Sedatie en analgesie bij volwassenen

Initiatief: NVA Aantal modules: 29

Verantwoordelijkheid

Uitgangsvraag

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid met betrekking tot het initiëren en/of het uitvoeren van PSA?

Aanbeveling

Aanbeveling-1

Stel een lokale kwaliteitscommissie PSA in binnen elke instelling waar PSA wordt verricht, waarin alle disciplines zijn vertegenwoordigd die zijn betrokken bij PSA. Bij MD-PSA dient een anesthesioloog in de commissie aanwezig te zijn.

 

Het voorzitterschap van de commissie dient ingevuld te worden door een zorgprofessional met ruime ervaring op alle aspecten binnen het gebied van PSA, inclusief MD-PSA.

 

Aanbeveling-2

Bij beoogde AL-PSA blijft de regiebehandelaar primair verantwoordelijk voor alle medische en organisatorische aspecten van de PSA.

 

Aanbeveling-3

Laat AL-PSA altijd uitvoeren door een bekwame zorgverlener die zich kan richten op sederen en monitoren van de patiënt en die de psychologische veiligheid en het comfort van de patiënt kan garanderen.

 

Aanbeveling-4

Bij MD-PSA dient de sedatiedeskundige bekwaam te zijn in het uitvoeren van MD-PSA en onder directe verantwoordelijkheid te werken van de afdeling anesthesiologie. Daarbij moet de sedatiedeskundige mogelijke complicaties kunnen opvangen en zich uitsluitend richten op sedatie en monitoring van de patiënt.

 

Laat MD-PSA niet uitvoeren door een regiebehandelaar die tegelijkertijd een (diagnostische) interventie doet.

 

Aanbeveling-5

Indien MD-PSA niet onder de expertise van de regiebehandelaar valt, laat dan MD-PSA verrichten door een bekwame zorgverlener die organisatorisch en medisch-inhoudelijk is aangesloten bij een afdeling anesthesiologie en onder de eindverantwoordelijkheid van de anesthesioloog, die binnen enkele minuten beschikbaar is voor eventuele hulp aan de sedatiedeskundige in geval van complicaties. Stel deze afspraken in een lokaal protocol vast. Dit geldt ook voor extramurale instellingen zoals zelfstandige behandelcentra (ZBC).

 

Aanbeveling-6

De betrokken wetenschappelijke verenigingen dienen na te denken over mogelijkheden om de mazen binnen de Wet BIG m.b.t de bevoegdheden rondom PSA te dichten.

 

De huidige discrepantie tussen wet en praktijk vraagt hierom, met het oog op gedeelde verantwoordelijkheid met eigen bevoegdheid voor de medische handeling door verschillende beroepsbeoefenaren.

Overwegingen

In deze richtlijn is geformuleerd aan welke kwaliteitseisen PSA dient te voldoen zodat PSA veilig én effectief kan worden toegediend. Het valt onder verantwoordelijkheid van de instelling (Raad van Bestuur) en de medische staf om de kwaliteit van de uitgevoerde PSA te borgen.

Een lokaal ingestelde kwaliteitscommissie PSA is een vast onderdeel binnen een zorginstelling om kwaliteitsbeleid voor PSA te ontwikkelen, schriftelijk te formuleren, te evalueren en hiermee de omstandigheden voor veilige en effectieve PSA te garanderen. Het is de taak van deze lokale kwaliteitscommissie PSA om de landelijke richtlijn PSA te vertalen naar lokale protocollen en werkwijzen, en toe te zien op de kwaliteit van PSA. Dit zou ertoe moeten leiden dat de principes zoals in de landelijke richtlijn PSA verwoord ook daadwerkelijk op locatie worden toegepast. In deze lokale kwaliteitscommissie hebben alle disciplines zitting die in de betreffende instelling betrokken zijn bij PSA. De voorzitter van de lokale commissie PSA behoudt de integrale verantwoordelijkheid over het PSA-beleid binnen de instelling en kan het beleid verantwoorden naar de Raad van Bestuur. De regiebehandelaar onder wiens opdracht PSA wordt toegediend blijft medisch inhoudelijk en operationeel verantwoordelijk voor de procedure.

In een Zelfstandig Behandel Centrum (ZBC)/extramurale locatie dient een gelijksoortige beleidsvoering (kwaliteitscommissie-PSA) gehandhaafd te worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling.

 

Mogelijke toewijzing van de medisch inhoudelijke en operationele verantwoordelijkheid betreffende PSA op verscheidene locaties:

  • buitenlocaties in een ziekenhuis (onder meer: endoscopie, radiologie, cardiologie etc.): regiebehandelaar en/of anesthesioloog;
  • spoedeisende hulp in een ziekenhuis (SEH): SEH-arts; lokale regiebehandelaar op SEH; anesthesioloog;
  • OK complex/pijnbehandelcentrum in een ziekenhuis: anesthesioloog;
  • intensive Care (IC): intensivist (zie richtlijn PSA op de IC);
  • extramuraal/ZBC: regiebehandelaar en/of anesthesioloog.

Aanvullende overwegingen

Wet BIG: de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

De Wet BIG is leidend bij de vraag wie er (in juridische zin) verantwoordelijk is bij het uitvoeren van medische handelingen, zoals onder andere het toedienen van medicatie. Kennis van de Wet BIG-artikelen is noodzakelijk om de verantwoordelijkheden betreffende PSA te beschrijven. De noodzakelijke passages worden hier in relevantie behandeld.

 

Hieronder worden in het kort de relevante onderdelen binnen de Wet BIG besproken. Voor alle letterlijke tekstuele passages met betrekking tot de beroepen, voorbehouden handelingen en artikelen verwijst de werkgroep naar de Wet BIG van de rijksoverheid.

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

 

Voorbehouden handelingen zijn handelingen die, als een ondeskundige ze zou uitvoeren, onaanvaardbare risico’s met zich meebrengen voor de patiënt. Daarom mogen alleen artsen en andere bevoegde zorgverleners zoals tandartsen, physician assistants, verpleegkundig specialisten, en verloskundigen deze handelingen zelfstandig indiceren en verrichten. Welke handelingen voorbehouden zijn en wie ze mogen uitvoeren, staat in de Wet BIG.

Hoofdstuk IV Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

 

Voor zowel artsen, tandartsen, physician assistants, verpleegkundige en verpleegkundig specialisten als verloskundigen geldt dat zij voorbehouden handelingen slechts mogen verrichten indien zij daartoe bekwaam zijn. Indien zij niet bekwaam zijn tot het verrichten van deze handelingen, zijn zij wel bevoegd hiertoe aan andere, bekwame, beroepsbeoefenaren een opdracht voor de voorbehouden handeling te geven. Echter zijn er wel grenzen aan het geven van een opdracht in relatie tot de voorbehouden handelingen: er is een mate van deskundigheid nodig om aanwijzingen te geven (toezicht) of te kunnen interveniëren (onmiddellijke tussenkomst). De zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar wordt in de Wet BIG aangeduid als opdrachtgever. De niet-zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar wordt aangeduid als opdrachtnemer.

 

Is PSA een voorbehouden handeling?

 

Onder het “onder narcose brengen” (art. 36, onder 7 Wet BIG) wordt algehele anesthesie verstaan: dat wil zeggen het door middel van narcotica teweegbrengen van een reversibele en gecontroleerde toestand van bewusteloosheid, pijnloosheid en uitschakeling van lichaamsreflexen. Bij PSA is het doel om bewusteloosheid en tegelijkertijd uitschakeling van beschermende lichaamsreflexen te voorkomen. PSA is formeel geen voorbehouden handeling. Wel beschouwt de werkgroep PSA als risicovolle handeling.

De intentie om AL-PSA of MD-PSA te verrichten kan niet gelijkgezet worden met het bedoeld initiëren van algehele anesthesie. Wel kan bij MD-PSA onbedoeld in algehele anesthesie (met potentieel bedreigende complicaties zoals luchtwegproblemen, verstoring van de ademhaling of hemodynamiek) resulteren en moet een sedatiedeskundige in staat en opgeleid zijn om deze complicatie te herkennen en adequaat te behandelen.

 

Het uitvoeren van PSA kan worden benaderd als een praktische competentie om een beschreven doel te bereiken: het doel is een veilige en comfortabele toestand van de patiënt te bereiken om een diagnostische- en/of therapeutische procedure te ondergaan terwijl gestreefd wordt naar het behoud van een open luchtweg, spontane ademhaling, intacte luchtwegreflexen en hemodynamische stabiliteit. Hierin zijn verschillende sedatieniveaus te onderscheiden (zie module 2 van de richtlijn) en blijven de vitale reflexen behouden. Om tot een begrijpelijke indeling te komen hanteren we binnen het spectrum PSA de volgende twee beoogde niveaus voor PSA:

1. Anxiolyse/lichte sedatie (hierna: AL-PSA)

2. Matig/diepe sedatie (hierna: MD-PSA)

 

Beide niveaus kunnen met verschillende medicatie worden bereikt. (NB: in de vorige richtlijn werd bij combinatie van middelen automatisch gesproken van matig/diepe sedatie. De werkgroep is van mening dat met éen middel zowel AL-PSA als ook MD-PSA kan worden bereikt (afhankelijk van de dosering), net als in de handen van ervaren sedatiedeskundigen beide sedatieniveaus door een combinatie van middelen kunnen worden bereikt.)

“Voorgeschreven medicatie toegediend via een injectie of inhalatie ten behoeve van PSA” is een juiste omschrijving van de praktische uitvoering van PSA.  Handelingen die onderdeel zijn van PSA, zoals “het voorschrijven van UR-geneesmiddelen als bedoeld in art. 1, eerste lid, onder “s” van de Geneesmiddelenwet (een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld)”, “het geven van injecties”, “het verrichten van een katheterisatie of punctie” zijn voorbehouden handelingen die voor de werkgroep voldoende fundering geven om PSA als een voorbehouden handeling te laten beschouwen.

 

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat profesionals die de opleiding behorende bij de beroepen arts, tandarts, physician assistant of verpleegkundig specialist acute/intensieve zorg (vanaf 2023 verpleegkundige specialist AGZ algemene gezondheid zorg) met goed gevolg hebben doorlopen, voldoende medische en farmacologische kennis hebben om AL-PSA uit te voeren en de te verwachten problemen te behandelen. Tevens zorgt de sedatiedeskundige voor comfort van de patiënt en bewerkstelligt optimale werkomstandigheden voor de behandelaar. Praktische bekwaamheid m.b.t. PSA zal binnen de eigen instelling in samenspraak met de kwaliteitscommissie PSA vormgegeven moeten worden.

 

Voor MD-PSA geldt dat, met het oog op zowel de mogelijke risico’s van MD-PSA en de aard en de duur van veel procedures, een specifieke theoretische en praktische opleiding voor MD-PSA evenals praktijkervaring vereist zijn. Tevens is het essentieel dat er medische aandacht is voor de mogelijke risico´s en bijwerkingen van langdurige sedatie. MD-PSA kan onbedoeld – als complicatie – in algehele anesthesie resulteren, met dus het ontstaan van bewusteloosheid en uitschakeling van lichaamsreflexen. De sedatiedeskundige moet daarom in staat zijn, deze complicatie te herkennen en adequaat te behandelen, onder andere door het herstellen van de gewenste sedatie diepte. Randvoorwaarde voor toediening van MD-PSA in een instelling is dat een anesthesioloog binnen enkele minuten beschikbaar kan zijn voor eventuele hulp aan de sedatiedeskundige; de verantwoordelijkheden moeten ingebed worden in lokale protocollen.

 

Anesthesiologen worden op basis van hun opleiding geacht bevoegd en bekwaam te zijn om MD-PSA toe te passen. Voor physician assistants met het aandachtsgebied Anesthesiologie geldt dat zij binnen de kaders van hun deskundigheidsgebied ook bevoegd en bekwaam worden geacht voor het geven van PSA, in een samenwerkingsverband met de anesthesioloog. Voor anesthesiemedewerkers is er een opleiding sedatiepraktijkspecialist (SPS) ontwikkeld waarmee zij bekwaamheid kunnen verwerven.

SEH-artsen worden door hun opleiding voor specifieke vormen van MD-PSA bekwaam beschouwd, mits zij de praktijkervaring hebben. Het betreft hier doorgaans kortdurende MD-PSA bij (semi-)urgente situaties. Omdat voor niet-kortdurende en niet-(semi)urgente procedures een andere risico-inschatting geldt dienen dergelijke procedures (onder MD-PSA) te worden uitgevoerd door een zorgprofessional met aantoonbare competenties die specifiek hierop zijn gericht, zoals een anesthesioloog, physician assistant of verpleegkundige specialist met het aandachtsgebied Anesthesiologie of SPS. Mede-behandeling door de afdeling anesthesie is derhalve een vereiste en de anesthesioloog is in deze gevallen de eindverantwoordelijke. Op lokaal niveau (in overleg met kwaliteitscommissie, sedatiecommissie) zouden ook andere professionals, mits adequaat getraind, in staat zijn om veilige MD-PSA toe te passen. Bij hoog-risico patiënten (i.e. patiënten met een kwetsbare vitale conditie) en/of bij bepaalde invasieve interventies (bijv. luchtweg procedures, procedures met verhoogd bloedingsrisico, etc.) moet geanticipeerd worden op ontsporen van de vitale conditie t.g.v. MD-PSA. In dat geval dient de verrichting van MD-PSA onder de verantwoordelijkheid te vallen van een afdeling anesthesiologie.

Ook IC patienten moeten mogelijk buiten de IC sedatie ondergaan om voor comfort tijdens de behandeling(en) te zorgen. De verantwoordelijkheid voor het sederen van IC-patiënten buiten de IC blijft onder de verantwoordelijkheid van de intensivist vallen, die binnen zijn opleiding tot intensivist ook scholing omtrent sedatie volgt (zie hiervoor ook de richtlijn sedatie en analgesie op IC).

 

Bij PSA gaat het niet alleen om fysieke, maar ook om de psychologische veiligheid en comfortabele ervaring van de patiënt. Het garanderen van deze voorwaarden valt evenzeer onder de verantwoordelijkheid van de sedatiedeskundige, die daarvoor een werkwijze en medicatie toepast die naast veiligheid ook optimaal het comfort van de patiënt garandeert.

 

Bovenstaande laat zich samenvatten in de volgende matrix, waarin is aangegeven wie volgens Wet BIG automatisch bevoegd en bekwaam is en wie na extra opleiding bekwaam is:

 

AL-PSA electief

AL-PSA urgent

MD-PSA electief

MD-PSA urgent

Arts (die de procedure uitvoert waarvoor PSA wordt gegeven)

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd

Bevoegd

Anesthesioloog

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

SEH-arts

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd

Bevoegd/bekwaam**

PA-anesthesiologie

Bevoegd/bekwaam*

Bevoegd/bekwaam*

Bevoegd/bekwaam*

Bevoegd/bekwaam*

SPS

Bekwaam

Bekwaam

Bekwaam

Bekwaam

Tandarts

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd/bekwaam

Bevoegd

Bevoegd

* zelfstandige bevoegdheid gepaard gaande met inbedding in organisatorische eenheid anesthesiologie

** bekwaam voor MD-PSA in urgente/spoedeisende situaties volgens het opleiding curriculum

 

Juridische aspecten en praktijk

Sinds de introductie van de PSA-richtlijn in 2012 is er meer bewustwording omtrent initiëren, en veilig uitvoeren van PSA gecreëerd en zijn er meer zorgverleners bekwaam geworden in het uitvoeren van PSA. PSA betreft een risicovolle handeling welke niet samengaat met het uitvoeren van een andere medische handeling. Er is dus voor de PSA een apart bekwaam persoon beschikbaar voor toediening van medicatie en monitoring van de patiënt (zie ook modules 9 en 14 van deze richtlijn). Tussenkomst door een voor PSA bevoegde en bekwame zorgverlener is te allen tijde door lokale afspraken (die in kwaliteitsdocumenten zijn vastgesteld) geborgd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen beoogde sedatieniveaus AL-PSA en MD-PSA.

 

De vorige richtlijn, uit 2012, heeft handvatten geboden voor de dagelijkse praktijkvoering en tevens ruimte gelaten voor eigen interpretatie van de beschreven tekst. De termen “American Society of Anesthesiologist Physical Status” (ASA-classificatie) en afbakening van ASA I/II versus ASA III/IV patiënten, laagdrempelige consultatie van een anesthesioloog, en zelfs de tekst in de Wet BIG hebben hier een rol in gespeeld. De eigen interpretatie van de richtlijn roept in sommige situaties ook vragen op over wie de verantwoordelijkheid heeft over de PSA en op welke manier deze overgedragen kan worden aan een andere (niet bevoegde maar wel bekwame) zorgverlener.

 

In de uitgangsvraag wordt om verantwoordelijkheid met betrekking tot initiëren en uitvoeren van PSA gevraagd. Hier geldt de “opdrachtgever versus opdrachtnemer” situatie. De termen “verantwoordelijkheid” of “eindverantwoordelijkheid” zijn in juridisch opzicht moeilijk af te grenzen. Waar over verantwoordelijkheid wordt gesproken zou er moeten worden gekeken naar bevoegdheid en bekwaamheid.

 

De ASA-classificatie als middel ter onderscheiding van patiëntclassificaties komt niet voor in de Wet BIG en is niet gekoppeld aan de bevoegdheid een voorbehouden handeling uit te voeren. Tevens is de voorbehouden handeling “het voorschrijven van geneesmiddelen” niet overdraagbaar en gaat uit van het eigen deskundigheidsgebied van de beroepsbeoefenaar; deze handeling is derhalve een crux in het verdelen van de verantwoordelijkheden.

 

Praktisch betekent dit dat een zelfstandig bevoegde opdrachtgever zelf zal moeten vaststellen of deze de competenties bezit om bekwaam te worden geacht voor de uitvoering van een PSA. Als de arts zichzelf onbekwaam acht met betrekking tot verschillende aspecten van uitvoering van PSA (zie module “Vaardigheden” van deze richtlijn) het toedienen van specifieke medicatie en bewaking van de patiënt ligt het echter niet voor de hand dat deze arts een ander een opdracht geeft voor PSA.

 

Een beroepsbeoefenaar is verantwoordelijk voor een deel (of het geheel) van de zorg. Als een regiebehandelaar zelf niet bekwaam is en derhalve de PSA overlaat aan een andere zorgverlener, dan ligt de verantwoordelijkheid over de PSA bij deze andere zorgverlener waarbij de regiebehandelaar wel medeverantwoordelijk blijft voor de opdracht.

Als de regiebehandelaar de verantwoordelijkheid deelt met een andere zorgverlener dan is deze medebehandelaar geworden en wordt als opdrachtgever (bevoegd persoon) voor de PSA beschouwd. Een afdeling anesthesiologie draagt de directe bevoegdheid voor MD-PSA binnen een ziekenhuis of instelling waar MD-PSA wordt uitgevoerd. Tevens kan de complexiteit van de patiënt in relatie tot de behandeling de consultatie van de anesthesioloog noodzakelijk maken.

De anesthesioloog, als medebehandelaar, kan de opdracht tot uitvoering van MD-PSA geven aan een sedatiepraktijkspecialist (taakverschuiving), of overlaten aan de physician assistant-anesthesiologie of verpleegkundig specialist met aandachtsgebied anesthesiologie (taakherschikking). Deze professionals zijn onderdeel van de anesthesiologische organisatie en vallen medisch-inhoudelijk onder deze eenheid. Hierdoor blijven de lijnen helder met betrekking tot uniformiteit, kwaliteit, veiligheid, opleiding, organisatorische aspecten en continuïteit van de MD-PSA zorg. De anesthesioloog vult hierbij het medebehandelaarschap in, door voor deze aspecten een integrale verantwoordelijkheid te nemen. Zowel lokale afspraken als overwegingen bij individuele patiënt-procedure combinaties kunnen hier aanleiding toe geven.

 

In de hedendaagse praktijk wordt hier weliswaar wisselend mee omgegaan. Zo wordt binnen een aantal instellingen een niet bekwame regiebehandelaar in MD-PSA bij verschillende ASA-klassen als opdrachtgever voor een verpleegkundige of sedatiepraktijkspecialist toegestaan in plaats van de anesthesioloog als opdrachtgever/medebehandelaar. Om deze praktijkvariatie te ondervangen dient complexe en langdurige MD-PSA intramuraal georganiseerd te worden door de afdeling anesthesiologie.

 

Indien de regiebehandelaar bekwaam is en de verantwoordelijkheid voor MD-PSA daarbij is ondergebracht, dienen lokale afspraken gemaakt te zijn voor ondersteuning wat betreft complicaties door de afdeling anesthesiologie rondom de PSA en incidenten. In dat kader moet de arts derhalve niet alleen bevoegd maar ook bekwaam zijn om PSA uit te voeren en tevens om mogelijke complicaties op te kunnen vangen.

 

Voor locaties buiten het ziekenhuis, zoals een ZBC, is aanwezigheid van zorgprofessionals met bekwaamheid in ALS een vereiste (zie module “Vaardigheden” van deze richtlijn). Tevens geldt voor deze locaties dat er een georganiseerd vangnet moet zijn, waarbij tussenkomst van een anesthesioloog mogelijk is in geval van een complicatie tijdens MD-PSA.

 

PSA onder verantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar

Op veel locaties in een zorginstelling wordt PSA door verschillende regiebehandelaar op hun eigen afdelingen toegediend. Hierbij valt o.a. te denken aan de endoscopie, de interventie radiologie of de cardiologie etc. De verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling, de uitvoering van PSA en de organisatiestructuur hiervan (pre-sedatiescreening, monitoring tijdens sedatie, verkoever periode) ligt bij de regiebehandelaar waarbij de aanbevelingen uit de andere modules van deze richtlijn uiteraard van toepassing blijven. De beoogde sedatiediepte is AL-PSA en de regiebehandelaar kiest hiervoor sedatiemiddelen voor welke hij/zij voldoende kennis en kunde bezit (bevoegd en bekwaam). De combinatie van middelen is mogelijk. De regiebehandelaar is tevens verantwoordelijk voor het managen van niet-intentioneel bereikte diepere sedatieniveaus (MD-PSA) en andere sedatie-gerelateerde complicaties (zie module vaardigheden). Bij de pre-sedatiescreening beoordeelt de regiebehandelaar of hij/zij voldoende bekwaam is voor het uitvoeren van PSA voor een specifieke verrichting bij een specifieke patiënt en of beoogde AL-PSA toereikend is voor de geplande ingreep. Als beoogde MD-PSA geïndiceerd is of als bij de risico inschatting blijkt dat extra zorg voor een patiënt tijdens PSA noodzakelijk is, is de regiebehandelaar verantwoordelijk voor het aanvragen van hulp door andere sedatiedeskundige.

Onderbouwing

Er is een toename van praktiserende zorgprofessionals die PSA uitvoeren. Dit geldt zowel voor anxiolyse/lichte sedatie (meestal uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de regiebehandelaar) als ook matig/diepe sedatie (bij electieve ingrepen meestal uitgevoerd door anesthesiologen, of PA’s anesthesiologie, SPS’ers of Verpleegkundige Specialisten met aandachtsgebied anesthesiologie die zijn opgeleid voor het geven van PSA). Deze zorgprofessionals kunnen deel uitmaken van BIG-geregistreerde beroepsgroepen zoals een arts, tandarts, physician assistant, verpleegkundige of verpleegkundig specialist, of deel uitmaken van niet BIG-geregistreerde beroepen zoals anesthesiemedewerker met bekwaamheid als sedatiepraktijkspecialist (SPS).

In deze module wordt verder ingegaan op de vraag bij wie de verantwoordelijkheid ligt met betrekking tot het initiëren en uitvoeren van PSA in relatie tot de Wet BIG en de hierin beschreven “voorbehouden handelingen”. De verschillende sedatieniveaus zijn beschreven in module 2 van deze richtlijn.

Formeel is PSA geen voorbehouden handeling, “onder narcose brengen” echter wel. De toepasbaarheid van Wet BIG rondom PSA kan echter via meerdere voorbehouden handelingen verder worden omschreven.

Voor deze module is geen literatuur search verricht. De aanbevelingen zijn gebaseerd op overwegingen van de werkgroep. Deze overwegingen komen voort uit de Wet BIG en kennis uit de huidige praktijkvoering. Waar nodig worden de overwegingen onderbouwd met niet-systematisch gezochte literatuur, gebruikmakende van (inter)nationale richtlijnen.

 

Voor deze module is geen literatuur search verricht. De aanbevelingen zijn gebaseerd op overwegingen van de werkgroep. Deze overwegingen komen voort uit kennis uit de praktijk. Waar nodig worden de overwegingen onderbouwd met niet-systematisch gezochte literatuur en gebruikmakende van internationale richtlijnen.

  1. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Geldend van 01-04-2022 t/m heden. Geraadpleegd op 13-10-2022 van https://wetten.overheid.nl/BWBR0006251/2022-04-01.
  2. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, hoofdstuk IV. Voorbehouden handelingen. Geldend van 01-04-2022 t/m heden. Geraadpleegd op 13-10-2022 van https://wetten.overheid.nl/BWBR0006251/2022-04-01#HoofdstukIV.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 23-05-2024

Laatst geautoriseerd  : 23-05-2024

Geplande herbeoordeling  : 23-05-2029

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants
  • Vereniging Mondzorg voor Bijzondere Zorggroepen

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij sedatie en/of analgesie bij volwassen patiënten.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. B. Preckel (voorzitter), anesthesioloog, Amsterdam UMC locatie AMC, NVA
  • dr. C.R.M. Barends, anesthesioloog, UMCG, NVA
  • L.R.M. Braam, BSc. Sedatie Praktijk Specialist, Catharina Ziekenhuis, NVAM
  • drs. R. Brethouwer, abortusarts, Beahuis & Bloemenhovekliniek Heemstede, NGvA
  • dr. J.M. van Dantzig, cardioloog, Catharina Ziekenhuis, NVVC
  • drs. V.A.A. Heldens, anesthesioloog, Maxima MC, NVA
  • dr. C. Heringhaus, SEH-arts/anesthesioloog, LUMC (t/m 12-2022), Medisch manager Hyperbare Zuurstoftherapie Goes, MCHZ (vanaf 01-2023), NVSHA

  • T. Jonkergouw, MA. Adviseur Patiëntbelang, Patiëntenfederatie Nederland (tot april 2023)
  • Broere, M. Junior beleidsadviseur, Patiëntenfederatie Nederland (vanaf april 2023)
  • dr. M. Klemt-Kropp, MDL-arts, Noordwest Ziekenhuisgroep, NVMDL
  • drs. B.M.F. van der Leeuw, anesthesioloog, Albert Schweitzer ziekenhuis, NVA
  • S. Reumkens, MSc. Physician Assistant, Diakonessenhuis, NAPA

Klankbordgroep

  • drs. T.E.A. Geeraedts, radioloog, Erasmus MC, NVvR
  • drs. J. Friederich, gynaecoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, NVOG
  • dr. E.H.F.M. van der Heijden, longarts, Radboud UMC, NVALT
  • drs. J. de Hoog, oogarts, Amsterdam UMC locatie AMC, NOG
  • drs. A. Kanninga, arts voor verstandelijk gehandicapten, Cordaan, NVAVG
  • drs. H.W.N. van der Pas, tandarts, UMC Utrecht, VMBZ
  • dr. ir. C. van Pul, klinisch fysicus, Maxima MC, NVKF
  • dr. R.J. Robijn, MDL-arts, Rijnstate, NVMDL
  • drs. W.S. Segers, klinisch Geriater, Catharina Ziekenhuis, NVKG
  • Prof. dr. A. Visser, hoogleraar geriatrische tandheelkunde, UMCG en Radboud UMC, KNMT

Met ondersteuning van:

  • dr. L. Wesselman, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • dr. S.N. Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • drs. I. van Dusseldorp, senior literatuurspecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Preckel

Anesthesioloog, hoogleraar anesthesiologie (in het bijzonder veiligheid in het perioperatieve proces) Amsterdam Universitair Medische Centra locatie AMC

Onbetaalde nevenwerkzaamheden – commissie-werkzaamheden:

 

Lid Patient Safety and Quality Committee of the European Society of Anesthesiologists;

 

Lid Patient Safety Committee van de World Federation of Societies of Anesthesiologists;

 

Lid Raad Wetenschap en Innovatie van de Federatie Medisch Specialisten FMS;

 

Lid Commissie Wetenschap & Innovatie van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie NVA

 

Representative Council European Association of Cardiothoracic Anesthesiology and Intensive Care (EACTAIC)

 

Hoger leidinggevend personeel (penningmeester) van de “Stichting ter bevordering van de wetenschap en opleiding in de anesthesiologie”;

 

Research grants:

European Society of Anesthesiology and Intensive Care ESAIC

ZonMw

NovoNordisk Netherland

 

Advisory board Sensium Healthcare United Kingdom

 

Geen van de gemelde belangen heeft relatie met het onderwerp van het advies/de richtlijn

 

 

Geen actie vereist

Barends

Anesthesioloog in het Universitair Medisch Centrum Groningen

Geen

Geen

Geen actie vereist

Braam

Sedatiepraktijkspecialist Catharina Ziekenhuis Eindhoven
Lid sedatie commissie NVAM

Lid sedatie commissie NVAM (onbetaald)

Geen

Geen actie vereist

Brethouwer

Abortusarts te Beahuis & Bloemenhovekliniek (0,56 fte) en SAA (0,22 fte), Medisch coördinator Beahuis&Bloemenhovekliniek (0,33 fte)

Penningmeester van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (onbetaald)

Voorzitter landelijke werkgroep PSA van het NGvA (onbetaald)

Bestuurslid van FIAPAC, een Europese abortus organisatie (onbetaald)

Geen

Geen actie vereist

Broere

Junior beleidsadviseur Patiëntenbelang - fulltime
Patiëntenfederatie Nederland

geen

geen

Geen actie vereist

van Dantzig

Cardioloog vrij gevestigd, Catharina Ziekenhuis 100%

Lid Plenaire Visitatie Commissie NVVC (onbetaald)

Op onze afdeling wordt extern gefinancierd onderzoek uitgevoerd maar niet op het gebied van de werkgroep.

Geen actie vereist

Heldens

Anesthesioloog Maxima MC

Geen

Geen

Geen actie vereist

Heringhaus

Vanaf 01-2023

Medisch manager Hyperbare Zuurstoftherapie Goes, MCHZ

 

t/m 12-2022

SEH-arts KNMG
Anesthesioloog
Leids Universitair Medisch Centrum

Trainingen voor verschillende onderwerpen gerelateerd aan acute zorg, hyperbare geneeskunde, PSA

Geen

Geen actie vereist

Jonkergouw

Junior beleidsadviseur - Patiëntenfederatie Nederland - 32 tot 36 uur per week

Vrijwilliger activiteiten - Diabetes Vereniging Nederland - Zeer incidenteel
(max 30 uur per jaar)

Organisatie activiteiten voor kinderen met diabetes mellitus

Geen

Geen actie vereist

Klemt-Kropp

MDL-arts, Noordwest Ziekenhuisgroep Alkmaar - Schagen - Den Helder (0.9 fte)
Opleider MDL

Secretaris Concilium Gastroenterologicum, NVMDL tot 11 april 2022 (niet betaald)

Voorzitter PSA commissie NVMDL (niet betaald)

Docent Teach the Teacher AUMC en Noordwest Ziekenhuisgroep

cursussen voor aios en medisch specialisten (betaalde functie, ongeveer 40 Std. per jaar)

 

Voorzitter Stichting MDL Holland-Noord (KvK 56261225) vanaf okt. 2012 t/m 31-12-2019. De stichting heeft in de laatste 3 jaar grants ontvangen van de farmaceutische industrie en van de farmaceutische industrie gesponsorde onderzoeken gefaciliteerd:

 

1. Ondersteuning optimalisering van zorg voor IBD-patiënten. Therapeutic drugmonitoring en PROMs bij patiënten met IBD. Zorgverbetertraject. PhD student, looptijd van 2015 tot op heden. Tot 2018 grant van Dr. Falk Pharma. vanaf 2018 grant van Janssen Cilag

Geen relatie met sedatie

2.Retrieval of patients chronically infected with Hepatitis B or Hepatitis C in Northern Holland. Afgesloten 2018. Project gefinancierd met grant van Gilead.

Geen relatie met sedatie

3. SIPI. Screening op Infectieuze aandoeningen in Penitentiaire Inrichtingen. Project gefinancierd met grants van AbbVie, MSD en Gilead. Project begin 2019 afgesloten.

Geen relatie met sedatie

4. 3DUTCH trial. Een observationeel onderzoek naar de effectiviteit van een behandeling van chronische hepatitis C met een combinatie van de antivirale middelen ombitasvir - paritaprevir /ritonavir, ± dasabuvir, ± ribavirine. Sponsor AbbVie. Studie afgesloten Jan. 2018

Geen relatie met sedatie

5. Remsima switch IFX9501 - An open-label, multicenter, non- inferiority monitoring program to investigate the quality of life, efficacy and safety in subjects with Crohn’s Disease (CD), Ulcerative Colitis (UC) in stable remission after switching from Remicade® (infliximab) to Remsima® (infliximab biosimilar) L016-048. Sponsor: Munipharma. Afgelsoten augustus 2018.

Geen relatie met sedatie

6. NASH - NN9931-4296 Investigation of efficacy and safety of three dose levels of subcutaneous semaglutide once daily versus placebo in subjects with non-alcoholic steatohepatitis L016-061. Sponsor NovoNordisk. Studie afgesloten Feb. 2020.

Geen relatie met sedatie

7. Randomized, Double-blind, Placebo-controlled, Parallel-group Efficacy and Safety Study of SHP647 as Induction Therapy in Subjects with Moderate to Severe Crohn's Disease (CARMEN CD 305). SHD-647-305. Sponsor Shire. Studie loopt sinds 2019.

Geen relatie met sedatie

8. Randomized, Double-blind, Placebo-controlled, Parallel-group Efficacy and Safety Study of SHP647 as Maintenance Therapy in Subjects with Moderate to Severe Crohn's Disease (CARMEN CD 307). SHD-647-307. Sponsor Shire. Studie loopt sinds 2019.

Geen relatie met sedatie

9. Estimating the prevalence of advanced liver fibrosis in a population cohort in care in Northern-Holland with the use of the non-invasive FIB-4 index. Grant van Gilead. Onderzoek afgesloten sept. 2019.

Geen relatie met sedatie

Incidenteel deelname aan advisory boards van de farmaceutische industrie (Gilead, Janssen Cilag, AbbVie: (hepatologische onderwerpen, vooral hepatitis C)

Incidenteel voordrachten tijdens symposia gesponsord van de farmaceutische industrie (Gilead, AbbVie)

 

Geen actie vereist;

meeste studies afgerond; nr. 1,7,8 lopen.

Sponsoren (Dr. Falk Pharma & Shire) hebben geen relatie met sedatie.

Reumkens

Physician Assistant Anesthesiologie Radboud UMC

Voorzitter vakgroep PA Anesthesiologie NAPA

Geen

Geen actie vereist

Van der Leeuw

Anesthesioloog
Voorzitter lokale ziekenhuis sedatie commissie

Geen

Geen

Geen actie vereist

 

 

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Robijn

Mdl arts rijnstate ziekenhuis Arnhem

Geen

Geen

Geen actie vereist

Van der Heijden

Longarts
associate prof interventie longziekten
Radboudumc Nijmegen (100%)

Voormalig Secretaris Sectie Interventie longziekten NVALT (onbezoldigd)

Lid Board of Regents World Association of Bronchology and Interventional Pulmonology (namens NL, onbezoldigd)

 

Lid Board of National Delegates European Association of Bronchology and International Pulmonology (namens NL, onbezoldigd)

 

 

Buiten het veld van deze richtlijn heeft mijn afdeling de afgelopen 3 jaar vergoedingen

ontvangen voor de volgende activiteiten:

- unrestricted research grants: Pentax Medical Europe, Philips, Astra Zeneca, Johnson&Johnson.

- adviseur / consultant: Pentax Medical, Philips IGT, Johnson&Johnson.

- spreker: Pentax Medical.

Geen actie vereist

Van der Pas

Tandarts, UMC Utrecht

Commissielid Horace Wells van de KNMT, stimulatie van de intercollegiale samenwerking bij tandheelkundige behandeling van bijzondere zorggroepen met farmacologische ondersteuning. Onbetaald.

Voormalig commissielid Bijzondere Zorggroepen van de KNMT, toegankelijkheid van mondzorg voor kwetsbare zorggroep. Betaald via vacatiegelden. Gastdocent opleiding mondzorgkunde HU. Lezing mondzorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Betaald.

Gastdocent opleiding verpleegkundig-specialist GGZ. Lezing mondzorg in de geestelijke gezondheidszorg Betaald.

Cursusleider lichte sedatie in de mondzorg, BT Academy. Meerdaagse cursus voor tandartsen en mondhygienisten om zich te bekwamen in lichte sedatie, m.n. training in de inhalatiesedatie met lachgas-zuurstof mengsel middels titratietechniek. Betaald.

Geen

Geen actie vereist

De Hoog

Oogarts in Amsterdam UMC (0,2 fte.) en Retina Operatie Centrum Amstelveen (0,4 fte.).

Medisch manager Retina Operatie Centrum (0,2 fte.)

Voorzitter Werkgroep Vitreoretinale Chirurgie Nederland (onbetaald)

Lid redactieraad vaktijdschrift 'De Oogarts', uitgave van BPM-medica (onbezoldigd)

Medeorganisator Eilanddagen (bijscholing uveïtis voor oogartsen, onbetaald)

Geen

Geen actie vereist

Geeraedts

Interventieradioloog

Afdeling Radiologie en Nucleaire geneeskunde

Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam

Geen

Geen

Geen actie vereist

Van Pul

Klinisch fysicus in Maxima Medisch Centrum

Universitair Hoofd Docent aan de Technische Universiteit van Eindhoven (0,2 fte). Daar supervisor van PhD studenten bij HTSM (NWO-TTW gesubsidieerd) project waaraan ook een industriële partner deelneemt (https://www.nwo.nl/projecten/15345-0).

 

Geen

Geen actie vereist

Friederich

Gynaecoloog NWZ Den Helder, Algemeen gynaecoloog met als aandachtsgebieden benigne gynaecologie, minimaal invasieve chirurgie en bekkenbodemproblematiek

Vicevoorzitter calamiteitencommissie NVZ

lid klachtencommissie NWZ Den Helder

Geen

Geen actie vereist

Segers

Klinisch geriater, St. Jans Gasthuis, Weert

 

Klinisch farmacoloog in opleiding, Catharina ziekenhuis, Eindhoven

Onbetaald

Geen

Geen actie vereist

Kanninga

Arts Verstandelijk Gehandicapten (arts VG) bij Cordaan Amsterdam

Anesthesioloog niet praktiserend

Geen

Geen

Geen actie vereist

Visser

Hoogleraar geriatrische tandheelkunde fulltime (1 fte)

-              Afdeling Gerodontologie, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, Universitair Medisch Centrum Groningen,

Rijksuniversiteit Groningen, Nederland

-              Afdeling Gerodontologie, Faculteit Tandheelkunde, Radboud UMC, Radboud Universiteit Nijmegen, Nederland

Geen

Geen

Geen actie vereist

Inbreng patiëntenperspectief

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference. Het verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep. Aanvullend heeft een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland deelgenomen in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming gedaan of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie ook het hiervoor gebruikte stroomschema dat als uitgangspunt voor de beoordeling is gebruikt).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn. Een overzicht van uitkomsten van de kwalitatieve raming met bijbehorende toelichting vindt u in onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Verantwoordelijkheid

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die procedurele sedatie en/of analgesie ondergaan. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen, de Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen, het Nederlands Genootschap van Abortusartsen, de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers, de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, de Vereniging Mondzorg voor Bijzondere Zorggroepen, Stichting Kind & Ziekenhuis, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Acute procedures