Herstelzorg - Vroege en/of late gevolgen
Uitgangsvraag
Wat zijn de vroege en/of late gevolgen op de kwaliteit van leven voor patiënten met gedifferentieerd schildkliercarcinoom als gevolg van de ziekte en/of behandeling door chirurgie, ablatie en (substitutie)therapie met schildklierhormoon?
Aanbeveling
Er dient aandacht gegeven te worden aan de gevolgen van schildkliercarcinoom en de gevolgen van de behandeling op zowel korte als lange termijn. Zorgverleners dienen te beseffen dat de kwaliteit van leven niet direct gerelateerd is aan de ernst van de kankerprognose. Voor een beschrijving van de wijze waarop deze zorg dient te worden verleend, wordt verwezen naar module Gevolgen na de behandeling en aanpak 1e jaar.
Overwegingen
Er heeft geen systematisch literatuuronderzoek plaatsgevonden om de samenvattingen van de literatuur inclusief GRADE beoordeling een update te geven. Een update van de literatuur en klinische praktijkervaring wordt hieronder beschreven. Op basis van deze literatuur en ervaring zijn de conclusies herformuleerd.
In 2022 werd een systematische review gepubliceerd door Walshaw (2022) die de studies gepubliceerd tussen 2000 en 2019 geïncludeerd heeft die HRQoL questionnaires hebben gebruikt om de kwaliteit van leven bij patiënten met schildkliercarcinoom te onderzoeken. Daarmee beoogden de auteurs om een beeld te schetsen dat beter aansluit bij de moderne benadering van schildkliercarcinoom. In totaal zijn 94 artikelen uit 27 landen geïncludeerd in deze studie, waarvan 16 gefocust zijn op chirurgie, 26 op de internistische en nucleair geneeskundige aspecten en 52 algemeen. Het aantal patiënten geïncludeerd in de verschillende studies varieert sterk van 2 tot 2215. De meeste (83%) van deze studies zijn cross-sectioneel. Van deze studies, zijn er 12 die in een Nederlandse populatie zijn uitgevoerd.
In de geïncludeerde studies werden diverse meetinstrumenten gebruikt om de HRQoL te meten, bijvoorbeeld de SF-36 en de EORTC QLQ-C30. Husson (2011) benadrukt in haar systematische review dat er destijds geen valide instrument beschikbaar was dat zich richt op de specifieke gezondheids-gerelateerde kwaliteit van leven voor patiënten met schildkliercarcinoom. Een instrument was destijds in ontwikkeling (Husson, 2011). Inmiddels is de EORTC-QLQ-THY34 ontwikkeld en gevalideerd in een fase IV studie voor het meten van ziekte specifieke kwaliteit van leven bij patiënten met schildkliercarcinoom (Singer, 2023). In deze validatie studie is ook een Nederlandse populatie geïncludeerd. In de review van Walshaw is een studie geïncludeerd die ook gebruik maakte van dit instrument. De resultaten van de studies kunnen als volgt worden samengevat:
Chirurgische behandeling
De volgende onderwerpen komen nadrukkelijk aan de orde met betrekking tot de chirurgische behandeling:
- Effecten van robot of endoscopische operaties vergeleken met de conventionele chirurgische benadering: er zijn geen consistente bevindingen met betrekking tot de effecten van de operatieve techniek en de HRQoL. Overall is geen evident effect gezien op de kwaliteit van leven hoewel een studie een associatie liet zien van een negatieve perceptie door het litteken met de lange termijn HRQoL (Huang, 2004).
- Effecten van observatie (actieve surveillance) vergeleken met chirurgische ingreep: Twee studies hebben de effecten van geen vs. wel opereren van kleine schildklierkankers (microcarcinomen) bestudeerd. Beide studies zijn verricht in Azië (Jeon, 2019; Kong, 2019). Beiden concluderen dat de HRQoL verminderd is in de chirurgie groep. Echter de studies kennen veel beperkingen door de korte follow-up in de chirurgie groep (variërend tussen 6-8 maanden) en een sterke selectie bias in beide cohorten. De angst voor ziekte en voor recidief was gelijk in beide groepen.
- Effecten van totale thyreoïdectomie (TT) vs. hemithyreoïdectomie (HT): Een uitgebreide beschrijving van de literatuur omtrent dit onderwerp is beschikbaar in de module Behandeling - Chirurgische behandeling. Hoewel de patiënten die een TT ondergaan meer beperkingen ervaren in vergelijking met patiënten die een HT ondergaan en dit kan leiden tot een lagere HRQoL op korte termijn (<6 maanden na de operatie) is echter geen overtuigend bewijs dat er blijvende verschillen zijn tussen patiënten die een TT of een HT ondergaan. (zie appendix I module Behandeling - Chirurgische behandeling)
Andere negatieve gevolgen op de HRQoL zoals nek- en schouderklachten, sensibiliteit stoornissen in het halsgebied en slikklachten worden ook genoemd. Deze komen vaker voor bij patiënten die uitgebreidere halsklierdissecties hebben ondergaan.
Radioactief jodium behandeling
In twee studies van Mallick en Schlumberger (2012) komt naar voren dat HRQoL beter behouden blijft met rhTSH in voorbereiding op 131I ablatie met name in de periode rond de ablatie en niet op lange termijn. De studies geïncludeerd in de review van Walshaw (2022) bevestigen de negatieve associatie tussen de HRQoL en het onttrekken van schildklierhormoon suppletie vooraf aan de radioactief jodium behandeling. Het toedienen van schildklierhormoon behandeling daarna is geassocieerd met een verbetering van HRQoL, met name van vermoeidheid. De behandeling met radioactief jodium per se is niet geassocieerd met een verminderde HRQoL.
Behandeling met schildklierhormoon (TSH-suppressie)
De TSH-suppressieve therapie heeft negatieve effecten op de HRQoL vergeleken met de euthyreote mensen zonder schildkliercarcinoom in de voorgeschiedenis. Het herstel van euthyreoidie in patiënten met schildkliercarcinoom heeft echter geen invloed op de HRQoL.
Behandeling van gevorderde ziekte
Er is weinig literatuur over de effecten van de medicamenteuze behandeling (systemische therapie) op de HRQoL bij patiënten met gevorderde ziekte. In de systematische review van Walshaw (2022) wordt slechts een fase 2 studie geïncludeerd die geen negatief effect van behandeling met axitinib bij patiënten met RAI refractaire ziekte (Locati, 2014). In een andere recente studie van Fallahi (2023) wordt de HRQoL onderzocht middels EORTC QLQ-C30 vragenlijst bij 22 patiënten met gevorderd RAI refractair gedifferentieerd schildkliercarcinoom behandeld met sorafenib in een lage onderhoud dosering (200-400 mg/dag) vergeleken met 23 patiënten die geen behandeling met sorafenib hebben gekregen. De follow-up bestond uit 2 jaar. In dit onderzoek werd een significant langere PFS in de behandelde groep gerapporteerd, met behoud van HRQoL.
Er zijn drie recente studies die de effecten van de behandeling met lenvatinib op HRQoL bij patiënten met RAI refractaire ziekte hebben onderzocht. De studie van Nervo (2021) onderzocht longitudinaal het effect op HRQoL van de behandeling met lenvatinib in 20 patiënten met RAI refractaire schildkliercarcinomen met gebruik van EQ-5D-3L (EQ-5D index en EQ-VAS score) vragenlijst die afgenomen is voor en 3, 6 en 12 maanden na het starten van therapie. Na een initiële verslechtering van HRQoL 3 maanden na het starten van de behandeling met lenvatinib (10-24 mg/dag), werd een herstel gezien van de HRQoL op baseline niveau na 12 maanden, deels gerelateerd aan de optimalisatie van de therapie (verlaging van dosering en/of onderbreking). Een andere Italiaanse studie, Giani (2021) (N=39 patiënten) de behandeling met lenvatinib (24 mg/dag) gedurende 6 maanden liet geen significante verandering in HRQoL gemeten middels EORTC QOL-C30 en pain VAS vergeleken met baseline. De meest recente multicenter gerandomiseerde double-blind fase 2 studie van Taylor (2022) onderzocht de HRQoL (middels EQ-5D-3L en FACT-G instrumenten) in patiënten behandeld met lenvatinib in een dosering van 18 mg/dag vergeleken met 24 mg/dag. De studie vond geen significante verschillen in de HRQoL tussen de twee groepen.
Er is recent veel belangstelling voor toepassing van leefstijl interventies bij patiënten met kanker. Slechts enkele studies samengevat in de systematische review van Ferrante (2022) hebben het effect van leefstijlinterventies, voornamelijk het effect van fysieke activiteit op vermoeidheid, onderzocht bij patiënten met een schildkliercarcinoom. Deze studies gaan gepaard met veel bias en beperkingen, waardoor op dit moment geen conclusie getrokken kan worden met betrekking tot effectiviteit van fysieke training op de HRQoL en specifiek op vermoeidheid bij patiënten met schildkliercarcinoom.
Typerend voor schildkliercarcinoom is de relatief hoge overlevingskans, waarbij de behandeling (met schildklierhormoon) langdurig en levenslang kan bestaan. Daarnaast kan het instellen op schildklierhormoon een lange weg zijn. Voor patiënten met schildkliercarcinoom is het typerend dat verstoringen en beperkingen kunnen optreden tijdens, na afloop of (lang) na afronding van de initiële behandeling.
Patiënten met een schildkliercarcinoom worden het gehele leven geconfronteerd met hun ziekte door de levenslange behandeling met schildklierhormonen/langdurige controle (dit laatste geldt voornamelijk voor de patiënten met een niet-laag risico) en bij behorende klachten. Begrip voor het levenslange ziekteproces en de behandeling is bij relaties soms beperkt. De omgeving ziet vermoeidheid als een klacht waar iedereen wel eens last van heeft. Erkenning en aandacht voor de (langdurige) klachten die kunnen bestaan, is mogelijk beperkt binnen het gezondheidszorgsysteem. In Nederland wordt schildkliercarcinoom in 25 ziekenhuizen behandeld, waardoor de kennis en ervaring van de (langdurige) klachten bij individuele zorgverleners soms beperkt kan zijn (visiedocument SON). Een jaarlijkse controle betreft slechts een momentopname, waardoor het volgen van klachten bemoeilijkt wordt.
Conclusies over de optimale intensiteit en organisatie van nazorg zijn niet te trekken, omdat wetenschappelijk bewijs daarvoor ontbreekt. Hierdoor is er ruimte voor de voorkeur van de patiënt (shared decision making) op welke manier de nazorg ingevuld moet worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Het meten van HRQoL is een belangrijk aspect van de oncologische zorg. Het geeft een goed overzicht van de persoonlijke ervaringen van patiënten met kanker, de behandeling en follow-up procedures [Tagay, 2005 (1)].
Samenvatting literatuur
Twee systematische reviews evalueerden HRQoL bij patiënten met schildkliercarcinoom [Husson, 2011, Yoo, 2009 (2) (3)]. In de review van Husson werden studies geïncludeerd die een vergelijking maken tussen de HRQoL van patiënten met schildkliercarcinoom en de gezonde populatie. Twee niet-gerandomiseerde studies werden gepubliceerd ná het verschijnen van de reviews waarin de HRQoL bij patiënten met schildliercarcinoom werd vergeleken met de gezonde populatie [Karapanou, 2012, Singer, 2012 (4) (51)].
Vroege en late gevolgen
In de review van Husson werden 11 studies geïncludeerd die zich richten op de vroege en/of late gevolgen op de HRQoL van patiënten met schildkliercarcinoom [Crevenna, 2003, Dagan, 2004, Giusti, 2005, Hoftijzer, 2008, Huang, 2004, Lee, 2010, Malterling, 2010, Pelttari, 2009, Roberts, 2008, Schultz, 2003, Tan, 2007 (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16)].
In de studie van Malterling werd de HRQoL van een groep patiënten, die veertien jaar voorafgaand een primaire behandeling met chirurgie had ondergaan, vergeleken met een gezonde populatie. De HRQoL werd vastgesteld met behulp van de SF-36, waarbij er geen significante verschillen tussen de groepen werden gevonden. In de studie van Giusti werden echter wel verschillen gevonden betreft de HRQoL tussen patiënten met gedifferentieerd schildkliercarcinoom (waarbij het tijdstip van diagnose varieerde van <1 tot 23 jaar eerder) en een controlegroep die bestond uit patiënten met een vergroting van de schildklier, die niet was geassocieerd met een maligniteit of een te hoge productie van het schildklierhormoon en werden behandeld met levothyroxine. De patiënten met schildkliercarcinoom scoorden slechter op de schalen angst, depressie, somatisatie en ziekte-ervaring.
Ook in de cross-sectionele studies van Tan, Crevenna, Hoftijzer en Lee werd vastgesteld dat de HRQoL van patiënten met schildkliercarcinoom lager was in vergelijking met een gezonde populatie.
In de studie van Tan betrof het een groep patiënten die 5 maanden tot 27 jaar na de diagnose leefden. De patiënten met schildkliercarcinoom hadden in vergelijking met de algemene bevolking lagere scores op alle domeinen van de SF-36, behalve op het domein voor sociaal functioneren.
De groep patiënten die werd meegenomen in de studie van Crevenna had gemiddeld 5,5 jaar geleden de diagnose schildkliercarcinoom gekregen. In de loop van het eerste jaar na de diagnose hadden de patiënten in vergelijking met een gezonde populatie significant lagere scores op de SF-36 domeinen vitaliteit, fysiek functioneren, mentale gezondheid en emotioneel en sociaal functioneren. Na dit eerste jaar, namen de scores op de SF-36 domeinen toe, met uitzondering van de scores op de domeinen vitaliteit en emotioneel functioneren. Een vergelijking in de studie van Hoftijzer, tussen een groep Nederlandse patiënten en een door de patiënten zelf geselecteerde controlegroep, liet zien dat de patiëntengroep (met een mediaan van 6,3 jaar na de start van de initiële behandeling voor schildkliercarcinoom) slechter scoorden op de domeinen sociaal functioneren en algemene gezondheid van de SF-36. Ook in de studie van Lee wordt gevonden dat ziektevrije overlevenden van DTC een verminderde kwaliteit van leven hebben in vergelijking met de leeftijd-gematchte controles op vijf functionele domeinen (fysiek-, rol-, cognitief-, emotioneel- en sociaal -functioneren) van de EORTC-QLQ-C30. Er werden géén significante verschillen gevonden in de totale HRQoL scores (bepaald met de 15D) tussen patiënten die waren behandeld voor schildkliercarcinoom en een algemene bevolking in de cross-sectionele studie van Peltarri. Bij het bepalen van de HRQoL was het voor de patiënten in deze groep gemiddeld12,4 jaar geleden dat zij waren gestart met de eerste behandeling voor schildkliercarcinoom. De overlevenden scoorden wel slechter op drie specifieke schalen van de 15D; slapen, spraak en distress. In het onderzoek van Peltarri wordt gesteld dat een oudere leeftijd op het moment van de initiële behandeling is geassocieerd met een slechtere HRQoL.
In de vier cross-sectionele studies van Schultz, Roberts, Huang en Dagan was er geen sprake van een referentiegroep. Uit deze studies blijkt dat er bij schildkliercarcinoompatiënten sprake is van een goede lange termijn gezondheid en hoge scores op alle domeinen van de EORTC-QLQ-C30, maar dat er ook sprake is van specifieke medische problemen ten gevolge van schildkliercarcinoom en zijn behandeling. In de studie van Schultz gaf 64,5% van de patiënten aan als gevolg van de ziekte gezondheidsklachten te ervaren waarbij neurologische, musculoskeletale en psychische problemen het meest prominent werden genoemd.
Geheugenverlies en psychische problemen werden door patiënten met schildkliercarcinoom vaker ervaren dan door patiënten met een andere kankersoort. In vergelijking met patiënten met een andere kankersoort én in vergelijking met de algemene bevolking was migraine een vaker genoemde klacht. In de studie van Huang werden vermoeidheid, littekens als gevolg van de operatie en koude intolerantie negatief geassocieerd met kwaliteit van leven, terwijl sociale steun positief was gecorreleerd met kwaliteit van leven.
Het onderzoek van Singer gaat uit van hetzelfde knelpunt dat door de werkgroep is geformuleerd. Gesteld wordt dat patiënten met schildkliercarcinoom over het algemeen een goede prognose hebben, waardoor professionals er van uit kunnen gaan dat de kwaliteit van leven van patiënten met schildkliercarcinoom (op lange termijn) vergelijkbaar is met de algemene bevolking [Singer, 2012 (17)]. In de studie zijn 121 patiënten geïncludeerd die zich aanboden in een intramurale revalidatie kliniek. Bij opname werd de kwaliteit van het leven bepaald door middel van de EORTC-QLQ-C30 en een vergelijking werd gemaakt met een representatieve gezonde populatie (n = 2037). Uit het onderzoek kwam naar voren dat patiënten significant meer problemen ervaren dan de gezonde populatie ten aanzien van alle domeinen, met uitzondering van constipatie en diarree. Dit was onafhankelijk van geslacht en leeftijd. De grootste verschillen tussen de patiënten en de gezonde groep werden gevonden in de domeinen: slapeloosheid, vermoeidheid en rol functioneren. De kwaliteit van leven was niet gerelateerd aan het stadium van de ziekte, met uitzondering van twee domeinen; fysieke functie en de globale gezondheidsstatus [Singer, 201 (17)2].
Chirurgie
In de review van Husson werden drie studies geïncludeerd die de effecten van verschillende chirurgische ingrepen op HRQoL van patiënten met schildkliercarcinoom onderzochten [Shah, 2006, Sywak, 2003, Almeida, 2009 (18) (19) (20)]. In de studie van Shah werd aangetoond dat patiënten met schildkliercarcinoom die een (hemi)thyreoïdectomie hadden ondergaan slechtere scores hadden op de dimensies sociaal functioneren, mentale gezondheid en rol functioneren als gevolg van fysieke en emotionele problemen in vergelijking met de algemene bevolking [Shah, 2006 (21)]. Twaalf maanden na de operatie was er sprake van een herstel van de HRQoL. Er werden geen verschillen gevonden in HRQoL tussen patiënten die een totale thyreoïdectomie of een hemithyreoïdectomie ondergingen. In de studie van Sywak werd aangetoond dat de HRQoL op de dimensies eten en emotioneel functioneren bij patiënten die een tracheale resectie voor een lokaal invasief schildkliercarcinoom hadden ondergaan, 12 maanden na de ingreep significant beter was in vergelijking met patiënten in behandeling voor orofarynxcarcinoom [Sywak, 2003 (22)]. Een beperking van deze studie is echter het ontbreken van een nulmeting.
In de cross-sectionele studie van Almeida werd aangetoond dat klachten betreft kauwen en de schouder meer voorkwamen bij patiënten die een gemodificeerde radicale halsdissectie ondergingen dan patiënten die werden behandeld door middel van een selectieve paratracheale lymfeklierdissectie of een totale thyreoïdectomie [Almeida, 2009 (20)]. In een studie gericht op de lange termijn gevolgen van schildkliercarcinoom op de HRQoL werd vastgesteld dat bij patiënten die een halsdissectie ondergingen er sprake is van een milde disfunctie van de schouder [Dagan, 2004 (23)].
Radioactief Jodium behandeling
In de review van Husson werden twee RCT's geïncludeerd die HRQoL onderzochten bij (de voorbereiding op) radioiodine ablatie. De studie van Pacini stelde vast dat er voor de euthyroide groep op zeven van de acht schalen van de SF-36 sprake was van een verbetering tussen twee meetmomenten: binnen 14 dagen na thyreoïdectomie en één maand na ablatie. In de hypothyroïdie groep verslechterden de scores in deze periode (Pacini et al., 2006 (24)). De studie van Taieb stelde vast dat het lichamelijk welbevinden, functionele welzijn en vermoeidheid bij hypothyroïdie patiënten achteruit was gegaan in de periode tussen één dag na thyreoïdectomie en het verlaten van het ziekenhuis na ablatie. Bij de euthyreoïdie patiënten bleef de HRQol behouden. Na 3 en 9 maanden was er geen verschil meer in de HRQol tussen de euthyroide en hypothyroïdie patiënten [Taieb, 2009 (25)]. De studie van Almeida stelde vast dat postoperatieve radioiodine behandeling de belangrijkste voorspeller is van HRQoL bij patiënten met schildkliercarcinoom en van grote invloed is op de dimensies kauwen, spraak, smaak, speeksel en angst. Ook werd gesteld dat een hogere doses (> 150mCi) radioactieve jodium resulteert in een significant slechtere HRQoL in vergelijking met lagere doseringen [Almeida, 2009 (26)].
In een cross-sectionele studie onderzocht Karapanou de impact van 131I bij patiënten met schildkliercarcinoom op de kwaliteit van het leven [Karapanou, 2012 (4)]. In de studie werden 60 patiënten met papillair schildkliercarcinoom geïncludeerd tussen de 18 tot 73 jaar oud die volgend op een (totale) thyreoïdectomie werden behandeld met 131I. De HRQoL werd bepaald door middel van de SF-36 en werd op twee tijdstippen vastgesteld: tijdens de opname voor de behandeling met 131I en zes maanden daarna. De HRQoL van patiënten met schildkliercarcinoom die werden behandeld met 131I was onafhankelijk van de variabelen leeftijd, geslacht en schildkliercarcinoom-gerelateerde variabelen (TNM-classificatie, dosering 131I en Tg-bepaling). Tussen de twee tijdstippen was er sprake van een significante verbetering van de HRQoL op alle SF-36 subschalen. Naast de vergelijking tussen de twee momenten werd er een vergelijking met de algemene bevolking gedaan. In vergelijking met de meting tijdens de opname voor de behandeling met 131I was er sprake van een significant lagere HRQoL op alle subschalen. In vergelijking met de meting na zes maanden was er sprake van een significant lagere score op enkele subschalen: fysiek functioneren, fysieke rol, sociaal functioneren en emotionele rolbeperkingen. De scores op de overige SF-36 subschalen waren vergelijkbaar met de algemene bevolking. Er werd geen significant verschil gevonden tussen patiënten die een lagere (2220-3700MBq) en hogere (3700- 7400MBq) dosering kregen.
Door de auteurs wordt geconcludeerd dat hypothyreoïdie en de angst voor het verloop van de ziekte en de invloed van de behandeling met 131I daarop ziekte een negatieve invloed hebben op het welbevinden van patiënten met schildkliercarcinoom [Karapanou, 2012 (4)]. Het verbeteren van de HRQoL na de behandeling met 131I kan worden toegeschreven aan de hervatting van euthyreoïdie en het vertrouwd raken met de behandeling en follow-up procedures [Karapanou, 2012 (4)].
In de prospectieve studie van Schroeder werd hypothyreoïdie, na onttrekking van schildklierhormoon, geassocieerd met een significante daling van de kwaliteit van leven die wordt opgeheven door rhTSH-gebruik. Patiënten die werden behandeld met schildklierhormoon, voorafgaand aan rhTSH, scoorden niet slechter dan een gezonde populatie op vier van de acht dimensies van de SF-36 (fysiek functioneren, vitaliteit, sociaal en emotioneel functioneren). Op twee schalen (fysieke functie en lichamelijke pijn) scoorden de patiënten beter dan de gezonde populatie, terwijl ze slechter scoorden op algemene en geestelijke gezondheid (Schroeder et al., 2006 (27)).
Yoo et al. zochten naar RCT's, cohortstudies en retrospectieve studies waarin het gebruik van rhTSH werd vergeleken met standaard onttrekking van schildklierhormoon als voorbereiding op radio-iodine ablatie bij patiënten zonder bekende gemetastaseerde ziekte, waarbij kwaliteit van leven één van de uitkomstmaten was die als inclusiecriterium werd meegenomen [Yoo, 2009 (3)].
Vier artikelen werden relevant beschouwd voor de review, waarbij kwaliteit van leven slechts in één van de therapeutische studies als uitkomstmaat werd meegenomen [Pacini, 2006]. Er werden geen verschillen gevonden tussen rhTSH en onttrekking met betrekking tot het bereiken van ablatie. Er werd daarbij vastgesteld dat de voorbereiding door middel van rhTSH de kwaliteit van leven in stand houdt [Yoo, 2009 (3)].
Behandeling met schildklierhormoon
In de review van Husson werden drie studies geïncludeerd die het effect van een levenslange schildklierhormoonbehandeling op HRQoL onderzochten [Botella-Carretero, 2003, Eustatia-Rutten, 2006 Tagay, 2005 (28) (29) (1)]. Uit de studie van Botella bleek dat patiënten die een levothyroxine behandeling kregen (chronische milde of subklinische hyperthyreoïdie) een verminderde kwaliteit van leven hadden in vergelijking met een gezonde leeftijd-gematchte controlegroep [Botella-Carretero, 2003 (30)].
In de RCT van Eustatia-Rutten werd vastgesteld dat de kwaliteit van leven bij patiënten met DTC en lange termijn subklinische hyperthyreoïdie in het algemeen behouden blijft. Herstel van euthyreoïdie in het algemeen heeft geen invloed op de HRQoL [Eustatia-Rutten, 2006 (29)].
Een cross-sectionele studie van Tagay onderzocht de effecten van chronische onderdrukkende doses van levothyroxine op HRQoL. Vergeleken met de gezonde populatie scoorden de patiënten lager op zeven van de acht SF-36 domeinen (met uitzondering van de schaal lichamelijke pijn). In vergelijking met patiënten waarbij sprake was van een kortdurende hypothyreoïdie scoorden de patiënten die levothyroxine gebruikten beter op de dimensies betreft fysiek functioneren, lichamelijke pijn, vitaliteit en emotioneel functioneren [Tagay, 2005 (1)].
Zoeken en selecteren
Tijdens de richtlijn herziening is er geen systematische search uitgevoerd voor deze uitgangsvraag, omdat andere modules hoger zijn geprioriteerd. Daarnaast is het belangrijk dat er consensus wordt bereikt op basis van praktijkervaring.
De beschreven literatuur is o.b.v. de voormalige richtlijn (2015). Deze literatuur is niet beoordeeld middels GRADE. Om deze reden kan er geen uitspraak worden gedaan over de bewijskracht.
Referenties
- 1 - Tagay, S., Herpertz, S., Langkafel, M. et al. (2005). Health-related quality of life, anxiety and depression in thyroid cancer patiënts under short-term hypothyroidism and TSH-suppressive levothyroxine treatment. European Journal of Endocrinology / European Federation of Endocrine Societies, 153(6), 755-763. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16322380
- 2 - Husson, O., Haak, H. R., Oranje, W. A. et al. (2011). Health-related quality of life among thyroid cancer survivors: A systematic review. Clinical Endocrinology, 75(4), 544-554. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21615448
- 3 - Yoo, J., Cosby, R., & Driedger, A. (2009). Preparation with recombinant humanized thyroid-stimulating hormone before radioiodine ablation after thyroidectomy: A systematic review. Current Oncology (Toronto, Ont.), 16(5), 23-31.’ # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19862359
- 4 - Karapanou, O., Papadopoulos, A., Vlassopoulou, B. et al. (2012). Health status of greek thyroid cancer patiënts after radioiodine administration compared to a demographically matched general population sample. Hellenic Journal of Nuclear Medicine, 15(2), 98-102.
- 5 - Singer, S., Lincke, T., Gamper, E., et al. (2012). Quality of life in patiënts with thyroid cancer compared with the general population. Thyroid : Official Journal of the American Thyroid Association, 22(2), 117-124. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22191388
- 6 - Crevenna, R., Zettinig, G., Keilani, M. et al. (2003). Quality of life in patiënts with non-metastatic differentiated thyroid cancer under thyroxine supplementation therapy. Supportive Care in Cancer : Official Journal of the Multinational Association of Supportive Care in Cancer, 11(9), 597-603.
- 7 - Cunningham DK, Yao KA, Turner RR et al. Sentinel lymph node biopsy for papillary thyroid cancer: 12 years of experience at a single institution. Annals of Surgical Oncology 17(11), 2970-2975 (2010). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20552407
- 8 - Giroux M. Surgical treatment of thyroid disease n children. Ann Chir.1997:51:835-8 # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9734090
- 10 - Huang, S. M., Lee, C. H., Chien, L. Y. et al. (2004). Postoperative quality of life among patiënts with thyroid cancer. Journal of Advanced Nursing, 47(5), 492-499. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15312112
- 11 - Lee J, Yun MJ, Nam KH et al. Quality of life and effectiveness comparisons of thyroxine withdrawal, triiodothyronine withdrawal, and recombinant thyroid-stimulating hormone administration for low-dose radioiodine remnant ablation of differentiated thyroid carcinoma. Thyroid. 2010;20(2):173-9. [link]
- 13 - Pelttari, H., Sintonen, H., Schalin-Jantti, C. et al. (2009). Health-related quality of life in long-term follow-up of patiënts with cured TNM stage I or II differentiated thyroid carcinoma. Clinical Endocrinology, 70(3), 493-497. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18681857
- 14 - Roberts, K. J., Lepore, S. J., & Urken, M. L. (2008). Quality of life after thyroid cancer: An assessment of patiënt needs and preferences for information and support. Journal of Cancer Education : The Official Journal of the American Association for Cancer Education, 23(3), 186-191.
- 15 - Schultz, P. N., Stava, C., & Vassilopoulou-Sellin, R. (2003). Health profiles and quality of life of 518 survivors of thyroid cancer. Head & Neck, 25(5), 349-356. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12692870
- 18 - Shah, M. D., Witterick, I. J., Eski, S. J. et al. (2006). Quality of life in patiënts undergoing thyroid surgery. The Journal of Otolaryngology, 35(4), 209-215.# http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17176794
- 19 - Sywak M, Pasieka JL, Mcfadden S et al. Functional results and quality of life after tracheal resection for locally invasive thyroid cancer. Am.J.Surg. 185(5), 462-467 (2003). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12727568
- 20 - Almeida, J. P., Vartanian, J. G., & Kowalski, L. P. (2009). Clinical predictors of quality of life in patiënts with initial differentiated thyroid cancers. Archives of Otolaryngology--Head & Neck Surgery, 135(4), 342- 346.#http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19380354
- 21 - Shah MD, Harris LD, Nassif RG et al. Efficacy and safety of central compartment neck dissection for recurrent thyroid carcinoma. Archives of otolaryngology--head & neck surgery 138(1), 33-37 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22249626
- 23 - Dagan, T., Bedrin, L., Horowitz, Z. et al. (2004). Quality of life of well-differentiated thyroid carcinoma patiënts. The Journal of Laryngology and Otology, 118(7), 537-542. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15318961
- 24 - Pacini, F., Ladenson, P. W., Schlumberger, M. et al. (2006). Radioiodine ablation of thyroid remnants after preparation with recombinant human thyrotropin in differentiated thyroid carcinoma: Results of an international, randomized, controlled study. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 91(3), 926-932. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16384850
- 25 - Taieb D, Sebag F, Cherenko M et al. Quality of life changes and clinical outcomes in thyroid cancer patiënts undergoing radioiodine remnant ablation (RRA) with recombinant human TSH (rhTSH): a randomized controlled study. Clin Endocrinol (Oxf). 2009;71(1):115-23.
- 27 - Schroeder, P. R., Haugen, B. R., Pacini, F. et al. (2006). A comparison of short-term changes in health-related quality of life in thyroid carcinoma patiënts undergoing diagnostic evaluation with recombinant human thyrotropin compared with thyroid hormone withdrawal. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 91(3), 878-884. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16394083
- 28 - Bongiovanni M1, Spitale A, Faquin WC et al. The Bethesda system for reporting thyroid cytopathology: a meta-analysis. Acta Cytol. 2012;56(4):333-9. doi: 10.1159/000339959. Epub 2012 Jul 25. #
- 29 - Eustatia-Rutten, C. F., Corssmit, E. P., Pereira, A. M. et al. (2006). Quality of life in longterm exogenous subclinical hyperthyroidism and the effects of restoration of euthyroidism, a randomized controlled trial. Clinical Endocrinology, 64(3), 284-291.
- 30 - Botella-Carretero, J. I., Galan, J. M., Caballero, C. et al. Quality of life and psychometric functionality in patiënts with differentiated thyroid carcinoma. Endocrine-Related Cancer, 2003, Dec; 10(4), 601-610.
- Fallahi, B., Moharrami, K., Beiki, D., Fard-Esfahani, A., Alimoghaddam, K., & Eftekhari, M. (2023). Clinical benefit and quality of life during low-dose sorafenib maintenance therapy in radioiodine refractory differentiated thyroid cancer patients: A historical cohort study. Iranian Journal of Nuclear Medicine, 31(1), 42-48.
- Ferrante M, Distefano G, Distefano C, Copat C, Grasso A, Oliveri Conti G, Cristaldi A, Fiore M. Benefits of Physical Activity during and after Thyroid Cancer Treatment on Fatigue and Quality of Life: A Systematic Review. Cancers (Basel). 2022 Jul 27;14(15):3657. doi: 10.3390/cancers14153657. PMID: 35954324; PMCID: PMC9367318.
- Giani C, Valerio L, Bongiovanni A, Durante C, Grani G, Ibrahim T, Mariotti S, Massa M, Pani F, Pellegriti G, Porcelli T, Salvatore D, Tavarelli M, Torlontano M, Locati L, Molinaro E, Elisei R. Safety and Quality-of-Life Data from an Italian Expanded Access Program of Lenvatinib for Treatment of Thyroid Cancer. Thyroid. 2021 Feb;31(2):224-232. doi: 10.1089/thy.2020.0276. Epub 2020 Oct 22. PMID: 32907501.
- Huang SM, Lee CH, Chien LY, Liu HE, Tai CJ. Postoperative quality of life among patients with thyroid cancer. J Adv Nurs. 2004 Sep;47(5):492-9. doi: 10.1111/j.1365-2648.2004.03128.x. PMID: 15312112.
- Jeon MJ, Lee YM, Sung TY, Han M, Shin YW, Kim WG, Kim TY, Chung KW, Shong YK, Kim WB. Quality of Life in Patients with Papillary Thyroid Microcarcinoma Managed by Active Surveillance or Lobectomy: A Cross-Sectional Study. Thyroid. 2019 Jul;29(7):956-962. doi: 10.1089/thy.2018.0711. Epub 2019 May 30. PMID: 31038017.
- Kong SH, Ryu J, Kim MJ, Cho SW, Song YS, Yi KH, Park DJ, Hwangbo Y, Lee YJ, Lee KE, Kim SJ, Jeong WJ, Chung EJ, Hah JH, Choi JY, Ryu CH, Jung YS, Moon JH, Lee EK, Park YJ. Longitudinal Assessment of Quality of Life According to Treatment Options in Low-Risk Papillary Thyroid Microcarcinoma Patients: Active Surveillance or Immediate Surgery (Interim Analysis of MAeSTro). Thyroid. 2019 Aug;29(8):1089-1096. doi: 10.1089/thy.2018.0624. Epub 2019 Jul 12. PMID: 31161898.
- Locati LD, Licitra L, Agate L, Ou SH, Boucher A, Jarzab B, Qin S, Kane MA, Wirth LJ, Chen C, Kim S, Ingrosso A, Pithavala YK, Bycott P, Cohen EE. Treatment of advanced thyroid cancer with axitinib: Phase 2 study with pharmacokinetic/pharmacodynamic and quality-of-life assessments. Cancer. 2014 Sep 1;120(17):2694-703. doi: 10.1002/cncr.28766. Epub 2014 May 20. PMID: 24844950.
- Nervo A, Ragni A, Piovesan A, Marica V, Migliore E, Gallo M, Arvat E. Quality of Life during Treatment with Lenvatinib for Thyroid Cancer: The Patients' Perspective beyond the Medical Evaluation. Eur Thyroid J. 2021 Mar;10(1):65-71. doi: 10.1159/000508186. Epub 2020 Jul 13. PMID: 33777821; PMCID: PMC7983562.
- Singer S, Al-Ibraheem A, Pinto M, Iakovou I, Østhus AA, Hammerlid E, Locati LDD, Gamper E, Ignacio J, Jordan SJ, Kiyota N, Buettner M, Engesser D, Canotilho R, Ioannidis G, Husson O, Gama RR, Fanetti G, Moss L, Inhestern J, Andry G, Fuehrer D, Kulis D, Rimmele H, Sykiotis G. International phase IV field study for the reliability and validity of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer Thyroid Cancer Module EORTC QLQ-THY34. Thyroid. 2023 Jul 14. doi: 10.1089/thy.2023.0221. Epub ahead of print. PMID: 37450344.
- Walshaw EG, Smith M, Kim D, Wadsley J, Kanatas A, Rogers SN. Systematic review of health-related quality of life following thyroid cancer. Tumori. 2022 Aug;108(4):291-314. doi: 10.1177/03008916211025098. Epub 2021 Aug 13. PMID: 34387109; PMCID: PMC9310144.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-09-2024
Laatst geautoriseerd : 30-09-2024
Geplande herbeoordeling : 30-09-2026
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met (verdenking op) schildkliercarcinoom).
Expertisegroep
- Prof. dr. R.T. Netea-Maier (voorzitter), internist-endocrinoloog, werkzaam in Radboud Universitair Medische Centrum, NIV.
- Prof dr. W.E. Visser, internist-endocrinoloog, werkzaam in Erasmus Universitair Medisch Centrum, NIV.
- Dr. A.N.A. van der Horst-van der Schrivers, internist-endocrinoloog/specialist ouderengeneeskunde i.o., werkzaam bij SOON, Maastricht University.
- Dr. G.S. Bleumink, internist-endocrinoloog, werkzaam in Rijnstate, NIV.
- Dr. B. Havekes, internist-endocrinoloog, werkzaam in Maastricht Universitair Medisch Centrum Plus, NIV.
- Drs. K.E. Broekman, internist-oncoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV.
- Dr. W. Zandee, internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV.
- Dr. M. Snel, internist-endocrinoloog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum, NIV.
- Dr. K.M.A. Dreijerink, internist-endocrinoloog, werkzaam in Amsterdam Universitair Medische Centra, NIV.
- Dr. J.P. de Boer, internist-oncoloog, werkzaam in Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, NIV.
- Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen, chirurg, werkzaam in Catharina Ziekenhuis, NVvH.
- Dr. T.M. van Ginhoven, chirurg, werkzaam in Erasmus Medische Centrum, NVvH.
- Prof dr. J. Morreau, patholoog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum, NVVP.
- Dr. M. de Ridder, radiotherapeut, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVRO.
- Drs. H. Ahmad, radioloog, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum, NVvR.
- Dr. ir. J.J.G. Hillebrand, klinische chemicus, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum, NVKC.
- Prof. Dr. F.A. Verburg, nucleair geneeskundige, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum, NVNG.
- Dr. B. de Keizer, nucleair geneeskundige, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVNG.
- Mw. M. Porrey, patiëntvertegenwoordiger, NFK/ Schildklierorganisatie Nederland.
Klankbordgroep
- Mw. E. Schrama, patiëntvertegenwoordiger, Schildklier Organisatie Nederland.
- Mw. C.C. van Zweeden- van Leeuwen, diëtist, Reinier de Graaf Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging van Diëtisten.
Met ondersteuning van
- Drs. L. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
- MSc. F.A. Pepping, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf mei 2024).
- Dr. J. Tra, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
- Dr. M.M.A. Verhoeven, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Expertiselid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Prof. dr. R.T. Netea-Maier (voorzitter) |
internist-endocrinoloog, werkzaam in Radboud Universitair Medische Centrum |
"Bestuurlid Dutch Thyroid Cancer Group (vicevoorzitter) (onbetaald) Bestuurlid Dutch Thyroid Research Foundation (penningmeester) (onbetaald) Voorzitter Radboudumc Expertisecenter Schildkliercarcinoom en vertegenwoordiger van dit center in de ERN Rare Cancers en EndoERN (onbetaald). Associate Editor European Journal Endocrinology (onbetaald)" |
|
Geen deelname adviesraden vanaf de start van de ontwikkeling van de richtlijn (vanaf start raamwerk). |
Dr. W.E. Visser |
internist-endocrinoloog, werkzaam in Erasmus Universitair Medisch Centrum |
- |
- |
Geen |
Dr. A.N.A. van der Horst-van der Schrivers |
Internist-endocrinoloog/specialist ouderengeneeskunde i.o, |
- |
- |
Geen |
Dr. G.S. Bleumink |
internist-endocrinoloog, werkzaam in Rijnstate |
- |
- |
Geen |
Dr. B. Havekes |
Internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Maastricht |
- |
KWF subsidie E-Nose, hoofdaanvrager is Prof. dr. Nicole Bouvy (schildklierchirurg) |
Geen |
Drs. K.E. Broekman |
Internist-oncoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen |
- |
Lokale PI Libretto-531 studie |
Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3 |
Dr. W. Zandee |
internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen |
- |
Adviesraad Lilly (selpercatinib), uitbetaald aan onderzoeksrekening UMCG |
Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3 |
Dr. M. Snel |
Internist-endocrinoloog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum |
Secretaris van de Dutch Thyroid Cancer Group |
- |
Geen |
Dr. K.M.A. Dreijerink |
internist-endocrinoloog, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum |
- |
Advisory Board, Lilly, betaald, mbt selpercatinib als behandeling bij gemetastaseerd gedifferentieerd en medullair schildkliercarcinoom |
Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3 |
Dr. J.P. de Boer, |
Internist-oncoloog, werkzaam in Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis |
Advisory Board MSD Head and neck cancer |
- |
Geen |
Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen, |
Nieuwenhuijzen, chirurg, werkzaam in Catharina Ziekenhuis |
- |
- |
Geen |
Dr. T.M. van Ginhoven |
chirurg, werkzaam in Erasmus Medische Centrum |
- Voorzitter regionale SchildklierNetwerk (onbetaald) - Secretaris Werkgroep Endocriene chirurgie NVVH (onbetaald) - Penningmeester Dutch Thyroid Study Group (onbetaald) - bestuurslid Dutch Hypo/hyper parathyroid Study Group (onbetaald) |
- |
Geen |
Prof dr. J. Morreau |
patholoog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum |
Adviseur Genome Scan BV Leiden |
- |
Geen |
Dr. M. de Ridder |
radiotherapeut, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht |
Lid algemeen bestuur NWHHT - onbetaald Lid bestuur UWHHT - onbetaald |
- |
Geen |
Drs. H. Ahmad |
radioloog, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum |
- |
- |
Geen |
Dr. ir. J.J.G. Hillebrand |
klinische chemicus, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum |
trekker NVE commissie harmoniseren functietesten, tijdelijk betaald via SKMS gelden |
- |
Geen |
Prof. Dr. F.A. Verburg |
nucleair geneeskundige, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum |
Algemeen directeur Cyclotron Rotterdam B.V. ; gedetacheerd vanuit Erasmus MC; management; 0,2 FTE, betaald" |
Adviseur: GE healthcare (honoraria betaald aan werkgever) Spreker: AstraZenica (honoraria betaald aan werkgever), Sanofi (honoraria betaald aan werkgever. KWF/Alpe d'Huzes: TFB PET/CT bij schildkliercarcinoom FDA: radionuclide beeldvorming Daniel den Hoedstichting |
|
Dr. B. de Keizer |
nucleair geneeskundige, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht |
- |
- Sentinel node imaging bij mondholte ca -FDG PET voor lymfeklierstadiering bij patiënten met klinisch negatieve hals -TFB PET voor schildklierkanker beeldvorming KIKA -MFBG PET-CT voor neuroblastoma beeldvorming HANART FONDS -Al op FDG PET- CT voor voorspellen van respons op immuun therapie bij patiënten met gemetastaseerd niercelkanker |
Geen |
Mw. M. Porrey |
patiëntvertegenwoordiger |
- |
- |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van patiëntvertegenwoordigers voor de invitational conference en deelname in de expertisegroep. Het verslag van de invitational conference is besproken in de expertisegroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenverenigingen en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module herstelzorg bij kanker |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de expertisegroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met (verdenking op) goed gedifferentieerd schildkliercarcinoom. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door IKNL, NAPA, DTCG, NVD, NVNG, NVVP, NVvR, NVRO, SON, NIV via een invitational conference. Een beknopt verslag hiervan is opgenomen onder bijlage.
De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg (zoals centralisatie) worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.