Klinisch beeld en diagnostiek bij rosacea
De ziekte treedt meestal op na het 30e jaar, zelden bij kinderen en wordt bij kinderen helaas vaak miskend. [Powell 2005, van Zuuren 2017] Bij kinderen treden vaker, soms ernstige, oculaire verschijnselen op. [Lacz 2004] Phymateuze veranderingen komen bijna nooit bij vrouwen voor. [Tan 2013]
De diagnose wordt gesteld op basis van het klinisch beeld (lokalisatie en verschijnselen). Nader onderzoek, zoals histologisch onderzoek, is slechts geïndiceerd om andere diagnoses uit te sluiten.
De verschijnselen van rosacea zijn erytheem, papels (pukkels), pustels (puistjes) en teleangiëctasieën, oedeem en phyma. Deze zijn vooral zichtbaar in het centrale deel van het gelaat (centrofaciaal), op de wangen, de neus, het voorhoofd en de kin. Zelden worden er huidafwijkingen gezien op de scalp, in de nek of op de romp en de extremiteiten.
De klachten van rosacea zijn roodheid, branden, steken, jeuk, flushing, ontstekingen en verdikking van de huid. Ongeveer twee derde van de patiënten heeft op enig moment in het ziekteverloop klachten en/of verschijnselen van de ogen. [Vieira 2013]
In 2002 heeft de National Rosacea Society Expert Committee (NRSEC), op basis van morfologische kenmerken, rosacea in vier subtypes ingedeeld: 1. Erythematoteleangiëctatische rosacea, 2. Papulopustuleuze rosacea, 3. Phymateuze rosacea en 4. Oculaire rosacea. [Wilkin 2002] Volgens deze indeling is tenminste één van de volgende primaire klachten of verschijnselen, centraal in het gelaat, nodig om de diagnose te stellen: flushing, persisterend erytheem, papels of pustels en teleangiëctasieën. Secundaire klachten of verschijnselen zijn: branderigheid of stekend gevoel, plaques (erythemateuze gebieden rondom papels en pustels), droog aspect van de huid, oedeem, oculaire klachten of verschijnselen, rosacea in andere lokalisatie dan gelaat en phymateuze veranderingen.
Omdat binnen één individu vaak kenmerken van méér dan één subtype optreden, en omdat rosacea soms van het ene naar het andere subtype kan overgaan, is deze classificatie recent ter discussie gesteld. Daarom heeft het international ROSacea COnsensus Panel (ROSCO), een panel bestaande uit 17 dermatologen en drie oogartsen, in 2017 een andere benadering voor diagnostiek en indeling naar ernst van de ziekte voorgesteld. Deze gaat uit van specifieke fenotypische kenmerken die pathognomonisch zijn voor rosacea. [Tan 2017] De NRSEC heeft recent de “Standard classification of rosacea, the 2017 update” gepubliceerd. [Gallo 2018] Deze indeling is grotendeels in overeenstemming met de criteria van het ROSCO panel. [Tan 2017, Gallo 2018, van Zuuren 2019]
De diagnose kan worden gesteld bij één van de volgende diagnostische kenmerken: persisterend centrofaciaal erytheem, al dan niet geassocieerd met periodieke verergering, en phymateuze veranderingen. In een donkere huid is erytheem minder goed of niet zichtbaar en symptomen zoals branden, steken en flushing kunnen dan de diagnose geven. [Tan 2017, Gallo 2018]
De diagnose kan ook worden gesteld in aanwezigheid van tenminste twee van de volgende hoofdkenmerken: papels en pustels, flushing, teleangiëctasieën, specifieke oculaire manifestaties. [Tan 2017, Gallo 2018]
Secundaire kenmerken als branden, steken, oedeem, droge huid en overige oculaire manifestaties kunnen optreden naast diagnostische en hoofdkenmerken, maar zijn op zichzelf geen diagnostische criteria. [Tan 2017, Gallo 2018]
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende kenmerken, die kunnen leiden tot de diagnose rosacea. Deze benadering biedt meer houvast voor het stellen van de diagnose en is meer behulpzaam bij de keuze van behandeling, dan de indeling in subtypes. [Tan 2017, Gallo 2018]
Tabel 1. Fenotypes van rosacea
Diagnostische kenmerken |
Hoofdkenmerken |
Secundaire kenmerken |
Persisterend centrofaciaal erytheem, al dan niet geassocieerd met periodieke verergering Phymateuze veranderingen |
Flushing Papels en pustels Teleangiëctasieën Oculaire manifestaties: teleangiëctasieën op de ooglidranden, interpalpebrale conjunctivale injectie, spatelvormige infiltraten in de cornea, scleritis en sclerokeratitis |
Branden Steken Oedeem Droogheid |
Aangepast naar Tan et al. en Gallo et al. [Tan 2017, Gallo 2018]
In de differentiële diagnose van rosacea passen o.a. seborrhoïsche dermatitis, acne vulgaris, dermatitis perioralis, flushing, contact dermatitis, lupus erythematodes, chronisch actinische schade en sarcoïdose. [van Zuuren 2017] Zie ook Tabel 2. Onderscheid tussen rosacea enerzijds en seborrhoïsche dermatitis of acne vulgaris anderzijds, is soms lastig. Vooral als rosacea tegelijkertijd voorkomt met één van deze eveneens veel voorkomende huidziekten, en de behandeling op tegenstrijdigheden stuit (zoals bij behandeling van seborrhoïsche dermatitis met lokale corticosteroïden).
Rosacea is een chronische huidaandoening en de prognose van rosacea op langere termijn is onbekend. Verschillende comorbiditeiten, zoals migraine, cardiovasculaire ziekten en depressie zijn beschreven bij rosacea, maar deze associaties verdienen nader onderzoek ter bevestiging. [Haber 2018, van Zuuren 2017]
Tabel 2. Differentiële diagnose van rosacea
Seborrhoïsche dermatitis
|
Distributie verschilt (nasolabiaal plooien, tussen de wenkbrauwen, behaarde hoofd, op de borst, tussen de schouderbladen). |
Acne vulgaris
|
Distributie: eerder zijkant dan midden in het gelaat (centrofaciaal) Aanwezigheid van comedonen, soms littekens (kunnen ook resultaat zijn van eerdere acne). |
Dermatitis perioralis
|
Distributie: vooral rondom de mond (vrije zone langs de lippen) en hoog op de wangen. Gebruik van lokale corticosteroïden. |
Flushing
|
Climacterium, aanwijzingen voor onderliggend lijden, bijv. carcinoïd syndroom. |
Contact dermatitis
|
Distributie verschilt: vooral op onder- en bovenoogleden |
Lupus erythematodes |
Distributie: gelaat en elders op het lichaam. Kan aanleiding geven tot vorming van littekens. |
Chronisch actinische schade |
Anamnese van overvloedige zonexpositie, afwezigheid van klachten passend bij rosacea (branden, steken, flushing). |
Sarcoïdose
|
Distributie: gelaat en elders op het lichaam. Kan gepaard gaan met systemische klachten. Histologisch onderzoek kan leiden tot diagnose. |
Aangepast naar Van Zuuren 2017. [van Zuuren 2017]
Onderbouwing
Referenties
- Gallo RL, Granstein RD, Kang S, et al. Standard classification and pathophysiology of rosacea: The 2017 update by the National Rosacea Society Expert Committee. J Am Acad Dermatol 2018;78:148-55.
- Haber R, El Gemayel M. Comorbidities in rosacea: A systematic review and update. J Am Acad Dermatol 2018;78:786-92.
- Lacz NL, Schwartz RA. Rosacea in the pediatric population. Cutis 2004;74:99-103.
- Powell FC. Clinical practice. Rosacea. N Engl J Med 2005;352:793-803.
- Tan J, Almeida LM, Bewley A, et al. Updating the diagnosis, classification and assessment of rosacea: recommendations from the global ROSacea COnsensus (ROSCO) panel. Br J Dermatol 2017;176:431-8.
- Tan J, Berg M. Rosacea: current state of epidemiology. J Am Acad Dermatol 2013;69(Suppl 1):S27-35.
- van Zuuren EJ. Rosacea. N Engl J Med 2017;377:1754-64.
- van Zuuren EJ, Fedorowicz Z, Tan J, et al. Interventions for rosacea based on the phenotype approach: An updated systematic review including GRADE assessments. Br J Dermatol 2019; 181:65-79.
- Vieira AC, Mannis MJ. Ocular rosacea: common and commonly missed. J Am Acad Dermatol 2013;69(Suppl 1):S36-41.
- Wilkin J, Dahl M, Detmar M, et al. Standard classification of rosacea: Report of the National Rosacea Society Expert Committee on the Classification and Staging of Rosacea. J Am Acad Dermatol 2002;46:584-7.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 21-11-2019
Laatst geautoriseerd : 21-11-2019
Geplande herbeoordeling :
Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn geldt dat er jaarlijks door de werkgroep ‘rosacea’ wordt bekeken of er noodzaak tot herziening van modules van de richtlijn is. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om de gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijds elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door arts-onderzoekers van de NVDV en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn over Rosacea is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met rosacea. Voorschriften over gebruik van geneesmiddelen vallen buiten bestek van deze richtlijn, hiervoor verwijzen we naar de desbetreffende geneesmiddelenteksten (Summary of product characteristics; SmPC).
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met rosacea, zoals dermatologen, huisartsen, oogartsen, plastisch chirurgen en huidtherapeuten. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn in de vorm van een folder beschikbaar op de website van de NVDV (www.nvdv.nl).
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met rosacea en patiëntvertegenwoordiger(s) (zie hiervoor het overzicht van de werkgroepleden in de tabel hieronder). De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG), Huidpatiënten Nederland (HPN), de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH) en de Nederlandse Vereniging van ZiekenhuisApothekers (NVZA) werden voor de knelpuntenanalyse en deelname in de werkgroep uitgenodigd. De NVZA participeerde alleen in de commentaarronde en nam niet deel aan de werkgroep. Tevens zijn de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra (NFU) voor de knelpuntenanalyse en commentaarronde uitgenodigd.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Werkgroepleden – 2019
Werkgroeplid |
Affiliatie en vereniging |
Drs. E.J. van Zuuren, dermatoloog (voorzitter) |
Leids Universitair Medisch Centrum, NVDV |
Drs. D. Appelen, AIOS dermatologie |
Radboud UMC, NVDV |
B.W.M. Arents, patiëntvertegenwoordiger |
Nieuwegein, HPN |
Dr. A.M. van Coevorden, dermatoloog |
Gelre Ziekenhuizen, NVDV |
Dr. J.J.E. van Everdingen, dermatoloog n.p. en directeur NVDV |
Bureau NVDV |
S.B.W. Hoeben-Nijland, huidtherapeut |
NVH |
M.E.M. Janssen, huidtherapeut |
NVH |
Dr. O. Lapid, plastisch chirurg |
Amsterdam UMC, NVPC |
Dr. R. Lapid-Gortzak, oogarts |
Amsterdam UMC, NOG |
Drs. M.M.D. van der Linden, dermatoloog |
Amsterdam UMC, NVDV |
Drs. S. van Putten, huisarts, wetenschappelijk medewerker |
NHG |
L.S. van der Schoot, MSc, arts-onderzoeker (secretaris) |
Bureau NVDV |
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Zie voor een overzicht onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de NVDV.
Werkgroep-lid |
Functie |
Neven-functies |
Persoon-lijke financiële belangen, Persoon-lijke relaties, Reputatie manage-ment |
Extern gefinan-cierd onderzoek |
Overige belangen |
Getekend op |
Acties |
Mw. Drs. E. van Zuuren (voorzitter) |
Dermatoloog LUMC (20 uur per week) Recommendation Editor DynaMed (0-8 per week) |
Associate Editor Br J Dermatol onbetaald |
Geen
|
Geen |
2016: Vergoeding hotel en reiskosten voor rosacea meeting Galderma
|
13-01-2019 |
Geen |
Drs. D. Appelen |
Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboudumc. |
Peer reviewer Cochrane; lid richtlijnherziening acne NVDV; lid richtlijnherziening rosacea NVDV |
Geen
|
Geen |
Geen |
19-11-2018 |
Geen |
B.W.M. Arents |
Patiëntenvertegenwoordiger namens Huidpatiënten Nederland (vrijwillige functie) |
Vrijwilliger voor de Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE); Lid Kerncommissie Informatiemanagement OLVG; Lid Patiëntenraad OLVG. |
Geen
|
Geen |
Geen |
19-11-2018 |
Geen |
Dr. A.M. van Coevorden |
Dermatoloog Gelre ziekenhuizen (0,8 FTE), Berg en Bosch Kliniek B.V. (0,2 FTE) |
Geen |
Geen
|
Geen |
Geen |
27-11-2018 |
Geen |
Dr. J.J. van Everdingen |
Directeur NVDV |
Geen |
Geen
|
Geen |
Geen |
25-04-2019 |
Geen |
Mw. S.B.W. Hoeben-Nijland |
Huidtherapeut |
Lid NVH Expertgroep Acne |
Geen |
Geen |
Geen |
03-06-2019 |
Geen |
Mw. M.E.M. Jansen |
Huidtherapeut |
Voorzitter NVH Expertgroep Acne |
Geen |
Geen |
Geen |
24-04-2019 |
Geen |
Dr. O. Lapid
|
Plastisch chirurg Amsterdam UMC 0.9 FTE Prive 0.2 FTE |
Geen |
Geen
|
Geen |
Geen |
25-11-2018 |
Geen |
Mw. Dr. R. Lapid-Gortak |
Oogarts Amsterdam UMC 0.4 FTE, prive praktijk en medical device consultancy 0.8 FTE |
consultant: Alcon, - betaald; EyeMed- onbetaald; Eye Yon - betaald; Hanita lenses - betaald; Sanoculis - onbetaald; Santeb - betaald; Thea pharma - betaald; VSY - betaald. |
Geen
|
Onderzoek gefinancierd door Alcon - geen financieel belang Onderzoek gefinancieerd door Eye Yon - geen financieel belang |
Geen |
19-11-2018 |
Geen |
Mw. Drs. M.M.D. van der Linden |
Dermatoloog Amsterdam UMC |
Geen |
Geen
|
Geen |
2016: Vergoeding gastvrijheid (hotel en reiskosten) voor rosacea meeting Galderma 2017: sprekersvergoeding voor Abbvie |
18-04-2019 |
Geen |
Mw. Drs. S. van Putten |
NHG (wetenschappelijk medewerker), waarnemend huisarts 0.2 fte |
Docent verpleegkundig specialisten |
Geen
|
Geen |
Geen |
20-11-2018 |
Geen |
Mw. L.S. van der Schoot (secretaris) |
Arts-onderzoeker NVDV |
Geen |
Geen
|
Geen |
Geen |
11-12-2018 |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van patiëntvertegenwoordigers in de werkgroep (zie ook samenstelling van de werkgroep). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Huidpatiënten Nederland (HPN).
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Voor rosacea geldt dat er geneesmiddelen en behandelingen zijn die niet altijd vergoed worden of (nog) niet beschikbaar zijn. Indien van toepassing staat dit vermeld in de richtlijntekst.
De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en in verschillende specifieke vaktijdschriften zal aandacht worden besteed aan de richtlijn.
Werkwijze
De werkgroep Rosacea heeft in 2018-2019 de vraag- en doelstellingen van deze richtlijn met elkaar afgestemd en uitgewerkt. Dit is de eerste versie van de richtlijn. De richtlijn Rosacea is gebaseerd op de review van 2019 (update van review van 2015) van Van Zuuren et al. [van Zuuren 2019] De gehele review van Van Zuuren et al. vormt de bijlage bij de richtlijn Rosacea 2019. Hieronder wordt de werkwijze van de richtlijn toegelicht.
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. [Medisch Specialistische Richtlijnen 2015] Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. [Brouwers 2010] Voor een stap-voor-stapbeschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt, wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
In de eerste vergadering zijn knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd door de werkgroepleden.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Voor de uitgangsvragen inzake interventies die ook in de systematische review van Van Zuuren et al. zijn opgenomen, [van Zuuren 2019] zijn de daarin opgenomen uitkomstmaten gekozen en geprioriteerd volgens het belang voor de patiënt:
Primair:
- Verandering in kwaliteit van leven aan het eind van de studie (cruciaal)
- Verandering in ernst van rosacea volgens de patiënten aan het eind van de studie (cruciaal)
- Proportie patiënten die een bijwerking rapporteerde gedurende de studie (cruciaal)
Secundair:
- Globale verbetering van ernst van rosacea volgens de behandelaars aan het eind van de studie (belangrijk)
- Beoordeling van erytheem en/of teleangiëctasieën aan het eind van de studie (belangrijk)
- Reductie in aantal laesies (belangrijk)
- Benodigde tijd tot zichtbare verbetering (belangrijk)
- Duur van remissie (belangrijk)
Aan de eerste drie uitkomstmaten wordt het meest belang toegekend. Daarom worden zijn cruciaal genoemd en heten zij gezamenlijk de primaire uitkomstmaten. Voor de overige uitgangsvragen zijn klinisch relevante uitkomstmaten opgesteld, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten is gekeken. Deze worden in de betreffende modules vermeld.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen is aan de hand van specifieke zoektermen een systematische zoekstrategie uitgevoerd in (verschillende) elektronische databases: CENTRAL in The Cochrane Library, MEDLINE, EMBASE, LILACS, and Science Citation Index alsmede vijf ongoing trial registers (metaRegister of controlled trials, US National Institutes of Health Ongoing Trials Register, Australian and New Zealand Clinical Trial Registry, World Health Organization International Clinical Trials Registry Platform en the Ongoing Skin Trials Register). Hierbij is gebruik gemaakt van de zoekstrategie en opzet van de systematische review van Van Zuuren et al. [van Zuuren 2019] De zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage. [Bijlage 1, bladzijde (blz.) 12 en 756-8]
Kwaliteitsbeoordeling wetenschappelijk bewijs middels GRADE
De beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs/onderzoeksgegevens is in de richtlijn voor het grootste deel tot stand gekomen met de GRADE-methode (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation). [Schünemann 2013] Bij de GRADE-methode wordt de kwaliteit van het bewijs systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria en uitkomstmaten, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Tabel 1 geeft een kort overzicht van de indeling van kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs volgens GRADE. De beoordelingen van de methodologische kwaliteit kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB)-tabellen. [Bijlage 1, blz. 143-563] Hiervoor is gebruikgemaakt van de Cochrane risk of bias tool. [Higgins 2011]
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag (zie Tabel 1). Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie. [Schünemann, 2013] De kwaliteit van het bewijs per interventie per uitkomstmaat is te vinden in de tabellen met de Summary of Findings. [Bijlage 1, SoF-tabellen, blz. 602-653]
De conclusies en aanbevelingen in de richtlijn zijn tevens tot stand gekomen met de GRADE-methode. Tabel 2 geeft een overzicht van de gradering, betekenis en formulering van aanbevelingen volgens GRADE.
Een volledige uitleg over de GRADE-methode valt buiten het bestek van deze richtlijn, zie hiervoor het ‘GRADE handbook’. [Schünemann 2013, https://www.gradeworkinggroup.org/]
Tabel 1. Indeling van kwaliteit van wetenschappelijk bewijs volgens GRADE
GRADE-systeem |
||
Kwaliteitsindeling bewijs |
Hoog |
|
Redelijk |
|
|
Laag |
|
|
Zeer laag |
|
|
Startkwalificatie |
|
|
Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verlagen* |
|
|
Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verhogen** |
|
* Elk criterium kan de kwaliteit verminderen met 1 stap of bij zeer ernstige beperkingen met 2 stappen.
** Verhogen kan alleen indien er geen beperkingen zijn t.a.v. de studiekwaliteit, imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde studies zijn overzichtelijk weergegeven als ‘karakteristieken en resultaten van geïncludeerde studies’ zie bijlage 1 [blz. 141-562]. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur met betrekking op de vooraf opgestelde uitkomstmaten zijn beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies zijn de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5. Zie hiervoor de sectie ‘Data and analyses’ van de systematische review. [Bijlage 1, blz. 743-752]
Tabel 2. Voorkeursformulering aanbevelingen volgens GRADE
Gradering aanbeveling |
Betekenis |
Voorkeursformulering |
Sterk voor |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen. |
We bevelen [interventie] aan. |
Zwak voor |
De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen. |
Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen. |
Neutraal |
- |
- |
Zwak tegen |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen. De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie niet kiezen. |
Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen. |
Sterk tegen |
De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten. Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie niet kiezen. |
We bevelen [interventie] niet aan. |
Formuleren van conclusies
Voor elke interventie en vooraf opgestelde uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een literatuurconclusie waarbij de kwaliteit van het bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. Een uitgebreide beschrijving van de methode en werkwijze is te vinden in de sectie ‘Data collection and analysis’ van de systematische review. [Bijlage 1, blz. 12-16]
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten die belangrijk werden geacht, meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten werden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overige overwegingen’. De ‘overall’ kwaliteit van (vertrouwen in) wetenschappelijk bewijs wordt bepaald door de laagste kwaliteit van bewijs voor de cruciale uitkomstmaten.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs, de belangrijkste overige overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht of het niveau van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling.
Conform de GRADE-methode sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Zie Tabel 2 voor uitleg omtrent het formuleren van aanbevelingen middels de GRADE-methode.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Voor wat betreft de interventies die ook in de systematische review zijn beschreven, zijn de kennislacunes opgenomen in de sectie ‘Implications for research’. [Bijlage 1, blz. 138-40] Bij de overige uitgangsvragen is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst was om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, werd als aanbeveling beschreven (zie de Kennislacunes bij de aanverwante producten).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is.
Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld in een commentaartabel en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. Zie daarvoor de Autorisatie.
Literatuur
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ 2010;182:E839-42.
- Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from https://training.cochrane.org/handbook.
- Ontwikkeling Medisch Specialistische Richtlijnen (2015). Kennisinstituut Medisch Specialisten. Online beschikbaar op https://richtlijnendatabase.nl/.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
- van Zuuren EJ, Fedorowicz Z, Tan J, et al. Interventions for rosacea based on the phenotype approach: An updated systematic review including GRADE assessments. Br J Dermatol 2019; 181:65-79.
- van Zuuren EJ, Graber MA, Hollis S, et al. Interventions for rosacea. Cochrane Database Syst Rev 2005;3:CD003262.