Organisatie van zorg S. aureus bacteriëmie
Deze module bestaat uit drie submodules waarin de volgende uitgangsvragen worden behandeld:
- Aan welke criteria moet een zorginstelling voldoen om bij patiënten met een S. aureus bacteriëmie een endocarditis te kunnen diagnosticeren/behandelen?
- Aan welke criteria dient een microbiologisch laboratorium minimaal te voldoen bij de diagnose S. aureus bacteriëmie?
- Hoe verloopt de informatiestroom en follow-up van een gediagnosticeerde S. aureus bacteriëmie?
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-11-2019
Laatst geautoriseerd : 27-11-2019
Geplande herbeoordeling : 01-01-2024
Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door B. Niël-Weise, zelfstandig richtlijnmethodoloog en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van het project is het ontwikkelen van een up-to-date multidisciplinaire evidence-based richtlijn voor diagnostiek, behandeling en follow-up van patiënten met een S. aureus bacteriëmie.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met S. aureus bacteriëmie, zoals artsen-microbioloog, internisten, cardiologen, kinderartsen, chirurgen, nucleair geneeskundigen, ziekenhuisapothekers en verpleegkundigen.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met S. aureus bacteriëmie.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende 2 jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
- Dr. K. Verduin (voorzitter), arts-microbioloog, PAMM, Veldhoven; NVMM
- Dr. H. Ammerlaan, internist-infectioloog, Catharina ziekenhuis, Eindhoven; NIV
- Drs. G. Blaauw, arts-microbioloog, Gelre Ziekenhuizen, Apeldoorn; NVMM
- Dr. C.P. Bleeker-Rovers, internist-infectioloog, Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen; NIV
- Drs. R.J.H.M. van Drie-Pierik, ziekenhuisapotheker, Medisch Spectrum Twente, Enschede; NVZA
- Dr. M. Ekkelenkamp, arts-microbioloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; NVMM
- Dr. A.W.J.M. Glaudemans, nucleair geneeskundige, Universitair Medisch Centrum Groningen; NVNG
- Drs. D. van Hout, arts-onderzoeker, Universitair Medisch Centrum Utrecht; NVMM
- Dr. Y.G.T. Loeffen, kinderarts, Wilhelmina Kinderziekenhuis/Universitair Medisch Centrum Utrecht; NVK
- Dr. J.T.M. van der Meer, internist-infectioloog, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam; NIV
- Drs. C.S. Rijs-Bol, chirurg-intensivist, Ziekenhuis St Jansdal, Harderwijk; NVVH
- Dr. W. Tanis, cardioloog, HagaZiekenhuis, Den Haag; NVVC
Met ondersteuning van:
- Mw. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), zelfstandig richtlijnmethodoloog, Deventer
- Mw. Drs. H. Deurenberg, SIROSS, informatiespecialist, Oss
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie, een overzicht vindt u hieronder:
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatie- management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennis Valorisatie |
Overige belangen |
Kees Verduin |
Arts-microbioloog; Medisch manager LMI, Amphia ziekenhuis Breda |
Lid SWAB-bestuur, onbetaald; lid sectie bacteriologie en mycologie SKML, onbetaald; lid werkgroep antimicrobial stewardship (SWAB/SKMS): opzetten antimicrobial stewardship in NL en opzetten Stewardship monitor (op uurbasis declaratie en reiskosten) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Gert Blaauw |
Arts-microbioloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Miguel Ekkelenkamp |
Arts-microbioloog |
Schrijver, betaald |
Adviescommissie intraveneus fosfomycine, voor Nordic Pharma. |
geen |
geen |
Onderzoek in kader van Innovative Medicines Initiative van de Europese Commissie. Dit wordt mede-gefinancierd door industriële partners (EFPIA). Dit betreft voor het project "COMBACTE": klinisch onderzoek naar antibiotica en antibacteriële monoclonale antistoffen, o.a. met de bedrijven Astra Zeneca, MedImmune, The Medicines Company en DaVolterra. Voor het project "iABC": pre-klinische ontwikkeling van een inhalatie- antibioticum, met de bedrijven Novartis en Basilea. |
geen |
geen |
Regine van Drie-Pierik |
Ziekenhuisapotheker, lid A-team |
Lid van de Santeon farma inkoopgroep. De inkoop groep geeft uitvoering aan het vastgestelde beleid door de antibiotica commissie. |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Heidi Ammerlaan |
Internist-infectioloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Chantal Bleeker- Rovers |
lnternist- infectioloog/acute geneeskunde; |
geen |
geen |
geen |
Lid Raad van Advies Q-uestion, patiëntenvereniging voor mensen met Q-koorts, maar dit heeft geen enkele relatie met S.aureus bacteriëmie. |
geen |
geen |
geen |
Jan van der Meer |
Internist-infectioloog |
Lid VIZ bestuur, onbetaald |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Wilco Tanis |
Cardioloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Andor Glaudemans |
Nucleair geneeskundige |
Chair Infection and Inflammation Committee European Association of Nuclear Medicine (onbetaald) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Carianne Rijs-Bol |
Chirurg-intensivist |
nvt |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Yvette Loeffen |
Kinderarts |
geen |
Geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Denise van Hout |
Arts-onderzoeker infectieziekten epidemiologie Julius Centrum, UMCU |
geen |
Geen |
geen |
geen |
Deelname onderzoek gefinancierd vanuit de Innovative Medicines Joint Undertaking, grant agreement no. 115523/115620/115737. Deze grants zijn samengesteld uit financiële contributie van de European Union Seventh Framework Program en van EFPIA (AstraZeneca/Medimmune in dit geval). |
Geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Tijdens de voorbereidende fase zijn er knelpunten aangedragen door een vertegenwoordiger van Stichting FCIC, Sepsis en daarna, via een invitational conference. Een [verslag hiervan] kunt u vinden bij de aanverwante producten van deze module. Tijdens de commentaarfase is beroep gedaan op Stichting FCIC, Sepsis en daarna en de Vereniging voor Patiënten met Parenterale Thuisvoeding.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie ook het [implementatieplan] bij de aanverwante producten).
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen van het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit (www.kwaliteitskoepel.nl). Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen (www.cvz.nl).
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door vertegenwoordigers van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ); het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); Stichting FCIC, Sepsis en daarna; en experts die geen zitting hadden in de werkgroep via een invitational conference. Een [verslag hiervan] kunt u vinden bij de aanverwante producten.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur conceptuitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag de relevante uitkomstmaten voor de patiënt, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. Voor (internationale) richtlijnen is gezocht op de website van het RIVM en in de databases van National guideline clearinghouse, Guidelines International Network, WHO, Medline en Embase. Verder is naar systematische reviews gezocht in de databases van Medline, Embase en Cochrane library. Zie de zoekstrategie. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de methodologische checklijsten.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE (Guyatt et al., 2008). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte (tabel 1 en 2).
Tabel 1 Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE
Hoog |
Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect. |
Matig |
Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt. |
Laag |
Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect. |
Zeer laag |
Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect. |
Tabel 2 De kwaliteit van bewijs wordt bepaald op basis van de volgende criteria
Type bewijs |
Voor studies over interventies: RCT start in de categorie ‘hoog’. Observationele studie start in de categorie ‘laag’. Alle overige studietypen starten in de categorie ‘zeer laag’.
Voor studies over een risico- of prognostische factor: Prospectieve of retrospectieve cohortstudie start in de categorie ‘hoog’. Voor andere studieontwerpen wordt afgewaardeerd via ‘risk of bias’. |
|
Afwaarderen |
‘Risk of bias’ |
|
Inconsistentie |
|
|
Indirect bewijs |
|
|
Onnauwkeurigheid |
|
|
Publicatiebias |
|
|
Opwaarderen |
Groot effect |
+ 1 Groot + 2 Zeer groot |
Dosis-respons relatie |
+ 1 Bewijs voor gradiënt |
|
Alle plausibele ‘confounding’ |
+ 1 zou een effect kunnen reduceren + 1 zou een tegengesteld effect kunnen suggereren terwijl de resultaten geen effect laten zien. |
Formuleren van de conclusies
Een conclusie verwijst niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence).
Overwegingen
Voor het komen tot een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie, of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor, vaak ook nog andere factoren van belang (Alonso-Coello et al., 2016).
Genoemd kunnen worden:
- kosten,
- waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en behandelaars met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg,
- balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies,
- aanvaardbaarheid van interventies,
- haalbaarheid van een aanbeveling.
Bij voorkeur wordt ook voor deze aspecten naar wetenschappelijk bewijs gezocht. De werkgroep die deze richtlijn heeft opgesteld, heeft hiervan afgezien omdat de hiervoor benodigde tijd in geen enkele verhouding zou staan tot de verwachte opbrengst. De werkgroep heeft, daar waar dit noodzakelijk werd geacht, op basis van eigen ervaring en expertise de hiervoor genoemde aspecten geïnventariseerd.
Deze aspecten worden besproken na de ‘conclusie’ onder het kopje ‘overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. Dit is afhankelijk van het gewicht dat wordt toegekend aan kosten, gewenste of ongewenste effecten en andere onder de overwegingen genoemde factoren.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg bacteriemie’.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden er interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om de toepassing van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de methodiek zoals beschreven in Beersen et al. (2007) en De Koning et al. (2007).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in de [Kennislacunes].
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. Tevens werd de richtlijn voorgelegd aan de volgende organisaties ter becommentariëring: Zorginstituut Nederland; Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGJ); het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); Zorgverzekeraars Nederland (ZN); Stichting FCIC, Sepsis en daarna; Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU); Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ); Samenwerkende topklinische ziekenhuizen (STZ); Vereniging voor Patiënten met Parenterale Thuisvoeding; Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland V&VN en experts die geen zitting hadden in de werkgroep. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Literatuurlijst
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089.
Beersen, A. N., Kallewaard, M., Croonenburg, J.J., Everdingen van, J.J.E. en Barneveld van, T.A., Handleiding indicatoren- ontwikkeling. 2007.
Guyatt GH, Oxman AD, Vist GE, Kunz R, Falck-Ytter Y, Alonso-Coello P, Schünemann HJ; GRADE Working Group (2008).
GRADE: an emerging consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ. 336: 924-6.
De Koning, J., Smulders, A. en Klazinga, N. Appraisal of Indicators through Research and Evaluation (AIRE). 2007.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.