Rosacea

Initiatief: NVDV Aantal modules: 30

Therapeutische opties bij oculaire rosacea

Uitgangsvraag

Wat is de effectiviteit en veiligheid van behandelingen voor oculaire rosacea?

Aanbeveling

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus kunsttranen

Overweeg ciclosporine oogdruppels bij ernstige klachten van oculaire rosacea indien andere maatregelen en therapieën onvoldoende effect hebben. Echter, behandeling van oculaire rosacea met lokale of systemische medicatie is voorbehouden aan de oogarts.

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus doxycycline 100 mg

Overweeg ciclosporine oogdruppels bij ernstige klachten van oculaire rosacea, indien andere maatregelen en therapieën onvoldoende effect hebben. Daarna kan doxycycline 100 mg eenmaal daags overwogen worden, waarbij ook de gekozen therapie voor de cutane rosacea in ogenschouw moet worden genomen. Echter, behandeling van oculaire rosacea met lokale of systemische medicatie is voorbehouden aan de oogarts.

 

Metronidazol 0,75% gel, doxycycline 40 mg met gereguleerde afgifte en overige systemische therapieën

Overweeg doxycycline 40 mg met gereguleerde afgifte eenmaal daags bij ernstige klachten van oculaire rosacea, indien andere maatregelen en therapieën onvoldoende effect hebben. Hierbij dient ook de gekozen therapie voor de cutane rosacea in ogenschouw te worden genomen. Echter behandeling van oculaire rosacea met lokale of systemische medicatie is voorbehouden aan de oogarts.

Overwegingen

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus kunsttranen

De ‘overall’ kwaliteit van bewijs voor de effectiviteit van ciclosporine 0,05% oogdruppels is laag. Overigens zijn in Nederland alleen 0,1% ciclosporine oogdruppels verkrijgbaar.

Het is de ervaring van de werkgroep dat ciclosporine geïndiceerd is bij ernstige oculaire rosacea. Het maakt de inflammatoire component behandelbaar en werkt daardoor steroïd-sparend.

De werkgroep is van mening dat het behandelen van ernstiger vormen van oculaire rosacea met ciclosporine-oogdruppels voorbehouden is aan de oogarts.

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus doxycycline 100 mg

De ‘overall’ kwaliteit van bewijs van deze studie van ciclosporine 0,05% oogdruppels in vergelijking met 100 mg doxycycline voor de behandeling van oculaire rosacea was laag. Ciclosporine lijkt enigszins effectiever dan doxycycline 100 mg. De studie is van belang, omdat doxycycline 100 mg ook wordt toegepast bij cutane rosacea. De wetenschap dat doxycycline 100 mg ook oculaire rosacea verbetert, kan daarom een additionele overweging betekenen bij patiënten die zich presenteren met zowel cutane als oculaire manifestaties. Bij alleen oculaire rosacea valt de afweging in het voordeel uit van ciclosporine. De werkgroep is van mening dat het behandelen van ernstiger vormen van louter oculaire rosacea met ciclosporine-oogdruppels of doxycycline 100 mg is voorbehouden aan de oogarts.

 

Metronidazol 0,75% gel, doxycycline 40 mg met gereguleerde afgifte en overige systemische therapieën

De Canadese richtlijn geeft voor doxycycline (40 en 100 mg) een zwakke aanbeveling (en lage kwaliteit van bewijs) op basis van twee open-label studies. [Asai 2016] Ook voor oraal tetracycline werd een zwakke aanbeveling gedaan (lage kwaliteit van bewijs) alhoewel dit niet door studies ondersteund werd. [Asai 2016] Doses van 500 tot 1000 mg voor tetracycline zijn gangbaar. In de review van Wladis et al. wordt gezegd dat er ‘uitgebreid’ onderzoek is gedaan met oraal doxycycline, minocycline en ook azitromycine met gunstige effecten op TBUT en traanproductie, verbetering van oogoppervlak en subjectieve klachten maar dat er methodologische beperkingen van deze studies waren en niet te vergeten bijwerkingen van de interventies. [Wladis 2018, Wladis 2016]

Onderbouwing

Alhoewel de klachten van rosacea mild kunnen zijn kunnen ze ook zeer ernstig zijn en een grote impact op kwaliteit van leven hebben. [van Zuuren 2017, van Zuuren 2019 (Appendix 1)] Er is sprake van onderdiagnostiek van oculaire rosacea. [Vieira 2013, van Zuuren 2017] De symptomen kunnen ook bij andere oogaandoeningen passen, oogafwijkingen kunnen voorafgaan aan de huidafwijkingen en zowel artsen als patiënten verbinden de oogklachten vaak niet aan rosacea van de huid, indien aanwezig. [Vieira 2013] Er zijn helaas nog steeds onvoldoende gerandomiseerde gecontroleerde studies over oculaire rosacea, en de studies die er zijn, zijn vaak bij een klein aantal patiënten verricht.

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus kunsttranen

Laag

Uitkomstmaat: Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie (cruciaal)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% lijken in vergelijking met kunsttranen kwaliteit van leven te kunnen verbeteren.


Schechter 2009, van Zuuren 2019

 

-

Uitkomstmaat: Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie (cruciaal)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten. Er zijn geen data bekend.

 

 

Laag

Uitkomstmaat: Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie (cruciaal)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% zouden in vergelijking met kunsttranen waarschijnlijk niet of nauwelijks effect hebben op het aantal patiënten dat een bijwerking rapporteert.

 

Schechter 2009, van Zuuren 2018/2019

 

Laag

Uitkomstmaat: Globale verbetering van ernst van de rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie (belangrijk)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% lijken in vergelijking met kunsttranen oculaire rosacea te verbeteren volgens de behandelaars.

 

Schechter 2009, van Zuuren 2018/2019

 

-

Uitkomstmaat: Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctastieën aan het eind van de studie (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op erytheem en/of teleangiëctasieën. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Reductie in aantal laesies (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op reductie in aantal laesies. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Benodigde tijd tot zichtbare verbetering (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op benodigde tijd tot zichtbare verbetering. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Duur van remissie (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op duur van remissie. Er zijn geen data bekend.

 

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus doxycycline 100 mg

Laag

Uitkomstmaat: Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie (cruciaal)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% lijken in vergelijking met doxycycline (tweemaal daags 100 mg gedurende de eerste maand en daarna 100 mg per dag) de kwaliteit van leven te kunnen verbeteren.

 

Arman 2015, van Zuuren 2019

 

Laag

Uitkomstmaat: Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie (cruciaal)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% lijken in vergelijking met doxycycline (tweemaal daags 100 mg gedurende de eerste maand en daarna 100 mg per dag) oculaire rosacea enigszins te kunnen verbeteren volgens de patiënten.

 

Arman 2015, van Zuuren 2019

 

-

Uitkomstmaat: Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie (cruciaal)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% in vergelijking met doxycycline (tweemaal daags 100 mg gedurende de eerste maand en daarna 100 mg per dag) op het aantal patiënten dat een bijwerking rapporteert. Er zijn geen data bekend.

 

 

Laag

Uitkomstmaat: Globale verbetering van ernst van de rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie (belangrijk)

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% lijken in vergelijking met doxycycline (tweemaal daags 100 mg gedurende de eerste maand en daarna 100 mg per dag) oculaire rosacea enigszins te kunnen verbeteren volgens de behandelaars.

 

Arman 2015, van Zuuren 2019

 

-

Uitkomstmaat: Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctastieën aan het eind van de studie (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op erytheem en/of teleangiëctasieën. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Reductie in aantal laesies (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op reductie in aantal laesies. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Benodigde tijd tot zichtbare verbetering (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op benodigde tijd tot zichtbare verbetering. Er zijn geen data bekend.

 

 

-

Uitkomstmaat: Duur van remissie (belangrijk)

 

We zijn onzeker over het effect van het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% op duur van remissie. Er zijn geen data bekend.

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus kunsttranen

Een studie met een onduidelijk risico op bias van 37 patiënten met oculaire rosacea onderzocht het gebruik van ciclosporine oogdruppels 0,05% tweemaal daags versus kunsttranen tweemaal daags. [Schechter 2009] Zie voor karakteristieken van de studies en risico op bias beoordelingen bijlage 1, blz. 472-4. Zie blz. 624-5 Summary of Findings Table 11 voor samenvatting resultaten en kwaliteit van bewijs.

 

Uitkomstmaat: Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie

Kwaliteit van leven werd onderzocht met de ‘Ocular Surface Disease Index’ (OSDI) met een schaal van 0 tot 100 (hoger is slechter). Bij aanvang van de studie waren de scores 19,1 (SD 13,9) in de 21 patiënten in de ciclosporine oogdruppel groep en 16,9 (SD 15,8) in de 16 patiënten in de kunsttranen groep. Na drie maanden was het gemiddeld verschil (MD) -8,6 (95% BI -15,42 tot -1,78; P = 0,01) in het voordeel van de ciclosporine oogdruppels. [Schechter 2009, van Zuuren 2019] Kwaliteit van bewijs is laag. Er werd twee keer afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid (erg breed betrouwbaarheidsinterval door zeer klein aantal patiënten).

 

Uitkomstmaat: Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie

Slechts één patiënt van de 21 meldde een bijwerking (prikken) in de ciclosporine oogdruppelgroep versus geen bijwerking in de 16 patiënten die behandeld werden met kunsttranen (RR 2,32, 95% BI 0,10 tot 53,42). [Schechter 2009, van Zuuren 2019] Er werd twee keer afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid (erg breed betrouwbaarheidsinterval door zeer klein aantal patiënten).

 

Uitkomstmaat: Globale verbetering van ernst van rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie

Deze uitkomstmaat werd op verschillende manieren gemeten. Allereerst werd met de Schirmer test beoordeeld of het oog voldoende traanvocht produceert. Het gemiddeld verschil (MD) na drie maanden was 4,1 mm (95% BI 1,66 tot 6,54; P = 0,001) in het voordeel van ciclosporine oogdruppels. [Schechter 2009, van Zuuren 2019] Dit werd bevestigd door een verbetering in de ‘Tear Break-Up Time’ (TBUT) in het voordeel van ciclosporine (MD 3,6 seconden, 95% BI 2,59 tot 4,61; P < 0,00001). [Schechter 2009, van Zuuren 2019] Kwaliteit van bewijs is laag. Er werd twee keer afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid (erg breed betrouwbaarheidsinterval door zeer klein aantal patiënten).

 

Uitkomstmaat: Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctasieën aan het eind van de studie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Reductie in aantal laesies

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Benodigde tijd tot zichtbare verbetering

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Duur van remissie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Ciclosporine oogdruppels 0,05% versus doxycycline 100 mg

Een studie met een hoog risico op bias bij 38 patiënten met oculaire rosacea vergeleek ciclosporine oogdruppels 0,05% tweemaal daags met orale doxycycline 100 mg tweemaal daags gedurende de eerste maand waarna voor de volgende twee maanden naar 100 mg eenmaal per dag werd overgegaan. [Arman 2015] Zie voor karakteristieken van de studies en risico op bias beoordelingen bijlage 1, blz. 146-9. Zie blz. 642-3 Summary of Findings Table 20 voor samenvatting resultaten en kwaliteit van bewijs.

 

Uitkomstmaat: Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie

Kwaliteit van leven werd gemeten met de ‘Ocular Surface Disease Index’ (OSDI) met een schaal van 0 tot 100 (hoger is slechter). Het gemiddelde verschil (MD) na drie maanden was -8,82 (95% BI -14,32 tot -3,32; P = 0,002) in het voordeel van de 19 patiënten op ciclosporine oogdruppels 0,05%. [Arman 2015, van Zuuren 20019] Kwaliteit van bewijs was laag. Er werd één keer afgewaardeerd voor risico op bias (geen geblindeerde studie) en één keer voor onnauwkeurigheid (klein aantal patiënten). Omdat er ook is afgewaardeerd voor risico op bias, is besloten niet twee keer af te waarderen voor onnauwkeurigheid.

 

Uitkomstmaat: Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie

Patiënten beoordeelden hun klachten van de ogen met de ‘Symptoom’ score (0 tot 9, hoger is slechter). Patiënten vonden dat ciclosporine oogdruppels 0,05% het enigszins beter deden dan doxycycline 200 mg per dag de eerste maand gevolgd door 100 mg per dag voor de twee resterende maanden (MD -1,85, 95% BI -2,60 tot -1,10; P < 0,00001). [Arman 2015, van Zuuren 2019] Kwaliteit van bewijs was laag. Er werd één keer afgewaardeerd voor risico op bias (geen geblindeerde studie) en één keer voor onnauwkeurigheid (klein aantal patiënten). Omdat er ook is afgewaardeerd voor risico op bias, is besloten niet twee keer af te waarderen voor onnauwkeurigheid.

 

Uitkomstmaat: Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Globale verbetering van ernst van rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie

Diverse instrumenten werden gebruikt om deze uitkomstmaat te meten. De ‘Ooglid’ score (0 tot 9, hoger is slechter) toonde een gemiddeld verschil (MD) van -1,10 (95% BI -1,67 tot -0,53; P = 0,0001) in het voordeel van ciclosporine oogdruppels 0,05%. De ‘Cornea/conjunctiva’ score (0 tot 9, hoger is slechter) toonde een MD van -0,53 (95% BI -0,92 tot -0,14; P = 0,007) eveneens in het voordeel van ciclosporine oogdruppels 0,05%. Ook de Schirmer test (hoger is beter) was in het voordeel van ciclosporine oogdruppels 0,05% (MD 2,11, 95% BI 0,82 tot 3,40; P = 0,001) evenals de ‘Tear Break-Up Time’ (TBUT) (MD 2,32 seconden, 95% BI 0,81 tot 3,83; P = 0,003). Kwaliteit van bewijs was laag. Er werd één keer afgewaardeerd voor risico op bias (geen geblindeerde studie) en één keer voor onnauwkeurigheid (klein aantal patiënten). Omdat er ook is afgewaardeerd voor risico op bias, is besloten niet twee keer af te waarderen voor onnauwkeurigheid.

 

Uitkomstmaat: Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctasieën aan het eind van de studie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Reductie in aantal laesies

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Benodigde tijd tot zichtbare verbetering

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Uitkomstmaat: Duur van remissie

Deze werd niet onderzocht in de studie.

 

Metronidazol 0,75% gel, doxycycline 40 mg met gereguleerde afgifte en overige systemische therapieën

Er was één gerandomiseerde gecontroleerde studie met een hoog risico op bias bij 13 patiënten met oculaire rosacea. [Barnhorst 1996] Hierbij werd ooglidhygiëne met warme kompressen alsmede metronidazol 0,75% gel tweemaal daags op de ooglidrand vergeleken binnen één patiënt met alleen ooglidhygiëne met warme kompressen tweemaal daags voor het andere oog. Zie voor karakteristieken van de studies en risico op bias beoordelingen bijlage 1, blz. 154-6, en voor resultaten ‘Data and Analyses’ 3.3 blz. 745-6. Op basis van deze incomplete en vrij minimale data kan niet geconcludeerd worden of deze behandeling al dan niet effectief is. Er werden geen bijwerkingen genoemd. [Barnhorst 1996, van Zuuren 2019]

 

Een studie met een onduidelijk risico op bias, die niet gepubliceerd werd, vergeleek doxycycline 40 mg met placebo in 70 patiënten met rosacea en blefaritis. [NCT00560703] Deze studie kwam al aan de orde in de module ‘Systemische Therapie’ onder doxycycline 40 mg op blz. 78. Doxycycline 40 mg gaf geen verbetering van kwaliteit van leven ten opzichte van placebo (kwaliteit van bewijs is laag) en er waren wel enigszins meer bijwerkingen dan met placebo (kwaliteit van bewijs is redelijk).

Zie de werkwijze onder het tabblad Verantwoording.

  1. Aguilar AJ, Marquez MI, Albera PA, Tredicce JL, Berra A. Effects of Systane(®) Balance on noninvasive tear film break-up time in patients with lipid-deficient dry eye. Clin Ophthalmol 2014;8:2365–72.
  2. Arman A, Demirseren DD, Takmaz T. Treatment of ocular rosacea: comparative study of topical cyclosporine and oral doxycycline. Int J Ophthalmol 2015;8:544-9.
  3. Asai Y, Tan J, Baibergenova A, et al. Canadian Clinical Practice Guidelines for Rosacea. J Cutan Med Surg 2016;20:432-45.
  4. Barnhorst DA, Foster JA, Chern KC, Meisler DM. The efficacy of topical metronidazole in the treatment of ocular rosacea. Ophthalmology 1996;103:1880-3.
  5. Benelli U. Systane® lubricant eye drops in the management of ocular dryness. Clin Ophthalmol 2011;5:783–90.
  6. Bhargava R, Chandra M, Bansal U,et al. A randomized controlled trial of omega 3 fatty acids in rosacea patients with dry eye symptoms. Curr Eye Res 2016;41(10):1274-80.
  7. Butovich IA, Millar TJ, Ham BM. Understanding and analyzing meibomian lipids--a review. Curr Eye Res 2008;5:405-20.
  8. Craig JP, Nelson JD, Azar DT et al. TFOS DEWS II Report Executive Summary. Ocul Surf 2017;4:802-12.
  9. Gallo RL, Granstein RD, Kang S, et al. Standard classification and pathophysiology of rosacea: The 2017 update by the National Rosacea Society Expert Committee. J Am Acad Dermatol 2018;78:148-55.
  10. Garrigue JS, Amrane M, Faure MO, Holopainen JM, Tong L. Relevance of Lipid-Based Products in the Management of Dry Eye Disease. J Ocul Pharmacol Ther 2017;9:647-61.
  11. Geerling G, Baudouin C, Aragona P et al. Emerging strategies for the diagnosis and treatment of meibomian gland dysfunction: Proceedings of the OCEAN group meeting. Ocul Surf 2017;2:179-92.
  12. Lazaridou E, Fotiadou C, Ziakas NG, et al. Clinical and laboratory study of ocular rosacea in northern Greece. J Eur Acad Drmatol Venereol 2011;25:1428-31.
  13. Michel JL, Cabibel F. [Frequency, severity and treatment of ocular rosacea during cutaneous rosacea]. Ann Dermatol Venereol 2003;130(Pt 1):20-4.
  14. NCT00560703. Efficacy and safety of COL-101 for the treatment of blepharitis in patients with facial rosacea. clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT00560703 (accessed 7-12-2018).
  15. Nencheva Y, Ramasubramanian A, Eftimov P, Yokoi N, Borchman D, Georgiev GA. Effects of Lipid Saturation on the Surface Properties of Human Meibum Films. Int J Mol Sci 2018;8:2209.
  16. Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Patiëntenfolder Blefaritis (ooglidrandontsteking) en Meibomklierdysfunctie 2013. Online beschikbaar op: https://www.oogheelkunde.org/sites/www.oogheelkunde.org/files/patientenvoorlichting/2013-BvD_JO-blefaritis.pdf. Laatst geraadpleegd op 23-04-2019.
  17. Qiao J, Yan X. Emerging treatment options for meibomian gland dysfunction. Clin Ophthalmol 2013;7:1797–1803.
  18. Reinholz M, Tietze JK, Kilian K, et al. Rosacea - S1 guideline. J Dtsch Dermatol Ges 2013;11:768-90.
  19. Schaller M, Almeida LM, Bewley A, et al. Rosacea treatment update: recommendations from the global ROSacea COnsensus (ROSCO) panel. Br J Dermatol 2017;176:465-71.
  20. Schechter BA, Katz RS, Friedman LS. Efficacy of topical cyclosporine for the treatment of ocular rosacea. Adv Ther 2009;26:651-9.
  21. Sindt CW, Foulks GN. Efficacy of an artificial tear emulsion in patients with dry eye associated with meibomian gland dysfunction. Clin Ophthalmol 2013;7:1713–22.
  22. Tear Film And Ocular Surface Society, Dry Eyes Work Shop II (TFOS DEWSII). www.tearfilm.org.
  23. van Zuuren EJ, Rosacea. N Engl J Med. 2017;377:1754-64.
  24. van Zuuren EJ, Fedorowicz Z, Tan J, et al. Interventions for rosacea based on the phenotype approach: An updated systematic review including GRADE assessments. Br J Dermatol 2019; 181:65-79.
  25. Vieira AC, Mannis MJ. Ocular rosacea: common and commonly missed. J Am Acad Dermatol 2013;69(Suppl 1):S36-41.
  26. Webster G, Schaller M. Ocular rosacea: a dermatological perspective. J Am Acad Dermatol 2013;69(Suppl 1):S42-3.
  27. Wladis EJ, Bradley EA, Bilyk JR, et al. Oral antibiotics for meibomian gland-related ocular surface disease: a report by the American Academy of Ophthalmology. Opthalmology 2016;123:492-6.
  28. Wladis EJ, Adam AP. Treatment of ocular rosacea. Surv Ophtalmol 2018;63:340-6.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 21-11-2019

Laatst geautoriseerd  : 21-11-2019

Geplande herbeoordeling  :

Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn geldt dat er jaarlijks door de werkgroep ‘rosacea’ wordt bekeken of er noodzaak tot herziening van modules van de richtlijn is. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om de gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijds elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Huidpatiënten Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door arts-onderzoekers van de NVDV en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn over Rosacea is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met rosacea. Voorschriften over gebruik van geneesmiddelen vallen buiten bestek van deze richtlijn, hiervoor verwijzen we naar de desbetreffende geneesmiddelenteksten (Summary of product characteristics; SmPC).

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met rosacea, zoals dermatologen, huisartsen, oogartsen, plastisch chirurgen en huidtherapeuten. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn in de vorm van een folder beschikbaar op de website van de NVDV (www.nvdv.nl).

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met rosacea en patiëntvertegenwoordiger(s) (zie hiervoor het overzicht van de werkgroepleden in de tabel hieronder). De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG), Huidpatiënten Nederland (HPN), de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH) en de Nederlandse Vereniging van ZiekenhuisApothekers (NVZA) werden voor de knelpuntenanalyse en deelname in de werkgroep uitgenodigd. De NVZA participeerde alleen in de commentaarronde en nam niet deel aan de werkgroep. Tevens zijn de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra (NFU) voor de knelpuntenanalyse en commentaarronde uitgenodigd.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroepleden – 2019

Werkgroeplid

Affiliatie en vereniging

Drs. E.J. van Zuuren, dermatoloog (voorzitter)

Leids Universitair Medisch Centrum, NVDV

Drs. D. Appelen, AIOS dermatologie

Radboud UMC, NVDV

B.W.M. Arents, patiëntvertegenwoordiger

Nieuwegein, HPN

Dr. A.M. van Coevorden, dermatoloog

Gelre Ziekenhuizen, NVDV

Dr. J.J.E. van Everdingen, dermatoloog n.p. en directeur NVDV

Bureau NVDV

S.B.W. Hoeben-Nijland, huidtherapeut

NVH

M.E.M. Janssen, huidtherapeut

NVH

Dr. O. Lapid, plastisch chirurg

Amsterdam UMC, NVPC

Dr. R. Lapid-Gortzak, oogarts

Amsterdam UMC, NOG

Drs. M.M.D. van der Linden, dermatoloog

Amsterdam UMC, NVDV

Drs. S. van Putten, huisarts, wetenschappelijk medewerker

NHG

L.S. van der Schoot, MSc, arts-onderzoeker (secretaris)

Bureau NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Zie voor een overzicht onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de NVDV.

 

Werkgroep-lid

Functie

Neven-functies

Persoon-lijke financiële belangen,

Persoon-lijke relaties,

Reputatie manage-ment

Extern gefinan-cierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Mw. Drs. E. van Zuuren (voorzitter)

Dermatoloog LUMC (20 uur per week)

Recommendation Editor DynaMed (0-8 per week)

Associate Editor Br J Dermatol onbetaald

Geen

 

Geen

2016: Vergoeding hotel en reiskosten voor rosacea meeting Galderma

 

13-01-2019

Geen

Drs. D. Appelen

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboudumc.

Peer reviewer Cochrane;

lid richtlijnherziening acne NVDV;

lid richtlijnherziening rosacea NVDV

Geen

 

Geen

Geen

19-11-2018

Geen

B.W.M. Arents

Patiëntenvertegenwoordiger namens Huidpatiënten Nederland (vrijwillige functie)

Vrijwilliger voor de Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE);

Lid Kerncommissie Informatiemanagement OLVG;

Lid Patiëntenraad OLVG.

Geen

 

Geen

Geen

19-11-2018

Geen

Dr. A.M. van Coevorden

Dermatoloog Gelre ziekenhuizen (0,8 FTE), Berg en Bosch Kliniek B.V. (0,2 FTE)

Geen

Geen

 

Geen

Geen

27-11-2018

Geen

Dr. J.J. van Everdingen

Directeur NVDV

Geen

Geen

 

Geen

Geen

25-04-2019

Geen

Mw. S.B.W. Hoeben-Nijland

Huidtherapeut

Lid NVH Expertgroep Acne

Geen

Geen

Geen

03-06-2019

Geen

Mw. M.E.M. Jansen

Huidtherapeut

Voorzitter NVH Expertgroep Acne

Geen

Geen

Geen

24-04-2019

Geen

Dr. O. Lapid

 

Plastisch chirurg

Amsterdam UMC 0.9 FTE

Prive 0.2 FTE

Geen

Geen

 

Geen

Geen

25-11-2018

Geen

Mw. Dr. R. Lapid-Gortak

Oogarts Amsterdam UMC 0.4 FTE, prive praktijk en medical device consultancy 0.8 FTE

consultant: Alcon, - betaald; EyeMed- onbetaald; Eye Yon - betaald; Hanita lenses - betaald; Sanoculis - onbetaald; Santeb - betaald; Thea pharma - betaald; VSY - betaald.

Geen

 

Onderzoek gefinancierd door Alcon - geen financieel belang

Onderzoek gefinancieerd door Eye Yon - geen financieel belang

Geen

19-11-2018

Geen

Mw. Drs. M.M.D. van der Linden

Dermatoloog Amsterdam UMC

Geen

Geen

 

Geen

2016: Vergoeding gastvrijheid (hotel en reiskosten) voor rosacea meeting Galderma

2017: sprekersvergoeding voor Abbvie

18-04-2019

Geen

Mw. Drs. S. van Putten

NHG (wetenschappelijk medewerker), waarnemend huisarts 0.2 fte

Docent verpleegkundig specialisten

Geen

 

Geen

Geen

20-11-2018

Geen

Mw. L.S. van der Schoot

(secretaris)

Arts-onderzoeker NVDV

Geen

Geen

 

Geen

Geen

11-12-2018

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van patiëntvertegenwoordigers in de werkgroep (zie ook samenstelling van de werkgroep). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Huidpatiënten Nederland (HPN).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Voor rosacea geldt dat er geneesmiddelen en behandelingen zijn die niet altijd vergoed worden of (nog) niet beschikbaar zijn. Indien van toepassing staat dit vermeld in de richtlijntekst.

 

De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en in verschillende specifieke vaktijdschriften zal aandacht worden besteed aan de richtlijn.

Werkwijze

De werkgroep Rosacea heeft in 2018-2019 de vraag- en doelstellingen van deze richtlijn met elkaar afgestemd en uitgewerkt. Dit is de eerste versie van de richtlijn. De richtlijn Rosacea is gebaseerd op de review van 2019 (update van review van 2015) van Van Zuuren et al. [van Zuuren 2019] De gehele review van Van Zuuren et al. vormt de bijlage bij de richtlijn Rosacea 2019. Hieronder wordt de werkwijze van de richtlijn toegelicht.

 

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. [Medisch Specialistische Richtlijnen 2015] Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. [Brouwers 2010] Voor een stap-voor-stapbeschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt, wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

In de eerste vergadering zijn knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd door de werkgroepleden.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Voor de uitgangsvragen inzake interventies die ook in de systematische review van Van Zuuren et al. zijn opgenomen, [van Zuuren 2019] zijn de daarin opgenomen uitkomstmaten gekozen en geprioriteerd volgens het belang voor de patiënt:

 

Primair:

  1. Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie (cruciaal)
  2. Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie (cruciaal)
  3. Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie (cruciaal)

Secundair:

  1. Globale verbetering van ernst van rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie (belangrijk)
  2. Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctasieën aan het eind van de studie (belangrijk)
  3. Reductie in aantal laesies (belangrijk)
  4. Benodigde tijd tot zichtbare verbetering (belangrijk)
  5. Duur van remissie (belangrijk)

 

Aan de eerste drie uitkomstmaten wordt het meest belang toegekend. Daarom worden zijn cruciaal genoemd en heten zij gezamenlijk de primaire uitkomstmaten. Voor de overige uitgangsvragen zijn klinisch relevante uitkomstmaten opgesteld, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten is gekeken. Deze worden in de betreffende modules vermeld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen is aan de hand van specifieke zoektermen een systematische zoekstrategie uitgevoerd in (verschillende) elektronische databases: CENTRAL in The Cochrane Library, MEDLINE, EMBASE, LILACS, and Science Citation Index alsmede vijf ongoing trial registers (metaRegister of controlled trials, US National Institutes of Health Ongoing Trials Register, Australian and New Zealand Clinical Trial Registry, World Health Organization International Clinical Trials Registry Platform en the Ongoing Skin Trials Register). Hierbij is gebruik gemaakt van de zoekstrategie en opzet van de systematische review van Van Zuuren et al. [van Zuuren 2019] De zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage. [Bijlage 1, bladzijde (blz.) 12 en 756-8]

 

Kwaliteitsbeoordeling wetenschappelijk bewijs middels GRADE

De beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs/onderzoeksgegevens is in de richtlijn voor het grootste deel tot stand gekomen met de GRADE-methode (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation). [Schünemann 2013] Bij de GRADE-methode wordt de kwaliteit van het bewijs systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria en uitkomstmaten, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Tabel 1 geeft een kort overzicht van de indeling van kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs volgens GRADE. De beoordelingen van de methodologische kwaliteit kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB)-tabellen. [Bijlage 1, blz. 143-563] Hiervoor is gebruikgemaakt van de Cochrane risk of bias tool. [Higgins 2011]

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag (zie Tabel 1). Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie. [Schünemann, 2013] De kwaliteit van het bewijs per interventie per uitkomstmaat is te vinden in de tabellen met de Summary of Findings. [Bijlage 1, SoF-tabellen, blz. 602-653]

 

De conclusies en aanbevelingen in de richtlijn zijn tevens tot stand gekomen met de GRADE-methode. Tabel 2 geeft een overzicht van de gradering, betekenis en formulering van aanbevelingen volgens GRADE.

 

Een volledige uitleg over de GRADE-methode valt buiten het bestek van deze richtlijn, zie hiervoor het ‘GRADE handbook’. [Schünemann 2013, https://www.gradeworkinggroup.org/]

 

Tabel 1. Indeling van kwaliteit van wetenschappelijk bewijs volgens GRADE

GRADE-systeem

Kwaliteitsindeling bewijs

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is matige zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Startkwalificatie

  • Gerandomiseerd onderzoek = hoog
  • Observationele studie = laag

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verlagen*

  • Ernstige of zeer ernstige beperkingen in de kwaliteit van de studie
  • Indirectheid van het bewijs
  • Belangrijke inconsistentie tussen studies
  • Imprecisie
  • Grote kans op ‘publicatiebias’

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verhogen**

  • Sterk bewijs voor een associatie – significant relatief risico van > 2 (< 0,5) gebaseerd op consistent bewijs uit twee of meer observationele studies, zonder plausibele ‘confounders’ (+1)
  • Zeer sterk bewijs voor een associatie – significant relatief risico van > 5 (< 0,2) gebaseerd op direct bewijs zonder belangrijke bedreigingen voor de validiteit (+2)
  • Bewijs voor een dosis respons gradiënt (+1)
  • Alle plausibele ‘confounders’ zonder het effect te hebben verminderd (+1)

* Elk criterium kan de kwaliteit verminderen met 1 stap of bij zeer ernstige beperkingen met 2 stappen.

** Verhogen kan alleen indien er geen beperkingen zijn t.a.v. de studiekwaliteit, imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde studies zijn overzichtelijk weergegeven als ‘karakteristieken en resultaten van geïncludeerde studies’ zie bijlage 1 [blz. 141-562]. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur met betrekking op de vooraf opgestelde uitkomstmaten zijn beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies zijn de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5. Zie hiervoor de sectie ‘Data and analyses’ van de systematische review. [Bijlage 1, blz. 743-752]

 

Tabel 2. Voorkeursformulering aanbevelingen volgens GRADE

Gradering aanbeveling

Betekenis

Voorkeursformulering

Sterk voor

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen.

We bevelen [interventie] aan.

Zwak voor

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen.

Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen.

Neutraal

-

-

Zwak tegen

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie niet kiezen.

Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen.

Sterk tegen

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie niet kiezen.

We bevelen [interventie] niet aan.

 

Formuleren van conclusies

Voor elke interventie en vooraf opgestelde uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een literatuurconclusie waarbij de kwaliteit van het bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. Een uitgebreide beschrijving van de methode en werkwijze is te vinden in de sectie ‘Data collection and analysis’ van de systematische review. [Bijlage 1, blz. 12-16]

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten die belangrijk werden geacht, meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten werden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overige overwegingen’. De ‘overall’ kwaliteit van (vertrouwen in) wetenschappelijk bewijs wordt bepaald door de laagste kwaliteit van bewijs voor de cruciale uitkomstmaten.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs, de belangrijkste overige overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht of het niveau van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling.

Conform de GRADE-methode sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Zie Tabel 2 voor uitleg omtrent het formuleren van aanbevelingen middels de GRADE-methode.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Voor wat betreft de interventies die ook in de systematische review zijn beschreven, zijn de kennislacunes opgenomen in de sectie ‘Implications for research’. [Bijlage 1, blz. 138-40] Bij de overige uitgangsvragen is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst was om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, werd als aanbeveling beschreven (zie de Kennislacunes bij de aanverwante producten).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is.

Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld in een commentaartabel en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. Zie daarvoor de Autorisatie.

 

Literatuur

  • Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ 2010;182:E839-42.
  • Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from https://training.cochrane.org/handbook.
  • Ontwikkeling Medisch Specialistische Richtlijnen (2015). Kennisinstituut Medisch Specialisten. Online beschikbaar op https://richtlijnendatabase.nl/.
  • Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
  • van Zuuren EJ, Fedorowicz Z, Tan J, et al. Interventions for rosacea based on the phenotype approach: An updated systematic review including GRADE assessments. Br J Dermatol 2019; 181:65-79.
  • van Zuuren EJ, Graber MA, Hollis S, et al. Interventions for rosacea. Cochrane Database Syst Rev 2005;3:CD003262.
Volgende:
Therapeutische opties bij zwangeren