age, sex, differences in comorbidity or disease severity, aneurysm treatment modality, and hospital.

 

Results

1. Mortality

Mortality rates were summarized in the meta-analysis by Boogaarts (2014), and supplemented with three observational studies (Chang, 2015; Lindekleiv, 2015; Lindgren, 2019). Considering the limited comparability and generalizability (e.g. differences in databases, statistical analyses, different time points for mortality rates, definitions of high-volume and low-volume hospitals), we could not extend the meta-analysis including the selected studies.

 

Boogaarts (2014) assessed in-hospital mortality based on four articles, representing 36,600 SAH patients. Meta-analysis using a random effects model showed a decrease in in-hospital mortality (OR: 0.77, 95%CI 0.60 to 0.97, p=0.00, I2= 91%) in high-volume hospitals treating SAH patients.

 

Chang (2015) assessed in-hospital mortality comparing 2 NCCUs. Analyses showed nearly identical mortality rates between the high-volume centre (80/447, 17.9%) and the low-volume centre (29/161, 18%). Thus, authors found no statistically significant differences in outcome from SAH between a low- and a high-volume centre.

 

Lindekleiv (2015) assessed 1-year all-cause mortality, by linkage of hospital discharge registries and population registries of Denmark, Norway, and Sweden. Within 1-year, the mortality rate was 14% (71/510) in the lowest tertile group and 15% (431/2,846) in the highest tertile group. When the lowest tertile group was compared to the highest tertile group, no consistent relationship was found between hospital volume and 1-year all-cause mortality in the unadjusted analyses (HR: 1.10, 95%CI 0.85 to 1.41). In the adjusted analyses for potential confounders, a higher hospital volume was associated with increased mortality (HR: 1.24, 95%CI 1.05 to 1.81) when the lowest tertile group was compared to the highest tertile group. This study did not show statistically significant differences between both groups and did not confirm a relationship between higher hospital volume and lower mortality.

 

Lindgren (2018) assessed 14-day case-fatality by using an international multicenter dataset. Unadjusted 14-day case-fatality for hospitals with low case-volume was 246/2,363 (10.4%, 95%CI 9.2% to 11.7%) and for hospitals with high case-volume 140/2,599 (5.4%, 95%CI 4.6% to 6.3%). In the adjusted analyses for potential confounders, a higher hospital volume was associated with decreased mortality (OR: 0.50, 95%CI 0.33 to 0.74) when the lowest tertile group was compared to the highest tertile group. This study did not show statistically significant differences between both groups. This study indicated a relationship between higher hospital volume and lower mortality that was on the border of clinical relevance.

 

2. Glasgow Outcome Score (GOS)

One study (Chang, 2015) assessed functional status using GOS. Chang (2015) observed a poor functional outcome (GOS 1-3) in 30% of patients in the high-volume centre and 25.4% of patients in the low-volume centre (p=0.300). This difference was not statistically significant nor clinically relevant.

 

3. Modified Rankin Score

The meta-analysis (Boogaarts, 2014) and the two additional studies (Chang, 2015; Lindekleiv, 2015) did not assess mRS when comparing high-volume and low-volume centres.

 

 

Level of evidence of the literature

1. Mortality

The level of evidence regarding the outcome measure ‘mortality’ was downgraded by three levels because of study limitations (-2, risk of bias due to e.g. retrospective observational study designs, hospital coding) and inconsistency (-1; heterogeneity in definitions, methods, study populations). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

2. Glasgow Outcome Score (GOS)

The level of evidence regarding the outcome ‘Glasgow Outcome Score’ was downgraded by three levels because of study limitations (-2; risk of bias due to e.g. considering the retrospective observational design) and imprecision (-2; the inclusion of a single study). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

3. Modified Rankin Score (mRS)

The level of evidence regarding the outcome ‘modified Rankin Score’ was not assessed due to lack of data.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the effects of treatment in a high-volume centre in comparison to treatment in a low-volume centre in SAB patients?

 

P: patients                patients with Aneurysmal Subarachnoid Hemorrhage;

I: intervention          high-volume centre (≥50 SAH patients per annum);

C: control                  low-volume centre (<50 SAH patients per annum);

O: outcome              mortality, modified Rankin Score (mRS), Glasgow Outcome Score (GOS).

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered mortality and mRS as critical outcome measures for decision making; and GOS as an important outcome measure for decision making.

 

The guideline development group defined a minimal clinically important difference of 5% change in mortality rate.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2010 until 30 September, 2020. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 281 hits.

 

Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic reviews, randomized controlled trials (RCTs), or observational studies.
  • Included patients with aneurysmal subarachnoid haemorrhage (SAH).
  • Included at least one of the defined outcome measures or presented the data to calculate the defined outcomes.

Based on title and abstract screening, nine studies were initially selected. After reading the full text, six studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and four studies were included.

 

Results

One systematic review and three observational studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. 10 - Birkmeyer JD, Siewers AE, Finlayson EV, Stukel TA, Lucas FL, Batista I, Welch HG, Wennberg DE. Hospital volume and surgical mortality in the United States. N Engl J Med. 2002 Apr 11;346(15):1128-37.
  2. 20 - Boogaarts HD, van Amerongen MJ, de Vries J, Westert GP, Verbeek AL, Grotenhuis JA, Bartels RH. Caseload as a factor for outcome in aneurysmal subarachnoid hemorrhage: a systematic review and meta-analysis. J Neurosurg. 2014 Mar;120(3):605-11.
  3. 30 - Chang TR, Kowalski RG, Carhuapoma JR, Tamargo RJ, Naval NS. Impact of case volume on aneurysmal subarachnoid hemorrhage outcomes. J Crit Care. 2015 Jun;30(3):469-72.
  4. 40 - Cross DT 3rd, Tirschwell DL, Clark MA, Tuden D, Derdeyn CP, Moran CJ, Dacey RG Jr. Mortality rates after subarachnoid hemorrhage: variations according to hospital case volume in 18 states. J Neurosurg. 2003 Nov;99(5):810-7.
  5. 50 - Hattori N, Katayama Y, Abe T; Japan Neurosurgical Society. Case volume does not correlate with outcome after cerebral aneurysm clipping: a nationwide study in Japan. Neurol Med Chir (Tokyo). 2007 Mar;47(3):95-100; discussion 100-1.
  6. 60 - Johnston SC. Effect of endovascular services and hospital volume on cerebral aneurysm treatment outcomes. Stroke. 2000 Jan;31(1):111-7.
  7. 70 - Leake CB, Brinjikji W, Kallmes DF, Cloft HJ: Increasing treatment of ruptured cerebral aneurysms at high-volume centers in the United States. Clinical article. J Neurosurg 115:1179– 1183, 2011
  8. 80 - Lindekleiv H, Mathiesen EB, Førde OH, Wilsgaard T, Ingebrigtsen T. Hospital volume and 1-year mortality after treatment of intracranial aneurysms: a study based on patient registries in Scandinavia. J Neurosurg. 2015 Sep;123(3):631-7.
  9. 90 - Lindgren A, Burt S, Bragan Turner E, Meretoja A, Lee JM, Hemmen TM, Alberts M, Lemmens R, Vergouwen MD, Rinkel GJ. Hospital case-volume is associated with case-fatality after aneurysmal subarachnoid hemorrhage. Int J Stroke. 2019 Apr;14(3):282-289.
  10. 100 - Markar SR, Karthikesalingam A, Thrumurthy S, Low DE. Volume-outcome relationship in surgery for esophageal malignancy: systematic review and meta-analysis 2000-2011. J Gastrointest Surg. 2012 May;16(5):1055-63.
  11. 110 - NVvN. 2019 Kwaliteitsnormen Nederlandse Vereniging Voor Neurochirurgie. https://cdn.bluenotion.nl/6b299c6b2ce6ad72fa6b944072d3b655de8425ae51ba5bbe44aa7dab30262787.pdf

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison /

control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Boogaarts, 2014

SR and meta-analysis of four observational studies.

 

Literature search up to September, 2012

 

A: Johnston, 2000 B: Cross, 2003

C: Hattori, 2007

D: Leake, 2011

 

Study design: observational studies.

 

Setting and Country: Departments of Neurosurgery, Epidemiology, Biostatistics, and

IQ Healthcare, Radboud University Nijmegen Medical Centre, Nijmegen, The Netherlands

 

Source of funding and conflicts of interest:

Authors report no conflict of interest.

Inclusion criteria SR:

1) evaluated in-hospital mortality after open and/or

endovascular treatment in patients with ruptured intracranial

aneurysms,

2) compared low-volume with high-volume hospitals,

3) provided an odds ratio or core data to calculate an odds ratio.

 

Exclusion criteria SR:

1) did not provide postoperative mortality rates in patients treated for ruptured aneurysms with endovascular coiling or surgical clipping in relation to volume,

2) conference

abstracts, reviews, editorials, meta-analyses, and animal studies.

 

4 studies included

 

Important patient characteristics at baseline: N.R.

36,600 patients

 

Groups comparable at baseline? N.R.

High volume centre

 

2,521/13,863 (18.2%)

 

A: >45 (4th quartile)

B: 36-158 (4th quartile)

C: ≥50 (3rd group)

D: >20

 

 

 

Low volume centre

 

2,883/17,767 (16.2%)

 

A: 0-16 (1st quartile)

B: 0-9 (1st quartile)

C: <30 (1st group)

D: ≤20

End-point of follow-up:

N.R.

 

For how many participants were no complete outcome data available?

N.R.

 

Treatment modality:

A: clipping & coiling

B: clipping & coiling

C: clipping

D: clipping & coiling

 

Outcome measure

In-hospital mortality.

 

Effect measure: OR (95%CI) p-value:

A: 0.69 (95%CI 0.55-0.87) p=0.001

B: 0.59 (95%CI 0.52-0.66) p=0.000

C: 1.10 (95%CI 0.92-1.32) p=0.310

D: 0.79 (95%CI 0.72-0.86) p=0.000

 

Pooled effect (OR, random effects model):

0.77 (95%CI 0.60-0.97) p=0.029 favoring high volume.

 

Heterogeneity (I2): 91%

 

 

Authors’ conclusions:

The mortality rate was lower in hospitals with a larger caseload.

 

Limitations:

- Mainly retrospective data

based on hospital coding and can therefore be biased.

- Patients within the studies were a selection of a northern USA population.

- Treatment modality

might be associated with outcome and with hospital

volume (coiling might be associated with lower morbidity and mortality rates).

- Distinction between

low and high volume is artificial.

- Transfer of patients might cause bias.

 

Sensitivity analyses:

One sensitivity analysis revealed the relative weight of the one low-quality study (Hattori, 2007).

Removal of this study increased the effect size of the meta-analysis to an OR of 0.68 (95%CI 0.56-0.84), p=0.00, I2=86%.

 

Heterogeneity:

clinical and statistical heterogeneity; explained versus unexplained (subgroup analysis)

 

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies)1

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Chang, 2015

Type of study:

retrospective cohort

 

Setting and country: 2 institutional NCCUs, Johns Hopkins Medical Institutions, USA.

 

Funding and conflicts of interest: Authors declare that they have no conflicts of interest.

Inclusion criteria:

Patients diagnosed with aSAH between 2001-2009.

 

Exclusion criteria:

- Patients with traumatic SAH, SAH secondary to an underlying lesion (e.g.

arteriovenous malformation, dural arteriovenous fistula, brain tumour),

- Angiogram-negative SAH with uncertain aetiology.

 

N total at baseline: 608

Intervention: 447

Control: 161

 

Important prognostic factors:

Age ± SD

I: 53.5 ± 14.1

C: 53.1 ± 13.6

 

Hunt Hess grade

I: 126 (28.2%)

C: 43 (26.7%)

 

Glasgow Coma Scale <8

I: 94 (21%)

C: 34 (21%)

 

CCI ≥2

I: 125 (28%)

C: 50 (31.1%)

 

Groups comparable at baseline? Yes, no significant differences in baseline.

High volume centre

Average: 50 cases/year.

 

NCCU A (n=447)

22-bed combined ICU/IMC staffed 24h/day with in-house neurocritical care fellow and resident coverage.

 

 

Both NCCUs are staffed overnight by attending neuro-intensivists who take call from home. Protocols for SAH management are similar at both institutions.

 

 

 

Low volume centre

Average: 18 cases/year.

 

NCCU B (n=161)

14-bed unit (8-bed ICU/6-bed flex IMC/ICU) with a fellow on call from home with telemedicine access and in-house residents covering general ward, ED consults, and ICU/IMC.

 

 

 

 

 

Length of follow-up:

N.R.

 

Loss-to-follow-up:

19% of all hospital survivors.

 

Incomplete outcome data:

N.R.

In-hospital mortality

I: 80/447 (17.9%)

C: 29/161 (18%)

p=1.000

 

 

Glasgow Outcome Scale (GOS 1-3)*

I: 134/447 (30%)

C: 41/161 (25.4%)

p=0.300

 

*Poor functional outcome: GOS 1 to 3. GOS was measured at discharge and at the first appointment post-discharge. Total group: mean time to GOS assessment post-SAH was 37 days. Mean time is not specified for NNCU settings.

 

 

Considerations:

- Retrospective nature

- Potential confounding influence of patient transfers

 

 

Lindekleiv, 2015

Type of study:

retrospective cohort

 

Setting and country: Data obtained from patient registries of Denmark, Sweden (2002-2010), and Norway (2008-2010)

 

Funding and conflicts of interest: Authors report no conflict of interest

Inclusion criteria Ruptured:

- Patients ≥18 years old with a national identity number.

- Emergency admission.

- Discharge diagnosis of SAH (ICD-10: I60.0–I60.7 and I60.9. And a procedure code for

surgical or endovascular treatment of an intracranial aneurysm

(NOMESCO

AAC00–AAC15 and AAL00).

 

Exclusion criteria:

- Patients in a moribund state after exclusion of acute hydrocephalus

by CT.

 

N total at baseline (ruptured: 5,773):

L: 510

M: 2,417

H: 2,846

 

Important prognostic factors2:

Age ± SD

L: 55.3 ± 11.9

M: 56.2 ± 11.9

H: 55.2 ± 12.5

 

Female sex (%)

L: 321 (63%)

M: 1663 (69%)

H: 1919 (67%)

 

Mean CCI (± SD)

L: 0.25 ± 0.49

M: 0.20 ± 0.46

H: 0.21 ± 0.49

 

Surgically treated (%)

L: 371 (73%)

M: 1,104 (46%)

H: 1,059 (37%)

 

Groups comparable at baseline? Yes, no significant differences in baseline.

High volume centre (n=2,486, 5 hospitals)

63.1-118.0 cases/year.

 

Medium volume centre (n=2,417, 5 hospitals)

43.8-62.4 cases/year.

 

Tertile: hospitals were classified into 3 categories according to volume of surgery (low, medium, high) based on no. of patients.

 

Low volume centre

(n=510, 5 hospitals)

6.2-36.0 cases/year.

 

 

Length of follow-up:

12 months.

 

Loss-to-follow-up:

N.R.

 

Incomplete outcome data:

N.R.

 

 

Mortality 1-year (%)

L: 71/510 (13.9%)

M: 397/2417 (16.4%)

H: 431/2846 (15.1%)

Total: 15.6%

 

Hazard ratio 1-year mortality (unadjusted)

L: Reference

M: 1.19 (95%CI 0.92-1.53)

H: 1.10 (95%CI 0.85-1.41)

p=0.88

 

Hazard ratio 1-year mortality (adjusted)

L: Reference

M: 1.57 (95%CI 1.19-2.10)

H: 1.24 (95%CI 1.05-1.81)

p=0.57

 

*Mortality rates are also per country provided.

Considerations:

- Use of hospital discharge data.

- Lack of adjustment

for prognostic factors such as aneurysm morphology

and disease severity.

- Lack of data on functional outcome.

- Potential selection bias: perhaps more complex aneurysms are transferred to higher-volume centres.

- This study did not find a statistically significant relationship between hospital volume

and outcome after treatment for ruptured intracranial aneurysms.

Lindgren, 2018

Type of study:

retrospective cohort

 

Setting and country: Data obtained from patient registries from 22 international tertiary centres

(Dr Foster Stroke GOAL database 2007-2014).

 

Funding and conflicts of interest: Author(s) received no financial support.

Inclusion criteria:

- Patients with aSAH (ICD 9 codes 430 and ICD 10 codes I60.0-9),

- Patients who were discharged 2007-2014.

- Patients whom the aneurysm had been occluded by means of

neurosurgical clipping or endovascular coiling.

 

Exclusion criteria:

- Patients without aneurysm treatment were excluded.

 

N total at baseline: 8,525

Intervention: 2,599

Control: 2,363

 

Important prognostic factors:

≤50 years

I: 941 (36%)

C: 896 (38%)

 

Female sex (%)

I: 1,746 (67%)

C: 1,614 (68%)

 

Coiling

I: 1,170 (45%)

C: 1,370 (58%)

 

Clipping

I: 1,429 (55%)

C: 993 (42%)

 

Groups comparable at baseline? Yes, no differences in baseline.

High volume centre

Average: >70 aSAH cases/year.

 

 

 

 

Low volume centre

Average: ≤40 aSAH cases/year.

 

 

 

 

 

Length of follow-up:

I: 15 days

C: 17 days

 

Loss-to-follow-up:

N.R.

 

Incomplete outcome data:

N.R.

Unadjusted 14-day case-fatality:

I: 140/2.599 (10%)

C: 140/2.363 (5%)

 

Odds ratio unadjusted 14-day case-fatality:

I: 0.51 (95%CI 0.41–0.64)

C: reference

 

Odds ratio adjusted 14-day case-fatality:

I: 0.50 (95%CI 0.33–0.74)

C: reference

Considerations:

- nonrandomized retrospective study

- administrative data, no data available on clinical status on admission

 


Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea, 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist (Moher, 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

Yes/no/unclear/

not applicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias considered?8

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

Yes/no/unclear

Boogaarts, 2014

Yes

Conform PICO

 

Yes

Search provided, systematically searched

Yes

Exclusion reasons provided.

No

Data extraction of included not provided.

No

Information regarding confounders / baseline characteristics not provided

Yes

GRADE

Yes

I2=91% (high heterogeneity)

Yes

Funnel plot indicates publication bias but only 4 studies

 

No

Not reported

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined.
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched.
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons.
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported.
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs).
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table et cetera).
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (for example Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (for example funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (for example Egger regression test, Hedges-Olken).
    Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.

Risk of bias table for intervention studies (observational: non-randomized clinical trials, cohort and case-control studies)

Study reference

 

 

Bias due to a non-representative or ill-defined sample of patients?1

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to insufficiently long, or incomplete follow-up, or differences in follow-up between treatment groups?2

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to ill-defined or inadequately measured outcome?3

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate adjustment for all important prognostic factors?4

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Chang, 2015

Unlikely

Patients seems representative, clear in-/ exclusion criteria). However, two institutions might not be representative of other USA centres (e.g.  80% clipping, lower rates delayed cerebral ischemia, DCI).

Unclear

No statements regarding missings/LTFU between groups, no reasons reported. Retrospective design.

Unlikely

Clearly defined outcomes: hospital mortality

Likely

Baseline and severity of illness characteristics did not differ between two institutions, but no specific multivariate statistical analysis was performed.

Lindekleiv, 2015

Likely

Patients seems representative, clear in-/ exclusion criteria). 15 Scandinavian centres.

Limited clinical details provided. Due to the study design, there is a risk for selection bias and misclassification.

Unclear

No statements regarding missings/LTFU, Scandinavian retrospective cohort.

Unclear

All-cause 1-y mortality and not disease-specific mortality.

Likely

Lack of adjustment for prognostic factors such as aneurysm morphology and disease severity.

Lindgren, 2018

Likely

Patients seems representative, although in- and exclusion criteria are only based on ICD-9 codes. 22 global tertiary centres.

Very limited clinical details provided. Due to the study design, there is a risk for selection bias and misclassification.

Unclear

No statements regarding missings/LTFU, global retrospective cohort.

Unclear

Clearly defined outcomes: 14-day mortality. Even though the dataset is large and international, it is susceptible to errors in coding as all administrative registries, namely by mistakenly coded diagnoses as well as interventions.

Likely

Lack of adjustment for prognostic factors such as clinical status on admission.

  1. Failure to develop and apply appropriate eligibility criteria: a) case-control study: under- or over-matching in case-control studies; b) cohort study: selection of exposed and unexposed from different populations.
  2. Bias is likely if:  the percentage of patients lost to follow-up is large; or differs between treatment groups; or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups; or length of follow-up differs between treatment groups or is too short. The risk of bias is unclear if:  the number of patients lost to follow-up; or the reasons why, are not reported.
  3. Flawed measurement, or differences in measurement of outcome in treatment and control group; bias may also result from a lack of blinding of those assessing outcomes (detection or information bias). If a study  has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
  4. Failure to adequately measure all known prognostic factors and/or failure to adequately adjust for these factors in multivariate statistical analysis.

 

 

 

Table of excluded studies

Author, year

Reason for exclusion

Hsu, 2016

Not conform PICO, to identify predictors of major intraoperative rupture (volumes based on individual surgical experience)

McNeill, 2013

Not conform PICO, no comparison between high versus low centres.

Pandey, 2015

Not conform PICO, models to predict mortality.

Lee, 2018

Not conform PICO, unclear annual case-volume categories

Rush, 2017

Not conform PICO, invalid annual case-volume categories (high-volume: ≥20 cases per year; low-volume: <20 cases per year)

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 02-08-2022

Laatst geautoriseerd  : 02-08-2022

Geplande herbeoordeling  : 02-08-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werk- en klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met (verdenking op) subarachnoïdale bloeding.

 

Werkgroep

  • Dr. M.D.I. Vergouwen, neuroloog, UMC Utrecht, Utrecht, voorzitter (NVN)
  • Drs. J. Manuputty, neuroloog, Elisabeth-Twee Steden Ziekenhuis, Tilburg (NVN)
  • Prof. dr. G.J.E Rinkel, neuroloog, UMC Utrecht, Utrecht (NVN)
  • Dr. I.R. van den Wijngaard, neuroloog, Haaglanden MC, Den Haag (NVN)
  • Dr. H.D. Boogaarts, neurochirurg, Radboud UMC, Nijmegen (NVvN)
  • Prof. dr. J.M.C. van Dijk, neurochirurg, UMCG, Groningen (NVvN)
  • Dr. R. van den Berg, radioloog, Amsterdam UMC, Amsterdam (NVvR)
  • Dr. G.J. Lycklama à Nijheholt, radioloog, Haaglanden MC, Den Haag (NVvR)
  • Dr. W.J.M. Schellekens, anesthesioloog, UMC Utrecht, Utrecht (tot okt 2020) (NVA)
  • Dr. A. Akkermans, anesthesioloog, Fellow Intensive Care, UMC Utrecht, Utrecht (vanaf okt 2020) (NVA)
  • Dr. M. van der Werf, revalidatiearts, Rijndam revalidatie, Erasmus MC, Rotterdam (VRA)
  • Dr. M. van der Jagt, neuroloog-intensivist, Erasmus MC, Rotterdam (NVIC)
  • J. Hennipman-Bikker, verpleegkundige, UMC Utrecht, Utrecht (tot sep 2021) (V&VN)
  • J.C. Toerse, MSc, verpleegkundig specialist, Isala, Zwolle (vanaf nov 2021) (V&VN)

 

Klankbord

  • Carola Deurwaarder, patiëntvertegenwoordiger, Hersenaneurysma Patiënten Platform

 

Met ondersteuning van

  • Dr. M. Molag, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A. Balemans, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Achternaam werkgroeplid

Hoofdfunctie

Neven werkzaamheden

Persoonlijke financiële belangen

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Actie

* Vergouwen

Neuroloog UMC Utrecht, afdeling Neurologie en Neurochirurgie

Geen

Vergoedingen aan UMC Utrecht van:
- Cerenovus (twee presentaties op 5-12-2018 bij Cerenovus Stroke Symposium, Hamburg, Duitsland,
over "Gadolinium-enhanced aneurysm wall imaging as a novel marker for aneurysm instability" en "Patient- and aneurysm specific risk factors for aneurysm growth and rupture")

- NeuroScios (ivm reviewer van klinische data ihkv NicaPlant studie (Phase llb : randomized,
single-blind, safety, tolerability, efficacy and pharmacokinetic study of NicaPlant® in aneurysmal
subarachnoid hemorrhage patients undergoing aneurysm clipping).

- CSL Behring voor een eenmalige advisory board meeting over een eventueel nieuw onderzoek.

Mijn wetenschappelijk onderzoek wordt gefinancieerd door de Hartstichting, Hersenstichting, ZonMw, Vrienden UMC Utrecht, Dr Rolf Schwiete stichting.

 

Hoofd-onderzoeker van een fase II onderzoek naar de veiligheid en werkzaamheid van eculizumab bij patienten met een subarachnoidale bloeding, mede-gefinancierd door de producent van het middel, Alexion Pharma

Geen

Geen

Geen: eculizumab zal niet worden behandeld in de richtlijn

Van der Werf

Revalidatiearts bij Rijndam locatie Erasmus MC

Werkgroep WHR, onbetaald
Verder: geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Van den Berg

Interventie neuro-radioloog

Werkzaam in
Amsterdam Universitair Medisch centrum (locatie AMC) 80%
Universitair Medisch Centrum Groningen (5%)

Consultant bij Cerenovus neurovascular (onderdeel van Johnson & Johnson)
Dit betreft zitting in een steering committee voor een studie naar de werking van een nieuwe trombectomie stent bij de behandeling van het acute herseninfarct.

Vergoeding naar research fonds AMC.

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Lycklama à Nijeholt

Radioloog Haaglanden MC Den Haag

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Van Dijk

Afdelingshoofd Neurochirurgie UMCG

Voorzitter Neurovasculair Expertisecentrum UMCG (onbetaald)
Voorzitter Plenaire Visitatie Commissie NVVN (onbetaald)
Bestuurslid Stichting Neuromodulatie (onbetaald)
Bestuurslid Stichting Neurochirurgische Wetenschap (onbetaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Van der Jagt

Neuroloog-intensivist
Erasmus MC, afdeling Intensive Care Volwassenen

Voorzitter commissie richtlijnontwikkeling van de NVIC (onbetaald).

Commissielid van de Adviescommissie richtlijnen SKMS2

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Manuputty

Neuroloog ETZ (Elisabeth TweeSteden Ziekenhuis (Tilburg)

Bestuurslid Vereniging Nederlandse Hoofdpijncentra (VNHC) tot 2021; onbetaald

Geen

Deelname aan studie "Determinants of physical behaviour after SAH",
gefinancierd vanuit interne gelden van Rijndam Revalidatie Rotterdam

Geen

Geen

Geen

Rinkel

Hoogleraar neurologie, UMC Utrecht, 1.0FTE

Geen

Geen

Lid van de stuurgroep van ULTRA, een door de Nederlandse Hartstichting gefinancieerd fase III onderzoek naar de effectiviteit van tranexaminezuur bij patienten met een subarachoidale bloeding

Mede-onderzoeker van een fase II onderzoek naar de veiligheid en werkzaamheid van eculizumab bij patienten met een subarachnoidale bloeding, mede-gefinancierd door de producent van het middel, Alexion Pharma

Geen

Geen

Geen: eculizumab zal niet worden behandeld in de richtlijn

Hennipman-Bikker

Medium Care verpleegkundige op de Medium Care Neurologie / Neurochirurgie
en specialistisch verpleegkundige voor patienten met een SAB/aneurysma

Geen

Geen persoonlijke financiele belangen

Geen

Geen

Geen

Geen

Van den Wijngaard

Vasculair neuroloog, Haaglanden MC & LUMC (40%)
Neuro-interventionalist, Haaglanden MC & LUMC (60%)

Bestuurslid Nederlands Neurovasculair Genootschap (onbetaald)
Reviewer voor meerdere internationale peer-reviewed journals (onbetaald)
Wetenschapscommissie HMC+ (onbetaald)

Imaging committee MR Clean Studies (onbetaald)

nvt

nvt

 

nvt

Geen

Schellekens

Anesthesioloog, staflid UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen

Geen

nvt

Geen

Boogaarts

Neurochirurg, RadboudMC, Nijmegen

Voorzitter stichting kwaliteit neurochirurgie (onkostenvergoeding). Voorzitter QRNS (Quality Registry Neurosurgery SAB (onbetaald). Voorzitter Nederlands Neurovasculair genootschap (onbetaald).

Consultant Stryker Neurovascular (vergoeding gaat naar afdeling).  Endovasculaire producten (coils, flow diverters, stroke). Advies tijdens proceduren, presentaties op congres, onderwijs

SKMS subsidie voor ontwikkelen PROM SAB

Geen

Geen

Geen penvoerder module over endovasculaire producten

Akkermans

Anesthesioloog / Fellow Intensive Care UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

 

Toerse

Verpleegkundig specialist, Isala Zwolle, afdeling neurochirurgie

Geen

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van het Hersenaneurysma Patiënten Platform in de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen en aanbevelingen. De conceptmodules zijn tevens voor commentaar voorgelegd aan het Hersenaneurysma Patiënten Platform.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met subarachnoïdale bloeding. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules (NVN, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen via een schriftelijke knelpuntanalyse. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Guideline development group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.  

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Guideline development group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Guideline development group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Guideline development group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/werkwijze/richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Guideline development group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Algemeen verpleegkundige zorg bij SAB