Overige behandelingen abstinentie/reductie alcoholgebruik
Uitgangsvraag
Wat is bekend over de vraag welke farmacologische en/of psychologische behandeling de voorkeur heeft bij welke (subgroep(en)) patiënten met een SGA en voor welk behandeldoel?
Wat is er bekend over de effectiviteit van overige behandelingen die gericht zijn op abstinentie of reductie van het alcoholgebruik
Wat is de effectiviteit van acupunctuur bij de behandeling van stoornissen in het gebruik van alcohol?
Wat is de effectiviteit van Neuromodulatie (TMS, tDCS, DBS, neurofeedback) bij de behandeling van stoornissen in het gebruik van alcohol?
Onderbouwing
Conclusies
Conclusie Neuromodulatie (TMS, tDCS, DBS, neurofeedback)
Er zijn geen meta-analyses verschenen waarin het algehele effect van neuromodulatie op alcoholgebruik bij patiënten met een alcoholstoornis is onderzocht. Wel is er een meta-analyse beschikbaar naar de effecten van tDCS bij patiënten met een alcoholstoornis en bij zware drinkers (Kim & Kang, 2020) en een meta-analyse naar de effectiviteit van TMS bij patiënten met een stoornis in middelengebruik waarin aparte uitkomsten voor patiënten met een stoornis in alcoholgebruik worden gepresenteerd (Zhang et al., 2019). Zhang et al. (2019) onderzochten de effecten van verschillende tDCS-behandelingen op craving en middelengebruik. Alleen voor repetitieve TMS (rTMS) over de linker dorsolaterale pre-frontale cortex (DLPFC) werd op basis van 13 studies naar rTMS bij middelengebruik een significant positief effect gevonden op craving, maar slechts 1 van de 13 studies had betrekking op alcohol. Daarnaast vonden Zhang et al. (2019) een klein effect op middelengebruik voor behandelingen met rTMS via DLPFC en behandelingen met excitatoire deep TMS (dTMS) van de bilaterale DLPFC en insula. De uitkomsten zijn echter gebaseerd op een beperkt aantal studies, waarvan slechts 2 studies van zeer beperkte omvang betrekking hadden op alcohol. Er zijn twee recente trials van voldoende omvang die niet in meta-analyse van Zhang et al. (2019) waren opgenomen (Perini et al., 2020; Harel et al., 2022). Deze studies zijn van dezelfde onderzoeksgroep, maar hebben betrekking op een ander rTMS-protocol. In de studie van Perini et al. (2020) bij 56 patiënten met stoornis in alcoholgebruik werd op 3 maanden follow-up geen effect gevonden van een rTMS behandeling van 3 weken, 5 sessies per/week op het alcoholgebruik van de deelnemende patiënten met een stoornis in alcoholgebruik, terwijl Harel et al. (2022) bij 51 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik wel een positief effect vonden van een deep rTMS behandeling op het alcoholgebruik op 3 maanden follow-up..
Kim & Kang (2020) vonden in hun meta-analyse op basis van 5 studies een positief effect van tDCS (1-8 sessies) op een geaggregeerde uitkomstmaat voor alcoholgebruik bij volwassen met risicovol alcoholgebruik en/of een alcoholstoornis. Bij twee van de vijf studies ging het echter om de effectiviteit van een enkele sessie tDCS bij zware drinkers gemeten tijdens een ‘taste-test’ (Lien et al., 2018; Van der Hasselt et al., 2020). Daarnaast was er bij twee studies sprake van (nagenoeg) dezelfde steekproef (Brown et al., 2020; Witkiewitz et al.,2019) en had 1 studie betrekking op risico drinkers en niet op patiënten met een alcoholstoornis (Claus et al., 2019). Ook werd op basis van de Egger’s regressie test een vermoeden op publicatiebias gedetecteerd.
In aanvullend onderzoek vonden we vier trials naar tDCS die aan onze inclusiecriteria voldeden (Den Uyl et al. ,2016; 2018; Klauss et al., 2018; Witkiewitz et al., 2019). Slechts één daarvan liet een gunstig effect zien op terugval (Klauss et al., 2018). Drie studies werden beoordeeld met een hoog risico op bias en 1 studie met “some concerns”. In de twee studies van Den Uyl et al. (2016; 2018) werd hetzelfde tDCS protocol gehanteerd. In drie van de vier trials bleek tDCS (4 of 8 sessies) als aanvulling op een onderliggende behandeling niet effectief in het verminderen van het aantal drinkdagen (Witkiewitz et al., 2019) of terugval in alcoholgebruik (Den Uyl et al., 2016; 2018). In de andere trial naar de effectiviteit van 10 sessies tDCS als aanvulling op treatment as usual (TAU) werd wel een effect op terugval in alcoholgebruik gevonden, maar de resultaten waren alleen gebaseerd op patiënten die de behandeling hadden afgerond (Klauss et al., 2018). Alleen de twee studies van Den Uyl et al. (2016; 2018) hanteerden hetzelfde tDCS-protocol.
Wat betreft de evidentie voor de effectiviteit van TMS, DBS en EEG-neurofeedback werden geen studies gevonden van voldoende omvang die voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria van onze literatuurstudie (Zhang et al., 2019; Luigjes et al., 2019). Wel vonden we een studie naar de effectiviteit van fMRI-neurofeedback training als aanvulling op TAU bij patiënten met een stoornis in alcoholgebruik. De rtfMRI-training als aanvulling op TAU bleek niet effectiever in het verminderen van terugval op 4, 8 en 12 maanden follow-up dan TAU zonder deze aanvullende training. Ook deze studie kende aanzienlijke methodologische beperkingen.
Op basis van de gevonden literatuur zijn de volgende conclusies getrokken:
Niveau 3
Er is geen bewijs van voldoende kwaliteit om een uitspraak te doen over de effectiviteit van neuromodulatie (TMS, tDCS, DBS, EEG- en fMRI-neurofeedback) bij de behandeling van stoornissen in het gebruik van alcohol.
A1 Dousset et al., 2020; Luigjes et al. (2019); Tursic et al., (2020); Zhang et al. (2019);
B Den Uyl et al. (2016; 2018), Klauss et al. (2018); Subramanian et al. (20210); Witkiewitz et al. (2019)
Conclusie Acupunctuur
In ons literatuuronderzoek naar de effectiviteit van acupunctuur in de behandeling van personen met een stoornis in het gebruik van alcohol vonden wij twee meta-analyses. De meta-analyse van Grant et al. (2016) had betrekking op patiënten met een alcoholverslaving (11 RCTs) of een verslaving aan andere middelen (30 RCTs). In deze meta-analyse werden de resultaten gepubliceerd voor alle middelen gepoold en apart voor de alcohol-studies. Voor alle analyses gaven Grant et al. (2016) aan dat de bewijskracht laag tot zeer laag was. De meta-analyse van Southern et al. (2016) had betrekking op 15 RCTs naar de effectiviteit van acupunctuur specifiek bij alcoholverslaving, maar rapporteerde slechts over craving en onthoudingssymptomen. Op basis van de meta-analyse van Grant et al. (2016) en een later gepubliceerde RCT (Krause et al., 2020) concluderen wij het volgende:
Niveau 3
Het is waarschijnlijk dat acupunctuur niet effectief is in het voorkomen van terugval – na abstinentie – of in het verminderen van ('fors') gebruik van alcohol bij personen met een stoornis in het gebruik van alcohol.
A1 Grant et al. (2016)
A2 Krause et al. (2020)
Samenvatting literatuur
Wetenschappelijke literatuur Acupunctuur
Acupunctuur is een behandelmethode in de traditionele Chinese geneeskunde, waarbij naalden op zogenaamde acupunctuurpunten in het lichaam worden gestoken. Auriculaire acupunctuur gaat ervan uit dat bepaalde punten in het oor corresponderen met delen van het lichaam en bepaalde disharmonieën, zoals ongecontroleerd middelengebruik. In sham acupunctuur worden punten in het oor aangeprikt die niet geacht worden van invloed te zijn op middelengebruik.
In onze literatuursearch vonden wij één systematische review en meta-analyse die betrekking had op acupunctuur in de behandeling van stoornissen in het gebruik van middelen (Grant et al., 2016) en één systematische review en meta-analyse die specifiek betrekking had op de effectiviteit van acupunctuur bij de behandeling van alcoholafhankelijkheid (Southern et al., 2016).
De systematische review en meta-analyse van Southern et al. (2016) had betrekking op 15 gerandomiseerde studies, die gepubliceerd waren in het Engels of Chinees. Elf van de 15 onderzoeken vonden in een klinische setting plaats. De uitkomstmaten in deze meta-analyse hadden helaas geen betrekking op alcoholconsumptie, maar betroffen craving en onthoudingsklachten. In vergelijking met de controlebehandeling vonden Southern et al. (2016) dat acupunctuur effectief was in het reduceren van craving (SMD=-1.24 [groot effect]; 95%-CI: -1.96– -0.51; I2=83.8% [aanzienlijke heterogeniteit]; 6 RCTs met 345 deelnemers) en onthoudingssymptomen (SMD=-0.50 [medium effect]; 95%-CI: -0.83– -0.17; I2=0%; 2 RCTs met 148 deelnemers).
Grant en collega’s (2016) voerden een systematische review en meta-analyse uit naar de effectiviteit en veiligheid van acupunctuur bij stoornissen in het gebruik van middelen. Er werden 41 studies geïncludeerd (gepubliceerd tot november 2014) waarin traditionele acupunctuur met naalden als behandeling werd gegeven aan volwassenen met een verslaving aan alcohol (11 studies), opiaten (13 studies), en cocaïne (8 studies); in 4 studies was er sprake van verschillende gebruikerspopulaties en bij 5 studies werd het type middel niet gerapporteerd. In totaal namen 5.227 patiënten deel aan de studies, variërend van 17 tot 620 deelnemers per onderzoek. In één onderzoek namen uitsluitend vrouwen deel en in 10 onderzoeken uitsluitend mannen. In de overige onderzoeken lag het percentage mannen tussen 50% en 94%. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers varieerde van 28 tot 45 jaar. In de meeste RCTs werd auricular (oor) acupunctuur onderzocht; in de overige 9 studies ging het om ‘Traditional Chinese Medicine’ (TCM). De vergelijkingsbehandelingen bestonden uit TAU (7 RCTs), sham acupunctuur (19 RCTs), een passieve interventie (7 RCTs) of een actieve vergelijkingsbehandeling (15 RCTs). In de meta-analyse werden twee middelen-gerelateerde uitkomsten onderzocht: terugval in gebruik en frequentie/hoeveelheid gebruik. Daarnaast werd gekeken naar craving en onthoudingssymptomen, behandeluitval, health-related kwaliteit van leven, angst-klachten en adverse events.
Terugval: Voor wat betreft terugval in middelengebruik vonden Grant et al. (2016) geen significant effect van acupunctuur op korte termijn (tot 1 maand na afloop van de behandeling) noch op langere termijn (maximaal 6 maanden na afloop van de behandeling):
- korte termijn: SMD=-0.12 [niet significant]; 95%-CI: -0.46–0.22; I2=67.3%; 10 RCTs met 1175 deelnemers;
- langere termijn: SMD=-0.11 [niet significant]; 95%-CI: -0.63–0.40; I2=48.8%; 4 RCTs met 959 deelnemers.
Gezien de medium tot substantiële heterogeniteit werden diverse meta-regressie analyses uitgevoerd, waaruit bleek dat de effectiviteit van acupunctuur niet afhankelijk was van het middel waaraan deelnemers verslaafd waren (p=0.27):
- alcohol, korte termijn: SMD=-0.61 [niet significant]; 95%-CI: -3.94–2.72; I2=niet gerapporteerd; 2 RCTs met 169 deelnemers
- alcohol langere termijn: SMD=-0.64 [niet significant]; 95%-CI: -1.49–0.21; I2= niet gerapporteerd; 2 RCTs met 198 deelnemers.
Frequentie: In twee onderzoeken (1 x alcohol; 1 x cocaïne) was de frequentie van middelengebruik uitkomstmaat en bleek acupunctuur evenmin effectiever aan het eind van de behandeling: SMD=-0.27 [niet significant]; 95%-CI: -2.67–2.13; I2=0.0%; 2 RCTs met 120 deelnemers. In de studie waarin de frequentie van het middelengebruik (i.c., alcohol) ook na 6 maanden werd geëvalueerd, vonden Bullock et al. (1989) een significant (medium tot groot) effect van acupunctuur (SMD=-0.79; 95%-CI: -1.38– -0.21; I2=n.v.t.; 1 RCT met 80 deelnemers). Deze studie had echter een hoog risico op bias.
Hoeveelheid: Ook met betrekking tot de hoeveelheid middelengebruik bleek acupunctuur niet effectief op de korte termijn (SMD=0.01 [niet significant]; 95%-CI: -0.40–0.43; I2=0.0%; 3 RCTs met 154 deelnemers) noch op de lange termijn (SMD=0.22 [niet significant]; 95%-CI: -0.34–0.79; I2=n.v.t.; 1 RCT met 72 deelnemers).
Aanvullend literatuuronderzoek
In ons aanvullend literatuuronderzoek vonden wij nog één gerandomiseerd onderzoek naar de effectiviteit van acupunctuur bij de behandeling van volwassenen met een alcoholverslaving die ten minste 5 dagen geen alcohol hadden gedronken en deelnamen aan een 'rehabilitation treatment' (Krause et al., 2020). Deelnemers (n=72) werden gerandomiseerd naar één van de volgende 3 condities in aanvulling op de rehabilitatie-behandeling: (a) 20 acupunctuur-behandelsessies volgens het protocol van de "National Acupuncture Detoxification Association", (b) 20 sham acupunctuur-behandelsessies, of (c) geen aanvullende behandeling. Elf patiënten hebben de behandeling niet afgerond, waarvan 2 uit de acupunctuur-groep, 5 uit de sham-groep en 4 uit de controlegroep die geen aanvullende behandeling kreeg. Na 12 maanden was er geen verschil in het percentage deelnemers dat nog steeds, doorlopend abstinent was: 25% in de acupunctuurgroep, 33% in de sham-groep en 21% in de controlegroep. Er zijn geen andere alcoholgerelateerde uitkomsten gerapporteerd.
Wetenschappelijke literatuur Neuromodulatie (TMS, tDCS, DBS, neurofeedback)
Neuromodulatie bij stoornissen in het gebruik van alcohol richt zich op het beïnvloeden van verslavingsgerelateerde neurale processen via hersenstimulatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie methoden (Joode, Verveer, Franken & Luigjes, 2021):
1) niet-invasieve methoden zoals transcraniële magnetische stimulatie (TMS) en transcraniële direct current stimulatie (tDCS) waarbij de hersenactiviteit van buitenaf via de schedel door middel van een magnetisch of elektrisch veld wordt gestimuleerd.
2) invasieve methoden zoals diepe hersenstimulatie of deep brain stimulation (DBS) waarbij de hersenactiviteit direct van binnenuit via geïmplanteerde elektroden in dieper gelegen hersengebieden, onderhuidse geleiders en een kleine neurostimulator onder het sleutelbeen wordt gestimuleerd.
3) neurofeedback zoals EEG- of fMRI-neurofeedback waarbij mensen via feedback over hersenactiviteit in relevante (verslavingsgerelateerde) hersengebieden deze leren te moduleren.
Meta-analyses
Er zijn geen meta-analyses verschenen waarin het algehele effect van neuromodulatie op alcoholgebruik bij patiënten met een alcoholstoornis is onderzocht. Wel is er een meta-analyse beschikbaar naar de effecten van tDCS bij patiënten met een alcoholstoornis en bij zware drinkers (Kim & Kang, 2020; zie onder tDCS) en een meta-analyse naar de effectiviteit van TMS bij patiënten met een stoornis in middelengebruik waarin aparte uitkomsten voor patiënten met een stoornis in alcoholgebruik worden gepresenteerd (Zhang et al., 2019; zie onder TMS).
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS)
De meta-analyse van Zhang et al. (2019) en de nog recentere review van Antonelli et al. (2021) bevatten 8 studies naar de effecten van TMS bij alcoholafhankelijkheid. Geen van de studies in de meta-analyse van Zhang et al. (2019) voldoet aan onze inclusiecriteria omdat ofwel de steekproef te klein is (<40) en/of omdat er geen uitkomsten op alcoholgebruik zijn gemeten. Wat betreft de uitkomsten voor middelengebruik ongeacht het type middel, vonden Zhang et al. (2019) een gunstig effect van excitatoire repetitieve TMS (rTMS) over de linker dorsolaterale pre-frontale cortex (DLPFC) op craving (g=-0.62 [medium effect]; 95%-CI: -0.89 to _0.35; 13 studies) ten opzichte van een sham-conditie. Voor alcohol en nicotine bleek het effect van rTMS via DLPFC op craving veel kleiner dan voor illegale drugs. Dit kan te maken hebben met een gebrek aan power, gezien het feit dat slechts 1 van de 13 studies naar rTMS via DLPFC betrekking had op alcohol. In de andere 7 studies naar het effect van TMS op alcoholgebruik werd gebruik gemaakt van andere rTMS protocollen. In de studies met deze andere rTMS protocollen werden geen significante effecten op craving gevonden, dit geldt zowel voor middelengebruik in het algemeen als voor alcohol in het bijzonder. Naast effecten op craving, werd op basis van een beperkt aantal studies aanwijzingen gevonden voor een reducerend effect van zowel rTMS via DLPFC als excitatoire deep TMS (dTMS) van de bilaterale DLPFC en insula op middelengebruik. Dit gold ook voor alcohol, maar de uitkomsten zijn gebaseerd op 2 studies van zeer beperkte omvang die elk betrekking hebben op een ander protocol. Twee recente studies naar de effectiviteit van rTMS bij patiënten met een stoornis in alcoholgebruik (Perini et al., 2020; Harel et al., 2022) die niet in de meta-analyse van Zhang zijn opgenomen, zijn wel van voldoende omvang en rapporteren uitkomsten voor alcoholgebruik. Beide studies zijn van dezelfde onderzoeksgroep maar onderzochten ieder een ander rTMS protocol. Perini et al. (2020) onderzochten in een dubbel-blind, sham-gecontroleerde, gerandomiseerde studie de effectiviteit van rTMS gericht op de insula met een H8 spoel bij 56 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik. Deelnemers kregen 3 weken, 5 dagen per week behandeling met rTMS gericht op de insulaire cortex en overlappende gebieden bilateraal, terwijl anterieure prefrontale gebieden werden uitgesloten. Er bleek geen significant verschil in alcoholgebruik (zelfgerapporteerd en geverifieerd op basis van biomarker) op 12 weken follow-up tussen deelnemers die de rTMS en deelnemers die de sham-behandeling hadden ontvangen. In een andere studie met een vergelijkbare onderzoeksopzet werd de effectiviteit van een ander rTMS-protocol onderzocht bij 51 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik die recent een detox-behandeling hadden ontvangen. De deelnemers in de rTMS-conditie ontvingen 3 weken, 15 sessies deep repetitive transcranial magnetic stimulation (dTMS) met een H7 spoel gericht op midline frontocorticale gebieden, inclusief de mediale prefrontale en anterieure cingulate cortices, gevolgd door 5 sessies in de daarop volgende 3 maanden. Het percentage ‘heavy drinking days’ op 3 maanden follow-up was significant lager in de actieve groep (2.9%) vergeleken met de controlegroep (10.6%, p = .037). Ook de craving was sterker afgenomen in de actieve groep dan in de controlegroep.
Transcraniële direct current stimulatie (tDCS)
Kim & Kang (2020) vonden in hun meta-analyse op basis van 5 studies die zij beoordeelden met laag risico op bias (ROB-2) een positief effect van tDCS (1-8 sessies) op een geaggregeerde uitkomstmaat voor alcoholgebruik bij volwassen met risicovol alcoholgebruik en/of een alcoholstoornis (Hedge's g = 0.19 [klein effect] 95%-CI: 0.01 – 0.38; 5 studies, 321 deelnemers). Bij twee van de vijf studies ging het echter om de effectiviteit van een enkele sessie tDCS bij zware drinkers gemeten tijdens een ‘taste-test’ (Lien et al., 2018; Van der Hasselt et al., 2020). Daarnaast was er bij twee studies sprake van (nagenoeg) dezelfde steekproef (Brown et al., 2020; Witkiewitz et al.,2019), n =84) en had 1 studie betrekking op risicodrinkers en niet op patiënten met een alcoholstoornis (Claus et al., 2019). Ook werd op basis van de Egger’s regressietest een vermoeden op publicatiebias gedetecteerd (β = -3.05; P = 0.009).
Aanvullend literatuuronderzoek
Beoordeling van de afzonderlijke studies uit bovenstaande meta-analyse en aanvullend literatuuronderzoek resulteerde uiteindelijk in vier trials die voldeden aan de inclusiecriteria voor onze literatuurstudie. Van deze vier trials had slechts één een gunstig effect op terugval. Het risico op bias werd voor 1 studie beoordeeld met “some concerns” en voor 3 studies met “hoog” (ROB-2).
Klauss et al. (2018) onderzochten in een dubbelblind gecontroleerde trial de effectiviteit van 10 sessies tDCS (cathode op linker dorsolateral prefrontal cortex (dlPFC) en anode op rechter dlPFC) ten opzichte van een sham-interventie voor het bevorderen van abstinentie bij 49 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik die klinische behandeling ontvingen. De onderliggende klinische behandeling kon bestaan uit psychosociale en farmacologische behandeling maar in de studie wordt niet gerapporteerd welke behandeling patiënten precies ontvingen. Naast craving ( primaire uitkomstmaat) werden er ook uitkomsten gerapporteerd voor terugval in alcoholgebruik na 3 maanden follow-up. Drie patiënten stopten vroegtijdig met de behandeling (2 in de tDCS- en 1 in de sham-groep), data van 1 patiënt in de tDCS-groep werden niet meegenomen in verdere analyses en 5 van de overgebleven 23 patiënten in de sham-groep konden niet meer worden bereikt voor de follow-up meting. Op basis van de completers-only data rapporteren de onderzoekers dat 72% van de overgebleven 23 patiënten die tCDS hadden ontvangen, op 3 maanden follow-up nog abstinent waren ten opzichte van 28% van de overgebleven 18 patiënten die een sham-controletraining hadden ontvangen (p = 0.01, Fisher’s exact test).
In een dubbelblind gecontroleerde trial met drie condities, onderzochten Den Uyl et al. (2016) bij 91 patiënten met een alcoholstoornis de effectiviteit van 4 sessies tDCS als aanvulling op approach bias modification training (ApBM). Patiënten werden random toegewezen aan 1 van de volgende drie condities: 1. tDCS (20 minuten) gedurende ApBM en sham tDCS tijdens neutrale video, 2. sham-tDCS (30 seconden) gedurende ApBM en gedurende video, 3. sham tDCS gedurende ApBM en tDCS gedurende video. Van respectievelijk 68% en 70% van de deelnemende patiënten werd informatie verkregen over terugval op 3 en/of 12 maanden follow-up. Met uitzondering van een trend op basis van een post-hoc analyse, werden geen significante verschillen in terugvalpercentages gevonden tussen de drie groepen. In een daarop volgende dubbelblind gecontroleerde trial met een 2x2 design onderzochten den Uyl et al. (2018) bij 83 patiënten met een alcoholstoornis de effectiviteit van tDCS (anode op linker dorsolateral prefrontal cortex (dlPFC) en cathode op rechter dlPFC) in combinatie met een aandachtsbias-training (4 sessies) op terugval in alcoholgebruik (deze studie is al eerder beschreven in hoofdstuk 5). In totaal werden 98 patiënten random toegewezen aan 1 van de 4 groepen die een aandachtsbias- of een sham-training in combinatie met 20 minuten tDCS of 30 seconden tDCS (sham-versie) ontvingen. Van 61% van de 83 patiënten die de interventie uiteindelijk hadden doorlopen werd informatie verkregen over terugval in alcoholgebruik 1 jaar na de interventie. Er werden geen significante verschillen gevonden wat betreft terugvalpercentage tussen de vier groepen; tDCS al of niet in combinatie met een aandachtsbias-training bleek in deze studie dus niet effectief in het verminderen van terugval onder patiënten met een alcoholstoornis.
Witkiewitz et al. (2019) onderzochten in een dubbelblind gecontroleerde trial de effectiviteit van tDCS ten opzichte van een sham-versie van tDCS (anode op rechter inferior frontal gyrus) als aanvulling op mindfulness-gebaseerde terugvalpreventie (mindfulness-based relapse prevention; MBRP). In totaal werden 134 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik random toegewezen aan 1 van beide condities, maar daarvan werden slechts 84 patiënten meegeteld in de ITT-resultaten (47 patiënten in de tDCS-groep en 37 patiënten in de sham-interventiegroep). De andere 49 patiënten waren niet verschenen op de eerste baselinemeting (n=29) of werden geëxcludeerd vanwege het ontbreken van een doel om te minderen met alcoholgebruik, onthoudingsverschijnselen, metaal in bovenlichaam, aanwezigheid van een middelenstoornis, zwangerschap, en het niet verdragen van tDCS. Van deze deelnemers, had 69% uiteindelijk 1 follow-up meting (60% in de sham-groep en 74% in de tDCS-groep). Er was een lichte afname in het aantal drinkdagen (primaire uitkomstmaat) direct na en 2 maanden na behandeling, maar deze verschilde niet tussen de tDCS en de sham-groep. Ook op de secundaire uitkomsten werden geen verschillen gevonden tussen de twee groepen.
Deep brain stimulatie (DBS)
Ook het onderzoek naar DBS bij patiënten met een stoornis in alcoholgebruik is beperkt en bestaat vooralsnog alleen uit casestudies. Zoals beschreven in de review van Luigjes et al. (2019) zijn er twee studies met casusbeschrijvingen beschikbaar naar de effecten van DBS op alcoholgebruik bij in totaal 6 patiënten met een stoornis in alcoholgebruik (Kuhns et al., 2011; Müller et al., 2016). Van 5 patiënten zijn de resultaten in meerdere, deels overlappende publicaties beschreven (Müller et al., 2009;2016; Vöges et al. 2012). Bij alle 6 patiënten werd een sterke afname in alcoholgebruik geobserveerd en 2 van de 5 patiënten in de studie van Müller et al. (2016) waren na 2 jaar nog steeds abstinent.
EEG-/fMRI-Neurofeedback
Er werden 5 studies gevonden naar de toepassing van EEG-neurofeedback bij patiënten met een stoornis in alcoholgebruik, maar geen van de studies voldeed aan de criteria voor onze literatuurstudie vanwege het ontbreken van een uitkomstmaat voor alcoholgebruik en/of een te beperkte steekproefomvang (Dousset et al., 2020; Luigjes et al, 2019). Ook de literatuur naar de effectiviteit van fMRI-neurofeedback is beperkt.
Volgens de recente review van Tursic et al. (2020) zijn er 8 studies naar fMRI-neurofeedback verricht bij personen met een verslaving. Slechts 1 studie had betrekking op patiënten met een stoornis in alcoholgebruik maar de steekproef was van te beperkte omvang (n=13) (Karch et al. 2015).
In aanvullend literatuuronderzoek vonden we 1 trial die voldeed aan onze inclusiecriteria (Subramanian et al., 2021). In deze studie met een hoog risico op bias (ROB-2) werd echter geen ‘sham’-training als controleconditie toegepast. Patiënten met een alcoholstoornis (n=52) werden na hun detox-behandeling random toegewezen aan real-time functional magnetic resonance imaging (rtfMRI) training (6 sessies verspreid over 4 maanden) als aanvulling op TAU of aan TAU-only. TAU bestond uit psychosociale behandeling, eventueel aangevuld met medicatie (disulfiram of anti-craving medicatie) en psycho educatie. Het percentage patiënten dat vroegtijdig was uitgevallen varieerde van 33% (4 maanden follow-up, primaire uitkomstmaat) tot 50% (12 maanden follow-up). Het percentage patiënten dat was teruggevallen in alcoholgebruik verschilde niet tussen de twee patiëntgroepen op 4, 8, en 12 maanden. De rtfMRI-training als aanvulling op TAU bleek dus niet effectiever in het verminderen van terugval bij patiënten met een stoornis in alcoholgebruik dan TAU zonder deze aanvullende training.
Referenties
- Referenties - acupunctuur
- Grant S, Kandrack R, Motala A, Shanman R, Booth M, Miles J, ... Hempel S. (2016). Acupuncture for substance use disorders: A systematic review and meta-analysis. Drug and Alcohol Dependence, 163, 1-15. doi: 10.1016/j.drugalcdep.2016.02.034
- Krause F, Penzlin AI, Ritschel G, Barlinn K, Reichmann H, Weidner K ... Siepmann T (2020). Randomized controlled three-arm study of NADA acupuncture for alcohol addiction. Addictive Behaviors, 110, 106488. doi: 10.1016/j.addbeh.2020.106488
- Southern C, Lloyd C, Liu J, Wang C, Zhang T, Bland M, & MacPherson H. (2016). Acupuncture as an intervention to reduce alcohol dependency: a systematic review and meta-analysis. Chin Med, 11, 49. doi: 10.1186/s13020-016-0119-4
- Referenties - Neuromodulatie
- Antonelli, M., Fattore, L., Sestito, L., Di Giuda, D., Diana, M., & Addolorato, G. (2020). Transcranial Magnetic Stimulation: a review about its efficacy in the treatment of alcohol, tobacco and cocaine addiction. Addictive Behaviors, 106760.
- den Uyl, T. E., Gladwin, T. E., Rinck, M., Lindenmeyer, J., & Wiers, R. W. (2016). A clinical trial with combined transcranial direct current stimulation and alcohol approach bias retraining. Addiction biology, 22(6), 1632-1640.
- Dousset, C., Kajosch, H., Ingels, A., Schröder, E., Kornreich, C., & Campanella, S. (2020). Preventing relapse in alcohol disorder with EEG-neurofeedback as a neuromodulation technique: A review and new insights regarding its application. Addictive behaviors, 106, 106391.
- Harel, M., Perini, I., Kämpe, R., Alyagon, U., Shalev, H., Besser, I., ... & Zangen, A. (2021). Repetitive transcranial magnetic stimulation in alcohol dependence: A randomized, double-blind, sham-controlled proof-of-concept trial targeting medial prefrontal and anterior cingulate cortex. Biological psychiatry.
- Joode, N., Verveer, I., Franken, I. & Luigjes, J. (2019). Neuromodulatie. In I. Franken, A. Schellekens, & W. van den Brink (redactie), Handboek verslaving, tweede druk (pp. 409-426). Amsterdam: Boom uitgevers.
- Karch, S., Keeser, D., Hümmer, S., Paolini, M., Kirsch, V., Karali, T., ... & Pogarell, O. (2015). Modulation of craving related brain responses using real-time fMRI in patients with alcohol use disorder. PLoS One, 10(7), e0133034.
- Kim, H. J., & Kang, N. (2020). Bilateral transcranial direct current stimulation attenuated symptoms of alcohol use disorder: A systematic review and meta-analysis. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 110160.
- Klauss, J., Anders, Q. S., Felippe, L. V., Nitsche, M. A., & Nakamura-Palacios, E. M. (2018). Multiple sessions of transcranial direct current stimulation (tDCS) reduced craving and relapses for alcohol use: A randomized placebo-controlled trial in alcohol use disorder. Frontiers in Pharmacology, 9, 716.
- Luigjes, J., Segrave, R., de Joode, N., Figee, M., & Denys, D. (2019). Efficacy of invasive and non-invasive brain modulation interventions for addiction. Neuropsychology review, 29(1), 116-138.
- Muller UJ, Sturm V, Voges J, et al. (2016). Nucleus accumbens deep brain stimulation for alcohol addiction - Safety and clinical long-term results of a pilot trial. Pharmacopsychiatry, 49(4),170-173.
- Perini, I., Kämpe, R., Arlestig, T., Karlsson, H., Löfberg, A., Pietrzak, M., ... & Heilig, M. (2020). Repetitive transcranial magnetic stimulation targeting the insular cortex for reduction of heavy drinking in treatment-seeking alcohol-dependent subjects: a randomized controlled trial. Neuropsychopharmacology, 45(5), 842-850.
- Subramanian, L., Skottnik, L., Cox, W. M., Lührs, M., McNamara, R., Hood, K., ... & Linden, D. E. (2021). Neurofeedback training versus treatment-as-usual for alcohol dependence: results of an early-phase randomized controlled trial and neuroimaging correlates. European Addiction Research, 1-14.
- Tursic, A., Eck, J., Lührs, M., Linden, D. E., & Goebel, R. (2020). A systematic review of fMRI neurofeedback reporting and effects in clinical populations. NeuroImage: Clinical, 102496.
- Vanderhasselt, M. A., Allaert, J., De Raedt, R., Baeken, C., Krebs, R. M., & Herremans, S. (2020). Bifrontal tDCS applied to the dorsolateral prefrontal cortex in heavy drinkers: Influence on reward-triggered approach bias and alcohol consumption. Brain and cognition, 138, 105512.2149.
- Witkiewitz, K., Stein, E. R., Votaw, V. R., Wilson, A. D., Roos, C. R., Gallegos, S. J., ... & Claus, E. D. (2019). Mindfulness?based relapse prevention and transcranial direct current stimulation to reduce heavy drinking: A double?blind sham?controlled randomized trial. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 43(6), 1296-1307.
- Zhang, J. J., Fong, K. N., Ouyang, R. G., Siu, A. M., & Kranz, G. S. (2019). Effects of repetitive transcranial magnetic stimulation (rTMS) on craving and substance consumption in patients with substance dependence: a systematic review and meta?analysis. Addiction, 114(12), 2137-2149.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 18-09-2023
Laatst geautoriseerd : 18-09-2023
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
Deze update van de multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van alcohol uit 2009 kwam tot stand in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Voor de ontwikkeling van de MDR-SGA werd een werkgroep van afgevaardigden van beroepsverenigingen en de patiëntenorganisatie Het Zwarte Gat samengesteld.
Voorzitter van de werkgroep was prof. dr. Arnt Schellekens (Radboud Universitair Medisch Centrum), bijgestaan door vice-voorzitter em. prof. dr. Wim van den Brink (Amsterdam Universitair Medisch Centrum). Prof. dr. Vincent Hendriks, dr. Peter Blanken en dr. Renske Spijkerman van het Parnassia Addiction Research Centre (PARC) zorgden voor de wetenschappelijke onderbouwing van de richtlijn. Het Trimbos-instituut leverde de projectleider die de totstandkoming van de richtlijn procesmatig ondersteunde.
De werkgroep werd bijgestaan door een projectgroep. Deze bestond uit de projectleider van het Trimbos-instituut, de onderzoekers van het PARC, een vertegenwoordiger van Het Zwarte Gat en de (vice-)voorzitter van de werkgroep.
De werkgroep kwam negen keer bij elkaar in de periode september 2020 – maart 2022. Leden van de werkgroep werkten in zogeheten ‘topicgroepen’ per hoofdstuk aan de formulering van praktijkoverwegingen en aanbevelingen in aanvulling op de wetenschappelijke conclusies en de discussies in de werkgroep. Daarbij werden ze ondersteund door de projectgroep.
Samenstelling werkgroep
Auteurs
Dr. Peter Blanken
em. Prof. dr. Wim van den Brink
Prof. dr. Vincent Hendriks
Prof. dr. Arnt Schellekens
Dr. Renske Spijkerman
Werkgroep
Voor de ontwikkeling van deze herziening van de multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van alcohol uit 2009 werd een werkgroep van afgevaardigden van beroepsverenigingen en de patiëntenorganisatie Het Zwarte Gat samengesteld. Leden van de werkgroep werkten in zogeheten ‘topicgroepen’ per hoofdstuk aan de formulering van praktijkoverwegingen en aanbevelingen in aanvulling op de wetenschappelijke conclusies en de discussies in de werkgroep.
Joanneke van der Nagel
|
Psychiater, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) |
Arjen Neven |
Psychiater Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) |
Merlijn Bakkenes
|
Verpleegkundig specialist, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) |
Han Luijkx
|
Voormalig Verslavingsarts KNMG, Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VvGN) |
Tim van Grinsven
|
Verslavingsarts Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VvGN) |
Ellen Vedel |
Psycholoog Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën (VGCt) |
Wilfried Ekkers
|
Psycholoog Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP) |
Jannet de Jonge
|
Psycholoog, Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP) |
Kees Keuch
|
Ervaringsdeskundige Stichting Het Zwarte Gat |
Rob Vos
|
Ervaringsdeskundige Stichting Het Zwarte Gat |
Arnt Schellekens |
Psychiater, Radboud UMC |
Wim van den Brink
|
Emeritus Hoogleraar Verslavingszorg, Amsterdam UMC |
Bella Drost Agendalid |
Huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
Projectgroep
Prof. Dr. Vincent Hendriks (PARC)
Dr. Peter Blanken (PARC)
Dr. Renske Spijkerman (PARC)
Prof. Dr. Arnt Schellekens (Radboudumc)
Em. Prof. Dr. Wim van den Brink (Amsterdamumc)
Hendrik Hartevelt (voorzitter Het Zwarte Gat) in de opstartfase
Kees Keuch (Het Zwarte Gat)
Drs. Els Bransen (Trimbos-instituut)
Wetenschappelijke onderbouwing
De wetenschappelijke onderbouwing van de richtlijn werd verzorgd door Parnassia Addiction Research Centre (PARC)
Prof. dr. Vincent Hendriks
Dr. Peter Blanken
Dr. Renske Spijkerman
Projectleiding
Het Trimbos-instituut leverde de projectleider die de totstandkoming van de richtlijn procesmatig ondersteunde en verzorgde de administratieve ondersteuning
Drs. Els Bransen
Marjolein de Vries
Belangenverklaringen
De map met verklaringen van werkgroepleden over mogelijke financiële belangenverstrengeling ligt ter inzage bij de NVvP.
Werkwijze
Voor de wetenschappelijke onderbouwing van de MDR Alcohol werden per onderwerp/uitgangsvraag één of meer systematische literatuurstudies uitgevoerd, waarbij de databanken van MEDLINE, PsycINFO en de Cochrane Database of Systematic Reviews werden geraadpleegd tot en met de meest recente sluitingsdatum. Per onderwerp/uitgangsvraag werd – wanneer voorhanden – uitgegaan van de meest recente systematische review of meta-analyse van gecontroleerde studies. Deze werd aangevuld met later gepubliceerde gecontroleerde studies van voldoende omvang en kwaliteit.
De geselecteerde (aanvullende) studies voldeden aan elk van de volgende criteria:
• Het onderzoek is vanaf 2000 gepubliceerd in een peer-reviewed (voornamelijk Engelstalig) wetenschappelijk tijdschrift.
• Het onderzoek betreft een gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) of een goed opgezette gecontroleerde studie met niet-gerandomiseerde vergelijkingsgroep(en) van voldoende omvang.
Een enkele keer wordt een case serie genoemd, indien gecontroleerde studies met voldoende omvang niet voorhanden zijn en een case studie wel relevante aanvullende informatie bevatte.
• De onderzochte groep betreft personen met een stoornis in het gebruik van alcohol volgens de criteria van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV/-5; American Psychiatric Association, 2000, 2013) of de International Classification of Diseases (ICD-10/-11; World Health Organization, 1994, 2018).
• De onderzochte behandeling betreft een psychologische, farmacologische, of overige interventie die gericht is op ten minste het gebruik van alcohol.
• De uitkomstmaat in het onderzoek betreft ten minste een kwantitatieve maat van het gebruik van alcohol, in termen van dagen/eenheden/frequentie van gebruik en/of abstinentie volgens zelfrapportage of biomarker.
Bij het beoordelen van de methodologische kwaliteit en bewijskracht van het onderzoek is gebruikgemaakt van de Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO) methodiek (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, 2007) (zie tabel 1).
Tabel 1 Beoordeling van de kwaliteit van studies volgens EBRO
A1 Systematische reviews en meta-analyses van goede kwaliteit van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
A2 Gerandomiseerd dubbelblind* vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit en voldoende omvang |
B Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek) |
C Niet-vergelijkend onderzoek |
[ D Mening van deskundigen ] |
* De eis ten aanzien van dubbelblind onderzoek is uitsluitend van toepassing op farmacologische studies onderzoek en niet op psychologisch onderzoek.
Kwalitatief goede systematische reviews en meta-analyses hebben het hoogste kwaliteitsniveau: A1. De werkgroep heeft de kwaliteit van systematische reviews en meta-analyses niet formeel beoordeeld, maar in de bespreking in de MDR wordt wél ingegaan op de kwaliteit van de systematische review of meta-analyse en de kwaliteit en omvang van de daarin opgenomen RCTs.
Kwalitatief goede RCTs hebben het één na hoogste kwaliteitsniveau: A2. Het kwaliteitsniveau van RCTs kon door de werkgroep worden afgewaardeerd van A2 naar B (of eventueel C) in geval er sprake was van één ernstige of meerdere (ook minder ernstige) beperkingen in het onderzoek die de validiteit van de bevindingen bedreigen (bias). Als mogelijke beperkingen van RCTs gelden de volgende bedreigingen, zoals geformuleerd door GRADE: bias arising from the randomization process, bias due to deviations from the intended interventions, bias due to missing outcome data, bias in measurement of the outcome, en bias in selection of the reported result (Sterne et al., 2019).
De omvang van de onderzochte groep patiënten in een RCT speelt binnen GRADE geen rol in het beoordelen van studiebeperkingen, aangezien de omvang van een studie wordt meegewogen in de meta-analyse. Voor de onderhavige MDR is besloten om RCTs met minder dan 25 patiënten per onderzoeksconditie af te waarderen, van A2 naar B (of naar C in geval van aanvullende studiebeperkingen). Hierop werd één uitzondering gemaakt: RCTs met minder dan 25 patiënten per conditie die ten minste een medium (moderate) effect laten zien (d ≥ 0,50 of NNT ≤ 4) werden niet afgewaardeerd en behielden het kwaliteitsniveau A2 (tenzij andere studiebeperkingen afwaardering naar B alsnog noodzakelijk maakten). RCTs met minder dan 20 patiënten per onderzoeksconditie werden niet meegenomen in de onderbouwing van de MDR en zijn niet opgenomen in de evidentietabellen.
Formulering en bewijskracht van de conclusies
De conclusies in de MDR zijn voornamelijk gebaseerd op systematische reviews en meta-analyses (indien voorhanden) en op RCTs van A2 kwaliteit. Informatie uit studies van B kwaliteit is alleen in uitzonderlijke gevallen in de conclusie meegenomen. Bij het formuleren van de conclusies in de MDR-SGA werden de standaardformuleringen gehanteerd die in tabel 2 zijn weergegeven.
Bij elke conclusie in de MDR wordt aangegeven hoe zeker de werkgroep is over de geformuleerde conclusie (‘zekerheid/vertrouwen'), zie tabel 3. Bij de betekenis van de zekerheid/vertrouwen van de conclusies heeft de werkgroep zich gebaseerd op de indeling van GRADE (Balshem et al., 2011).
Tabel 2 Gestandaardiseerde formulering van conclusies
Studie(s) en uitkomsten |
Formulering van de conclusie |
In geval van kwalitatief goede systematische reviews of meta-analyses (A1 niveau) met eenduidige, robuuste bevindingen die in dezelfde richting wijzen |
Het is aangetoond dat xxxxx wel/niet effectief is ….. |
In geval van kwalitatief goede systematische reviews of meta-analyses (A1) met onzekere – niet robuuste of tegenstrijdige – bevindingen |
Er is geen consistent bewijs om een uitspraak te doen over de effectiviteit van xxxxx ..... |
In geval van 2 of meer kwalitatief goede RCTs (van A2 niveau) die allemaal in dezelfde richting wijzen |
Het is waarschijnlijk dat xxxxx effectief is ….. Het is waarschijnlijk dat xxxxx niet effectief is ….. |
In geval van 3 of meer kwalitatief goede RCTs (van A2 niveau) die overwegend in dezelfde richting wijzen |
Er zijn aanwijzingen dat xxxxx effectief kan zijn ….. Er zijn aanwijzingen dat xxxxx niet effectief is ….. |
In geval van 1 kwalitatief goede RCT (van A2 niveau) |
Er is enige aanwijzing dat xxxxx effectief kan zijn ….. Er is enige aanwijzing dat xxxxx niet effectief is ….. |
In geval van 2 of meer kwalitatief goede RCTs (van A2 niveau) met tegenstrijdige bevindingen |
Er zijn conflicterende bevindingen ten aanzien van de effectiviteit van xxxxx ….. |
In geval van ontbreken van systematische reviews en meta-analyses en RCTs (van A2 niveau) |
Er is geen bewijs van voldoende kwaliteit om een uitspraak te doen over de effectiviteit van xxxxx ..... |
Tabel 3 Zekerheid/vertrouwen in de conclusies
Zekerheid/ Vertrouwen |
Interpretatie |
⊕⊕⊕⊕ |
Wij zijn (vrijwel) zeker dat toekomstig onderzoek deze conclusie niet (aanzienlijk) zal doen wijzigen. |
⊕⊕⊕⊝ |
Wij zijn redelijk zeker dat toekomstig onderzoek deze conclusie niet (aanzienlijk) zal doen wijzigen, maar sluiten die mogelijkheid niet uit. |
⊕⊕⊝⊝ |
Wij zijn niet zeker dat toekomstig onderzoek deze conclusie niet (aanzienlijk) zal doen wijzigen; uiteindelijk is het zeer goed mogelijk dat toekomstig onderzoek tot een (aanzienlijke) aanpassing van deze conclusie zal leiden. |
⊕⊝⊝⊝ |
In het geval van dit niveau van bewijskracht wordt in de MDR geen conclusie geformuleerd. |
Werkwijze formuleren van overwegingen en aanbevelingen
De werkgroep heeft aanbevelingen geformuleerd op basis van de conclusie(s) uit de wetenschappelijke literatuur, praktijkkennis en ervaringskennis. Voor het opstellen van een aanbeveling is naast het niveau van evidentie ook de balans tussen de gewenste en ongewenste effecten, de waarden en voorkeuren van patiënten en professionals, alsmede de organisatie van zorg en de kosten meegewogen om te komen tot het formuleren van aanbevelingen. Als meer factoren ter bepaling van de sterkte van de aanbeveling dezelfde richting uitwijzen, kan de werkgroep besluiten tot een sterke aanbeveling.
Overwegingen
In de zogeheten ‘overwegingen vanuit de werkgroep’ is beschreven hoe de werkgroep tot de aanbevelingen is gekomen. Hierbij is gebruik gemaakt van de checklist "Van bewijs naar aanbeveling". Deze checklist is ontwikkeld door de GRADE Working Group Nederland en geeft een overzicht van factoren die mede bepalen wat de inhoud en sterkte van aanbevelingen kunnen zijn.
Deze factoren zijn:
- Kwaliteit van het bewijs (hoog, matig, laag, zeer laag), inclusief: sterkte van het effect, consistentie van het bewijs,
- Balans tussen gewenste en ongewenste effecten (effectiviteit in relatie tot bijwerkingen en complicaties, strekte van effect, klinische relevantie van effect)
- Patiënten perspectief (bijvoorbeeld behoeften van de patiënt, te verwachten compliance en tevredenheid)
- Professioneel perspectief (kennis en ervaring met technieken, risico's die professionals lopen, verwachte tijdsbesparing/-investering)
- Middelenbeslag
- Organisatie van zorg (bijvoorbeeld veranderingen in zorgproces, infrastructuur, vergoeding door verzekeraars)
- Maatschappelijke perspectief
Naast bovengenoemde factoren uit de checklist is waar nodig in de ‘overwegingen vanuit de werkgroep’ iets geschreven over:
- Industriële belangen
- Extrapoleerbaarheid van resultaten vanuit studies rond een vergelijkbaar ziektebeeld of een vergelijkbare leeftijdscategorie.
Aanbevelingen
Bij het formuleren van aanbevelingen hanteerde de werkgroep de volgende uitgangspunten:
Aanbevelingen dienen:
- Ondubbelzinnig te zijn
- Begrijpelijk te zijn voor mensen die niet de volledige richtlijn hebben gelezen
- Gebaseerd te zijn op het best beschikbare bewijs
- Te beginnen met hetgeen gedaan moet worden en dienen zo specifiek als mogelijk te zijn over de exacte handeling die wordt aanbevolen en de groep mensen voor wie deze is bedoeld.
Concreet betekent dit: gebruik directe instructies en begin met een werkwoord
- Voldoende informatie bevatten maar geen onnodige details bevatten.
Bij totstandkoming van aanbevelingen dient men (volgens de handleiding van NICE):
- Consensus te bereiken binnen de richtlijnwerkgroep
- Alle informatie op te nemen die de lezer nodig heeft
- Weer te geven wat de ‘kracht’ van een aanbeveling is (zie tabel 4) Een aanbeveling kan sterk of zwak (conditioneel) zijn. Een zwakke aanbeveling geeft de meeste ruimte om met de patiënt over alternatieven te praten.
Tabel 4. Afweging sterke of zwakke aanbeveling
|
Professionele en ervaringsafwegingen sterk |
Professionele en ervaringsafwegingen zwak |
Evidentie sterk |
Sterke aanbeveling |
Sterke aanbeveling, met inachtneming praktijk overwegingen |
Evidentie zwak |
Sterke aanbeveling onder voorwaarden mogelijk |
Zwakke aanbeveling |
- Jargon en vaag taalgebruik vermijden
- De betrokkenheid van de patiënt te benadrukken bij besluiten rond behandeling en zorg. Gebruik werkwoorden als ‘aanbieden’, ‘overwegen’ en ‘bespreken’ in aanbevelingen in plaats van ‘voorschrijven’ of ‘toedienen’, om de rol van de patiënt in de besluitvorming rond behandeling en zorg te benadrukken.
Standaardformulering van de aanbevelingen
De sterkte van een aanbeveling reflecteert de mate van vertrouwen waarin voor de groep van patiënten voor wie de aanbevelingen zijn bedoeld, de gewenste effecten opwegen tegen de ongewenste effecten. Met het oog op zo groot mogelijke duidelijkheid en uniformiteit in de aanbevelingen is gekozen voor een aantal standaardformuleringen (zie Tabel 5)
Tabel 5. Standaardformulering van aanbevelingen
|
Aanbeveling positief |
Aanbeveling negatief |
Sterke aanbeveling |
- is aan te bevelen… |
- wordt ontraden… |
Zwakke aanbeveling |
- overweeg… |
- wees terughoudend met… |
Leeswijzer
In de literatuurstudie voor het hoofdstuk over screening, classificatie, diagnostiek, indicatiestelling, monitoring en evaluatie (hoofdstuk 2) en voor de hoofdstukken over overige behandelingen gericht op reductie van drugsgebruik (hoofdstuk 6) en herstel ondersteunende interventies (hoofdstuk 7) hebben wij geen gebruik gemaakt van de systematische methode die wij voor de andere hoofdstukken gevolgd hebben. De tijdspanne waarbinnen de richtlijn opgeleverd moest worden, liet dit niet toe. Wél hebben wij voor deze hoofdstukken uitgebreid gezocht in de PubMed database en waar mogelijk gebruikgemaakt van beschikbare systematische reviews of meta-analyses.
In hoofdstuk 3, Behandeling intoxicatie en detoxificatie, hebben wij geen systematische literatuurstudie uitgevoerd, maar zijn de aanbevelingen overgenomen van de Richtlijn Detoxificatie van psychoactieve middelen. Verantwoord ambulant of intramuraal detoxificeren (Dijkstra et al., 2017), waar mogelijk aangevuld met recentere (internationale) richtlijnen.
In elk van de interventie hoofdstukken (4 t/m 6) wordt eveneens ingegaan op de behandeling van specifieke subgroepen personen met een stoornis in het gebruik van alcohol – zoals jongeren en ouderen, mannen en (zwangere) vrouwen, mensen met verschillende culturele of etnische achtergronden of mensen met een (licht) verstandelijke beperking – voor zover daarover literatuur beschikbaar is welke voldoet aan de bovengenoemde criteria. Zie ook tekstbox 1.
In hoofdstuk 7 worden interventies besproken die gericht zijn op andere herstel domeinen dan gebruik van alcohol.
In hoofdstuk 8 en 9 wordt specifiek aandacht besteed aan respectievelijk psychiatrische comorbiditeit en comorbide middelenstoornis(sen). In de studies die hierover in het systematische literatuuronderzoek gevonden werden, hebben wij gekeken naar (1) het effect van de interventie op het gebruik van alcohol en – voor zover beschikbaar – op de comorbide psychiatrische of comorbide middelenstoornis(sen), en (2) de invloed (moderatie) van de comorbide psychiatrische of middelenstoornis op de uitkomsten wat betreft het alcoholgebruik.
Hoofdstuk 10, ten slotte, presenteert een beslisboom voor een gedifferentieerde (gepersonaliseerde) zorgtoewijzing van patiënten aan de hand van de wetenschappelijke conclusies en aanbevelingen uit de voorgaande hoofdstukken.
Tekstbox 1. Specifieke aandacht voor subgroepen in de behandeling van alcoholverslaving
Referenties: Inleiding
American Psychiatric Association (APA). (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, fourth edition, text revision (DSM-IV-TR). (4th edition ed.). Washington DC: American Psychiatric Association.
American Psychiatric Association (APA). (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). Washington DC: American Psychiatric Association.
Balshem, H., Helfand, M., Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Kunz, R., Brozek, J., . . . Guyatt, G. H. (2011). GRADE guidelines: 3. Rating the quality of evidence. J Clin Epidemiol, 64(4), 401-406. doi:10.1016/j.jclinepi.2010.07.015
Dijkstra, B., Van Oort, M., Schellekens, A., De Haan, H., & De Jong, C. (Eds.). (2017). Richtlijn detoxificatie van psychoactieve middelen. Verantwoord ambulant of intramuraal detoxificeren. Amersfoort / Utrecht (NL): Stichting Resultaten Scoren / Perspectief Uitgevers.
Hallers-Haalboom, E. T., Langeland, W., Kunst, L. E., & Bekker, M. H. J. (2017). Sekse en gender bij problematisch alcoholgebruik of een stoornis in het gebruik van alcohol. Bron: www.ggzstandaarden.nl/uploads/side_products/4decd06e08810815ef45d2e9451392ad.pdf
Ray, L. A., Du, H., Green, R., Roche, D. J. O., & Bujarski, S. (2021). Do behavioral pharmacology findings predict clinical trial outcomes? A proof-of-concept in medication development for alcohol use disorder. Neuropsychopharmacology, 46(3), 519-527. doi:10.1038/s41386-020-00913-3
Schick, M. R., Spillane, N. S., & Hostetler, K. L. (2020). A Call to Action: A Systematic Review Examining the Failure to Include Females and Members of Minoritized Racial/Ethnic Groups in Clinical Trials of Pharmacological Treatments for Alcohol Use Disorder. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 44(10), 1933-1951. doi:10.1111/acer.14440
Sterne, J. A. C., Savovic, J., Page, M. J., Elbers, R. G., Blencowe, N. S., Boutron, I., . . . Higgins, J. P. T. (2019). RoB 2: a revised tool for assessing risk of bias in randomised trials. BMJ, 366, l4898. doi:10.1136/bmj.l4898
Swartz, H., & Fournier, J. (2019). Can network meta-analysis substitute for direct comparisons in Psychotherapy Trials? JAMA Psychiatry, 76(7), 678-679. doi:10.1001/jamapsychiatry.2019.0243
World Health Organization (WHO). (1994). International Classification of Diseases, 10th Revision (ICD-10). Geneva: World Health Organization.
World Health Organization (WHO). (2018). International Classification of Diseases, 11th Revision (ICD-11). Geneva: World Health Organization.