Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) bij kinderen

Initiatief: NVK Aantal modules: 20

Chronische hoofdpijn: niet-medicamenteus

Uitgangsvraag

Wat is de effectiviteit en veiligheid van de volgende niet-medicamenteuze behandelingen bij kinderen met chronische hoofdpijn?

a. I. Cognitieve gedragstherapie

    II. Ontspanningstraining

b. Hypnotherapie

c. Educatie en leefstijladviezen

d. Fysiotherapie

Aanbeveling

9A-I Cognitieve gedragstherapie

De werkgroep is van mening dat CGT een van de behandelmogelijkheden is bij kinderen met chronische hoofdpijn.

 

9A-II Ontspanningstraining

De werkgroep is van mening dat ontspanningstraining een van de behandelmogelijkheden is bij kinderen met chronische hoofdpijn.

 

9B Hypnotherapie

De werkgroep is van mening dat hypnotherapie een van de behandelmogelijkheden is bij kinderen met chronische hoofdpijn.

 

9C Educatie en leefstijladviezen

De werkgroep beveelt aan om bij alle kinderen met chronische hoofdpijn leefstijladviezen en educatie als onderdeel van de behandeling op te nemen.

 

9D Fysiotherapie

De werkgroep is van mening dat fysiotherapie in de vorm van ontspanningstraining een plaats heeft in de behandeling van kinderen met chronische hoofdpijn. Voor overige vormen van fysiotherapie is als monotherapie geen plaats in de behandeling van kinderen met chronische hoofdpijn. De kinderfysiotherapeut kan wel een rol spelen bij de behandeling voor wat betreft educatie en het implementeren van leefstijladviezen in de vorm van graded activity of graded exposure.

Overwegingen

9A-I Cognitieve gedragstherapie

  • Er werden drie RCT’s gevonden van lage kwaliteit die een klinisch relevante effect tonen van CGT, al dan niet met elementen van ontspanningstraining, bij kinderen met voornamelijk spanningshoofdpijn. Deze studies zijn om ons niet bekende redenen niet meegenomen in de NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007). 17
  • Deze richtlijn schrijft op basis van één oude RCT dat er vooralsnog geen plaats is voor CGT in de behandeling van kinderen met spanningshoofdpijn.15
  • CGT wordt over het algemeen als een veilige behandeling gezien. In de besproken studies bij de resultaten werden in de CGT-groep geen bijwerkingen of adverse events gemeld.
  • Bij volwassenen worden ontspanningstraining en CGT als preventieve behandelingsopties voor spanningshoofdpijn aangedragen in de NVN-richtlijn Diagnostiek en behandeling van chronische recidiverende hoofdpijn zonder neurologische afwijkingen (2007). 18 Deze richtlijn scoorde matig volgens AGREE-II (score 3,4/7) waarbij aandachtspunten het onderwerp en de doel, de methodologie en de toepassing waren.
  • Er is veel overlap in de symptomen bij de diverse SOLK-clusters. Regelmatig voldoen patiënten aan de criteria van meer dan een cluster. Ook de (bekende) etiologische factoren zijn deels dezelfde voor de verschillende SOLK-clusters. Voor buikpijn en CVS is CGT een bewezen effectieve behandeling. Bezien vanuit de (deels) overeenkomstige etiologie en de overlappende symptomatologie, acht de werkgroep het waarschijnlijk dat CGT ook voor hoofdpijn een geschikte behandeling zou kunnen zijn.
  • Bij chronische hoofdpijn bij kinderen zijn er weinig bewezen effectieve behandelmogelijkheden. Daarom geeft de werkgroep als aanbeveling dat CGT, al dan niet met elementen van ontspanningstraining, een van de behandelmogelijkheden is voor kinderen met chronische hoofdpijn.
  • Bij de keuze voor therapie dient de behandelaar samen met het kind en de ouders op basis van een gepersonaliseerde verklaring voor de klachten de mogelijkheden te bespreken en af te wegen om zo gezamenlijk tot een passende keuze te komen.

 

9A-II Ontspanningstraining

  • De NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) geeft aan dat ontspanningstraining en biofeedback vooralsnog geen plaats verdienen in de behandeling van spanningshoofdpijn bij kinderen.
  • Er werden geen aanvullende gerandomiseerde, gecontroleerde studies gevonden over het effect van ontspanningstraining of biofeedback bij kinderen met chronische hoofdpijn. Wel werden bij uitgangsvraag 9.A-I studies beschreven met CGT al dan niet met elementen van ontspanningstraining bij kinderen met chronische hoofdpijn. Deze tonen een klinisch relevante verbetering van hoofdpijn ten opzichte van de controleconditie. CGT bij kinderen met hoofdpijn bevat in de praktijk regelmatig elementen van ontspanningstraining. Daarnaast laat de studie van Bussone (1998) die in de NVK-richtlijn beschreven wordt zien dat de groep die placebo-ontspanningstraining kreeg een duidelijke klinische hoofdpijnverbetering had, die niet onder deed voor de verbetering in de interventiegroep (CGT). 58
  • Stress is een bekende uitlokkende en onderhoudende factor bij SOLK, zo ook bij chronische hoofdpijn. Ontspanningstraining is gericht op het bewust worden en verminderen van spanning in het lichaam. Kinderen kunnen door het toepassen van ontspanningstraining meer regie ervaren over het eigen lichaam en het kan bovendien verbetering van slaapkwaliteit geven. Verondersteld wordt dat deze factoren bijdragen aan de effectiviteit van de ontspanningstraining als behandeling van chronische hoofdpijn en andere SOLK. Ontspanningstraining is een onderdeel van CGT maar kan ook los van CGT aangeboden worden. Veelal zal dit door een psycholoog worden gegeven, maar ontspanningstraining kan ook door een kinderfysiotherapeut gegeven worden.
  • Ontspanningstraining wordt over het algemeen als een veilige therapie beschouwd.
  • Bij chronische hoofdpijn zijn er weinig bewezen effectieve behandelmogelijkheden. Daarom geeft de werkgroep als aanbeveling dat ontspanningstraining een van de behandelmogelijkheden is voor kinderen met chronische hoofdpijn.
  • Bij volwassenen worden ontspanningstraining en CGT als preventieve behandelingsopties voor migraine en spanningshoofdpijn aangedragen in NVN-richtlijn Diagnostiek en behandeling van chronische recidiverende hoofdpijn zonder neurologische afwijkingen (2007). 18 Deze richtlijn scoorde matig volgens AGREE II (score 3,4/7) waarbij aandachtspunten het onderwerp en de doel, de methodologie en de toepassing waren.
  • Bij de keuze voor therapie dient de behandelaar samen met het kind en de ouders op basis van een gepersonaliseerde verklaing voor de klachten de mogelijkheden te bespreken en af te wegen om op die manier tot een gezamenlijke best passende keuze te komen.

 

9B Hypnotherapie

  • Er werden in onze search geen studies gevonden waarin de effectiviteit van hypnose voor specifiek deze klacht (chronische hoofdpijn) is onderzocht.
  • Tijdens de uitvoering de search was er nog een onderzoek gaande naar het effect van ontspanningstechnieken, waaronder hypnotherapie, bij kinderen met hoofdpijn (Trial Registration Number: NTR 2955, 28 juni 2011). Deze Thiko-studie is gedurende het schrijftraject van deze richtlijn nog niet gepubliceerd, wel hebben de onderzoekers het manuscript met ons gedeeld ten behoeve van deze richtlijn. Het betreft een Nederlandse, multicenter, gerandomiseerde, gecontroleerde studie bij kinderen van 9-18 jaar met primaire hoofdpijn (>50% spanningshoofdpijn). 71 De geïncludeerde kinderen werden, naast de reguliere zorg, gerandomiseerd over de studielijnen hypnotherapie, transcendente meditatie en ontspanningsoefeningen (actieve controlegroep). Alle kinderen hadden een significante en klinisch relevante vermindering van de hoofdpijnfrequentie na drie en negen maanden (van 18,9 dagen per maand bij base line naar respectievelijk 12,5 en 10,5 dagen). Er was geen verschil tussen de groepen in vermindering van hoofdpijn en de drie behandelingen waren veilig. De resultaten van deze studie tonen aan dat hypnotherapie effectief en veilig is als behandeling van kinderen met chronische hoofdpijn.
  • Bij hypnotherapie wordt geleerd om vanuit een staat van veranderd bewustzijn (een soort trance/dagdromen) fysieke en emotionele processen te beïnvloeden. Bij buikpijn bestaat de therapie uit drie pijlers: stressreductie, het rustiger laten worden van de darmen en vergroten van (zelf)vertrouwen. Zie ook bijlage E. Bij chronische buikpijn is hypnotherapie een bewezen effectieve interventie. Bezien vanuit de (deels) overeenkomstige etiologie en de overlappende symptomatologie, acht de werkgroep het waarschijnlijk dat hypnotherapie ook voor chronische hoofdpijn een geschikte behandeling zou kunnen zijn.
  • Hypnotherapie wordt voor een steeds breder indicatiegebied toegepast.
  • Hypnotherapie is goed beschikbaar, ook voor kinderen.
  • Hypnotherapie kan beschouwd worden als een veilige therapie, mits er rekening wordt gehouden met de mogelijke contra-indicaties (bijvoorbeeld de aanwezigheid van een psychische aandoening).
  • Bij chronische hoofdpijn zijn er weinig bewezen effectieve behandelmogelijkheden.
  • Daarom geeft de werkgroep als aanbeveling dat hypnotherapie een van de behandelmogelijkheden is voor kinderen met hoofdpijn.
  • Bij de keuze voor therapie dient de behandelaar samen met het kind en de ouders op basis van een gepersonaliseerde verklaing voor de klachten de mogelijkheden te bespreken en af te wegen om zo gezamenlijk tot de best passende keuze te komen.

 

9C Educatie en leefstijladviezen

  • Op basis van het biopsychosociale verklaringsmodel vormen educatie en leefstijladviezen de basis van de behandeling bij SOLK. Dit geldt ook bij chronische hoofdpijn. Hierover zijn de SOLK-experts het eens. Er zijn echter geen gecontroleerde studies over beschikbaar, omdat in de meeste studies educatie de controleconditie is en niet de interventie.
  • De NICE-guideline Headaches in young people and adults (2012) doet een aanbeveling om patiënten met primaire hoofdpijnen goede uitleg te geven over hun hoofdpijndiagnose, hen gerust te stellen dat er geen onderliggende pathologie aanwezig is, hun de erkenning te geven dat hoofdpijn een reëel beperkende klacht kan zijn en hun de behandelopties voor te leggen. Zij adviseren om de patiënt mondelinge en schriftelijke informatie te geven over hun hoofdpijnaandoening en ze te verwijzen naar de betreffende patiëntenvereniging. Ook benadrukken zij dat de zorgverlener de patiënt goed moet informeren over medicatieafhankelijke hoofdpijn indien de patiënt pijnstillers gebruikt. 19 Overigens was dit een kwalitatief goede richtlijn (AGREE II score 5,3/7) met als aandachtspunt de toepassing.
  • Educatie en leefstijladviezen zijn veilige en algemeen geaccepteerde interventies.
  • Met name bij lichte vormen van chronische hoofdpijn kunnen educatie en leefstijladviezen afdoende zijn als behandeling. Vaak is educatie de eerste stap in de behandeling en volgen er meer stappen (zie de module Zorgplan met stapsgewijze benadering van SOLK).

 

9D Fysiotherapie

  • Er zijn geen gecontroleerde studies beschikbaar naar de effectiviteit van fysiotherapie op chronische hoofdpijn. Daarnaast is fysiotherapie een brede term; bij fysiotherapie voor chronische hoofdpijn kan het onder andere gaan om ontspanningstherapie, biofeedback, manuele therapie en houdingstherapie.
  • Ontspanningstraining lijkt in sommige studies een gunstig effect te hebben bij kinderen met spanningshoofdpijn (zie ook de module Zorgplan met stapsgewijze benadering van SOLK’.
  • De NVN-richtlijn Medicamenteuze behandeling van migraine, medicatieovergebruikshoofdpijn en spanningshoofdpijn (2017) (score 5,3/7 volgens AGREE II), die niet specifiek over kinderen gaat noemt in de module over spanningshoofdpijn dat er aanwijzingen zijn dat fysiotherapie en/of manuele therapie mogelijk een beperkt effect hebben bij de chronische vormen van spanningshoofdpijn. 19 De NICE-guideline Headaches in young people and adults (2012), waarin evenmin specifieke aanbevelingen staan voor kinderen, concludeerde dat er onvoldoende evidence is om een aanbeveling te doen over de toepassing van manuele therapie bij spanningshoofdpijn. 17 Ook deze richtlijn is kwalitatief goed volgens AGREE II (score 5,3/7), met als aandachtspunt de toepassing.
  • Fysiotherapie (onder andere manuele therapie en beweging) lijkt een gunstig effect te hebben op chronische pijn in het houdings- en bewegingsapparaat (zie de module Chronische pijn in houdings- & bewegingsapparaat: niet-medicamenteuze behandelingen). In de praktijk komen chronische klachten bij kinderen regelmatig gecombineerd voor. Dit zou kunnen betekenen dat fysiotherapie ook bij chronische hoofdpijn zinvol kan zijn.
  • Fysiotherapie wordt over het algemeen als een veilige behandeling gezien en is algemeen geaccepteerd.
  • Het verdient de voorkeur om kinderen met spanningshoofdpijn te verwijzen naar een kinderfysiotherapeut die kennis heeft van en ervaring met SOLK.
  • Bij de keuze voor therapie dient de behandelaar samen met het kind en de ouders op basis van de gepersonaliseerde verklaring voor de klachten de mogelijkheden te bespreken en af te wegen om zo gezamenlijk tot de best passende keuze te komen.

Onderbouwing

Bij deze uitgangsvraag ging het om de effectiviteit en veiligheid van de volgende niet-medicamenteuze behandelingen bij kinderen met chronische hoofdpijn:

  • 9A-I Cognitieve gedragstherapie
  • 9A-II Ontspanningstraining
  • 9B Hypnotherapie
  • 9C Educatie en leefstijladviezen
  • 9D Fysiotherapie

 

Zoekperiode: Alle interventies: vanaf 2000.

 

Zes werkgroepleden hebben de relevantie van een aantal uitkomstmaten beoordeeld.

 

Uitkomstmaten

Waardering*

Score

Schoolverzuim

Cruciaal

8,7

Beperkingen dagelijks functioneren

Cruciaal

8,5

Verbetering kwaliteit van leven

Cruciaal

7,8

Intensiteit pijn/moeheid

Cruciaal

7,4

Frequentie en duur pijn/moeheid

Belangrijk

6,9

Bijkomende functionele symptomen

Belangrijk

5,7

Bijwerkingen

Cruciaal

6,6

*Beoordeling op een schaal van 0-9. Cruciaal: 7-9; Belangrijk: 4-6.

 

Verklarende modellen van het ontstaan van chronische hoofdpijn gaan uit van het biopsychosociale model. Uitleg over de factoren van dit model aan het kind en ouders aan de hand van een gepersonaliseerde verklaring opgesteld door de hoofdbehandelaar in samenspraak met kind en ouders vormt een belangrijk element in de behandeling (zie ook de module Communicatie bij SOLK). De verschillende uitlokkende en in stand houdende factoren op psychologisch gebied kunnen therapeutisch worden benaderd met veel verschillende psychologische interventies. De werkgroep heeft zich in het onderzoek beperkt tot de meest gangbare psychologische interventies bij chronische hoofdpijn: cognitieve gedragstherapie (CGT), hypnotherapie en ontspanningstraining. Uitlokkende en in stand houdende factoren op fysiek gebied kunnen met leefstijladviezen (zoals structuur in dagelijks ritme, inclusief voedingspatroon en slaapadviezen) en fysiotherapie aangepakt worden (denk aan verbetering lichaamshouding, activering en conditieherstel). Daarom zijn ook naar deze niet-medicamenteuze interventies literatuursearches verricht.

9A-I Cognitieve gedragstherapie

 

 

 

Laag

 

Uitkomst: Hoofdpijn

 

Bij kinderen met spanningshoofdpijn in een brede setting die CGT al dan niet met ontspanningstraining kregen werd na afloop van de behandeling in vergelijking met een controlegroep een afname van hoofdpijn gevonden.

 

Griffiths (1996)64,65; Osterhaus (1997)65; Kroener-Herwig (2001)66

Algehele kwaliteit van bewijs* = Laag

*Deze wordt bepaald door de cruciale uitkomstmaat met de laagste kwaliteit van bewijs.

 

9A-II Ontspanningstraining

-

Er werden geen aanvullende studies gevonden voor deze uitgangsvraag.

 

9B Hypnotherapie

-

Er werden geen aanvullende studies gevonden voor deze uitgangsvraag.

 

9C Educatie en leefstijladviezen

-

Er werden geen aanvullende studies gevonden voor deze uitgangsvraag.

 

9D Fysiotherapie

-

Er werden geen aanvullende studies gevonden voor deze uitgangsvraag.

9A-I Cognitieve gedragstherapie

Aanbevelingen uit bestaande richtlijnen

De NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) 17 doet de volgende aanbeveling: CGT verdient vooralsnog geen plaats in de behandeling van spanningshoofdpijn bij kinderen. Dit baseren de auteurs op één studie waarin CGT (n=12) werd vergeleken met een wachtlijstconditie (n=17) en waarin geen significante verschillen tussen beide condities werden aangetroffen. 59

 

Beschrijving geïncludeerde studies, inclusief kwaliteit van bewijs

De resultaten uit de drie geïncludeerde studies (Griffiths, 199664; Osterhaus, 199765; Kroener-Herwig, 200266) werden in een meta-analyse samengevoegd. In de interventiegroep werd, in vergelijking met de controlegroep, een significante afname van hoofdpijn gevonden. Na de behandeling was het relatieve risico (RR) van de uitkomst ‘≥50% afname in hoofdpijn’ 2,23 (95% BI: 1,34 – 3,70) in het voordeel van de interventiegroep (NNT=2,9). Bij de GRADE-beoordeling werd afgewaardeerd voor het risico op bias en inconsistentie, waardoor de kwaliteit van het bewijs uitkwam op laag. Hieronder worden de resultaten van de afzonderlijke studies besproken.

 

Griffiths (1996) onderzocht de effectiviteit van CGT, gericht op ontspanning, educatie en cognitieve vaardigheden. 64 Deelnemers werden geworven via een advertentie in de lokale krant. Het programma werd in een ziekenhuis in groepsverband gegeven of thuis, individueel met huiswerkopdrachten, bij kinderen van 10-12 jaar met chronische hoofdpijn (19,0% migraine, 33,3% spanningshoofdpijn en 47,6% combinatie van beide). De kinderen werden gerandomiseerd in een groep die in het ziekenhuis acht sessies kreeg, een groep die thuis drie sessies kreeg en controles die op de wachtlijst stonden. Bij de analyse werden negen van de 51 kinderen geëxcludeerd, de kenmerken van deze patiënten zijn niet beschreven.

In de groepen die CGT kregen was er een significante vergelijkbare afname van de hoofdpijn, terwijl er in de controlegroep geen verandering was. Bij 21 van de 30 patiënten uit de interventiegroepen en drie van de 12 patiënten uit de controlegroep was er na de behandeling sprake van ≥50% pijnvermindering (RR=2,8 (95% CI: 1,0 – 7,7)).

 

Osterhaus (1997) onderzocht de effectiviteit van CGT, bestaande uit vier groepssessies en vier individuele sessies gericht op (psycho-)educatie en ontspanning, in vergelijking met een controlegroep die op de wachtlijst stond. 65 Deelnemers werden geworven via een oproep in een lokale krant. Er werden 39 kinderen met hoofdpijn geïncludeerd van 12 tot 22 jaar, met spanningshoofdpijn (34,4%), migraine (31,3%) of een combinatie van beide (34,4%). In de interventieventiegroep nam de hoofdpijn ≥50% af bij 13 van de 25 patiënten en in de controlegroep bij geen van de 14 patiënten (RR=15,6 (95% CI: 1,0 – 243,7)).

 

Kroener-Herwig (2001) onderzocht de effectiviteit van CGT (waaronder educatie, ontspanning en cognities bijstellen) in vergelijking met een zelfhulpprogramma bij kinderen met spanningshoofdpijn (38,7%), migraine (29,3%) of een combinatie van beide (32,0%).66 Deelnemers werden geworven via advertenties in lokale kranten. Er werden 75 kinderen van 10-14 jaar gerandomiseerd in een groep die CGT kreeg (n=29), een groep die een zelfhulpprogramma kreeg (n=27) en een groep die op de wachtlijst stond (n=19). CGT bestond uit acht sessies gedurende 90 minuten. Het zelfhulpprogramma bestond uit dezelfde items, maar werd via geschreven instructies aangeboden. In de interventiegroepen nam de hoofdpijn ≥50% af bij 31 van de 56 patiënten, in vergelijking met acht van de 19 patiënten uit groep die op de wachtlijst stond (RR=1,31 (95% BI= 0,74-2,34)).

 

9A-II Ontspanningstraining

Aanbevelingen uit bestaande richtlijnen

De schrijvers van NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) doen de volgende aanbeveling: ‘ontspanningstraining verdient vooralsnog geen plaats in de behandeling van spanningshoofdpijn bij kinderen.’ 15 Dit baseren zij op conclusieniveau 3, omdat acht oude studies (1986-2001) tegenstrijdige resultaten opleverden aangaande de effectiviteit van ontspanningstraining bij kinderen met spanningshoofdpijn. 61-63,67-70 In dezelfde richtlijn wordt ook de volgende aanbeveling gedaan: ‘biofeedback verdient vooralsnog geen plaats in de behandeling van spanningshoofdpijn bij kinderen.’ Deze aanbeveling is gebaseerd op conclusieniveau 3, waarbij wordt gerefereerd aan een studie waarin biofeedback geen significant beter effect heeft op spanningshoofdpijn bij kinderen dan placebo-ontspanningstraining. 58 In beide groepen werd namelijk meer dan 50% klinische hoofdpijnverbetering gevonden. Dit suggereert dat ontspanningstraining een positief effect heeft op spanningshoofdpijn.

 

Beschrijving geïncludeerde studies, inclusief kwaliteit van bewijs

Er konden geen aanvullende studies worden geïncludeerd.

 

9B Hypnotherapie

Er kon geen gebruik worden gemaakt van bestaande richtlijnen en er konden geen aanvullende studies worden geïncludeerd.

 

9C Educatie en leefstijladviezen

Er kon geen gebruik worden gemaakt van bestaande richtlijnen en er konden geen aanvullende studies worden geïncludeerd.

 

9D Fysiotherapie

Er kon geen gebruik worden gemaakt van bestaande richtlijnen en er konden geen aanvullende studies worden geïncludeerd.

Bij uitgangsvraag 9 kon voor subvraag A I en II worden uitgegaan van de NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) 15, omdat deze richtlijn aanbevelingen doet over CGT en ontspanningstraining bij kinderen met spanningshoofdpijn. De richtlijn scoorde goed volgens AGREE II54 (score 6/7). Sterke punten waren onder andere het onderwerp en de doel, de methodologie en de betrokkenheid van belanghebbenden. Een zwak punt was de toepassing. Daarnaast bevatte een van de geïncludeerde studies naar ontspanningstraining een onderzoekspopulatie met alleen kinderen met migraine.

 

Aanvullende searches

Er werd een aanvullende search verricht in Medline, PsychINFO en CINAHL vanaf 2000. Er werden veel studies gevonden waarin kinderen met zowel migraine als spanningshoofdpijn waren geïncludeerd. De uitgangsvraag richt zich uitsluitend op spanningshoofdpijn. Omdat in de praktijk migraine en spanningshoofdpijn vaak gezamenlijk voorkomen en ook niet altijd goed van elkaar worden onderscheiden heeft de werkgroep ervoor gekozen om alleen de studies te includeren waarin meer dan 50% van de onderzochte kinderen spanningshoofdpijn of een mengvorm van migraine met spanningshoofdpijn had.

 

Er werden 118 potentiële systematische reviews en potentiële gerandomiseerde en gecontroleerde studies gevonden in Medline, 24 in PsychINFO en vijf in CINAHL. Op basis van abstract en titel werden 124 records geëxcludeerd (irrelevant onderwerp (n=109) en studies met volwassenen (n=15)). Op basis van de volledige tekst werden de overige 23 records om verschillend redenen geëxcludeerd: geen systematische review of gerandomiseerde gecontroleerde studie (n=11), studies die reeds opgenomen zijn in de sleutelpublicaties bij deze vraag (Eccleston, 201455) (n=6), studies met een onderzoekspopulatie waarvan minder dan de helft van de kinderen spanningshoofdpijn had (n=4), één studie van slechte kwaliteit zonder controlegroep en één studie met volwassenen.

 

Een tweede search werd verricht naar systematische reviews in Medline vanaf 2000 met bredere zoektermen voor de hoofdpijn. Er werden 144 potentiële systematische reviews gevonden. Op basis van abstract en titel werden 122 records geëxcludeerd. Redenen hiervoor waren: irrelevant onderwerp (n=114), geen systematische review (n=6), studie met volwassenen (n=1) en een artikel dat dubbel aanwezig was in het overzicht (n=1). Op basis van fulltekst werden 21 records geëxcludeerd. Redenen hiervoor waren: een irrelevante onderzoekspopulatie (n=8) omdat minder dan de helft van de geïncludeerde kinderen spanningshoofdpijn had, geen systematische review (n=7), studie met volwassenen (n=3) en een irrelevante interventie (n=2). Ten slotte werd de systematische review van Verhagen et al. (2005) 56 ook geëxcludeerd (n=1) omdat alle studies die daarin geïncludeerd zijn op één na ook in Eccleston (2014) 55 opgenomen zijn (sleutelpublicatie en tevens de enige geïncludeerde studie uit deze search) en de overgebleven studie al meegenomen is in de NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007). 17

 

Zo bleef alleen de systematische review van Eccleston et al. (2014) 55 over. Bij een andere uitgangsvraag werd nog de review van Bonvanie (2017) 57 gevonden, waarbij hoofdpijn een onderdeel was, maar in deze studie bleken geen aanvullende relevante studies geïncludeerd ten opzichte van Eccleston (2014).

 

Van de hoofdpijnstudies die in Eccleston zijn geïncludeerd zullen wij drie gerandomiseerde en gecontroleerde studies apart bespreken bij de resultaten, omdat in deze studies de doelpopulatie goed overeenkomt met de onze. De overige geïncludeerde studies uit Eccleston worden niet besproken omdat ze ofwel reeds meegenomen zijn in de NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) (Bussone 199858, Barry 199759, Fichtel 200160, Larsson 199661, Larsson 199062 en Larsson 1987a63) ofwel een onderzoekspopulatie bestreken waarvan minder dan de helft spannningshoofdpijn of een mengvorm van migraine en spanningshoofdpijn had.

 

De drie studies die wij zullen bespreken (Griffiths et al., 199664; Osterhaus et al., 199765 en Kröner-Herwig et al., 200266) waren al gepubliceerd toen de NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007) verscheen. Omdat de onderzoekspopulaties in deze studies het meest overeenkomen met onze doelpopulatie, beschouwen we de resultaten als leidend voor de uitgangsvraag of CGT een effectieve behandeling is voor kinderen met spanningshoofdpijn.

  1. Jansens KAM, klis S, kingma EM, oldehinkel AJ, rosmalen JGM. predictors for persistance of functional soma- tic symptoms in adolescents, J pediatr 2014;164(4):900-5.
  2. Konijnenberg AY, Uiterwaal CSPM, Kimpen JLL, van der Hoeven L, Buitelaar JK, Graeff-Meeder ER de. Chil- dren with unexplained chronic pain: Substantial impairment in everyday life. Arch Dis Child. 2005;90:680-686.
  3. Landelijke stuurgroep multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de GGZ. multidisciplinaire richtlijn somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) en somatoforme stoornissen. utrecht: Trimbos-instituut 2010. https://assets-sites.trimbos.nl/docs/4d8a2a6a-5738-473c-b304-d0cae5a97ee7.pdf.
  4. Olde hartman TC, blankenstein AH et al. NHG-standaard somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK), huisarts en wetenschap 2013;56(5):222-30. https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg- standaard-somatisch-onvoldoende-verklaarde-lichamelijke-klachten-solk
  5. Spaans JA, rosmalen JGM, rood YR van, horst HE van der, visser S. handboek behandeling van somatisch on- voldoende verklaarde lichamelijke klachten. lannoo campus 2017; D/2017/45/564-9789401437493- nur770/870.
  6. Praktische huisartsgeneeskunde: Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. 1st ed. Bohn Stafleu van Loghum; 2017.
  7. Netwerk kwaliteitsontwikkeling GGZ, zorgstandaard somatisch onvoldoende verklaarde Lichamelijke klach- ten (SOLK) 2018http://Www.kwaliteitsontwikkelingggz.nl/ontwikkeling/project/zorgstandaard-somatisch-onvoldoende- verklaarde-lichamelijke-klachten-solk/.
  8. Kennisdossier SOLK. kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie. https://www.kenniscentrum-kjp.nl/Professio- nals/Stoornissen/Somatisch-onvoldoende-verklaarde-lichamelijke-klachten-SOLK/Beschrijving.
  9. CBO-richtlijn complex regionaal pijnsyndroom type 1 (herziening 2014). https://www.nhg.org/sites/default/fi- les/content/nhg_org/uploads/definitieve_richtlijn_crps_i_november_2014_0.pdf.
  10. Huber M. Naar een nieuw begrip van gezondheid: Pijlers voor positieve gezondheid. Tijds. gezondheids.we- tenschappen. 2013(91):133.
  11. Eikelboom EM, tak LM, roest AM, rosmalen JGM, A systematic review and meta-analysis of the percentage of revised diagnosis in functional somatic symptoms. J psychosom res. 2016;88:60-7. .
  12. Engel GL. the need for a new medical model: A challenge for biomedicine. science 1977;196:129-36. .
  13. Zernikow B1, Gerhold K, Bürk G, et al. Definition, diagnosis and therapy of chronic widespread pain and so- called fibromyalgia syndrome in children and adolescents. systematic literature review and guideline. . Schmerz. 2012;26(3):318-330.
  14. NVK-richtlijn functionele buikpijn bij kinderen. (2015). https://www.nvk.nl/Portals/0/richtlijnen/Buik- pijn%2C%20Functionele/Richtlijn%20Functionele%20Buikpijn%20mei%202015.pdf.
  15. NVK-richtlijn pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007). https://www.nvk.nl/Portals/0/richtlij- nen/pijnmeting/richtlijnpijnmeting.pdf.
  16. CBO-richtlijn diagnose, behandeling, begeleiding enbeoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). (2013). https://Richtlijnendatabase.nl/richtlijn/chronisch_vermoeidheidssyn- droom_cvs. .
  17. NICE-guideline headaches in over 12s: Diagnosis and management. (2012). https://www.nice.org.uk/gui- dance/cg150.
  18. NVN-richtlijn diagnostiek en behandeling chronische recidiverende hoofdpijn zonder neurologische afwij- kingen (2007). http://www.ihs-headache.org/binary_data/1460_dutch-guidelines-2008.pdf.
  19. NVN-richtlijn medicamenteuze behandeling van migraine, medicatie-overgebruikshoofdpijn en spannings- hoofdpijn (2017). https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/medicamenteuze_behandeling_migraine_en_moh/spannings- hoofdpijn.html.
  20. Macfarlane GJ, kronisch C, dean LE, et al. EULAR revised recommendations for the management of fibrom- yalgia. ann rheum dis 2016;0:1–11. http://ard.bmj.com/content/76/2/318.
  21. Draheim N, Ebinger F, Schnöbel-Müller E, Wolf B, Häuser W. Definition, diagnostics and therapy of chronic widespread pain and the (so-called) fibromyalgia syndrome in children and adolescents: Updated guidelines 2017. Schmerz. 2017;31(3):296-307.
  22. Guyatt GH, Oxman AD, Vist GE, Kunz R, Falck-Ytter Y, Alonso-Coello P, Schunenmann HJ. GRADE: An emerg- ing consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ. 2008;336:924-926.
  23. Kingma EM, moddejonge RS, rosmalen JGM. hoe interpreteert de patiënt de huidige terminologie voor li- chamelijk onverklaarde klachten? ned tijdschr geneeskd. 2012;156:A4541.
  24. Marks EM HM. Medically unexplained symptoms: An acceptable term? British Journal of Pain. 2015;9(2):109-114.
  25. Picariello F, ali S, moss-morris R, chalder T.the most popular terms for medically unexplained symptoms: The views of CFS patients. journal of psychosomatic research (2015);78(5):420-6.
  26. Perquin CW, hazebroek-kampschreur AA, hunfeld JA, et al. pain in children and adolescents: A common ex- perience. pain. 2000;87(1):51-58. .
  27. King S, chambers CT, huguet A, et al. the epidemiology of chronic pain in children and adolescents revisited: A systematic review. pain. 2011;152(12):2729-2738. .
  28. Rimes KA, goodman R, hotopf M, wessely S. incidence, prognosis, and risk factors for fatigue and chronic fatigue syndrome in adolescents: A prospective community study. pediatrics. 2007;119(3):e603-9. .
  29. ICHD-3 criteria voor spanningshoofdpijn. https://www.ichd-3.org/2-tension-type-headache/.
  30. Drossman. ROME IV functional gastro-intestinal disorders, disorders of gut-brain interaction. 4th ed. ; 2017.
  31. National collaborating centre for primary care (2007). chronic fatigue syndrome/myalgic encephalomyelitis (or encephalopathy): Diagnosis and management of chronic fatigue syndrome/myalgic encephalomyelitis or encephalopathy) in adults and children. london: National institute for health an clinical excellence http://Www.nice.org.uk.
  32. Fukuda K, straus SE, hickie I, sharpe MC, dobbins JG, komaroff A, et al (1994). the chronic fatigue syn- drome: A comprehensive approach to its definition and study. ann intern med 121:953-59.
  33. Reeves WC, lloyd A, vernon SD, klimas N, jason LA, bleijenberg G, et al. international chronic fatigue syn- drome study group. identification of ambiguities in the 1994 chronic fatigue syndrome research case definition and recommendations for resolution. BMC health serv res. 2003:3(1);25.
  34. Dekker F, Duijn van NP, Ongering JEP, Bartelink MEL, Boelman L, Burgers JS, Bouma M, Kurver MJ. NHG- standaard hoofdpijn (derde herziening). https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-hoofdpijn. Upda- ted 2014. Accessed 1, 57.
  35. Janssens KA, oldehinkel, dijkstra, veenstra.school absenteeism as a perpetuating factor of functional soma- tic symptoms in adeloscents; the TRAILS study. J of pediatrics. 2011159(6); 988-93.
  36. Perquin CW, hazebroek-kampschreur AA, hunfeld JA, et al. pain in children and adolescents: A common ex- perience. pain. 2000;87(1):51-58.
  37. Hamberg-van reenen HH, meijer SA. gezond opgroeien, verkenning jeugdgezondheidszorg RIVM 2014. RIVM Rapport 270752001.
  38. Rask CU, ombol E, fink P, skovgaard AM. functional somatic symptoms and consultation patterns in 5- an 7- year olds. pediatrics. 2013; 132(2): 459-67.
  39. Korterink JJ, diederen K, benninga MA. epidemiology of pediatric functional abdominal pain disorders: A meta-analysis. PLos one. 2015;10(5):e0126982.
  40. Gieteling MJ, lisman-van leeuwen Y, van der wouden JC, schellevis FG. childhood nonspecific abdominal pain in family practice: Incidence, associated factors, and management. . 2011;9(4):337-343.
  41. Spee LA, lisman-van leeuwen Y, benninga MA, bierma-zeinstra SM, berger MY. prevalence, characteristics, and management of childhood functional abdominal pain in general practice. scand J prim health care. 2013;31(4):197-202.
  42. Starfield B, Gross E, Wood M, et al. Psychosocial and psychosomatic diagnoses in primary care of children. Pediatrics. 1980;66(2):159-167.
  43. Abu-arafeh I, razak S, sivaraman B. prevalence of headache and migraine in children and adolescents: A sys- tematic review of population-based studies. dev med child neurol. 2010;52(12):1088-1097.
  44. King S, chambers CT, huguet A, et al. the epidemiology of chronic pain in children and adolescents revisited: A systematic review. pain. 2011;152(12):2729-2738.
  45. Crawley E, hughes R, northstone K, tilling K, emond A, sterne JA. chronic disabling fatigue at age 13 and as- sociation with family adversity. pediatrics. 2012;130(1):e71-9.
  46. Wolbeek ter M, van doornen LJ, kavelaars A. fatigue, depressive symptoms, and anxiety from adolescence up to young adulthood: A longitudinal study. Brain behav immun. 2011;25(6):1249-1255.
  47. Wolbeek ter M, doornen van LJ, kavelaars A, heijnen CJ. severe fatigue in adolescents: A common phenom- enon? pediatrics. 2006;117(6):e1078-86.
  48. Chalder T, goodman R, wessely S, hotopf M, meltzer H. epidemiology of chronic fatigue syndrome and self reported myalgic encephalomyelitis in 5-15 year olds: Cross sectional study. BMJ. 2003;327(7416):654-655.
  49. Haines LC, saidi G, cooke RW. prevalence of severe fatigue in primary care. arch dis child. 2005;90(4):367- 368.
  50. Nijhof SL, maijer K, bleijenberg G, uiterwaal CS, kimpen JL, van de putte EM. adolescent chronic fatigue syn- drome: Prevalence, incidence, and morbidity. pediatrics. 2011;127(5):e1169-75.
  51. Foster HE, jandial S. pGALS, a screening examination of the musculoskeletal system in school-aged children. reports on the rheumatic diseases series 5 (2008):15;1-8.
  52. CBO-richtlijn lymeziekte (2013). https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/lymeziekte/lymeziekte_-_korte_beschrij- ving.html.
  53. Gezondheidsraad. evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. den haag: Gezondheidsraad, 2012; publicatienr. 2012/15. ISBN 978-90-5549-931-1.
  54. http://www.agreetrust.org/wp-content/uploads/2013/06/AGREE_II_Dutch.pdf.
  55. Eccleston C, Palermo TM, Williams ACDC, Lewandowski Holley A, Morley S, Fisher E, Law E. Psychological therapies for themanagement of chronic and recurrent pain in children and adolescents (review). Cochrane Da- tabase of Systematic Reviews. 2014(5).
  56. Verhagen AP, Damen L, Berger MY, Passchier J, Merlijn V, Koes BW. Conservative treatments of children with episodic tension-type headache: A systematic review J Neurol. 2005;252:1147-1154.
  57. Bonvanie IJ, Kallesøe KH, Janssens KAM, Schröder A, Rosmalen JGM, Rask CU. Psychological interventions for children with functional somatic symptoms: A systematic review and meta-analysis. . The Journal of Pediat- rics. 2017;187:272-281.
  58. Bussone G, grazzi L, D'amico D, et al: Biofeedback-assisted relaxation training for young adolescents with tension-type headache: A controlled study. cephalalgia 1998;18:463-7.
  59. Barry J, Baeyer von CL. Brief cognitive-behavioral group treatment for children's headache. Clin J Pain. 1997;13:215-220.
  60. Fichtel A LB. Does relaxation treatment have differential effects on migraine and tension-type headache in adolescents? Headache. 2001;41:290-296.
  61. Larsson B CJ. A school-based, nurse-administered relaxation training for children with chronic tension-type headache. J Pediatr Psychol. 1996;21:603-614.
  62. Larsson B, Melin L, Doberl A. Recurrent tension headache in adolescents treated with self-help relaxation training and a muscle relaxant drug. Headache. 1990;30:665-671.
  63. Larsson B, Melin L, Lamminen M, Ullstedt F. A school-based treatment of chronic headaches in adolescents. J Pediatr Psychol. 1987;12(4):553-566.
  64. Griffiths JD, martin PR. clinical- versus home-based treatment formats for children with chronic headache. br J psychol soc. 1996;1:151-166. .
  65. Osterhaus SO, Lange A, Linssen WH, Passchier J. A behavioral treatment of young migranious and nonmi- grainous headache patients: Prediction of treatment success. Int J Behav Med. 1997;4(4):387-396.
  66. Kroener-Herwig B DH. Cognitive–behavioral therapy of pediatric headache. are there differences in efficacy between a therapist-administered group training and a self-help format? Journal of Psychosomatic Research. 2002;53:1107-1114.
  67. Larsson B ML. Chronic headaches in adolescents: Treatment in a school setting with relaxation training as compared with information-contact and self-registration. Pain. 1986;25(3):325-336.
  68. Kroner-Herwig B, Mohn U, Pothmann R. Comparison of biofeedback and relaxation in the treatment of pe- diatric headache and the influence of parent involvement on outcome. Appl Psychophysiol Biofeedback. 1998;23:143-157.
  69. Larsson B ML. The psychological treatment of recurrent headache in adolescents--short-term outcome and its prediction. Headache. 1988;28:187-195.
  70. Sartory G, Muller B, Metsch J, Pothmann R. A comparison of psychological and pharmacological treatment of pediatric migraine. Behav Res Ther. 1998;36:1155-1170.
  71. Jong, M.C. et al. (2018) hypnotherapy or transcendental meditation versus regular relaxation exercises in the treatment of children with primary headaches: A multi-centre, pragmatic, randomized clinical study. manu- script in preparation. .
  72. Pothmann R, lobisch M. akutbehandlung des episodischen kindliches spannungskopfschmer-zes mit flupirtin und paracetamol. gekreuzte doppelblindstudie. schmerz 2000;14:1-4. .
  73. Farmacotherapeutisch kompas. www.farmacotherapeutischkompas.nl.
  74. Kashikar-Zuck S, Swain NF, Jones BA, Graham TB. Efficacy of cognitive-behavioral intervention for juvenile primary fibromyalgia syndrome. Journal of Rheumatology. 2005;32:1594-1602.
  75. Kashikar-Zuck S, Ting TV, Arnold LM, Bean J, Powers SW, Graham TB, Passo MH, Schikler KN, Hashkes PJ, Spalding S, Lynch-Jordan AM, Banez G, Richards MM, Lovell DJ. Cognitive behavioral therapy for the treatment of juvenile fibromyalgia. Arthritis & Rheumatism. 2012;64:297-305.
  76. Yunus MB, masi AT (1985) juvenile primary fibromyalgia syndrome. A clinical study of thirty three patients and matched normal controls. arthritis rheum 28:138–145.
  77. Bernardy K, Klose P, Busch AJ, Choy EHS, Häuser W. Cognitive behavioural therapies for fibromyalgia (re- view). Cochrane Database of Systematic Reviews. 2013(9).
  78. Macfarlane GJ ea. EULAR evidence-based recommendations for the management of fibromyalgia syn- drome. Ann Rheum Dis. 2008;0:1-11.
  79. Calvo-Muñoz I, Gómez-Conesa A, Sánchez-Meca J. Physical therapy treatments for low back pain in children and adolescents: A meta-analysis. BMC Musculoskeletal Disorders. 2013;14:55.
  80. Stephens S, Feldman BM, Bradley N, et al. Feasibility and effectiveness of an aerobic exercise program in children with fibromyalgia: Results of a randomized controlled pilot trial. Arthritis Care Res. 2008;59:1399- 1406.
  81. Kashikar-Zuck S, Flowers SR, Verkamp E, et al. Actigraphy-based physical activity monitoring in adolescents with juvenile primary fibromyalgia syndrome. J Pain. 2010;11:885-893.
  82. Sherry DD, Brake L, Tress JL, Sherker J, Fash K, Ferry K, Weiss PF. The treatment of juvenile fibromyalgia with an intensive physical and psychosocial program. J Pediatr. 2015;167:731-737.
  83. Romano TJ. Fibromyalgia in children; diagnosis and treatment. The West Virginia Medical Journal. 1991;87:112-114.
  84. Choy E, Marshall D, Gabriel ZL, Mitchell SA, Gylee E, Dakin HA. A systematic review and mixed treatment comparison of the efficacy of pharmacological treatments for fibromyalgia. Semin Arthritis Rheum. 2011;41:335-345.
  85. Arnold LM, Bateman L, Palmer RH, Lin Y. Preliminary experience using milnacipran in patients with juvenile fibromyalgia: Lessons from a clinical trial program. Pediatr Rheumatol Online J. 2015;13:27.
  86. Arnold LM, Schikler KN, Bateman L, Khan T, Pauer L, Bhadra-Brown P, Clair A, Chew ML, Scavone J. Pregaba- lin adolescent fibromyalgia study group. safety and efficacy of pregabalin in adolescents with fibromyalgia: A randomized, double-blind, placebo-controlled trial and a 6-month open-label extension study. Pediatr Rheuma- tol Online J. 2016;14:46.
  87. Al-Haggar MS, Al-Naggar ZA, Abdel-Salam MA. Biofeedback and cognitive behavioral therapy for egyptian adolescents suffering from chronic fatigue syndrome Journal of Pediatric Neurology. 2006;4:161-169.
  88. Bakker RJ, Putte van de EM, Kuis W, Sinnema G. Effects of an educational video film in fatigued children and adolescents: A randomised controlled trial. Arch Dis Child. 2011;96:457-460.
  89. Geelen van SM, Fuchs CE, Sinnema G, Putte van de EM, Geel van R, Hermans HJM, Kuis W. Self-investiga- tion in adolescent chronic fatigue syndrome: Narrative changes and health improvement. Patient Education and Counseling. 2011;83:227-233.
  90. Nijhof SL, Bleijenberg G, Uiterwaal CS, Kimpen JL, van de Putte EM. Effectiveness of internet-based cogni- tive behavioural treatment for adolescents with chronic fatigue syndrome (FITNET): A randomized controlled trial. Lancet. 2012;379:1412-1418.
  91. Nijhof SL, Priesterbach LP, Uiterwaal CSPM, Bleijenberg G, Kimpen JLL, Putte van de EM. Internet-based therapy for adolescents with chronic fatigue syndrome: Long-term follow-up. Pediatrics. 2013;131:1788-1795.
  92. Chalder T, Deary V, Husain K, Walwyn R. Family-focused cognitive behaviour therapy versus psycho-educa- tion for chronic fatigue syndrome in 11- to 18-year-olds: A randomized controlled treatment trial. Psychol Med. 2010;40(8):1269-1279.
  93. Lloyd S, Chalder T, Rimes KA. Family-focused cognitive behaviour therapy versus psycho-education for ado- lescents with chronic fatigue syndrome: Long-term follow-up of an RCT. Behaviour Research and Therapy. 2012;50:719-725.
  94. Stulemeijer M, Jong de LW, Fiselier TJ, Hoogveld SW, Bleijenberg G. Cognitive behaviour therapy for adoles- cents with chronic fatigue syndrome: Randomized controlled trial. BMJ. 2005;330(7481):14.
  95. Knoop H, Stulemeijer M, Jong de LW, Fiselier TJ, Bleijenberg G. Efficacy of cognitive behavioral therapy for adolescents with chronic fatigue syndrome: Long-term follow-up of a randomized, controlled trial. Pediatrics. 2008;121(3):e619-625.
  96. Tummers M, Knoop H, Bleijenberg G. Effectiveness of stepped care for chronic fatigue syndrome: A ran- domized noninferiority trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology. 2010;78(5):724-731.
  97. Gordon BA, Knapman LM, Lubitz L. Graduated exercise training and progressive resistance training in ado- lescents with chronic fatigue syndrome: A randomized controlled pilot study. Clinical Rehabilitation. 2010;24:1072-1079.
  98. Sulheim D, Fagermoen E, Winger A, et al. Disease mechanisms and clonidine treatment in adolescent chronic fatigue syndrome A combined cross-sectional and randomized clinical trial. JAMA Pediatrics. 2014;168:351-360.
  99. NVN-richtlijn diagnostiek en behandeling van chronische recidiverende hoofdpijn zonder neurologische af- wijkingen (2007) https://Www.neurologie.nl/uploads/136/1169/richtlijn_hoofdpijn_versie_2008.pdf.
  100. Bonvanie IJ, rosmalen JG, van rhede van der kloot CM, oldehinkel AJ, janssens KA. short report: Functional somatic symptoms are associated with perfectionism in adolescents. J psychosom res. 2015;79(4):328-30.
  101. Janssens KA, klis S, kingma EM, oldehinkel AJ, rosmalen JG. predictors for persistence of functional somatic symptoms in adolescents. J pediatr. 2014 apr;164(4):900-905.
  102. Huguet A, tougas ME, hayden J, McGrath PJ, chambers CT, stinson JN, wozney L. systematic review of childhood and adolescent risk and prognostic factors for recurrent headaches.J pain. 2016;17(8):855-873.
  103. Huguet A, hayden JA, stinson J, McGrath PJ, chambers CT, tougas ME, wozney L: Judging the quality of evi- dence in reviews of prognostic factor research: Adapting the GRADE framework. syst rev. 2013; 2:71.
  104. Huguet A, tougas ME, hayden J, McGrath PJ, stinson JN, chambers CT. systematic review with meta-analy- sis of childhood and adolescent risk and prognostic factors for musculoskeletal pain.pain. 2016 dec;157(12):2640-2656.
  105. Rimes KA, goodman R, hotopf M, wessely S, meltzer H, chalder T. incidence, prognosis, and risk factors for fatigue and chronicfatigue syndrome in adolescents: A prospective community study. pediatrics. 2007;119(3):e603-9.
  106. Wolbeek ter M, van doornen LJ, kavelaars A, heijnen CJ. predictors of persistent and new-onset fatigue in adolescent girls. pediatrics. 2008;121(3):e449-57.
  107. Bonvanie IJ, rosmalen JG, rhede van kloot van der CM, oldehinkel AJ, janssens KA. short report: Functional somatic symptoms are associated with perfectionism in adolescents. J psychosom res. 2015 oct;79(4):328-30.
  108. PalermoTM, valrie CR, karlson CW. family and parent influences on pediatric pain: A developmental per- spective. american psychologist 2014;69,142-52.
  109. Burton C, lucassen P, aamland A, olde hartman T. toward explaining the unexplainable. huisarts wet 2015;58(9):468-70.
  110. Thomas KB. general practice consultations: Is there any point in being positive? BMJ 1987;294(5):1200-2.
  111. Educatieve video de pijn begrijpen – en wat er te doen is in 10 minuten. https://www.youtube.com/watch?v=UznY5Nry6VY.
  112. Peeters E, makkes N. overleg stroomlijnt de zorg voor SOLK patiënten. medisch contact. 2017; 33-34; 30- 32.
  113. Olde hartman TC, blankenstein AH et al. NHG-standaard somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten SOLK, huisarts en wetenschap 2013;56(5):222-30.
  114. Moulin V, akre C, rodondi PY, ambresin AE, suris JC. A qualitative study of adolescents with medically un- explained symptoms and their parents. part 2: How is healthcare perceived?journal of adolescence 2015: 45;317e26.
  115. Broekhuijsen DM, luitse GHJ, knottnerus AC, heuvel M. exploring self-efficacy and attitudes among pedia- tricians in managing medically unexplained physical symptoms. clinical pediatrics 2015;1-3.
  116. Janssens KA, oldehinkel AJ, rosmalen JGM. parental overprotection predicts the development of functional somatic symptoms in young adolescents. J pediatrics 2009: 154(6);918-23.
  117. Walker LS, williams SE, smith CA, garber J, van slyke DA, lipani TA. parent attention versus distraction: Im- pact on symptom complaints by children with and without chronic functional abdominal pain. pain 2006:122;43–52.
  118. Langer SL, romano JM, liu Q, levy RL, nielson, brown, JD. pain catastrophizing predicts verbal expression among children with chronic pain and their mothers. health psychology open 2016: 1-9.
  119. Shraim M, mallen CD, dunn KM. GP consultations for medically unexplained physical symptoms in parents and their children: A systematic review.britisch J gen pract 2013;(5):e318.
  120. Weiland A, van de kraats R, blankenstein AH, van saase JCLM, van der mplen HT, bramer WM. encounters between medical specialists and patients with MUPS; influences of communication on patient outcomes and use of health care: A literature overvieuw. perspect med edu 2012;1:196-206.
  121. Bensing JM, verhaak PF. somatisation, a joint responsibility of doctor and patient. lancet 2006;367(9509):452-54.
  122. Salmon P. conflict, collusion or collaboration in consultations about medically unexplained symptoms: The need for a curriculum of medical explanation. pat educ couns 2007;67(3):246-54.
  123. Salmon P, the potentially somatizing effect of clinical consultation. CNS spectrums, 2006;11(3):190-200.
  124. Burton C, lucassen P, aamland A, olde hartman T. toward explaining the unexplainable. huisarts wet 2015;58(9):468-70.
  125. Weiland A, van de kraats R, blankenstein AH, van saase JCLM, van der molen HT, bramer WM. encounters between medical specialists and patients with MUPS; influences of communication on patient outcomes and use of health care: A literature overview. perspect med edu 2012;1:196-206.
  126. Burton C, lucassen P, aamland A, olde hartman T. explaining symptoms after negative tests: Towards a rational explanation. journal of the royal society of medicine. 2015;108(3) 84-8.
  127. Derksen F, bensing J, lagro-janssen A. effectiveness of empathy in general practice: A systematic review br J gen pract 2013;(1): e76-84.
  128. Thomas KB. general practice consultations: Is there any point in being positive? BMJ 1987;294(5):1200-2.
  129. Hinton D, kirk S. families‘ and healthcare professionals‘ perceptions of healthcare services for children and young people with medically unexplained symptoms: A narrative review of the literature. health an social care in the community 2016;24(1):12-26.
  130. Raieli V, compagno A, pandolfi E, la vecchia M, puma D, la franca G, ragusa D. headache: What do children and mothers expect from pediatricians? headache 2010;50:290-300.
  131. Simons L.E. KK. The fear avoidance model of chronic pain: Examination for pediatric application. J Pain. 2012;13(9):827-835.
  132. Vlaeyen JW, linton SJ, fear avoidance and its consequences in chronic musculoskeletal pain: A state of the art. pain 2000;85:317-32. .
  133. Hechler T, Ruhe AK, Schmidt P, Hirsch J, Wager J, Dobe M, Krummenauer F, Zernikow B. Inpatient-based intensive interdisciplinairy pain treatment for highly impaired children with severe chronic pain: Randomized controlled trial of efficacy and economic effects. Pain. 2014;155:118-128.
  134. Hechler T, Kanstrup M, Lewandowski Holley A, Simons LE, Wicksell R, Hirschfeld G, Zernikow B. Systematic review on intensive interdisciplinary pain treatment of children with chronic pain. Pediatrics. 2015;136(115):127.

Evidence tabel uitgangsvraag 9a-I, cognitieve gedragstherapie

 

Study and design

 

Design and patients

 

Method and outcomes

 

Results

 

Results critical appraisal

 

Griffiths, 1996

 

Design RCT

 

 

Patients

 

Sex: 21 F, 21 M

Mean age = 11.3 yrs

 

 

Diagnosis = migraine 8, tension-type headache 14,

combination 20 Mean years of pain

= not given: minimum 6 months

 

 

Numbers

 

End of treatment: n

= 42; follow-up: n = 42

Start of treatment: n = 51

 

 

Drop outs

 

The data from nine participants were excluded from the analyses. Two participants withdrew from Group 1, both due to family illness. Of the two children in Group 2 whose

 

3 arms. Assessment at pretreatment, posttreatment and 9 weeks posttreatment.

 

 

Intervention groups:

 

‘Cognitive behavioural therapy (clinic based)’ (n=15). ‘Cognitive behavioural therapy (home based)’ (n=15).

 

 

Control group: ‘Self monitoring’ (n=12)

 

 

Relevant outcomes:

 

Pain (headache index).

 

 

Headache index scores were obtained for each participant by summing all headache diary entries for

each week by all groups at pretreatment, post-

 

Pain post-treatment, intervention groups versus controls:

 

RR=2.80 (95% CI: 1.02

– 7.67)

 

 

Participants scoring 50% and above on % change:

 

Intervention group: 21/30

 

Control group: 3/12

 

 

Two-way ANOVA with repeated measures was used to compare preand posttest means:

 

There was a significant decrease in headache scores for both clinic based (F(1,37) = 18.88,

p < .0001), and homebased (F(1,37)=14.18,p

<.002) groups from preto post-treatment.

 

 

The headache index scores of the control group did not change (F(1,37) = 0.22, p >

.01).

 

Attrition bias: high risk. Characteristics of the nonparticipants were not described.

 

 

Unclear risk random sequence generation: ‘It was decided to assign children to groups by true randomisation rather than on the basis of headache diagnosis’. Comment: probably done, no method is described.

 

 

Unclear risk of allocation concealment (selection bias) and blinding of outcome assessment. Not described.

 

data were excluded, one returned an insufficient number of headache diaries and the other had baseline headache scores that were 6 standard deviations above the mean for the sample. The five children whose data were excluded from the control group returned an insufficient number of headache diaries.

treatment, and by the two treatment groups at follow-up.

 

 

Primary disability outcome: none.

(conclusion: both treatment conditions were associated with significant reductions in headaches, but no changes occurred for the control condition. The two treatment formats were equally efficacious)

 

 

KroenerHerwig, 2001

 

Design RCT

 

3 arms. Assessed at pretreatment, posttreatment, 6 months.

Pain post-treatment RR=1.31 (95% CI: 0.74-

2.34)

 

Random sequence allocation: unclear risk. ‘Assignment to the treatment groups was random.’ Comment: probably done, method not described.

 

 

Allocation concealment: unclear, not described.

 

 

Blinding of outcome assessement: unclear, not described.

 

 

Incomplete outcome data: unclear risk. Attrition is described, however significant

differences between completers and noncompleters were not reported.

 

Patients

 

 

 

Sex: 35 F, 40 M

Mean age = 12.1 (SD 1.3)

 

 

Source = newspaper advertisement 2 or more headaches per month reported by parents.

 

Intervention groups:

 

‘Cognitive behavioural training group’ (n=29)

‘Self-help’

(n=27)

Reduction of headache

≥ 50%:

 

Intervention group: 31/56

 

Control group: 8/19

 

 

Diagnosis = paediatric headache: migraine (30%), ten-

sion-type (40%),

combined (30%)

Control group: ‘waiting-list control’ (n=19)

 

 

 

Relevant out-

comes:

 

 

Mean yrs of

pain=4.0 (SD 2.6)

Pain intensity

 

 

 

Numbers

 

 

 

End of treatment n

= 75

Start of treatment

 

 

 

n = 78

 

 

 

 

Osterhaus, 1997

 

Design

 

2 arms. Assessed at pretreatment, posttreatment and

1-year followup.

 

 

Intervention group:

 

‘Behavioural treatment package’

 

 

Control group: ‘waiting-list control’

 

 

Preand posttreatment and at follow-up a 4week diary was completed. The Headache Index was calculated from the diary by adding the product of the Duration and the Intensity of every single headache attack regardless of its nature. This Headache Index is comparable to that of Larsson and Melin (1988).

 

 

Relevant outcomes:

 

Pain (headache index).

 

Pain post-treatment

 

Attrition bias: high risk. Attrition is not described.

 

RCT

RR=15.58 (95% CI: 1.00

– 243.71)

 

 

 

Patients

 

Sex: 29 F, 10 M

Mean age = 15.2 (SD 3.3)

 

 

Clinically improved, 50%:

 

Intervention group: 13/25

Random sequence generation (selection bias): unclear risk. ‘The participants were randomly assigned to one of two groups’ Comment: probably done, no method described

 

 

Control group: 0/14

 

 

Source = newspa-

per article Diagnosis = headache (migraine 10,

tension-type 18,

mixed 11)

Mean years of pain

= 5.6

 

 

The treatment effect was significantly higher for non-migrainous headache patients than for migraineurs.

 

Allocation concealment: unclear risk. Not described.

 

 

Blinding of outcome assessment: unclear risk. Not described.

 

Numbers

 

 

 

End of treatment n

= 39

 

 

 

1-year follow-up n

= 21

Start of treatment n = 39

 

 

 

 

‘Behavioural treatmant package’: It consisted of eight sessions: four group sessions of 90 min each and four individual sessions of 50 min each. In the group sessions the training consisted of: (1) Psycho-education about pain. (2) Education about headache, triggers of headache, and pain coping strategies. (3)

Various methods of

 

 

 

physical relaxation (progressive relaxation, autogenic relaxation and relaxation based on selfhypnosis procedures). Home practise was required at least twice a day.

 

 

 

 

GRADE-evidence profile uitgangsvraag 9a-I, cognitieve gedragstherapie

Cognitive behavioural therapy versus controls (self-monitoring or waiting list) voor headache

 

Patiënten of populatie: headache

Interventie: cognitive behavioural therapy

Controle: controls (self-monitoring or waiting list)

 

Uitkomsten

Absolute effecten* (95% CI)

Relatief effect

(95% CI)

Aantal deelnemers (studies)

Certainty of the evidence (GRADE)

Opmerkingen

Risico met controls (self-monitoring or waiting list)

Risico met cognitive behavioural therapy

 

Reduction of

headache ≥ 50%

 

 

244 per 1.000

 

545 per 1.000

(328 tot 904)

 

RR 2.23

(1.34 tot 3.70)

 

156

(3 RCTs)

 

⨁⨁◯◯

LAAG a,b

 

Het risico in de interventie groep (en het 95% betrouwbaarheidsinterval) is gebaseerd op het risico in de controle groep en het relatieve effect van de interventie (en het 95% BI).

 

CI: Confidence interval; RR: Risk ratio

 

GRADE Working Group grades of evidence

High certainty: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect

Moderate certainty: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different

Low certainty: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect

Very low certainty: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

 

EXPLANATIONS

a. Unclear risk allocation concealment, blinding of outcomes, attrition.

b. Heterogeneity: Chi² = 5.33, df = 2 (P = 0.07); I² = 62%

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 21-10-2018

Laatst geautoriseerd  : 21-10-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2024

De richtlijn wordt eens per vijf jaar herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen als nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
  • Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling en huiselijk geweld
  • Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie
  • Zorgverzekeraars Nederland
  • Trimbos-instituut
  • Inspectie voor de Gezondheidszorg
  • Netwerk Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling is gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Betere herkenning, diagnostiek en behandeling

Het doel van de richtlijn is het komen tot betere herkenning, diagnostiek en behandeling van SOLK bij kinderen of bij kinderen met een verhoogd risico daarop, in samenhang met de klinische behandelrichtlijnen. Het doel is om SOLK sneller te herkennen, te erkennen en goede behandeling in te zetten zonder een (te) lang diagnostisch traject. De richtlijn dient om het diagnostisch proces en behandelproces te ondersteunen. Uiteindelijk doel is de verbetering van de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg.

 

Communicatie

Een specifiek doel van de richtlijn is om de communicatie van zorgverleners met kinderen en hun ouders te verbeteren; bij een optimale arts-patiëntrelatie past op de persoon afgestemde uitleg en informatie over SOLK, waaronder het frequent voorkomen en de goede kans op herstel.

 

Zo mogelijk overgang naar ernstige SOLK voorkomen

Er zijn aanwijzingen dat vroegtijdige behandeling van milde SOLK de overgang naar ernstige SOLK kan voorkomen.

 

Eenduidigheid om afstemming en samenwerking te bevorderen

Diverse zorgverleners in de zorgketen moeten hun bijdrage aan de behandeling op elkaar afstemmen en het met patiënt en ouders overeengekomen ziekteconcept consequent overdragen en uitdragen. Eenduidigheid in benadering, taalgebruik en uitleg over SOLK zijn hierbij essentieel. Deze richtlijn heeft tot doel deze eenduidigheid onder zorgverleners te bevorderen.

 

De aanbevelingen per uitgangsvraag zijn te gebruiken voor lokale protocollen en het model van aanpak (figuur 2 voor samenwerkingsafspraken in het eigen ziekenhuis en/of de eigen regio. De behandelaar heeft de autonomie om beargumenteerd van de richtlijn af te wijken als hij/zij dat nodig acht.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor zorgverleners van kinderen met SOLK in de preventieve gezondheidszorg (jeugdgezondheidszorg) en de curatieve gezondheidszorg in de eerste, tweede en derde lijn.

 

Patiëntendoelgroep

Tot de doelgroep behoren kinderen en jongeren van vier tot 18 jaar met SOLK, uitgezonderd het complex regionaal pijnsyndroom (CRPS), nagebootste stoornis en Pediatric Condition Falsification (PCF, eerder Munchausen-by-Proxysyndroom) en conversiestoornis, waaronder psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA). Deze aandoeningen vragen weliswaar eenzelfde basisbenadering, maar vallen buiten het kader van deze richtlijn vanwege een aantal specifieke aspecten in het diagnostisch traject en de behandeling. Er is een zorgstandaard Conversiestoornis beschikbaar en er is een richtlijn CRPS.9

  • Waar in deze richtlijn wordt gesproken van kind(eren) wordt kind(eren) of jongere(n) bedoeld. Waar in deze richtlijn wordt gesproken van ouders wordt ouder(s) en/of verzorger(s) bedoeld.

Samenstelling werkgroep

Projectleider

Mw. drs. D.M. Broekhuijsen-van Henten

 

Voorzitter

Mw. prof. dr. E.M. van de Putte

 

Kernwerkgroep

Mw. drs. D.M. Broekhuijsen-van Henten, NVK-sectie sociale pediatrie (projectleider) Mw. drs. M. Kaspar, arts-onderzoeker Kindergeneeskunde, Isala Zwolle

Drs. G.H.J. Luitse, NVK-sectie sociale pediatrie

Mw. prof. dr. E.M. van de Putte, NVK-sectie sociale pediatrie (voorzitter) Mw. dr. L.M.A.J. Venmans, epidemioloog NVK (projectmedewerker)

 

Meelezers/consulenten

Prof. dr. M.Y. Berger, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

Mw. drs. B. van Beusekom, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) Mw. drs. L. Jongbloets, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)

Mw. drs. E.M. van Kuyk, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)

Mw. drs. M. Meurs, Koninklijk Nederlangs Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie (NVFK)

Dr. T.C. Olde Hartman, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) Mw. drs. E.M.H. Peusens, anaesthesioloog

Mw. H. Rippen, patiëntenvertegenwoordiger, Stichting Kind en Ziekenhuis Drs. J.F. Swart, NVK-sectie kinderreumatologie

Mw dr. M.M. Tabbers, NVK-sectie kindermaag, -darm, -leverziekten

Prof.dr. A.M.C.F. Verbunt, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) Prof. dr. M.A.A.P. Willemsen, Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)

 

Met dank aan

Mw. M.H.G. Papenhuizen (Documentatie- en Informatie Centrum Isala)

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld waarin ze hun banden met de farmaceutische industrie hebben aangegeven. De verklaringen liggen ter inzage bij de NVK.

Inbreng patiëntenperspectief

Het perspectief van patiënten op de zorg voor kinderen met SOLK vormt een waardevolle aanvulling bij de totstandkoming van deze richtlijn. Bij gebrek aan patiëntenvereniging voor kinderen met SOLK is de input vanuit het perspectief van SOLK-patiënten in de ontwikkeling van deze richtlijn op twee andere manieren gewaarborgd. Ten eerste nam de voorzitter van Stichting Kind en Ziekenhuis, mw. H. Rippen, als patiëntenvertegenwoordiger deel in de werkgroep. Ten tweede werden individuele interviews gehouden met kinderen met SOLK en hun ouders. De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in de module ‘Inbreng vanuit patiëntenperspectief bij SOLK’.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van deze concept-richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie en zijn de aanbevelingen met oog voor daadwerkelijke uitvoerbaarheid gedaan. De definitieve richtlijn is onder de beroepsverenigingen verspreid en via de website van de NVK en de richtlijnendatabase online beschikbaar gesteld. Op wetenschappelijke bijeenkomsten van de betrokken wetenschappelijke verenigingen zijn de aanbevelingen van de richtlijn gepresenteerd. De resultaten van de richtlijn zullen als artikel worden aangeboden aan een relevant nationaal tijdschrift. Er zal ter verdere ondersteuning van de richtlijn een afzonderlijke patiëntensamenvatting worden ontwikkeld en onder de aanverwante producten bevinden zich enkele informatiesheets specifiek gericht op patiënten.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn interne indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren en kunnen ook verbeterpunten aangeven. Voor de interne indicatoren bij deze richtlijn zie de aanverwante producten.

Werkwijze

De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd door Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Van september 2016 tot oktober 2018 heeft de werkgroep aan de ontwikkeling van deze richtlijn gewerkt. Als eerste hebben de leden van de werkgroep een knelpuntenanalyse uitgevoerd om de huidige werkwijze rond SOLK bij kinderen in kaart te brengen en de resultaten tijdens een werkgroepvergadering besproken. Op basis hiervan werden de uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens werd per vraag beoordeeld of een literatuuronderzoek uitgevoerd moest worden of dat de uitgangsvraag door middel van consensus binnen de werkgroep zou worden uitgewerkt. Nadat de evidence was samengevat en gewogen, heeft de werkgroep aanbevelingen geformuleerd. Naast de evidence werden hierbij expliciet benoemde overwegingen uit de praktijk meegenomen. Voorbeelden hiervan zijn patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties, veiligheid en kostenoverwegingen.

 

Zoeken (inter)nationale richtlijnen

De werkgroep heeft gezocht naar evidence-based richtlijnen in de databases Medline, SUMSEARCH2, BMJ Clinical Evidence, Scottish Intercollegiate Guidelines Network (SIGN) en TRIP Database. Ook werd gezocht in de richtlijnendatabase en op de website van de NVK. Daarnaast konden werkgroepleden richtlijnen aandragen.

 

Inclusiecriteria

    1. Het betreft een evidence-based richtlijn of practical guideline, waarbij minimaal één zoekstrategie naar evidence vermeld dient te zijn.
    2. De populatie betreft kinderen van 0-18 jaar, of er is ook gezocht naar studies met alleen kinderen in het geval het een richtlijn voor volwassen patiënten betreft.
    3. De richtlijn moet gaan over somatisch onvoldoende verklaarde buikpijn, hoofdpijn, pijn in het houdings- en bewegingsapparaat en moeheid.
    4. Het jaar van publicatie is onbeperkt (search uitgevoerd in oktober 2016).
    5. De taal is Nederlands, Engels of Duits.

 

De gevonden en aangedragen richtlijnen werden op kwaliteit beoordeeld met behulp van het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research and Evaluation). Richtlijnen die werden gekenmerkt als ‘aan te bevelen’ of ‘aan te bevelen met wijzigingen’, werden meegenomen. De AGREE II-scores en eventuele aandachtspunten van de gebruikte richtlijnen worden bij de relevante uitgangsvragen genoemd.

 

Resultaten search: vier geïncludeerde richtlijnen

Van de 214 potentiële richtlijnen die uit Medline naar voren kwamen, voldeed er geen aan de inclusiecriteria. De search in de andere internationale databases leverde slechts één aanvulling op (in SUMSEARCH2). Twee richtlijnen werden geïncludeerd vanaf de website van de NVK en in de richtlijnendatabase werd één relevante richtlijn gevonden. In totaal werden er dus vier richtlijnen geïncludeerd.

  1. De Duitse richtlijn Definition, diagnosis and therapy of chronic widespread pain and so-called fibromyalgia syndrome in children and adolescents. Systematic literature review and guideline (2012), aangedragen door de Arbeitsgemeinschaft der Wissenschaftlichen Medizinischen Fachgesellschaften. 13 Deze werd gebruikt bij de uitgangsvragen 11 en 12 (over interventies bij chronische pijn in het houdings- en bewegingsapparaat).
  2. De NVK-richtlijn Functionele buikpijn bij kinderen (2015). 14 Deze werd gebruikt bij het beantwoorden van uitgangsvragen 4 en 5 (over alarmsymptomen en aanvullende diagnostiek) en uitgangsvragen 7 en 8 (over interventies bij somatisch onvoldoende verklaarde functionele buikpijn).
  3. De NVK-richtlijn Pijnmeting en behandeling van pijn bij kinderen (2007). 15 Deze werd gebruikt bij het beantwoorden van uitgangsvraag 9a (over CGT en ontspanningstraining bij somatisch onvoldoende verklaarde hoofdpijn).
  4. De CBO-richtlijn Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) (2013) (kortweg CBO-richtlijn CVS (2013). 16 Deze werd gebruikt bij het beantwoorden van uitgangsvragen 4 en 5 (over alarmsymptomen en aanvullende diagnostiek) en uitgangsvragen 13 en 14 (over interventies bij somatisch onvoldoende verklaarde moeheid).

 

Resultaten door werkgroep aangedragen richtlijnen

Er werden geen richtlijnen door de werkgroep aangedragen die aan onze inclusiecriteria voldeden.

 

Overige aangehaalde al bestaande richtlijnen

Vanwege ontbrekende literatuur over SOLK bij kinderen zijn bij diverse uitgangsvragen aanvullende richtlijnen meegenomen die, na beoordeling met AGREE II, van goede kwaliteit bleken. Deze richtlijnen waren niet gericht op kinderen en voldeden daarmee niet aan de inclusiecriteria. Behalve een NICE-richtlijn die in de Medline search werd gevonden, zijn deze richtlijnen door werkgroepleden aangedragen.

 

Richtlijngebruik bij de uitwerking van uitgangsvragen op basis van consensus

Uitgangsvragen 4 en 5 (over alarmsymptomen en aanvullende diagnostiek): de NICE-richtlijn Headaches in young people and adults (>12 years) (2012) 17 en de NVN-richtlijn Diagnostiek en behandeling van chronische recidiverende hoofdpijn zonder neurologische afwijkingen (2007). 18 Deze richtlijn werd ook gebruikt in het gedeelte ‘van bewijs naar aanbeveling’ bij uitgangsvraag 9c over educatie en leefstijladviezen bij somatisch onvoldoende verklaarde hoofdpijn (zie de module Chronische hoofdpijn: niet-medicamenteuze behandelingen).

 

Overig richtlijngebruik

Bij enkele evidence-based vragen werd bij het gedeelte ‘van bewijs naar aanbeveling’ verwezen naar de volgende richtlijnen:

  1. Uitgangsvraag 9d en 10 (zie Tabel 1. Uitgangsvragen voor de richtlijn SOLK bij kinderen): de NVN-richtlijn Medicamenteuze behandeling van migraine, medicatie-overgebruikshoofdpijn en spanningshoofdpijn (2017).19
  2. Uitgangsvragen 11 en 12 (zie Tabel 1. Uitgangsvragen voor de richtlijn SOLK bij kinderen): De EULAR Revised Recommendations for the Management of Fibromyalgia (2016). 20
  3. Bij uitgangsvragen 11 en 12 (zie Tabel 1. Uitgangsvragen voor de richtlijn SOLK bij kinderen) werd daarnaast in het gedeelte ‘van bewijs naar aanbeveling’ een update uit 2017 meegenomen van de geïncludeerde Duitse richtlijn uit 2012. 21 Deze update verscheen na onze search en was gericht op kinderen.

 

Zoeken en beoordelen van artikelen

Zoeken

Bij de vragen waarvoor een search werd gedaan wordt beschreven welke databases en zoektermen zijn gebruikt en welke zoekperiode is aangehouden (zie de zoekverantwoording ).

 

Er werd gezocht naar systematische reviews en gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek. Er werd niet gezocht naar onderzoek van een lager niveau van bewijs zoals observationele artikelen (prospectief en retrospectief cohortonderzoek en patiënt-controle onderzoek). Alleen literatuur die voldoende valide en toepasbaar was, werd meegenomen in de richtlijn.

 

Beoordeling artikelen

De uitgangsvragen waarvoor een search werd gedaan, werden met behulp van de GRADE-methodiek uitgewerkt. Aan het begin van het richtlijntraject werden hierbij uitkomstmaten gedefinieerd. Resultaten werden per uitkomstmaat samengevat, waarbij ook de ‘overall’ kwaliteit van het onderliggende bewijs (evidence) werd aangegeven. Met behulp van het programma GRADE-pro werden bij elke uitgangsvraag twee tabellen gemaakt: een tabel met bevindingen (zie de Evidence tabellen) en een tabel met de beoordeling van het bewijs (zie de GRADE-evidence profiles).

 

GRADE-niveaus en onderzoekskwaliteit

GRADE kent vier niveaus: high, moderate, low en very low. Per uitkomst werd een GRADE-niveau toegekend. De classificatie ‘high’ wil zeggen dat het onwaarschijnlijk is dat toekomstig onderzoek de schatting van de uitkomst zal veranderen. Er is veel vertrouwen in de juistheid van de schatting van de uitkomst. Een ‘very low’ classificatie wil zeggen dat er veel onzekerheid bestaat over de juistheid van de uitkomst.

 

Het onderzoeksdesign is een belangrijke factor binnen GRADE. Gerandomiseerde en gecontroleerde studies krijgen daarom in beginsel de kwalificatie high. Er zijn vijf factoren die kunnen zorgen voor een lagere kwalificatie:

  1. Beperkingen in de onderzoeksopzet.
  2. Inconsistentie: onverklaarde heterogeniteit van de resultaten.
  3. Indirectheid: de populatie, interventie, controle en uitkomst (PICO) waarop de evidence gebaseerd is wijken op een of meer punten af van de PICO die men wil onderzoeken. Ook het gebruik van surrogaatmarkers valt onder indirectheid.
  4. Imprecisie: wijde betrouwbaarheidintervallen rond een geschat effect duiden op onzekerheid in de grootte van het effect. Er is sprake van imprecisie bij een te kleine steekproef (lage statistische kracht), weinig events en een betrouwbaarheidsinterval dat wel statistisch significant is maar zowel in het gebied van klinische relevantie als in het gebied van een verwaarloosbaar effect ligt.
  5. Publicatiebias.

 

Iedere beperkende (of bevorderende) factor kan leiden tot het verlagen (of verhogen) van de classificatie met een of twee niveaus.

 

Wanneer de resultaten niet gepoold konden worden, werd volstaan met een globale inschatting van de kwaliteit van het onderliggende bewijs. Aan de hand van de algehele kwaliteit van bewijs, grootte en zekerheid over het netto gunstig effect van een interventie, waarden en voorkeuren van patiënten, middelenbeslag, professioneel perspectief, organisatie van zorg en maatschappelijk perspectief, wordt vervolgens bepaald of een sterke en zwakke (conditionele) aanbeveling wordt geformuleerd. 22 Zie ook de website van de GRADE working group.

 

Na samenvatting en beoordeling van de evidence heeft de werkgroep aanbevelingen geformuleerd. Daarbij zijn ook expliciet benoemde overwegingen uit de praktijk meegenomen. Voorbeelden hiervan zijn patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties, veiligheid en kostenoverwegingen.

 

Kostenimplicaties

Door de toenemende aandacht voor de kosten in de gezondheidszorg gaan richtlijnen steeds vaker in op het bevorderen van doelmatig handelen. In deze richtlijn is nog geen analyse gemaakt van de verwachte effecten op de kosten. Bij uitvoering van de aanbevelingen in deze richtlijn valt niet te verwachten dat de zorgkosten zullen stijgen. De verwachting is eerder dat door het tijdig opstarten van de juiste behandeling en het afsluiten van het medisch-diagnostisch traject bij kinderen met SOLK de zorgkosten zullen dalen.

 

Juridische status van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op evidence gebaseerde inzichten en aanbevelingen aan zorgverleners die, opgevolgd, leiden tot kwalitatief goede zorg voor de gemiddelde patiënt. Juist daarom kunnen zorgverleners vanuit hun autonomie als professionals in individuele gevallen zo nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan soms zelfs noodzakelijk zijn. Afwijking van de richtlijn dient de zorgverlener te beargumenteren en te documenteren.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chronische hoofdpijn: medicamenteus