Sepsis bij kinderen

Initiatief: NVK Aantal modules: 12

Hemodynamische ondersteuning bij sepsis bij kinderen

Uitgangsvraag

Welke initiële vaatvulling dient toegepast te worden bij kinderen met ernstige sepsis of septische shock?

Aanbeveling

Dien bij kinderen met een septische shock vochtbolussen van 10 ml/kg toe op geleide van klinische tekenen van de bloedsomloop. Op basis van de huidige APLS-richtlijn en de ‘surviving sepsis guideline’ adviseren wij om dit in het eerste uur toe te dienen en hiervoor een gebalanceerde oplossing (zoals Ringerlactaat of PlasmaLyte) te gebruiken.

Overwegingen

De onderstaande overwegingen en aanbevelingen gelden voor het overgrote deel van de populatie waarop de uitgangsvraag betrekking heeft.

 

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Samenvattend kunnen we stellen dat het onduidelijk is wat het effect is van een restrictieve vochtbehandeling vergeleken met een liberale vochtbehandeling op de uitkomst van kinderen met sepsis of ernstige septische shock.

 

Er zijn tot op heden geen goede gerandomiseerde studies naar het effect van een restrictief versus een liberaal vochtbeleid bij kinderen met sepsis of septische shock uitgevoerd. De studie met de hoogste bewijslast laat zien dat een sterk restrictief vochtbeleid een lagere mortaliteit tot gevolg heeft (Maitland, 2011). Echter, deze studie betreft een bijzondere patiëntpopulatie (onder andere veel kinderen met malaria) in een low income country en is niet goed vergelijkbaar met de Nederlandse situatie.

 

Het is van belang om de mogelijke bijwerkingen van een liberaal vochtbeleid in deze mee te nemen. De studies van Sethi (2018) en Flores-González (2019) laten zien dat vocht overvulling een negatief effect kan hebben op het ziektebeloop. Om die reden zou een liberaal vochtbeleid potentieel ongunstig kunnen zijn hoewel dat niet uit de literatuur analyse naar voren is gekomen.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Niet van toepassing.

 

Kosten (middelenbeslag)

Gezien de lage kosten van infusievloeistoffen en de onduidelijke uitkomsten speelt het kostenaspect hier geen rol. (De apotheekinkoopprijs voor NaCl 0,9% is ca. € 2,60. Gebalanceerde oplossingen zijn iets duurder, Ringerlactaat €3,50 en PlasmaLyte €3,85.)

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

Niet van toepassing.

 

Haalbaarheid en implementatie

Niet van toepassing.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Er is geen bewijs is om voor een restrictief dan wel een liberaal vochtbeleid te kiezen. Echter, er zijn wel potentiële nadelen aan een liberaal vochtbeleid verbonden. Om die reden is het logisch om een restrictief vochtbeleid te adviseren ondanks de lage bewijslast. Bij gebrek aan bewijslast kan de kennis van hemodynamische fysiologie hier extra ondersteuning bieden. Het toedienen van vochtbolussen dient om het slagvolume van het hart, en daarmee de cardiac output te vergroten. Met het ophogen van de cardiac output neemt het transport van zuurstof en nutriënten naar de weefsels toe. In geval van shock is dat de meest efficiënte therapie. Op het moment dat het slagvolume niet meer toeneemt zal een vochtbolus tot oedeem leiden en niet meer functioneel zijn. Het slagvolume kan gemeten worden maar dat is vooralsnog voorbehouden aan een intensive care omgeving gezien de complexiteit en de daarvoor noodzakelijke expertise. Klinisch kan het slagvolume (of cardiac output) moeilijk worden ingeschat en kan alleen naar verschillende parameters gekeken worden die een afgeleide vormen. Dit kunnen zijn bloeddruk, hartslag, capillaire refill, diurese en dergelijken. Het lijkt daarom efficiënt om vochtbolussen te gebruiken met een niet te groot volume en deze te sturen op geleide van de genoemde klinische parameters. Zolang er verbetering lijkt te zijn kan een volgende vochtbolus overwogen worden, indien er geen verbetering is dient er geen vochtbolus meer gegeven te worden.

Onze zoekvraag was niet gericht op de soort infuusvloeistof waarmee de vulling gegeven wordt. In de literatuur worden NaCl 0.9% of gebalanceerde infuusvloeistoffen zoals Ringerlactaat of Plasmalyte het meest gebruikt. Gezien het risico op een hyperchloremische acidose wordt in de huidige Nederlandse APLS-richtlijn (Turner, 2015) en de ‘surviving sepsis guideline’ (Weiss, 2020) geadviseerd om bij shock vullingen met een gebalanceerde oplossing te geven.

Onderbouwing

Vaatvulling wordt, tot nog toe, als eerste en makkelijk toepasbare therapie aanbevolen in zowel de APLS als ook andere richtlijnen. Echter, overvulling kan aanleiding geven tot een langer IC beloop en eventueel zelfs overlijden. De discussie in de literatuur gaat over hoe deze overvulling voorkomen kan worden. Daarom is het actueel om na te gaan welke hoeveelheid vocht initieel (circa eerste uur) toegediend moet worden. Dat wil zeggen liberaal (tot circa 60 ml/kg in 3 giften) of restrictief (< 10 ml/kg per gift) in korte tijd, met herhaling op geleide van parameters en eventueel aangevuld met continue dosering vasoactieve geneesmiddelen zoals noradrenaline of adrenaline.

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk wat het effect is van een restrictieve vochtbehandeling vergeleken met een liberale vochtbehandeling op mortaliteit bij kinderen met sepsis of ernstige septische shock.

 

Bronnen: (Benakatti, 2014; Inwald, 2019; Maitland, 2011; Santhanam, 2008)

 

Laag

GRADE

Mogelijk is er geen verschil in de opnameduur in het ziekenhuis tussen kinderen die vochtbolussen van 10 mL/kg kregen vergeleken met 20 ml/kg voor sepsis of ernstige septische shock.

 

Bronnen: (Inwald, 2019)

 

Mogelijk is er geen verschil in de opnameduur op de PICU tussen kinderen die vochtbolussen van 10 mL/kg kregen vergeleken met 20 ml/kg voor sepsis of ernstige septische shock.

 

Bronnen: (Inwald, 2019)

 

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk wat het effect is van een restrictieve vochtbehandeling vergeleken met een liberale vochtbehandeling op het aantal beademing (vrije-) dagen bij kinderen met sepsis of ernstige septische shock.

 

Bronnen: (Benakatti, 2014; Inwald, 2019; Maitland, 2011; Santhanam, 2008)

 

-

GRADE

Er werden geen studies geïncludeerd waarin was gekeken naar de volgende uitkomstmaten: aantal vasoactieve infusie (vrije-)dagen, acute nieraandoening of niertransplantatie, meervoudige orgaandisfunctie, cumulatieve vochtbalans en lange termijn (neurologische) uitkomsten.

 

Het is hierdoor onbekend wat het effect van een restrictieve behandeling vergeleken met een liberale behandeling op het voorkomen van deze uitkomstmaten is bij kinderen met sepsis of ernstige septische shock.

Beschrijving studies

Li (2018) verrichtte een systematische review en meta-analyse naar de effecten van een restrictieve vloeistofbehandeling vergeleken met een liberale vloeistofbehandeling bij volwassenen en kinderen met sepsis of septische shock. De search werd verricht op 16 januari 2018 in de databases Medline, Embase en CENTRAL. Er werden geen studies geïncludeerd met volwassen deelnemers. In totaal werden 3 studies geïncludeerd met 3402 kinderen (Benakatti, 2014; Maitland, 2011; Santhanam, 2008). Benakatti (2014) en Santhanam (2008) beschreven kinderen met septische shock, de studie van Maitland (2011) beschreef kinderen met koorts en een bedreigde bloedsomloop. De definities van een restrictieve en liberale behandeling verschilden tussen de studies. Tabel 1 presenteert een beknopt overzicht van de kenmerken van de behandelingen per studie.

 

Aanvullend werd één losse RCT van Inwald (2019) geïncludeerd. De studie beschreef de resultaten van een pilotstudie waarin was gekeken naar de effecten van een restrictief vochtbeleid (10ml/kg bolussen) vergeleken met standaard beleid (20ml/kg bolussen) bij kinderen met tekenen van septische shock waarbij een infectie werd vermoed. In totaal werden 75 kinderen gerandomiseerd, in beide groepen trok 1 patiënt zich terug uit het onderzoek. Hierdoor werden 39 kinderen (mediane leeftijd 11 maanden (IQR 1 tot 35)) restrictief behandeld (vochtbolussen van 10 mL/kg, elke 15 minuten tot maximale duur van 4 uur) en werden 34 kinderen (mediane leeftijd 2 maanden (IQR 1 tot 17)) liberaal behandeld (vochtbolussen van 20 mL/kg, elke 15 minuten tot maximale duur van 4 uur). Gemiddelde duur van follow-up was onbekend.

 

Tabel 1 Beschrijving van de kenmerken van de vochtbehandeling per geïncludeerde studie in het Cochrane review van Li (2018)

Auteur (jaartal)

N totaal (leeftijd range)

Restrictieve behandeling (n (leeftijd), behandelkenmerken)

Liberale behandeling (n (leeftijd), behandelkenmerken)

Follow-up

Benakatti (2014)

101 (3 tot 144 maanden oud)

N= onbekend (gemiddelde leeftijd onbekend)

Gemiddeld 42,6 mL/kg (SD 82,6)

Behandelduur onbekend

 

N= onbekend (gemiddelde leeftijd onbekend)

Gemiddeld 339 mL/kg (SD 117)

Behandelduur onbekend

12 maanden

Maitland (2011)

3141 (60 dagen tot 12 jaar oud)

Gemiddeld 1,2 mL/kg, zonder bolus controle (n=1044)

Behandelduur: eerste 8 uur

 

Groep 1: 20 mL/kg 5% albumineoplossing (n=1050)

Groep 2: 20 mL/kg 0,9% zoutoplossing (n=1047)

Behandelduur: eerste 8 uur

24 weken

Santhanam (2008)

160 (1 maand tot 12 jaar oud)

20 mL/kg in 20 minuten, maximum tot 60 mL/kg in 1 uur, gevolgd door toediening dopamine bij septische shock (n = 80)

40 mL/kg in 15 minuten, gevolgd door dopamine en verdere titratie van de behandeling (n = 80)

13 maanden

 

Resultaten

Doordat de aantallen per groep in de studie van Benakatti (2014) onbekend waren, kunnen de resultaten uit deze studie alleen beschrijvend worden gepresenteerd.

 

1. Mortaliteit

Vier studies beschreven de uitkomstmaat mortaliteit (Benakatti, 2014; Inwald, 2019; Maitland, 2011; Santhanam, 2008). De uitkomst werd beschreven als het totaal aantal sterfgevallen in het ziekenhuis/ intensive care unit. Twee studies (Inwald, 2019; Maitland, 2011) beschreven daarnaast ook het aantal sterfgevallen tijdens follow-up.

 

Benakatti (2014) rapporteerde dat sterfte op de PICU niet verschilde tussen de groepen: 18,5% bij restrictieve behandeling (gemiddeld 42,6 mL/kg; SD 82,6) vergeleken met 23,4% bij liberale behandeling (gemiddeld 339 mL/kg; SD 117). Het exacte aantal patiënten per groep was onbekend.

 

Inwald (2019) rapporteerde dat er geen sterfgevallen (0%) waren in de restrictieve groep (bolussen 10 mL/kg) en geen sterfgevallen (0%) waren in de liberale groep (bolussen 20 mL/kg). Ook 30 dagen na randomisatie werden er geen sterfgevallen gerapporteerd.

 

Maitland (2011) rapporteerde minder sterfte bij kinderen die restrictief (gemiddeld 1,2 mL/kg, zonder bolus controle) vergeleken met liberaal (20 mL/kg met 5% albumine- of 0,9% zoutoplossing) werden behandeld. Sterfte werd gerapporteerd bij 76 van de 1044 kinderen (7,3%) in de restrictieve groep vergeleken met 221 van de 2097 kinderen (10,5%) in de liberale groep (RR 0,69 (95%BI 0,54 tot 0,89)). Ook vier weken na randomisatie was sterfte na restrictieve behandeling lager vergeleken met een liberale behandeling: 91 van de 1044 kinderen (8,7%) in de restrictieve groep vergeleken met 254 van de 2097 (12,1%) kinderen in de liberale groep waren overleden (RR 0,72; 95% BI 0,57 tot 0,90).

 

Santhanam (2008) rapporteerde geen verschil in sterfte tussen kinderen die restrictief (20 mL/kg) of liberaal (40 mL/kg) werden behandeld. Mortaliteit werd gerapporteerd bij 13 van de 73 kinderen (17,8%) in de restrictieve groep vergeleken met 13 van de 74 kinderen (17,7%) in de liberale groep (RR 1,01; 95% BI 0,50 tot 2,04).

 

2. Opnameduur

Eén studie beschreef de uitkomstmaat opnameduur (Inwald, 2019), deze uitkomst werd gedefinieerd als de verblijfsduur in het ziekenhuis. Voor de kinderen die werden opgenomen op de PICU werd ook de duur van de PICU opname gerapporteerd.

 

Inwald (2019) rapporteerde dat er geen verschil was in de opnameduur tussen kinderen die restrictief (bolussen 10 mL/kg) of liberaal (bolussen 20 mL/kg) werden behandeld: mediane opnameduur 4 dagen (IQR 3 tot 7) versus mediane opnameduur 5 dagen (IQR 4 tot 8)) (verschil -1 dag (95% BI -2,5 tot 0,5)). Er werden 10 kinderen (26%) in de restrictieve groep en 11 kinderen in de liberale groep (32%) opgenomen op de PICU. Er was geen verschil in PICU opnameduur tussen kinderen die restrictief (mediaan 45 uur (IQR 18 tot 143) of liberaal (mediaan 119 uur; IQR 52 tot 228) werden behandeld (verschil −65 uur; 95% BI −171 tot 4)).

 

3. Aantal beademing(-vrije) dagen

Drie studies rapporteerden de uitkomst het aantal beademing (-vrije) dagen (Benakatti, 2014; Inwald, 2019; Santhanam, 2008). Benakatti (2014) definieerde dit als het aantal beademing-vrije dagen bij patiënten die 28 dagen na interventie nog in leven waren. Inwald (2019) definieerde dit als het aantal dagen gebruik van mechanische beademing. Santhanam (2008) definieerde dit als het adverse event ‘behoefte aan beademing’.

 

Benakatti (2014) rapporteerde dat het aantal beademing-vrije dagen in patiënten die 28 dagen na interventie nog in leven waren hoger was bij restrictieve behandeling (gemiddeld 42,6 mL/kg; SD 82,6) vergeleken met een liberale behandeling (gemiddeld 339 mL/kg; SD 117): gemiddeld 9,9 beademing-vrije dagen (SD 5,2) versus 6,3 beademing-vrije dagen (SD 5,8)). Het exacte aantal patiënten per groep was onbekend.

 

Inwald (2019) rapporteerde dat er geen verschil was in de duur van het gebruik van mechanische beademing tussen kinderen die restrictief (vochtbolussen 10 mL/kg) of liberaal (vochtbolussen 20 mL/kg) werden behandeld. In totaal werden 4 kinderen (11%) in de restrictieve groep (mediane duur 6 dagen; IQR 4 tot 8) en 8 kinderen (32%) in de liberale groep (mediane duur 5,5 dagen; IQR 4 tot 8,5) behandeld met mechanische beademing (verschil 0 dagen; 95% BI -5,9 tot 5,9).

 

Santhanam (2008) rapporteerde dat er geen verschil was in de behoefte aan beademing tussen kinderen die restrictief (20 mL/kg) of liberaal (40 mL/kg) werden behandeld. Behoefte aan beademing werd gerapporteerd bij 32 van de 73 kinderen (43,8%) in de restrictieve groep vergeleken met 38 van de 74 kinderen (51,4%) in de liberale groep (RR 0,85; 95% BI 0,61 tot 1,20).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht van RCT’s start hoog.

 

Mortaliteit

De bewijskracht voor de uitkomst mortaliteit is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias in de studie van Li, 2018 en Inwald, 2019); inconsistentie in de resultaten (imprecisie); omdat het exacte aantal patiënten per arm onbekend was in de studie van Benakatti (2014) en omdat de studie van Inwald (2019) niet gepowered was op het aantonen van verschillen in deze uitkomstmaat. De bewijskracht komt daarmee uit op een GRADE ‘zeer laag’.

 

Opnameduur

De bewijskracht voor de uitkomst opnameduur is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias in de studie van Inwald, 2019) en omdat de studie van Inwald (2019) niet gepowered was op het aantonen van verschillen in deze uitkomstmaat. De bewijskracht komt daarmee uit op een GRADE ‘laag’.

 

Aantal beademing(-vrije) dagen

De uitkomst aantal beademing (vrije-)dagen is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias in de studie van Li, 2018 en Inwald, 2019); inconsistentie in de resultaten (imprecisie); omdat het exacte aantal patiënten per arm onbekend was in de studie van Benakatti (2014) en omdat de studie van Inwald (2019) niet gepowered was op het aantonen van verschillen in deze uitkomstmaat. De bewijskracht komt daarmee uit op een GRADE ‘zeer laag’.

 

Er werden geen studies geïncludeerd waarin de volgende uitkomstmaten werden bestudeerd: aantal vasoactieve infusie (vrije-)dagen, acute nieraandoening of niertransplantatie, meervoudige orgaandisfunctie, cumulatieve vochtbalans en lange termijn (neurologische) uitkomsten. Hierdoor kon er geen GRADE-beoordeling plaatsvinden van de bewijskracht.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Wat zijn de (on)gunstige effecten van een restrictieve hemodynamische behandeling ten opzichte van een liberale hemodynamische behandeling bij kinderen met sepsis?

 

P: kinderen (leeftijd> 1 maand) met sepsis;

I: restrictieve of conservatieve hemodynamische behandeling (< 10 ml/kg bolus);

C: liberale hemodynamische behandeling (20 ml/kg bolus tot 3 keer (60 ml/kg) in het eerste uur);

O: mortaliteit, opnameduur, aantal beademing(-vrije) dagen, aantal vasoactieve infusie (vrije-) dagen, acute nieraandoening of niertransplantatie, meervoudige orgaandisfunctie, cumulatieve vochtbalans, lange termijn (neurologische) uitkomsten.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte mortaliteit een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat; en het aantal beademing(-vrije) dagen, aantal vasoactieve infusie (vrije-)dagen, acute nieraandoening of niertransplantatie, meervoudige orgaandisfunctie, cumulatieve vochtbalans en lange termijn (neurologische) uitkomsten voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.

 

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

De werkgroep hield de GRADE-default grenzen (25% voor dichotome uitkomstmaten en 0,5 SD voor continue uitkomstmaten) aan als een klinisch (patiënt) relevant verschil (Schüneman, 2013).

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) is op 16 juli 2019 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) en observationele cohortstudies waarin is gekeken naar hemodynamische ondersteuning bij kinderen met ernstige sepsis of septische shock. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 114 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: studie betrof gerandomiseerd onderzoek naar restrictieve hemodynamische behandeling vergeleken met een liberale hemodynamische behandeling bij kinderen met ernstige sepsis of septische shock. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 8 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 6 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en 2 studies definitief geselecteerd.

 

Resultaten

Eén systematische review met meta-analyse en één losse RCT zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-biastabellen.

  1. Benakatti, G., Singhi, S., Jayshree, M., & Bansal, A. (2014). Conventional versus. restrictive maintenance fluid regime in children with septic shock after initial resuscitation: a randomized open label controlled pilot trial. Pediatric Critical Care Medicine| Society of Critical Care Medicine, 15(4_suppl), 30.
  2. Flores-González, J. C., Valladares, C. M., Castilla, C. Y., Mayordomo-Colunga, J., Quesada, S. P., Delgado, C. M. M., ... & Romero, A. J. A. (2019). Association of Fluid Overload With Clinical Outcomes in Critically Ill Children With Bronchiolitis: Bronquiolitis en la Unidad de Cuidados Intensivos Pediátricos (BRUCIP) Study. Pediatric Critical Care Medicine, 20(3), e130-e136.
  3. Inwald DP, Canter R, Woolfall K, Mouncey P, Zenasni Z, O'Hara C, Carter A, Jones N, Lyttle MD, Nadel S, Peters MJ, Harrison DA, Rowan KM; PERUKI (Paediatric Emergency Research in the UK and Ireland) and PICS SG (Paediatric Intensive Care Society Study Group). Restricted fluid bolus volume in early septic shock: results of the Fluids in Shock pilot trial. Arch Dis Child. 2019 May;104(5):426-431.
  4. Li D, Li X, Cui W, ShenH, Zhu H, Xia Y. Liberal versus conservative fluid therapy in adultsand children with sepsis or septic shock. CochraneDatabaseof SystematicReviews 2018, Issue 12. Art.No.: CD010593.
  5. Maitland, K., Kiguli, S., Opoka, R. O., Engoru, C., Olupot-Olupot, P., Akech, S. O., ... & Brent, B. (2011). Mortality after fluid bolus in African children with severe infection. New England Journal of Medicine, 364(26), 2483-2495.
  6. Santhanam, I., Sangareddi, S., Venkataraman, S., Kissoon, N., Thiruvengadamudayan, V., & Kasthuri, R. K. (2008). A prospective randomized controlled study of two fluid regimens in the initial management of septic shock in the emergency department. Pediatric emergency care, 24(10), 647-655.
  7. Sethi, S. K., Raghunathan, V., Shah, S., Dhaliwal, M., Jha, P., Kumar, M., ... & Raina, R. (2018). Fluid overload and renal angina index at admission are associated with worse outcomes in critically ill children. Frontiers in pediatrics, 6, 118.
  8. Turner, N. M., & Leroy, P. L. (Eds.). (2015). Advanced paediatric life support: de Nederlandse editie. Bohn Stafleu van Loghum.
  9. Weiss, S. L., Peters, M. J., Alhazzani, W., Agus, M. S., Flori, H. R., Inwald, D. P., ... & Tissieres, P. (2020). Surviving sepsis campaign international guidelines for the management of septic shock and sepsis-associated organ dysfunction in children. Intensive care medicine, 46(1), 10-67.

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Li, 2018

 

SR and meta-analysis of RCTs

 

Literature search up to January 16th, 2018.

 

A: Benakatti, 2014

B: Maitlan, 2011

C: Santhanam, 2008

 

Study design:

A: prospective randomized trial

B: parallel-group randomized trial

C: parallel-group randomized trial

 

Setting and Country:

A: paediatric ICU, India

B: general paediatric wards at 6 clinical centres in Kenya, Tanzania and Uganda.

C: emergency department of a public hospital, India

 

Source of funding and conflicts of interest:

A: no information provided

B: funded by the Medical Research Council, UK

C: no information provided.

 

Inclusion criteria SR: RCTs, quasi RCTs and/or cluster RCTs studying adults and children with sepsis and septic shock comparing liberal versus. conservative fluid therapy.

 

Exclusion criteria SR: neonatal sepsis studies

 

3 paediatric studies included

 

Important patient characteristics at baseline:

Number of patients; characteristics important to the research question and/or for statistical adjustment (confounding in cohort studies); for example, age, sex, bmi, ...

 

N, mean age

A: 101 patients, 3 to 144 months

B: 3141, 60 days old to 12 years old, median age 23 months (IQR 14 to 37 months)

C: 160, 1 months to 12 years old

 

Sex:

A: not reported

B: n=1452 female; n=1689 male.

C: not reported.

 

Diagnosis:

A: children with septic shock

B: children with severe febrile illness and impaired perfusion

C: healthy children aged between 1 month and 12 years who were triaged as septic shock at the outpatient department

 

Inclusion criteria as reported per individual study:

A: not reported

B: Children between 60 days and 12 years of age, presenting with a severe febrile illness complicated by impaired consciousness (prostration or coma), respiratory distress (increased work of breathing), or both, and with impaired perfusion

C: “Healthy children aged between 1 month and 12 years triaged as septic shock at the outpatient department

 

Exclusion criteria as reported per individual study:

A: not reported

B: 1. Severe malnutrition 2. Gastroenteritis 3. Non-infectious causes of shock (e.g. trauma, surgery, burns) 4. Conditions for which volume expansion is contraindicated

C: “Age younger than 30 days, shock due to hypovolaemia, haemorrhage, anaphylaxis, envenomation, diabetic ketoacidosis, inborn errors, of metabolism, drug toxicity, trauma, burns, stridor, near fatal asthma, pre-hospital fluid resuscitation, grade 3 malnutrition, chronic systemic co-morbidities, genetic disorders, malignancies, immunocompromised conditions, human immunodeficiency virus, do not resuscitate orders, physician’s decision not to treat, and cardiopulmonary arrest before arrival or within the first hour of resuscitation”

 

Groups comparable at baseline? Unclear

A: conventional fluid regimen (mean 339 (SD 117) mL); n = not reported

B:
group 1: 20 mL of 5% albumin solution per kilogram of body weight; n = 1050

Group 2: 20 mL of 0.9% saline solution per kilogram of body weight; n = 1047

C: 40 mL/kg of fluid over 15 minutes followed by dopamine and further titration of therapy to achieve therapeutic goals (study protocol); n = 80

 

A: restrictive maintenance fluid regimen (mean 42.6 (SD 82.6) mL; n = not reported

B: no bolus (1.2 mL/kg), n=1044

C: 20 mL/kg over 20 minutes up to a maximum of 60 mL/kg over 1 hour followed by dopamine (control protocol) in septic shock; n = 80

 

End-point of follow-up:

 

A: not reported, duration was 12 months

B: not reported 24 weeks

C: not reported, 13 months

 

For how many participants were no complete outcome data available?

(intervention/control)

A: not stated

B: 69 withdrew from group A, 64 withdrew from group B, 44 from the control group.

C: 6 participants from intervention group, 7 from control group

 

 

 

All-cause mortality in hospital/ICU

Outcome was not further defined.

 

A: Data from study A could not be used. Mortality rates in the PICU revealed no clear differences between compared groups (18.5% versus 23.4%; P = 0.54). However, because several participants were absent from each group, we were unable to extract usable data for analysis.

B: RR 1.45 (95%CI 1.13, 1.86)

C: RR 0.99 (95%CI 0.49, 1.98)

 

Pooled effect (random effects model): RR 1.38, 95% CI 1.07 to 1.77; NNTH = 34; favoring conservative fluid

Heterogeneity (I2): 3%

 

Sensitivity analysis for all-cause mortality in hospital/ICU:

Analyzed on the assumption for missing data (with ITT analysis), results showed no clear differences between liberal initial fluid therapy and conservative fluid therapy in risk of death (2 studies; N = 3301; RR 1.26, 95% CI 0.85 to 1.86). This indicated that missing data may have had some impact on study findings.

 

All-cause mortality at follow-up

Outcome was not further defined.

 

A: outcome not reported

B: mortality rate at 4 weeks follow-up was higher among participants receiving liberal fluid therapy compared to conservative therapy (RR 1.39, 95% CI 1.11 to 1.74; NNTH = 29)

I: 254/2097

C: 91/1044

C: outcome not reported

 

Pulmonary oedema at over 24 hours

Outcome was not further defined.

 

A: outcome not reported

B: no clear differences between liberal fluid and conservative fluid groups in the incidence of pulmonary oedema by 48 hours (RR 1.66, 95% CI 0.67 to 4.12)

C: outcome not reported

 

Adverse events: hepatomegaly

Outcome was not further defined.

 

A: outcome not reported

B: outcome not reported

C: no clear differences in the incidence of hepatomegaly between the two therapy groups by 60 minutes after infusion (RR 0.95, 95% CI 0.60 to 1.50)

 

Adverse events: need for ventilation

Outcome was not further defined.

 

A: outcome not reported

B: outcome not reported

C: no clear differences between the two therapy groups (RR 1.17, 95% CI 0.83 to 1.65)

 

Adverse events: other adverse events

Outcome was not further defined.

 

A: outcome not reported

B: by 48 hours after resuscitation, data showed no clear differences between liberal initial fluid and conservative fluid therapy in the incidence rate of adverse events, including:

- allergic reactions (N = 3141; RR 1.74, 95% CI 0.36 to 8.37)

- neurological sequelae (N =2983; RR 1.03, 95% CI0.61 to 1.75)

- increased intracranial pressure (N = 3141; RR 1.54, 95% CI 0.78 to 3.02)

- severe hypotension (N = 3141; RR 0.50, 95% CI 0.10 to 2.46

C: other adverse events at 60 minutes: no clear differences between the two therapy groups for occurrence of:

- desaturation (RR 1.81, 95% CI 0.97 to 3.38)

- tracheal intubation (RR 1.30, 95% CI 0.90 to 1.89).

 

Ventilator-free days in patients alive within 28 days

Outcome was not further defined.

 

A: Results show that liberal initial fluid therapy could lead to fewer ventilation-free days (mean ± SD: 6.3 ± 5.8 days) when compared with conservative fluid therapy (mean ±SD: 9.9± 5.2days; P =0.012). However, study authors did not report in this abstract the number of participants in each group and the data were skewed; we did not perform parameter testing.

B: outcome not reported

C: outcome not reported

NB: Li, 2018 studies liberal versus. conservative fluid regimen. To interpret data correctly according to the PICO of this chapter, results need to be inverted, as this concerns restrictive versus. liberal.

 

A: study data were not quantitatively extracted by authors as number of participants was unknown.

B: children with severe hypotension were not included in the analysis.

C:

 

Level of evidence: GRADE (per comparison and outcome measure) including reasons for down/upgrading

 

Sensitivity analyses (excluding small studies; excluding studies with short follow-up; excluding low quality studies; relevant subgroup-analyses); mention only analyses which are of potential importance to the research question

 

Heterogeneity: clinical and statistical heterogeneity; explained versus unexplained (subgroup analysis)

 

 

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies (cohort studies, case-control studies, case series))1

This table is also suitable for diagnostic studies (screening studies) that compare the effectiveness of two or more tests. This only applies if the test is included as part of a test-and-treat strategy – otherwise the evidence table for studies of diagnostic test accuracy should be used.

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Inwald, 2019

Type of study: pragmatic, open, multicentre pilot RCT.

 

Setting and country: four regional hospitals with 2 PICUs and nine district general hospitals with an emergency department, UK.

 

Funding and conflicts of interest: This study was funded by the NIHR HTA programme (13/04/105). The authors declare there are no competing interests.

Inclusion criteria: age older than 37 weeks (corrected gestational age) and younger than 16 years; clinical suspicion of infection; and signs of shock—defined as age-adjusted hypotension (less than fifth centile systolic blood pressure (BP) for age or capillary refill time (CRT) greater than or equal to 3 s)—after receipt of 20 mL/kg of bolus fluid. Fifth centile systolic BP was provided to sites in age bands on wallet-sized cards for quick reference (<1 week: <60 mm Hg; 1 week to <1 year: <70 mm Hg; 1 to <2 years: <75 mm Hg; 2 to <5 years: <80 mm Hg; 5 to <12 years: <85 mm Hg; and ≥12 years: <90 mm Hg)

 

Exclusion criteria: prior receipt of more than 20 mL/kg of bolus fluid; conditions in which bolus fluid resuscitation should be curtailed; or full active resuscitation not within the current goals of care.

 

N total at baseline:

Intervention: 39

Control: 34

 

Important prognostic factors2:

For example

Median age (IQR)

I: 11 (1-35) months

C: 2 (1-17) months

 

Sex:

I: 61.5% M

C: 52.9% M

 

Groups comparable at baseline? Baseline characteristics were well matched, although there was some imbalance in age and consequently in weight

 

10 mL/kg boluses over a 4-hour resuscitation period

 

The resuscitation period was divided into 15 min cycles, with one bolus of either 10 mL/kg to be delivered in each cycle. The maximum amount of fluid that could be given per bolus was either 500 mL (for those allocated to 10 mL/ kg boluses). Fluid type and other interventions were left to the discretion of the treating clinician. At the end of each cycle, if age-adjusted signs of shock persisted, then another bolus of the same size was given within the next 15 min cycle. In participants whose shock resolved or who showed signs of fluid overload, delivery of further fluid boluses was withheld. If, within the 4-hour resuscitation period, fluid boluses were indicated, that is, signs of shock were present in the absence of signs of fluid overload, cycles were recommenced with allocated boluses until the end of the 4-hour intervention period. After this period, any further treatment was at the discretion of the treating clinician. The maximum amount of fluid that could be given within the pilot trial protocol, regardless of allocation, was 120 mL/kg (excluding the 20 mL/kg bolus prerandomisation)

20 mL/kg boluses over a 4-hour resuscitation period

 

The resuscitation period was divided into 15 min cycles, with one bolus of 20 mL/kg to be delivered in each cycle. The maximum amount of fluid that could be given per bolus was 1000 mL (for those allocated to 20 mL/kg boluses). Fluid type and other interventions were left to the discretion of the treating clinician. At the end of each cycle, if age-adjusted signs of shock persisted, then another bolus of the same size was given within the next 15 min cycle. In participants whose shock resolved or who showed signs of fluid overload delivery of further fluid boluses was withheld. If, within the 4-hour resuscitation period, fluid boluses were indicated, that is, signs of shock were present in the absence of signs of fluid overload, cycles were recommenced with allocated boluses until the end of the 4-hour intervention period. After this period, any further treatment was at the discretion of the treating clinician. The maximum amount of fluid that could be given within the pilot trial protocol, regardless of allocation, was 120 mL/kg (excluding the 20 mL/kg bolus prerandomisation)

Length of follow-up: from July 2016 to April 2017, with follow-up completed on 31 May 2017, mean not reported.

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

N (%) 1/40

Reasons (describe): not approached for consent (n=1)

 

Control:

N (%) 1/35

Reasons (describe): not approached for consent (n=1)

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

N (%): 3

Reasons (describe): not described

 

Control:

N (%): 2

Reasons (describe) not described

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Hospital mortality:

Outcome was not defined.

I: 0/39

C: 0/34

 

Mortality at 30 days post randomisation:

Outcome was not defined.

I: 0/39

C: 0/34

 

Length of hospital stay:

Outcome was not defined.

I: median 4 days (IQR 3-7)

C: median 5 days (IQR 4-8)

Difference: -1 (-2.5 to 0.5)

 

Length of PICU stay:

I: 45 hours (IQR 18-143); n=10

C: 119 hours (IQR 52-228); n=11

Difference: −65 (−171 to 41)

 

Receipt of mechanical ventilation:

I: 4/36

C: 8/32

Difference: −13.9 (−32.1 to 4.3)

 

Duration of mechanical ventilation:

I: median 6 days (IQR 4-8)

C: median 5.5 (IQR 4-8,5)

Difference: 0 (−5.9 to 5.9)

Notes:

37 (78.7%) of 47 boluses were delivered at the correct volume and within 15 min in the 10 mL/kg group, whereas 24 (54.5%) of 44 boluses were delivered at the correct volume and within 15 min in the 20 mL/kg group

 

No power calculation was used to determine sample size as there was no primary outcome defined in this small pilot RCT.

Notes:

  1. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures.
  2. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors ((potential) confounders).
  3. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls.
  4. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders.

 

Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea, 2007; BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist (Moher, 2009; PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

 

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Li, 2018

Yes

Yes

Yes

Yes

Not applicable

Yes

No, studies compared different boluses but data were pooled in one meta-analysis.

No, because <10 studies were included publication bias was not studied by the author.

Unclear, in two of the included studies conflict of interest was not reported.

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined.
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched.
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons.
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported.
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs).
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table et cetera).
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (for example Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (for example funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (for example Egger regression test, Hedges-Olken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.

 

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Study reference

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?6

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Inwald, 2019

Extracted from study protocol via: https://www. journalslibrary. nihr. ac. uk/ programmes/ hta/ 1304105/#/.

“Eligible patients will be randomised on a 1:1 basis to bolus fluid resuscitation with either 20 ml/kg or 10 ml/kg boluses using sealed opaque envelopes available at each site”

“…allocation will be by randomised permuted blocks (with variable block lengths), stratified by recruiting site only. Patient randomisation must be performed prior to commencement of any study intervention”

Unclear, patients were unaware of allocation because they were informed until after the intervention about the study. Randomisation was stratified per site, so presumably all staff was aware of treatment allocation.

 

 

Unlikely, patients were not aware they participated in the trial until after the intervention.

Unclear, as randomisation was stratified per site, presumably all staff was aware of treatment allocation.

Unclear, not reported.

Unlikely

Unlikely

Unlikely, all patients were studied as intention to treat.

  1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
  2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules.
  3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
  4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
  5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear.
  6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 19-05-2021

Laatst geautoriseerd  : 19-05-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Stichting Kind en Ziekenhuis

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiënten participatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

In samenwerking met:

Dr. W. (Wieke) Altorf - van der Kuil, Centrum Infectieziektebestrijding, Epidemiologie en Surveillance van Infectieziekten, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

(RIVM), Bilthoven, Nederland

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van dit project was het ontwikkelen van een landelijke richtlijn “Herkenning, diagnostiek en behandeling van sepsis bij kinderen” voor de algemene Kindergeneeskunde gebaseerd op evidence waar mogelijk en consensus waar het moet.Met deze richtlijn kan de kwaliteit van de sepsiszorg worden verbeterd en gewaarborgd, met als doel minder sepsis gerelateerde morbiditeit en mortaliteit.

 

Doelgroep

De richtlijn is primair bedoeld voor algemene kinderartsen, en spoedeisende hulp artsen. Daarnaast zal de richtlijn relevant zijn voor verpleegkundigen, medisch microbiologen en ziekenhuisapothekers.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met sepsis.

 

Werkgroep

  • Dr. C.L. (Clementien) Vermont, kinderarts-infectioloog/immunoloog, werkzaam in het Erasmus MC - Sophia te Rotterdam, NVK (voorzitter)
  • Dr. P.L.A. (Pieter) Fraaij, kinderarts-infectioloog/immunoloog, werkzaam in het Erasmus MC - Sophia te Rotterdam, NVK
  • Dr. J. (Joris) Lemson, anesthesioloog en kinderintensivist, werkzaam in het RadboudUmc te Nijmegen, NVK en NVA
  • Drs. A.V.N. (Anne) Schmetz, kinderarts/ fellow IC kinderen, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam, NVK
  • Dr. J.T. (Tjomme) van der Bruggen, arts-microbioloog, werkzaam in het UMCU te Utrecht, NVMM
  • Prof. dr. Y.B. (Yolanda) de Rijke, klinisch chemicus, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam, NVKC
  • J. (Janine) Pingen MSc, junior project- en beleidsmedewerker, Stichting Kind en Ziekenhuis
  • I. (Idelette) Nutma, patiëntvertegenwoordiger Sepsis-en-daarna, Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Drs. B.M. (Barbara) Geven, IC-kinderverpleegkundige, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, V&VN

 

Samenstelling klankbordgroep

  • Dr. A.W.J.M. (Andor) Glaudemans, nucleair geneeskundige, werkzaam in het UMCG te Groningen, NVNG
  • Dr. M.S. (Mathieu) Bolhuis, ziekenhuisapotheker, werkzaam in het UMCG te Groningen, NVZA

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. A.L.J. (Andrea) Kortlever - van der Spek, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. N.M. (Nicole) Verheijen, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Rijke de

Laboratoriumspecialist Klinische Chemie, Erasmus MC

 

Extern auditor Raad van Accreditatie (ISO norm 15189); betaald.

Geen sprake van relevant extern gefinancierd onderzoek: Sprake van unrestricted grants van Roche Diagnostics Nederland over biomarker innovatie en operational research

Geen actie

Glaudemans

Nucleair geneeskundige, Medical Imaging Center, Afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming, Universitair Medisch Centrum Groningen

 

Plaatsvervangend afdelingshoofd bij afdeling hierboven

 

Chair Infection & Inflammation Committee European Association of Nucleair Medicine

Chair Infection & Inflammation Committee European Association of Nuclear Medicine, onbetaald

Geen

Geen actie

Nutma-Bade

Ex-patiënt, voormalig verpleegkundige, auteur van Septische shock en Sepsis en daarna.

Ervarings-professional. Eigenaar van Sepsis en daarna, ervaringsdeskundige begeleiding en voorlichting.

Mede-initiatiefnemer van de website opeenicliggen.nl, die inmiddels is overgegaan in de website icconnect.nl

Werkzaamheden op het gebied van voorlichting (Lezingen, lessen, workshops),

begeleiding (huisbezoek, telefonische consulten) en advisering (bij onderzoek, richtlijnen,

et cetera) geschieden betaald.

Mogelijk kan de richtlijn (meer) aandacht genereren voor genoemde
website en boek.

Geen actie

Bruggen van der

Arts-microbioloog, UMC Utrecht

Lid werkgroep Consultkaart GBS behorende bij de NVK-richtlijn Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties georganiseerd door het Kennisinstituut. Betaald.

Geen

Geen actie

Vermont*

Kinderarts-infectioloog/immunoloog Erasmus MC

Geen

Geen

Geen actie

Lemson

Anesthesioloog en kinderintensivist. Medisch manager kinder-IC van het Radboudumc

Medeauteur van surviving sepsis guideline van SCCM (vooral IC)

Geen

Geen actie

Schmetz

Kinderarts, fellow IC Kinderen, Sophia Kinderziekenhuis, Erasmus MC Rotterdam

Binnen de fellowship: het schrijven van enkele lokale protocollen voor intern gebruik

Geen

Geen actie

Geven

Intensive Care Kinderverpleegkundige, Amsterdam UMC/ Emma Kinderziekenhuis, 0.45 Fte

Klinisch Epidemioloog, Amsterdam UMC/ Emma Kinderziekenhuis, 0.45 Fte

Geen

Geen

Geen actie

Schmidt-Cnossen

Stichting kind en ziekenhuis, projectmanager 32 uur p.w.

Laat ons ouders zijn, psycholoog 8 uur p.w.

Geen

Geen

Geen actie

Pingen

Junior project- en beleidsmedewerker

Verzorgende IG in de ouderenzorg - betaald

Geen

Geen actie

Fraaij

Kinderarts infectioloog immunoloog en klinische wetenschapper bij de Viroscience

Geen

PREPARE Europe (EU FP97 grant no. 602525)

Geen actie (genoemde studie en presentaties hebben geen raakvlakken met de richtlijn)

Hoogervorst-Schilp

Adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Kortlever-van der Spek

Junior adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

*Voorzitter werkgroep

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door Stichting Kind en Ziekenhuis af te vaardigen in de werkgroep.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten in de zorg voor kinderen met sepsis. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVK, NVNG, NVMM, Sepsis en Daarna, V&VN, NHG, Zorginstituut Nederland, Stichting Kind en Ziekenhuis, AJN, Lareb, Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg, SWAG en Nederlandse Meningitis Stichting via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een overzicht hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en patiëntorganisatie voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas, T., Merglen, A., Heen, A. F., Kristiansen, A., Neumann, I., Brito, J. P., ... & Guyatt, G. H. (2017). UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ open, 7(11).

Alonso-Coello, P., Schünemann, H. J., Moberg, J., Brignardello-Petersen, R., Akl, E. A., Davoli, M., ... & Morelli, A. (2018). GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. Gaceta sanitaria, 32(2), 166-e1.

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Cmaj, 182(18), E839-E842.

Hultcrantz, M., Rind, D., Akl, E. A., Treweek, S., Mustafa, R. A., Iorio, A., ... & Katikireddi, S. V. (2017). The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. Journal of clinical epidemiology, 87, 4-13.

Richtlijnen, A., & Kwaliteit, R. (2012). Medisch specialistische richtlijnen 2.0. Utrecht: Orde van Medisch Specialisten.

https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Neumann, I., Santesso, N., Akl, E. A., Rind, D. M., Vandvik, P. O., Alonso-Coello, P., ... & Guyatt, G. H. (2016). A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. Journal of clinical epidemiology, 72, 45-55.

Schünemann, H., Brożek, J., Guyatt, G., & Oxman, A. (2013). GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from guidelinedevelopment. org/handbook. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. Bmj, 336(7653), 1106-1110.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Organisatie van zorg