Subacromiaal Pijnsyndroom van de Schouder (SAPS)

Initiatief: NOV Aantal modules: 14

Prognostische factoren voor het resultaat na operatieve behandeling van rotator cuff rupturen

Uitgangsvraag

Wanneer is een operatieve behandeling voor een cuff ruptuur geïndiceerd?

Aanbeveling

Breng patiënt en cuff scheur gerelateerde prognostische factoren in kaart om een inschatting te maken van de succeskans van een rotator cuff repair. Bespreek de voor- en nadelen voor een rotator cuff repair met de patiënt om zo samen te beslissen welke behandeling het meest passend is.

 

Maak laagdrempelig een MRI van de schouder voor een betere beoordeling van de cuff scheur gerelateerde factoren zoals de grootte, spiervervetting, -atrofie en retractie.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is literatuuronderzoek verricht naar de prognostische factoren voor het succes of falen van een operatieve ingreep bij patiënten met een cuff ruptuur. Er werd geen literatuur gevonden die aan de PICO voldoet. Er kunnen daarom uit de literatuur geen conclusies worden getrokken over de prognostische factoren voor het succes of falen van een operatieve ingreep bij patiënten met een cuff ruptuur. Hier bestaat een kennisvraag.

 

Ondanks dat er geen gevalideerde predictiemodellen zijn voor het bepalen van een succes van een rotator cuff repair, zijn er wel vele factoren bekend die handvatten kunnen geven in het adviseren van patiënten met een rotator cuff scheur. Er zijn in de literatuur verschillende factoren beschreven die van belang zijn voor de integriteit van de cuff en de klinische uitkomsten na een operatieve behandeling. Deze factoren kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:

  1. Cuffscheur gerelateerde factoren
  2. Patiëntgebonden factoren
  3. Chirurgische hersteltechniek en postoperatieve revalidatie

Al deze factoren dragen in meer of mindere mate bij aan het genezingspercentage van een pees na een cuff repair (Jensen, 2020). Het wetenschappelijk bewijs hiervan komt van zeer uiteenlopende studies: prospectieve studies, retrospectieve studies, multivariate analyses, studies bij dieren, underpowered studies, verschillende uitkomstmaten, et cetera. Hierdoor zijn de resultaten onderling moeilijk te vergelijken. De chirurgische hersteltechniek valt buiten de scoop van deze richtlijn. Hieronder staat een onvolledig overzicht van punten van ad. 1 en 2, maar welke in wetenschappelijke studies veelal worden beschreven.

 

Ad. 1 Cuffscheur gerelateerde factoren

Grootte van de leasie

Spiervervetting

Neuropathie nervus suprascapularis

Spieratrofie

Pees delaminatie en weefsel kwaliteit

Pees retractie en lengte

Locatie van de scheur

Schouder stijfheid

 

Ad. 2 Patiëntgebonden factoren

Leeftijd

Roken

Body mass index

Diabetes mellitus

Dyslipidemie

Vitamine D

Osteoporose

NSAID gebruik

 

De nabehandeling wordt toegelicht in module Duur van immobilisatie als nabehandeling.

 

In verschillende studies komen “grootte van de cuffleasie, spiervervetting, spieratrofie en pees retractie” naar voren als onafhankelijke risicofactoren voor het niet genezen van de pees na een cuff repair (Heerspink, 2015; Jensen, 2020; Lee, 2017; Raman, 2017). Voor neuropathie nervus suprascapularis, pees delaminatie, diabetes mellitus, dyslipidemie, vitamine D tekort, oudere leeftijd, roken, BMI, osteoporose, NSAID gebruik, ondervoeding, alcoholisme, slechte compliantie, bot morfometrie (zoals glenoid inclinatie, critical shoulder angle, etc), hypermobiliteit syndromen, inflammatoire aandoeningen (zoals reumatoïde artritis), gebruik van plaatjes aggregatie remmers, et cetera, is er conflicterend of onvoldoende bewijs (als onafhankelijke risicofactor) voor hun relatie tot cuffintegriteit na een hersteloperatie. Roken is bijvoorbeeld een risicofactor voor het ontstaan van degeneratieve rotator cuff scheuren en is afhankelijk van de dosis en duur van het gebruik. De ernst van de cuffscheuren is groter bij rokers dan niet-rokers. Voor het verschil in genezingspercentage tussen rokers en niet-rokers is echter geen eenduidig bewijs.

 

Multipele database studies hebben de relatie tussen steroïde injecties voorafgaand aan een cuffrepair onderzocht en vonden een toegenomen risico op een revisie operatie vergeleken met een op elkaar afgestemde controle groep (dosis en tijd afhankelijk) (drie tot zes maanden vooraf, aangepaste Odds Ratio 1.822 (95% CI, 1.290-2.573); Traven, 2019 – en twee of meer injecties met Odds Ratio 2.53-3.26; Desai, 2019).

 

Verschillende voorspellingsmodellen zijn ontwikkeld op basis van onafhankelijke risicofactoren voor het niet-genezen na een cuff repair (Jeong, 2018; Kwon, 2019). Deze zijn echter nog niet prospectief gevalideerd. Toekomstige validatiestudies met grote patiënten cohorten zullen hopelijk de nauwkeurigheid van de modellen bewijzen.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor een patiënt zijn pijn reductie en verbeterde functie belangrijk. Hierbij moet worden afgewogen wat een patiënt in het dagelijks leven nodig heeft en bijvoorbeeld lichamelijke arbeid en/of intensieve sport verricht. De voor- en nadelen voor een rotator cuff repair, zoals in module ‘Operatieve versus niet-operatieve behandeling’ uiteengezet, dienen te worden besproken met de patiënt, om zo samen te beslissen welke behandeling het meest passend is.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van een operatie kunnen met name beïnvloed worden door procedure afhankelijke factoren, zoals aantal ankers, aanvullende procedures (zoals AC resectie, biceps behandeling) en chirurgische tijd (Morris, 2021). Dit is echter minder te beïnvloeden in het Nederlandse bekostigingssysteem. Een rotator cuff repair kan met name kosteneffectief zijn als daardoor een patiënt weer kan deelnemen aan het arbeidsproces.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er moet samen met de patiënt een afgewogen beslissing worden gemaakt over het wel of niet opereren. Hierbij dienen de verschillende cuff en patiënt gerelateerde factoren meegenomen te worden, evenals bijvoorbeeld fysieke werk gerelateerde behoeftes, psychosociale factoren, en/of wens/noodzaak om zelfredzaam te blijven. Daarnaast is de compliantie van de patiënt voor de revalidatie van belang. Is een immobilisatieduur van twee tot zes weken haalbaar voor de patiënt en heeft de patiënt de motivatie en financiële middelen om een gedegen oefen-/fysiotherapeutische nabehandeling te volgen (zie ook module Operatieve versus niet-operatieve behandeling).

 

Ook dient het risico op progressie van de grootte van een cuffruptuur in de tijd besproken te worden, de mogelijke gevolgen daarvan voor pijn en functieverlies, en het al dan niet nog operatief kunnen herstellen van deze grotere ruptuur. Een niet-reparabele cuffruptuur kan door alternatieve operaties (bijvoorbeeld spiertransposities, superior capsular reconstruction, prothesiologie) leiden tot hogere kosten, een uitgebreid revalidatietraject, of minder goede functionele uitkomsten.  

 

Door de verschillende factoren af te wegen, kan een 'informed consent' worden verkregen indien besloten wordt tot operatie. Daarnaast zijn (commerciële) hulpmiddelen in Nederland beschikbaar om de patiënt te informeren, zoals de website www.zorgvoorbeweging.nl en module rotatorcuff ruptuur van www.keuzehulp.info (https://www.keuzehulp.info/pp/rotatorcuffruptuur/intro).

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Het succes van een rotator cuff repair is afhankelijk van vele factoren. Er is echter nog geen gevalideerd predictiemodel beschikbaar om het succes hiervan in te schatten. Derhalve adviseert de werkgroep om per patiënt zowel de patiënt- als de rotator cuff scheur gerelateerde factoren mee te wegen. Hiermee kan een afgewogen beslissing worden gemaakt met de patiënt. Als de slagingskans beperkt is, zijn er andere operatie opties te overwegen met elk hun voor- en nadelen.

Onderbouwing

Rotator cuff tears are frequently found with increasing age. They can be traumatic, degenerative, or a combination of both. Not all rotator cuff tears are symptomatic and they often respond well to conservative treatment. However, a rotator cuff tear may enlarge, become symptomatic or fail conservative treatment over time. Therefore, a predictive model can could help to identify which rotator cuff tear needs which treatment with the highest success rate.

No GRADE

No evidence was found regarding the prediction of success or failure of operative treatment for patients with a rotator cuff tear.

 

Description of studies

No studies reporting a model predicting success or failure of operative treatment for patients with a cuff tear were found.

 

Results

No results could be reported, as no studies reporting a model predicting success or failure of operative treatment for patients with a cuff tear were found.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘predictive value/model performance’ could not be graded, as no studies reporting a model predicting success or failure of operative treatment for patients with a cuff tear were found.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the prognostic factors for success or failure after a rotator cuff repair?

 

Patients

patients with a cuff tear

Intervention

prediction model that predicts success of operative treatment for patients with a cuff tear

Control

other prediction model or usual care

Outcomes

predictive value/model performance

Timing

before an operative treatment

Setting

during a consult with an orthopedic surgeon

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered predictive value/model performance as a critical outcome measure for decision making.

 

A priori, the guideline development group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The guideline development group defined the performance of the included models as follows:

  • 0.7≤AUC<0.8: acceptable,
  • 0.8≤AUC<0.9: excellent,
  • AUC≥0.9: outstanding.

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until April 26th, 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 829 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review or cohort studies reporting a model predicting success or failure of operative treatment for patients with a cuff tear
  • Predictors were measured before operative treatment
  • Models need to be internally and/or externally validated
  • At least one model performance measure was reported

One study was initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, one study was excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. de Andrade ALL, Garcia TA, Brandão HS, Sardeli AV, Mouraria GG, Belangero WD. Benefits of Patch Augmentation on Rotator Cuff Repair: A Systematic Review and Meta-analysis. Orthop J Sports Med. 2022 Mar 24;10(3):23259671211071146. doi: 10.1177/23259671211071146. PMID: 35360882; PMCID: PMC8961381.
  2. Desai VS, Camp CL, Boddapati V, Dines JS, Brockmeier SF, Werner BC. Increasing numbers of shoulder corticosteroid injections within a year preoperatively may be associated with a higher rate of subsequent revision rotator cuff surgery. Arthroscopy. 2019;35(1):45-50. https://doi.org/10.1016/j.arthro.2018.07.043.
  3. Frangiamore S, Dornan GJ, Horan MP, Mannava S, Fritz EM, Hussain ZB, Moatshe G, Godin JA, Pogorzelski J, Millett PJ. Predictive Modeling to Determine Functional Outcomes After Arthroscopic Rotator Cuff Repair. Am J Sports Med. 2020 Jun;48(7):1559-1567. doi: 10.1177/0363546520914632. Epub 2020 May 14. PMID: 32406765.
  4. Heerspink, F. O. L., van Raay, J. J., Koorevaar, R. C., van Eerden, P. J., Westerbeek, R. E., van't Riet, E. et al. (2015). Comparing surgical repair with conservative treatment for degenerative rotator cuff tears: a randomized controlled trial. Journal of shoulder and elbow surgery, 24(8), 1274-1281.
  5. Jensen, A. R., Taylor, A. J., & Sanchez-Sotelo, J. (2020). Factors influencing the reparability and healing rates of rotator cuff tears. Current Reviews in Musculoskeletal Medicine, 13, 572-583.
  6. Jeong HY, Kim HJ, Jeon YS, Rhee YG. Factors predictive of healing in large rotator cuff tears: is it possible to predict retear preoperatively? Am J Sports Med. 2018;46(7):1693-700. https:// doi.org/10.1177/0363546518762386
  7. Lee YS, Jeong JY, Park CD, Kang SG, Yoo JC. Evaluation of the risk factors for a rotator cuff retear after repair surgery. Am J Sports Med. 2017;45(8):1755-61. doi.org/10.1177/0363546517695234
  8. Kwon J, Kim SH, Lee YH, Kim TI, Oh JH. The rotator cuff healing index: a new scoring system to predict rotator cuff healing after surgical repair. Am J Sports Med. 2019;47(1):173-80. https://doi.org/10.1177/0363546518810763.
  9. Morris JH, Malik AT, Hatef S, Neviaser AS, Bishop JY, Cvetanovich GL. Cost of Arthroscopic Rotator Cuff Repairs Is Primarily Driven by Procedure-Level Factors: A Single-Institution Analysis of an Ambulatory Surgery Center. Arthroscopy. 2021 Apr;37(4):1075-1083. doi: 10.1016/j.arthro.2020.11.033. Epub 2020 Nov 23. PMID: 33242633.
  10. Raman, Jayaprakash, David Walton, Joy C. MacDermid, and George S. Athwal. "Predictors of outcomes after rotator cuff repair-a meta-analysis." Journal of Hand Therapy 30, no. 3 (2017): 276-292.
  11. Traven SA, Brinton D, Simpson KN, Adkins Z, Althoff A, Palsis J, et al. Preoperative shoulder injections are associated with increased risk of revision rotator cuff repair. Arthroscopy. 2019;35(3):706-13. https://doi.org/10.1016/j.arthro.2018.10.107.

No evidence tables were created, as there was no literature included in the results section.

 

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Frangiamore S, Dornan GJ, Horan MP, Mannava S, Fritz EM, Hussain ZB, Moatshe G, Godin JA, Pogorzelski J, Millett PJ. Predictive Modeling to Determine Functional Outcomes After Arthroscopic Rotator Cuff Repair. Am J Sports Med. 2020 Jun;48(7):1559-1567. doi: 10.1177/0363546520914632. Epub 2020 May 14. PMID: 32406765.

 

No predicting value, internal and external validation reported.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 03-02-2025

Laatst geautoriseerd  : 03-02-2025

Geplande herbeoordeling  : 03-02-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het herzien van de richtlijnmodules is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met Subacromiaal Pijnsyndroom van de Schouder (SAPS).

 

Werkgroep

dr. J.J.A.M (Jos) van Raaij, orthopedisch chirurg Martiniziekenhuis Groningen, NOV (voorzitter)

dr. C.P.J. (Cornelis) Visser, orthopedisch chirurg Alrijne en Eisenhower Kliniek, NOV

dr. F.O. (Okke) Lambers Heerspink, orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum, NOV

dr. E.J.D. (Bart Jan) Veen, orthopedisch chirurg Medisch Spectrum Twente, NOV

dr. O. (Oscar) Dorrestijn, orthopedisch Chirurg Sint Maartenskliniek, NOV

dr. M.J.C. Maarten Leijs, orthopedisch chirurg Reinier Haga Orthopedisch Centrum , NOV

dr. D. (Dennis) van Poppel, manueel therapeut, sportfysiotherapeut PECE Zorg, Fontys Paramedisch, KNGF

drs. P.A. (Peter) Stroomberg, radioloog, Isala, NVvR

dr. R.P.G. (Ramon) Ottenheijm, huisarts, vakgroep huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht, NHG

dr. J.W. (Jan Willem) Kallewaard, anesthesioloog Rijnstate, NVA

drs. T.J.W. (Tjerk) de Ruiter, revalidatiearts De Ruiter Revalidatie, VRA

dr. H.A. (Henk) Martens, reumatoloog Sint Maartenskliniek, NVR

 

Klankbordgroep

drs. R.J. (René) Naber, Bedrijfsarts arbodienst Amsterdam UMC, NVAB

drs. Y.B. (Yvonne) Suijkerbuijk, Arts-onderzoeker Amsterdam UMC en verzekeringsarts UWV, NVVG

 

Met ondersteuning van

dr. J.G.M. (Jacqueline) Jennen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (oktober 2023 tot mei 2024)

drs. T. (Tessa) Geltink, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot mei 2024)

drs. F.M. (Femke) Janssen, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot oktober 2023, vanaf mei 2024)

dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf mei 2024)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroep

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van Raaij (voorzitter)

Voorzitter werkgroep

Orthopedisch chirurg, wetenschappelijk medewerker (stichting orthoresearch noord) Martiniziekenhuis Groningen (onbezoldigd).

Bestuurslid werkgroep schouder/elleboog NOV (onbezoldigd)

Lid registratie adviesraad (RAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd).

Lid LEARN, (Rijksuniversiteit Groningen) (onderzoek naar opleiding/onderwijs) (onbezoldigd).

Cursusleider vaardigheidstraining voor aios orthopedie (Techmed Centre, University of Twente) (onbezoldigd).

Voorzitter werkgroep herziening richtlijn SAPS (FMS, kennisinstituut).

 

Lid werkgroep richtlijn chronische instabiliteit schouder (FMS, kennisinstituut)

 

Voorzitter cluster richtlijnen bovenste extremiteit (FMS,kennisinstituut)

 

Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie)

 

Geen

Geen restricties

 

Visser

 

Orthopedisch chirurg Alrijne

Orthopedisch chirurg Eisenhowerkliniek;

Lid wetenschappelijke adviesraad (WAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd);

Lid kascommissie van de NOV (onbezoldigd)

Geen

Geen restricties

 

Lambers Heerspink

 

 

Orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum

 

Commissie van onderzoek VieCuri (onbetaald) ]

Lid wetenschapscommissie VieCuri (onbetaald)

Voorzitter BELG (Bovenste Extremiteit Limburgs genootschap) (onbetaald)

 

Presentatie orthopedische firma (Arthrex) betreffende proximale humerusfracuur (betaald)

 

Extern gefinancieerd onderzoek (Financier, (inhoud)):

Arthrex en Fons Wetenschap Innovatie Viecuri (optimale positionering glenoid bij revers schouderprothese), Fons wetenschap innovatie Viecuri (Nabehandeling schouderprothese middels app), Fonds Wetenschap Innovatie Viecuri (Voorkomen van cristallopathie bij

patienten met een

degeneratieve rotator

cuff ruptuur).

Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn

 

Veen

 

Orthopedisch chirurg, Medisch Spectrum Twente

Geen

Geen

Geen restricties

 

Dorrestijn

 

Orthopedisch chirurg

Dienstverband Sint Maartenskliniek - echter geen direct financieel voordeel

Geen

Geen restricties

 

Leijs

 

Clubarts Excelsior en orthopedisch chirurg

Geen

Geen

Geen restricties

 

Van Poppel

 

Manueel therapeut, sportfysiotherapeut, bewegingswetenschapper, docent, onderzoeker bij PECE Zorg, Schouder Expertise Centrum en Fontys Hogescholen.

Zelfstandig docent, auteur, onderzoeker, betaald.

 

Docent Master Opleiding Sportfysiotherapie Hogeschool Rotterdam, betaald.

 

Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie).

 

Auditeur Health Care Auditing, betaald.

 

Lid Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg, betaald.

Geen

Geen restricties

 

Stroomberg

 

Deelname vanaf 09-10-2023

Tot 31-10-2024: Fellow Radioloog, Rijnstate Ziekenhuis

 

Vanaf 01-11-2024: Radioloog Isala

 

Geen

Geen

Geen restricties

Koen

 

Deelname t/m 09-10-2023

Radioloog bij het Meander Medisch Centrum, Screeningsradioloog bevolkingsonderzoek borstkanker.

Geen

Geen

Geen restricties

 

Ottenheijm

 

Universitair docent; Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht; Kaderhuisartsbewegingsapparaat: werkzaam als ZZPer voor MCC Omnes, Pluspunt MC en ZBC Optimus Orthopedie

Voorzitter Stichting Optimus Klinieken (ZBC) (onbetaald)

Medisch Directeur van Optimus Orthopedie BV (onbetaald)

Bestuurder van de NHG-expertgroep Het Beweegkader (vereniging van kaderhuisartsen bewegingsapparaat) t/m juni 2022.

 

 

Werkzaam als ZZP kaderhuisarts op 1,5 lijnspoli's en in een ZBC orthopedie, waar zorg voor schouderpatienten wordt geleverd.

Mede-aandeelhouder Optimus Orthopedie BV

 

Mede-aanvrager van een door ZonMW gefinanceerd doelmatigheidsonderzoek schouderklachten in de huisartspraktijk (Hoofdaanvrager werkzaam bij Erasmus MC)

Geen restricties

 

Kallewaard

 

 

Anesthesioloog, Rijnstate Ziekenhuis

Betrokken bij andere richtlijnen:

bbc nva sectie pijn nva hoofd clusterpijn deelnemer

Extern gefinancierd onderzoek (Financier, inhoud): Boston Scientific (Neuromodulatie en endometriose), Saluda (neuromodulatie psps2), Dtm (neuromodulatie virgin back).

Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn

 

De Ruiter

 

Revalidatiearts bij

De Ruiter Revalidatie

Rotterdam Knowledge Ambassador, Onbetaald.

 

Adviseur Stichting Mobiliteit voor Gehandicapten, Onbetaald.

 

Oprichter Perpetual Prosthetics, Onbetaald.

 

Lid Membership Committee, International Society on Prosthetics and Orthotics, onbetaald.

Geen

Geen restricties

 

Martens

 

 

Reumatoloog bij de Sint Maartenskliniek

Geen

Geen

Geen restricties

 

 

Klankbordgroep

 

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Naber

Bedrijfsarts AUMC

 

Secretaris NVAB werkgroep Bedrijfsartsen in de Zorg (onbetaald)
Lid NVAB commissie Richtlijnontwikkeling en Wetenschap (onbetaald)
Lid NVAB commissie Intercollegiale toetsing en Deskundigheidsbevordering (onbetaald)
Lid Samenwerkingsverband Vroegsignalering Alcoholproblematiek (namens de NVAB, onbetaald)
lid werkgroep SRI PBM
lid werkgroep SRI BRMO
lid werkgroep SRI MRSA

 

Geen

Geen restricties

 

Suijkerbuijk

Arts-onderzoeker (promovenda) Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde, Amsterdam UMC, locatie AMC (betaald)
verzekeringsarts UWV: WIA beoordelingen (betaald)

 

-Lid commissie wetenschap NVVG: beoordelen en deelname aan ontwikkeling van richtlijnen. Momenteel deelname aan ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn Depressie (Trimbos) (onbetaald)
-lid commissie bedrijfs- en verzekeringsartsen Radboud Health Academy: organiseren van symposia: momenteel betrokken bij symposium long-COVID en arbeid (onbetaald)
-lid begeleidingscommissie van een door UWV gefinancierd implementatieonderzoek (WerkWeb Autisme UMCG): laagfrequent bijeenkomsten gericht op advies/meedenken, geen uitvoerende rol (onbetaald)

 

promotieonderzoek gefinancierd door UWV

 

Geen restricties

 

 

Met ondersteuning van

 

Janssen

Junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Ruiter

Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Geltink

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Jennen

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference (knelpuntenanalyse). Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Prognostische factoren voor het resultaat na operatieve behandeling van rotator cuff rupturen (herzien/aanvulling op module)

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn, volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van het zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met SAPS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de IGJ, NFU, NHG, NVZ, PF NL, STZ, V&VN, NAPA, ZiNL, ZKN, ZN, VIG, NOV, KNGF, NVvR, NHG, NVA, PFNL, VRA, NVR, NVAB, en Verzekeringsgeneeskundigen, via een knelpuntenanalyse (invitational conference). Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een [random-effects model]. [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zou de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Duur van immobilisatie als nabehandeling