Richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen

Initiatief: SRI Aantal modules: 10

Pasvormtest (fittest)

Uitgangsvraag

Is er voor ademhalingsbeschermingsmaskers, in termen van effectiviteit (m.b.t. infectiepreventie), bewijs voor het uitvoeren van een pasvormtest (kwantitatief of kwalitatief)?

Aanbeveling

Routinematig pasvormtesten (fittesten) van ademhalingsbeschermingsmaskers ter preventie van infecties wordt niet aanbevolen.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de aanbeveling

Voor een effectieve/doelmatige werking van een ademhalingsbeschermingsmasker (AHBM) dient het goed aan te sluiten op het gezicht van de gebruiker. Een AHBM dat niet goed aansluit op het gezicht biedt wel bescherming, maar de bescherming verbetert bij het goed aansluiten op het gezicht. Een pasvormtest is een methode om te beoordelen welk type en welke maat AHBM goed aansluit op het gezicht van de individuele medewerker. Er zijn weinig studies beschikbaar die het toepassen van een pasvormtest vergelijken met het niet toepassen van een pasvormtest en daarbij kijken naar het optreden van infectie. Alleen MacIntyre (2011) vergeleek in een praktijkstudie groepen zorgmedewerkers die een pasvormtest ondergingen en medewerkers die geen pasvormtest ondergingen met een groep die een chirurgisch mondneusmasker (CMNM) droeg. De auteurs vonden hierbij geen verschil tussen medewerkers waarbij wel of geen pasvormtest was uitgevoerd en tussen een controlegroep die geen masker droeg en een groep die een AHBM droeg waarbij een pasvormtest was uitgevoerd. Er werd wel een verschil gevonden met een groep die een AHBM droeg waarbij geen pasvormtest was uitgevoerd. De uitkomsten in deze studie werden beïnvloed omdat de groep zonder pasvormtest vaker recent was gevaccineerd tegen griep, doordat er slechts één type masker werd gebruikt en met name doordat de studie underpowered was om een belangrijk verschil te detecteren. De kwaliteit van het bewijs voor de uitkomstmaat ‘besmetting’ is zeer laag.

 

De twee studies van Lawrence (2006) en Coffey (2004) onderzochten de Simulated Workplace Protection Factor (SWPF) bij een groep van 25 personen met diverse kwantitatieve en kwalitatievepasvormtesten. Deze studies beoordeelden de pasvorm van diverse AHBM in een laboratorium setting. De auteurs geven weinig karakteristieken van deelnemers en de studies bevatten geen controlegroep. Beide studies suggereren dat een geslaagde pasvormtest in de meeste situaties de AHBM verhoogt (er zijn echter geen statistische analyses op deze verschillen toegepast) en dat de effecten van de pasvormtest per model AHBM verschillen.

 

Er konden geen studies worden geïncludeerd die de uitkomstmaat fitfactor beschreven.

 

Typen pasvormtesten voor- en nadelen

Er bestaan twee verschillende typen pasvormtesten; een kwalitatieve test en een kwantitatieve test. Voor een uitgebreid onderscheid tussen beide pasvormtesten wordt verwezen naar Achtergrond bij deze module. Een kwalitatieve pasvormtest gaat uit van de mogelijkheid van de zorgmedewerker om zoet/bitter te proeven. Een kwantitatieve pasvormtest is de gouden standaard en meet m.b.v. een apparaat de verhouding van de hoeveelheid aanwezige deeltjes van een testaerosol in de omgevingslucht vergeleken met die in het AHBM. Een kwalitatieve pasvormtest is een acceptabel alternatief t.o.v. de gouden standaard en heeft als voordeel dat het goedkoper is en makkelijker uitvoerbaar. Voor een kwantitatieve pasvormtest is speciale (prijzige) apparatuur en goed getraind personeel nodig (Regli, 2021).

 

Beperkingen van een pasvormtest

Het uitvoeren van een pasvormtest betreft een momentopname. Een studie die de pasvorm van AHBM met behulp van de pasvormtest op meerdere momenten tijdens een dienst beoordeelde, liet zien dat bij 9,5% van de medewerkers het AHBM aan het einde van hun dienst onvoldoende aansloot terwijl het aan het begin van hun dienst wel goed aansloot (Rivard, 2021).

 

Als bij een medewerker na uitvoering van een pasvormtest veranderingen optreden in bijvoorbeeld lichaamsgewicht of gezichtsbeharing (bijvoorbeeld door baardgroei) dan kan een situatie ontstaan waarin het geteste AHBM niet meer goed aansluit op het gezicht. In een dergelijke situatie zou dan opnieuw beoordeeld moeten worden welk type en welke maat AHBM goed aansluit op het gezicht van de medewerker. Daarnaast bleek bij bepaalde intensieve handelingen zoals bijvoorbeeld bij reanimatie, de fitfactor van een AHBM lager dan in normale testomstandigheden (Shin, 2017).

 

Kosten en middelen

Voor zover bekend zijn er geen Nederlandse cijfers over implementatie van pasvormtesten en kosten.

 

Regli (2021) doen een aanname van gemaakte kosten in een Australische setting. Zij stellen dat je een pasvormtest kan zien als moment van kwaliteitszorg voor de medewerker en training van juist gebruik van PBM, in dit geval van het AHBM. Training van juist PBM-gebruik, waaronder AHBM, is essentieel. Er is echter geen bewijs beschikbaar welke het adviseren van een routinematige pasvormtest ter preventie van infecties rechtvaardigt.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten en/of zorgmedewerkers

Pasvormtesten zijn vaak onderdeel van het advies over de toepassing van een AHBM door de fabrikant. Internationaal is regelgeving hierover echter niet uniform. Wel geven sommige internationale richtlijnen (WHO, ECDC) het advies dat AHBM-gebruik gepaard dient te gaan met een pasvormtest.

 

Voor het uitvoeren van een pasvormtest bij een medewerker spelen wettelijke normen en waarden, arbo-voorschriften (zie module Wet- en regelgeving) en ethische overwegingen een rol. Conform de Arbowetgeving is het de verantwoordelijkheid van de werkgever om passende, goed functionerende AHBM aan te bieden en medewerkers te trainen t.a.v. goed gebruik van AHBM, het verschil tussen een pasvormcheck en pasvormtest, de momentopname van dergelijke testen en de mogelijke consequenties van een niet goed op het gezicht aansluitend AHBM. De werknemer zelf mag worden verondersteld om een goed passend AHBM te dragen als hiertoe een indicatie bestaat (zie module Wet- en regelgeving). Indien een medewerker een pasvormtest wil laten uitvoeren, dan dient de werkgever dit verzoek te faciliteren.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er zijn geen studies gevonden die een klinisch relevante meerwaarde laten zien van pasvormtesten bij het gebruik van AHBM ter voorkoming van infecties bij medewerkers. AHBM sluiten ook zonder pasvormtest beter aan op het gezicht dan CMNM en worden door medewerkers gebruikt ter voorkoming van besmetting middels aerogene transmissie

 

De werkgroep is van mening dat er geen reden is om de pasvormtest van AHBM routinematig te adviseren. Wel kan de pasvormtest van AHBM op verzoek van de medewerker worden aangevraagd.

 

Deze situatie wijkt hiermee niet af van de huidige situatie waarin pasvormtesten eveneens niet routinematig worden aangeboden. Er worden daarom geen problemen m.b.t. haalbaarheid en implementatie verwacht.

 

Rationale van de aanbeveling

Een goed uitgevoerde kwalitatieve pasvormtest voor een AHBM (AHBM) kan bijdragen aan een betere ademhalingsbescherming. Er is echter geen bewijs dat dit uiteindelijk leidt tot daadwerkelijk minder infecties bij de gebruiker. Conform de Arbowetgeving is het de verantwoordelijkheid van de werkgever om passende, goed functionerende AHBM aan te bieden aan haar werknemers en is het de verantwoordelijkheid van de werknemer zelf om een goed passend AHBM te dragen als daartoe een indicatie bestaat (zie module Wet- en regelgeving). Goede voorlichting en training en desgewenst een pasvormtest dient daarbij aangeboden te worden.

 

Het adviseren van een routinematige pasvormtest ter preventie van infecties acht de werkgroep om bovengenoemde reden niet doelmatig, duurzaam en zinvol.

Onderbouwing

Voor een effectieve/doelmatige werking van een ademhalingsbeschermingsmasker (AHBM) is de belangrijkste voorwaarde dat het goed aansluit op het gezicht van de gebruiker. Indien het AHBM niet goed aansluit op het gezicht, dan stroomt ongefilterde lucht via de open randen (randlekkage) langs het AHBM naar binnen waarbij de maskerdrager kan worden blootgesteld aan infectieuze micro-organismen die zich middels druppel en/of aerogene transmissie verspreiden.

 

Bij het beoordelen van de aansluiting van het AHBM op het gezicht wordt er onderscheid gemaakt tussen een pasvormcheck (user seal check) en een pasvormtest (fittest).

 

Een pasvormcheck is een subjectieve controle op het goed aansluiten van een AHBM op het gezicht door de medewerker zelf, direct na het bevestigen van het AHBM en voorafgaand aan het patiëntcontact. Deze handeling wordt momenteel als pasvormcontrole aan zorgmedewerkers aangeleerd en geadviseerd. Een pasvormcheck bepaalt niet of een type AHBM voor een bepaald gezicht geschikt is, het betreft een methode voor de medewerker om te controleren of het type AHBM dat beschikbaar is goed aansluit op het gezicht.

 

Een pasvormtest is een objectieve beoordeling – in een meetopstelling – van de aansluiting van een AHBM op het gezicht van de medewerker en het beoordeelt o.a. of het gebruikte type AHBM geschikt is voor het gezicht van de betreffende medewerker. Deze metingen worden alleen verricht bij een AHBM (FFP-maskers).

 

Het is niet bekend in hoeverre pasvormtesten (fittesten) in Nederland worden uitgevoerd in de praktijk en het is onduidelijk in hoeverre het toepassen/uitvoeren van pasvormtesten daadwerkelijk bijdraagt aan de reductie van de overdacht van besmettelijke micro-organismen naar de zorgmedewerker.

 

Uitleg pasvormcheck (fitcheck) en pasvormtest (fittest)

Er zijn diverse modellen ademhalingsbeschermingsmasker (AHBM) beschikbaar en in omloop in zorginstellingen. De vormgeving/het ontwerp van de verschillende modellen varieert en het spreekt voor zich dat niet alle modellen bij iedereen even goed zullen aansluiten op het gezicht en dat de kwaliteit van de pasvorm dus per persoon kan verschillen. De vorm en de grootte van het hoofd van de maskerdrager spelen hierbij een rol, maar ook het aanwezig zijn van gezichtsbeharing (baard of snor) kan de aansluiting van het masker op het gezicht beïnvloeden. Om de pasvorm van een AHBM te controleren kan in sommige gevallen gebruik worden gemaakt van een pasvormcheck of een pasvormtest.

 

Pasvormcheck (fitcheck)

Een pasvormcheck is een subjectieve controle op het goed aansluiten van een masker op het gezicht in de dagelijkse praktijk, uitgevoerd door de zorgmedewerker zelf. Een zorgmedewerker voert een pasvormcheck uit direct na het bevestigen van het masker en voorafgaand aan het patiëntcontact.

 

Pasvormtest (fittest)

Een pasvormtest is een objectieve beoordeling – door een kwalitatieve of kwantitatieve meting – of een AHBM goed aansluit op het gezicht van de individuele medewerker en dus een geschikt masker is voor die medewerker. De uitslag van de test is ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ (pass/fail): het masker sluit respectievelijk voldoende aan op het gezicht, of niet.

 

Voor de start van de test bevestigt de medewerker het masker en voert een afdichtingscontrole uit, beiden volgens voorschrift van de fabrikant. Daarna kan de pasvorm van het masker worden getest middels een kwalitatieve pasvormtest en/of een kwantitatieve pasvormtest.

 

Kwalitatieve pasvormtest

Bij de kwalitatieve pasvormtest wordt na het bevestigen van het masker en het uitvoeren van de afdichtingscontrole een kap met een geïntegreerd gelaatscherm over het hoofd aangebracht. In de kap wordt een aerosol met een bittere of zoete smaak gesprayd, waarna de werknemer een aantal oefeningen uitvoert (normaal/diep ademhalen, hoofd van links naar rechts en van boven naar beneden bewegen, praten, bukken). Als de werknemer de betreffende smaak proeft, past het ademhalingsbeschermingsmasker niet goed (‘gefaald’) en wordt de test nogmaals uitgevoerd met een ander type en/of maat masker. Dit wordt net zolang herhaald tot de test kan worden uitgevoerd zonder smaakgewaarwording (‘geslaagd’).

 

Kwantitatieve pasvormtest

Bij een kwantitatieve pasvormtest wordt na het bevestigen van het masker en het uitvoeren van de afdichtingscontrole een meetapparaat aangesloten op het masker en wordt van een testaerosol de verhouding van de hoeveelheid aanwezige deeltjes in de omgevingslucht tot die in het masker bepaald. Er geldt een drempelwaarde voor het slagen van de test.

 

De resultaten van een pasvormtest worden vaak uitgedrukt in fitfactor of Simulated Workplace Protection Factor (SWPF). De fitfactor is de uitslag van een kwantitatieve pasvormtest waarbij een aantal gestandaardiseerde activiteiten wordt uitgevoerd (zoals hoofd draaien, spreken). De SWPF wordt bepaald door onder gecontroleerde omstandigheden een werksituatie simuleren.

-

GRADE

Fit factor

No evidence was available on the effect of a fittest on the outcome measure fit factor.

Source: -

 

-

GRADE

SWPF

No evidence was available on the effect of a fittest on the outcome measure SWPF.

Source:

 

Very Low GRADE

Infection

The evidence is very uncertain about the effect of a fit test on infection.

Source: MacIntyre (2011)

Description of studies

MacIntyre (2011) conducted a cluster randomized trial and compared the efficacy of N95 respirators (fit tested and non-fit tested) with no mask use in health care workers in 15 Beijing hospitals during the 2008 ⁄ 2009 winter. Randomization was performed at hospital level. Participants were followed for 4 weeks of wearing the respirators and an extra week of non-wearing for development of respiratory symptoms. 461 Healthcare workers wore a fit-tested N95 respirator (qualitative fittest), 488 a non-fit tested N95 respirator and 481 no mask. Five healthcare workers failed the fit test. A 3M FT-30 Bitrex Fit Test kit was used according to the manufacturers’ instructions. Outcomes included clinical respiratory illness (CRI), influenza-like illness (ILI), laboratory confirmed respiratory virus infection and influenza.

 

The studies of Lawrence and Coffey are both provided a very low level of evidence (small studies with a low number of participants, limited information on participants, no clear description of how the SWPF without fit test was determined, no statistical analysis performed on SWPF values between tests methods). Their results are summarized below but the level of evidence is not further specified.

 

Lawrence (2006) conducted an observational study to compare the performance of elastomeric N95 respirators, N95 filtering facepiece respirators and surgical masks during a simulated workplace test using two qualitative fit tests (Bitrex, saccharine) and a quantitative fittest (Ambient Aerosol Condensation Nuclei Counter Fit Test with the N95-Companion (Companion Method)). A panel of 25 test subjects tested 15 models of elastomeric N95 respirators, 15 models of N95 filtering-facepiece respirators, and 6 models of surgical masks. Simulated workplace testing consisted of a series of seven exercises: (1) normal breathing, (2) deep breathing, (3) moving head side to side, (4) moving head up and down, (5) reading the rainbow passage out loud, (6) bending at the waist, and (7) normal breathing. Six simulated workplace tests were performed with redonning of the respirator/mask occurring between each test. The results of these tests produced a simulated workplace protection factor (SWPF). The geometric mean (GM) and the 5th percentile values of the SWPFs were computed by category of respiratory protection using the six overall SWPF values. From the 150 overall SWPF values, the GM and the 5th percentile SWPF values for each device were calculated, which are referred to as “without fit testing.

 

Coffey (2004) conducted an observation study to determine the fitting characteristics of 18 models of N95 filtering-facepiece respirators and to evaluate the effect of fit testing on the level of protection provided by the respirators. The respirators were tested on a panel of 25 subjects with various face sizes. Simulated workplace protection factor values, determined from six total penetration (face seal leakage plus filter penetration) tests with re-donning between each test, were used to indicate respirator performance. Two quantitative (Bitrex, saccharin) and three qualitative (generated aerosol corrected for filter penetration, PortaCountR Plus corrected for filter penetration, and the PortaCount Plus with the N95-CompanionTM accessory test were used. Without fit testing, the 5th percentile SWPF for all models combined was 2.9 with individual model values ranging from 1.3 to 48.0.

 

Results

 

Fit factor

There are no studies available that assessed the effect of a fittest on the outcome measure fit factor.

 

SWPF

Lawrence (2006) calculated the 5th percentile SWPF with and without fit test (table 4.1). The 5th percentile SWPF without fit test was 3.3. No analysis was available that made a comparison between the SWPF values between the different fit tests and no fit test.

 

Table 4.1. 5th Percentile SWPF by Fit-Test Method

Test

Test type

Pass rate

Pass 5th percentile SWPFs (range)

Fail 5th percentile SWPFs (range)

No fit test

5th percentile SWPFs

No fit test

 

 

 

 

3.3 (1.1–13.2)

Bitrex

Qualitative

42/374

7.9 (2.8-39.2)

3.0 (1.0-12.6)

 

Saccharin

Qualitative

43/374

11.0 (1.2-49.8)

3.0 (1.1-13.4)

 

N95-Companion

Quantitative

82/374

20.5 (12.6- 35.9)

2.7 (1.1-11.9)

 

 

Coffey (2004) calculated the 5th percentile SWPF with and without fit test (table 4.2). The 5th percentile SWPF without fit test was 2.9 (3.6-56.9). No analysis was available that made a comparison between the SWPF values between the different fit tests and no fit test.

 

Table 4.2. 5th Percentile SWPF by Fit-Test Method

Test

 

Pass rate

Pass 5th percentile SWPFs (range)

Fail 5th percentile SWPFs (range)

No fit test

5th percentile SWPFs

No fit test

 

 

 

 

2.9 (3.6-56.9)

Bitrex

Qualitative

155/449

7.4 (4.4-33.5)

2.1 (1.3-48)

 

Saccharin

Qualitative

55/449

6.9 (1.3-5.6)

1.9 (1.1-4.7)

 

Companion

Quantitative

146/449

74.5(2.2-122.1)

2.3 (1.3-48.0)

 

PortaCount Plus

Quantitative

76/449

14.6 (6.7-43.8)

2.7 (1.0-67.2)

 

generated aerosol

Quantitative

30/449

21.6 (11.8-43.7)

4.7 (2.0-74.7)

 

 

Infection

MacIntyre (2011) examined four outcome measures for infection: clinical respiratory illness (CRI), influenza-like illness (ILI), laboratory confirmed respiratory virus infection and influenza. There was a significant difference between fit tested and not fit tested groups in Influenza vaccination status (2007 Fit tested:9.5% (44/461) / Non fit tested: 21.5% (105/488), P= <0.01; 2008 Fit tested:14.8% (68/461) / Non fit tested: 21.5% (105/488), P=<0.01). The rates of infection were higher in the medical mask group than in the N95 group. The results suggested no significant difference between the non-fit tested and fit tested arm.

 

The authors compared the fit tested and non-fit tested group to the ‘no mask’ group (Table 4.3). The study may have been underpowered to detect any differences between groups. The authors mention results may not be generalizable as they reflect findings of one specific mask.

 

Table 4.3. Fit test versus no mask group

 

N (%) that developed infection

Odds ratio

Fit test/no fit test vs no mask

Clinical respiratory illness

Fit tested: 21 (4.6%)

Non fit tested: 16 (3.3%)

Fit tested vs no mask: 0.58 (0.18–1.89) P = 0.37

Non fit tested vs no mask: 0.36 (0.14–0.94) P = 0.038

Influenza-like illness

Fit tested: 1 (0.2%)

Non fit tested: 2 (0.4%)

Fit tested vs no mask: 0.19 (0.02–1.78) P = 0.14)

Non fit tested vs no mask: 0.33 (0.06–1.72) P = 0.19

Laboratory confirmed respiratory virus infection

Fit tested: 8 (1.7%)

Non fit tested: 5 (1%)

Fit tested vs no mask: 0.55 (0.22–1.35) P = 0.19

Non fit tested vs no mask: 0.33 (0.12–0.89) P = 0.03

Influenza

Fit tested: 3

Non fit tested: 0

Fit tested vs no mask: 0.52 (0.13–2.09) P = 0.36.

Non fit tested vs no mask: 0

Level of evidence

The level of evidence regarding the outcome measure infection started at high and was downgraded to very low because of risk of bias (-2) and indirectness (-1; no direct comparison between fit tested and non-fit tested group).

The level of evidence regarding the outcome measure SWPF could not be determined because of poor quality of the studies.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

 

Does performing a fit test for face masks/respirators (quantitative or qualitative) contribute in additional effectiveness?

 

P: Health care workers
I: Applying a fittest;
C: Not applying a fittest;
O: Fit factor, Simulated Workplace Protection Factor (SWPF) or infection.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered infection as a critical outcome measure for decision making; and fit factor and SWPF as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined the GRADE-standard limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.

Search and select (methods)

 

Search and select (methods)

For this search we updated the search as presented in the previous guideline - WIP richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (2015). The databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com), were searched with relevant search terms from 1 January 2015 until 23 May 2022. The detailed search strategy is available on request (info@sri-richtlijnen.nl). The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 262 hits.

 

Studies were selected based on the following selection criteria: performing a quantitative or qualitative fit test versus no fittest. Studies describing elastomeric masks were excluded. Initially, 19 studies were selected based on title and abstract screening. After consulting the full text, 19 studies were subsequently excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods). No studies fulfilled the selection criteria.

 

Results

Compared to the literature search of 2015, the update did not result in additional studies.

 

The three studies already presented in the previous guideline are described in the analysis of the literature (MacIntyre, 2011; Lawrence, 2006; Coffey, 2004). Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables. The summary of literature, results and evidence tables are included below.

  1. Coffey CC, Lawrence RB, Campbell DL, Zhuang Z, Calvert CA, Jensen PA. Fitting characteristics of eighteen N95 filtering-facepiece respirators. J Occup Environ Hyg. 2004 Apr;1(4):262-71.
  2. European Centre For Disease Prevention and Control. Infection prevention and control and preparedness for COVID-19 in healthcare settings. Fourth update. 2020. https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/safe-use-of-ppe.pdf (europa.eu)
  3. Lawrence RB, Duling MG, Calvert CA, Coffey CC. Comparison of performance of three different types of respiratory protection devices. J Occup Environ Hyg. 2006 Sep;3(9):465-74.
  4. MacIntyre CR, Wang Q, Cauchemez S, Seale H, Dwyer DE, Yang P, Shi W, Gao Z, Pang X, Zhang Y, Wang X, Duan W, Rahman B, Ferguson N. A cluster randomized clinical trial comparing fit-tested and non-fit-tested N95 respirators to medical masks to prevent respiratory virus infection in health care workers. Influenza Other Respir Viruses. 2011 May;5(3):170-9.
  5. World Health Organization. Infection prevention and control during health care when COVID-19 is suspected, accessed okt 2022.
  6. Regli A, Sommerfield A, von Ungern-Sternberg BS. The role of fit testing N95/FFP2/FFP3 masks: a narrative review. Anaesthesia. 2021 Jan;76(1):91-100.
  7. Rivard L, Pester J, McMahon K, Check R, Kelly B, Balakrishnan V, Jeanmonod D, Jeanmonod R. The efficacy of continuous use disposable N95 masks in clinical practice in the emergency department. Am J Emerg Med. 2021 Jun;44:124-127.
  8. Shin H, Oh J, Lim TH, Kang H, Song Y, Lee S. Comparing the protective performances of 3 types of N95 filtering facepiece respirators during chest compressions: A randomized simulation study. Medicine (Baltimore). 2017 Oct;96(42):e8308.

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

MacIntyre, 2011

Type of study: cluster randomized clinical trial

Setting and country: frontline HCW Beijing, China

Funding and conflicts of interest:
MacIntyre receives funding from influenza vaccine manufacturers GSK and CSL Biotherapies and has also been on advisory boards for Wyeth, GSK and Merck. Cauchemez received consulting fees from Sanofi-Pasteur MSD on the modelling of varicella zoster virus

Inclusion criteria:
Any nurse, doctor or ward clerk who worked full time in the emergency or respiratory wards at the hospital

Exclusion criteria:
- unable or refused consent;
- beards/long moustaches/long facial hair;
- a current respiratory illness, rhinitis ⁄ allergy and worked part-time

N total at baseline:
949 from 15 hospitals
N95 fit tested: 461
N95 non-fit tested: 488
No mask: 481

Important prognostic factors:
Age (95%CI):
Fit tested:35.3 (34.4–36.2)
Not fit tested: 33 (32.2–33.8)

Sex:
Fit tested: 9.8% M
Not fit tested: 8.2% M

Influenza vaccination status (2007)
Fit tested:9.5%
Not fit tested:21.5%

Influenza vaccination status (2008)
Fit tested:14.8%
Not fit tested: 21.5%

Groups comparable at baseline?
Not for influenza vaccination status, no information available on no mask group

Describe intervention (treatment / procedure / test):

- N95 respirator and Bitrex Fit Test (Qualitative test)
- N95 respirator

Participants wore the respirator (N95) on every shift for 4 consecutive weeks after being shown when to wear it and how to fit it correctly.

Describe control (treatment / procedure/ test):

No mask

Participants wore the respirator (N95) on every shift for 4 consecutive weeks after being shown when to wear it and how to fit it correctly.

Length of follow-up:
4 weeks of wearing the respirators and an extra week of non-wearing for development of respiratory symptom

Loss-to-follow-up:
NA

Incomplete outcome data:

NA

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

Clinical respiratory illness (CRI)
Fit tested: 21 ⁄ 461 (4.6%)
OR 0.58 (0.18–1.89)
P = 0.37
Not fit tested: 16 ⁄ 488 (3.3%)
OR: 0.36 (0.14–0.94)
P = 0.038

Influenza-like illness (ILI)
Fit tested: 1⁄ 461 (0.2%)
OR 0.19 (0.02–1.78)
P = 0.14)
Not fit tested: 2 ⁄ 488 (0.4%)
OR 0.33 (0.06–1.72)
P = 0.19

Laboratory confirmed respiratory virus infection
Fit tested: 8 ⁄ 461 (1.7%)
OR 0.55 (0.22–1.35)
P = 0.19
Not fit tested: 5 ⁄ 488 (1%)
OR: 0.33 (0.12–0.89)
P = 0.03

Influenza
Fit tested: 3 ⁄ 461 (0.7%)
OR 0.52 (0.13–2.09)
P = 0.36
Not fit tested: 0 ⁄ 488 (0%)
OR 0

Participants wore respirators during the entire work shift

Fit-test failure 5/461 is extremely low

Lawrence, 2006

Type of study: observational

Setting and country: USA

Funding and conflicts of interest: NA

Inclusion criteria:
None reported

Exclusion criteria:
None reported

N total at baseline:
N=37
25 participants performed a fittest

Important prognostic factors:
Sex:
20 female, 17 male

Age
19-48 years old

Groups comparable at baseline?
Only one group

Describe intervention (treatment/procedure/test):

Qualitative fit test:
-Bitrex
-Saccharine

Quantitative:
-Companion

Describe control (treatment/procedure/test):

No fit test

From the 150 overall SWPF values, the GM and the 5th percentile SWPF values for each device were calculated, which are referred to as “without fit testing.

Length of follow-up:
Not relevant

Loss-to-follow-up:
NA

Incomplete outcome data:
NA

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

5th percentile SWPF (≥10 pass)
No fit test: 3,3

Bitrex pass: 7.9 (2.8-39.2)
fail: 3.0 (1.0-12.6)

Saccharine pass: 11.0 (1.2-49.8)
fail: 3.0 (1.1-13.4)

N95-Companion pass: 20.5 (12.6- 35.9)
fail: 2.7 (1.1-11.9)

 

Coffey, 2004

Type of study: observational

Setting and country: USA

Funding and conflicts of interest: NA

Inclusion criteria:
None reported

Exclusion criteria:
None reported

N total at baseline:
N=33
25 performed the fittest

Important prognostic factors:
Sex:
18 female, 15 male

Age
Not reported

Groups comparable at baseline?
Only one group

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Qualitative fit test:

-Bitrex

-Saccharine

 

Quantitative:

-Companion

-PortaCount Plus

-Generated aerosol

 

Describe control (treatment/procedure/test):

No fit test

Length of follow-up:
Not relevant

Loss-to-follow-up:
NA

Incomplete outcome data:
N=1; no information available

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

5th percentile SWPF (≥10 pass)
No fit test: 2.9 (3.6-56.9)

Bitrex pass 7.4(4.4-33.5)
fail 2.1(1.3-48)

Saccharine pass 6.9(1.3-5.6)
fail 1.9(1.1-4.7)

Companion pass 74.5(2.2-122.1)
fail 2.3(1.3-48.0)

PortCount Plus pass 14.6(6.7-43.8)
fail 2.7(1.0-67.2);

GenAer pass 21.6(11.8-43.7)
fail 4.7(2.0-74.7)

 

 

Exclusie-tabel

Author and year

Reason for exclusion

Low CS, Weinberg L, Ellard LM, Hacking DF, Banyasz D. Pass rate of the BSN Medical ProShield® N95 filtering facepiece using quantitative fit testing in frontline anaesthetists and anaesthesia nurses working on a COVID-19 airway team. Anaesth Intensive Care. 2021 Jul;49(4):322-323. doi: 10.1177/0310057X21997150. Epub 2021 May 26. PMID: 34039048.

Wrong C (no control group)

Williams DL, Kave B, Lee K, Segal R, Krieser RB, Mezzavia PM, Ng I. A randomised crossover study to compare the user seal check and quantitative fit test between two types of duckbill N95 particulate respirator masks: The Halyard Fluidshield® N95 and the BSN Medical ProShield® N-95 particulate respirator masks. Anaesth Intensive Care. 2021 Mar;49(2):112-118. doi: 10.1177/0310057X20974022. Epub 2021 Apr 4. PMID: 33818131.

Wrong C (no control group)

Regli A, Thalayasingam P, Bell E, Sommerfield A, von Ungern-Sternberg BS. More than half of front-line healthcare workers unknowingly used an N95/P2 mask without adequate airborne protection: An audit in a tertiary institution. Anaesth Intensive Care. 2021 Sep;49(5):404-411. doi: 10.1177/0310057X211007861. Epub 2021 Jul 29. PMID: 34325537.

Wrong C (no control group)

Carvalho CYM, Schumacher J, Greig PR, Wong DJN, El-Boghdadly K. Prospective observational study of gender and ethnicity biases in respiratory protective equipment for healthcare workers in the COVID-19 pandemic. BMJ Open. 2021 May 20;11(5):e047716. doi: 10.1136/bmjopen-2020-047716. PMID: 34016664; PMCID: PMC8141377.

Wrong C (no control group)

Regli A, Sommerfield A, von Ungern-Sternberg BS. The role of fit testing N95/FFP2/FFP3 masks: a narrative review. Anaesthesia. 2021 Jan;76(1):91-100. doi: 10.1111/anae.15261. Epub 2020 Sep 15. PMID: 32932556.

Wrong study design (narrative review)

Luong Thanh BY, Laopaiboon M, Koh D, Sakunkoo P, Moe H. Behavioural interventions to promote workers' use of respiratory protective equipment. Cochrane Database Syst Rev. 2016 Dec 7;12(12):CD010157. doi: 10.1002/14651858.CD010157.pub2. PMID: 27925149; PMCID: PMC6464013.

Wrong I/C (evaluates the effect of training on PPE use)

O'Kelly E, Arora A, Pirog S, Ward J, Clarkson PJ. Comparing the fit of N95, KN95, surgical, and cloth face masks and assessing the accuracy of fit checking. PLoS One. 2021 Jan 22;16(1):e0245688. doi: 10.1371/journal.pone.0245688. PMID: 33481870; PMCID: PMC7822328.

Wrong C (no control group)

Lam SC, Lui AK, Lee LY, Lee JK, Wong KF, Lee CN. Evaluation of the user seal check on gross leakage detection of 3 different designs of N95 filtering facepiece respirators. Am J Infect Control. 2016 May 1;44(5):579-86. doi: 10.1016/j.ajic.2015.12.013. Epub 2016 Jan 29. PMID: 26831273; PMCID: PMC7115279.

Wrong design (aimed to examine the sensitivity, specificity, predictive values, and likelihood ratios of the user seal check on actual gross leakage)

Green S, Gani A, Bailey M, Brown O, Hing CB. Fit-testing of respiratory protective equipment in the UK during the initial response to the COVID-19 pandemic. J Hosp Infect. 2021 Jul;113:180-186. doi: 10.1016/j.jhin.2021.04.024. Epub 2021 May 1. PMID: 33940089; PMCID: PMC8087583.

Wrong C (no control group)

Milosevic M, Kishore Biswas R, Innes L, Ng M, Mehmet Darendeliler A, Wong A, Denney-Wilson E. P2/N95 filtering facepiece respirators: Results of a large-scale quantitative mask fit testing program in Australian health care workers. Am J Infect Control. 2022 May;50(5):509-515. doi: 10.1016/j.ajic.2021.12.016. Epub 2021 Dec 29. PMID: 34971710; PMCID: PMC8767955.

Wrong C (no control group)

Pompeii LA, Kraft CS, Brownsword EA, Lane MA, Benavides E, Rios J, Radonovich LJ Jr. Training and Fit Testing of Health Care Personnel for Reusable Elastomeric Half-Mask Respirators Compared With Disposable N95 Respirators. JAMA. 2020 May 12;323(18):1849-1852. doi: 10.1001/jama.2020.4806. PMID: 32211889; PMCID: PMC7097838.

Wrong C (no control group), Wrong mask type (elastomeer)

Hariharan P, Sharma N, Guha S, Banerjee RK, D'Souza G, Myers MR. A computational model for predicting changes in infection dynamics due to leakage through N95 respirators. Sci Rep. 2021 May 21;11(1):10690. doi: 10.1038/s41598-021-89604-7. PMID: 34021181; PMCID: PMC8140115.

Wrong design (mathematical model on masks worn by manequins)

Myong JP, Byun J, Cho Y, Seo HK, Baek JE, Koo JW, Kim H. The education and practice program for medical students with quantitative and qualitative fit test for respiratory protective equipment. Ind Health. 2016;54(2):177-82. doi: 10.2486/indhealth.2015-0072. Epub 2015 Nov 3. PMID: 26538001; PMCID: PMC4821901.

Wrong I/C (Evaluates eductional program)

Bergman M, Zhuang Z, Brochu E, Palmiero A. Fit Assessment of N95 Filtering-Facepiece Respirators in the U.S. Centers for Disease Control and Prevention Strategic National Stockpile. J Int Soc Respir Prot. 2015;32(2):50-64. PMID: 26877587; PMCID: PMC4752193.

Wrong I/C (Fit vs face size)

Regli A, von Ungern-Sternberg BS. Fit testing of N95 or P2 masks to protect health care workers. Med J Aust. 2020 Oct;213(7):293-295.e1. doi: 10.5694/mja2.50764. Epub 2020 Sep 6. PMID: 32893356.

Perspective

Ng I, Lee K, Kave B, Kluger M, Paynter C, Segal R, Krieser RB, Mezzavia PM, Hung S, Chen Y, Sindoni T, Williams DL. HALO CleanSpace PAPR evaluation: Communication, respiratory protection, and usability. Infect Control Hosp Epidemiol. 2022 Apr 1:1-7. doi: 10.1017/ice.2022.71. Epub ahead of print. PMID: 35361300.

Wrong C (no control group), wrong mask type

Cameron S, Cheung W, Cronin N, Griffiths K, Hunt R, Innes L, Kol M, Lawrence A, Shah A, Skylas K, Wagh A; The Sydney Local Health District Mask Fit Investigators (in alphabetical order). Quantitative fit testing with limited supplies of respirator masks in hospital personnel during the COVID-19 pandemic. Aust Health Rev. 2020 Aug;44(4):542-543. doi: 10.1071/AH20154. PMID: 32718421.

Wrong I/C (Aims to evaluate added value of qualitative fit test)

Vo E, Zhuang Z, Horvatin M, Liu Y, He X, Rengasamy S. Respirator Performance against Nanoparticles under Simulated Workplace Activities. Ann Occup Hyg. 2015 Oct;59(8):1012-21. doi: 10.1093/annhyg/mev042. Epub 2015 Jul 15. PMID: 26180261; PMCID: PMC5504519.

Wrong C (no control group), Wrong mask type (elastomeer)

Kleinjohann L, Lange C. Respirators evaluated by fit testing. ERJ Open Res. 2020 Nov 10;6(4):00581-2020. doi: 10.1183/23120541.00581-2020. PMID: 33263063; PMCID: PMC7682718.

Wrong C (no control group), Wrong O (no info on outcome measure), article type: correspondence

 

Risk-of-bias-tabel

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials; based on Cochrane risk of bias tool and suggestions by the CLARITY Group at McMaster University)

Study reference

(first author, publication year)

Was the allocation sequence adequately generated?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Was the allocation adequately concealed?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?

Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Are reports of the study free of selective outcome reporting?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?

Definitely yes
Probably yes
Probably no
Definitely no

Overall risk of bias

If applicable/necessary, per outcome measure

LOW
Some concerns
HIGH

MacIntyre, 2011

Yes

Reason: Computer randomization at hospital level

No information

Reason: no information provided

Definitely no

Reason: Healthcare workers were not blinded, no information on outcome assessors

No information

Reason: no information was provided on loss to follow up (no loss to follow up was reported)

Probably yes

Reason: relevant outcomes were reported

Definitely no

Reason: There was a significant difference between the fit tested and non-fit tested group in influenza vaccination status

HIGH (infection)

Reason: high concerns regarding blinding and influenza vaccination status difference between groups

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 11-11-2023

Laatst geautoriseerd  : 11-11-2023

Geplande herbeoordeling  : 11-11-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en is gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep).

De werkgroep bestaat uit:

  • Dr. M.S.L. Liem (voorzitter), chirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dr. S.J. Vainio, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. H.F. Wunderink, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. K.E. Veldkamp, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. J.M.T. Klein Gunnewiek, klinisch chemicus, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
  • Dr. A.M.L. Oude Lashof, internist-infectioloog, Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII)
  • Dr. J. Honings, KNO-arts/Hoofd-hals chirurg, Nederlandse Vereniging voor KNO-heelkunde (NVKNO)
  • Dr. L.A.M. Bruijstens, anesthesioloog, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen (NVA)
  • M. den Otter, Verpleegkundig specialist, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Drs. A. Harteloh-Schepers, Specialist Ouderengeneeskunde, Verenso(t/m juli 2022)
  • Drs. D.C.M. aan de Stegge. Specialist Ouderengeneeskunde, Verenso(vanaf oktober 2022)
  • Drs. K. Weijdema, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
  • Dr. H. Ruijs, arts maatschappij en gezondheid, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
  • G. Stoffer BSc, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • Ing. E. de Bruijne, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • Drs. R.J. Naber, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • J. Luijten, arbeidshygiënist, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)

Met ondersteuning van:

  • Dr. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. E. Belfroid, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • A. Eikelenboom-Boskamp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A.J. Versteeg, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. H. Graveland, senior adviseur, Kennisinstituut van Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard dat zij in de laatste drie jaar wel/geen directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Dr. M.S.L. Liem

chirurg, Medisch manager operatie-kamers, MST - Enschede

SKMS beoordelingen kwaliteitsprojecten (vacatie-gelden).

Penningmeester DLSG (onbetaald).

Richtlijn commissie NVvH (tot 1 jan. 2022 – onbetaald).

Wetenschappelijke cie, DHBA (onbetaald; soms vacatiegelden)

geen

Geen actie vereist

Dr. S.J. Vainio

arts-microbioloog (medisch specialist niet in loondienst), St Antonius Ziekenhuis

geen

geen

Geen actie vereist

Dr. H.F. Wunderink

arts-microbioloog, UMCU

geen

geen

Geen actie vereist

Dr. K.E. Veldkamp

arts-microbioloog, hoofd eenheid Infectiepreventie en voorzitter Infectie-commissie LUMC

Voorzitter werkgroep Hygiëne en Infectiepreventie van de NVMM – onbetaald.

Lid algemene visitatiecommissie Medische Microbiologie van de NVMM – onbetaald (m.u.v. vacatiegelden voor visitaties).

OMT COVID-19, RIVM –vacatiegelden.

geen

Geen actie vereist

Dr. J.M.T. Klein Gunnewiek

senior adviseur bij Zorgverzekeraars Nederland

Extern auditor bij de Raad van Accreditatie (ISO 15189).

geen

Geen actie vereist

Dr. A.M.L. Oude Lashof

internist-infectioloog Maastricht UMC+

geen

geen

Geen actie vereist

Dr. J. Honnigs

KNO-arts / hoofd-hals chirurg Radboud UMC

geen

geen

Geen actie vereist

Dr. L.A.M. Bruijstens

anesthesioloog, Radboud UMC

geen

geen

Geen actie vereist

M. den Otter

verpleegkundig specialist AGZ, St Jansdal ziekenhuis

V&VN VS bestuur, vacatieregeling

geen

Geen actie vereist

Drs. A. Harteloh-Schepers

Specialist ouderengeneeskunde bij Archipelzorggroep

RCT lid Rezisto

geen

Geen actie vereist

Drs. D.C.M. aan de Stegge

Werkgever: Beweging 3.0 te Amersfoort. Specialist Ouderengeneeskunde

geen

geen

Geen actie vereist

Drs. K. Weijdema

deskundige infectiepreventie

SRI namens RIVM en LCI

Lid Green Team infectiepreventie NL

geen

Geen actie vereist

Dr. H. Ruijs

arts maatschappij en gezondheid/Infectieziektebestrijding RIVM, Centrum Infectieziektebestrijding

geen

geen

Geen actie vereist

G. Stoffer BSc

Deskundige infectiepreventie

Lid KRIZ commissie

geen

Geen actie vereist

Ing. E. de Bruijne

Deskundige infectiepreventie

geen

geen

Geen actie vereist

Drs. R.J. Naber

Bedrijfsarts, arbodienst Amsterdam UMC

Secretaris NVAB werkgroep BaZ.

Lid NVAB commissie richtlijnontwikkeling en wetenschap.

Lid NVAB commissie Intercollegiale toetsing en deskundigheidsbevordering.

geen

Geen actie vereist

J. Luijten

Arbeidshygiënist en Veiligheidskundige. Werkgever: Isala Zwolle

 

Werkzaam als Arbeidshygiënist en Veiligheidskundige bij de interne arbodienst van Isala in Zwolle. Dit betreft mijn hoofdwerkzaamheden (fulltime) en is een betaalde functie.

geen

Geen actie vereist

Inbreng patiëntenperspectief

Met het uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL) voor de invitational conference is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz en kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Bij de richtlijn is conform de Wkkgz een kwalitatieve raming uitgevoerd van mogelijke substantiële gevolgen van de aanbevelingen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module wet- en regelgeving

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar is (zijn) (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module handschoenen

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar is (zijn) (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module beschermende kleding (schorten)

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module (chirurgische) mondneusmaskers en ademhalingsbeschermingsmaskers

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module pasvormtest (fittest)

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module oogbescherming

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module beschermende hoofdbedekking

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module overschoenen en laarzen

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg met betrekking tot persoonlijke beschermingsmiddelen. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnen ‘Persoonlijke beschermingsmiddelen ziekenhuizen’, ‘Persoonlijke beschermingsmiddelen revalidatiecentra’ en ‘Persoonlijke beschermingsmiddelen verpleeghuizen, woonzorgcentra en voorzieningen voor kleinschalig wonen’ op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door SVN, NVP, ActiZ, NOG, IGJ, NVAVG, VGN, NVDV, NVIC en NVR via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid waarin de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet een-op-een vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk om mee te wegen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert-opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van de aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zou de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 
Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Formuleren van kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig kunnen zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Oogbescherming