Radiotherapie bij patiënten met pacemaker, ICD en niet-cardiale actieve implantaten

Initiatief: NVRO Aantal modules: 14

Registratie en informatievoorziening naar de patiënt

Uitgangsvraag

Wat wordt geregistreerd en besproken met de patiënt?

Aanbeveling

Identificeer op gestandaardiseerde manier welke patiënten een CIED dragen

 

Registreer ten minste:

  • Type actief implantaat
  • Merk
  • Pacingafhankelijkheid

De behandelaar op de afdeling radiotherapie bespreekt voorafgaand aan de eerste radiotherapiefractie, samen met de patiënt, het potentiële risico op ontregeling van een CIED.

 

Registreer bij defecten tijdens of na radiotherapie bij een CIED:

  • Type CIED
  • Merk
  • Type defect
  • Bij welke CIED dosis trad het effect op
  • Tijdens welke fractie trad het defect op? Of, indien het na radiotherapie optrad, hoeveel tijd na de laatste fractie trad het defect op?
  • Bundelenergie
  • Bundelmodaliteit
  • Merk en type versneller

Zie Flowchart ‘Radiotherapie bij patiënten met een CIED’

Overwegingen

Uit de enquête blijkt dat alle instituten het merk, type CIED en pacingafhankelijkheid registreren, zoals vastgelegd in de richtlijn van 2011.

 

Hoewel de pacingafhankelijkheid in de loop van de tijd kan variëren mag hier worden uitgegaan van de meest recent bepaalde pacingafhankelijkheid tijdens reguliere controles bij de cardiologie. Pacemaker afhankelijke patiënten zijn -zoals in de richtlijn uit 2011- gedefinieerd als “patiënten die een niet meteen invallend intrinsiek of escape ritme hebben en die symptomatisch worden (syncope, arythmia, serious injury of zelfs plotse dood) wanneer de CIED pacing functie faalt” (Lelakowski, 2007; Korantzopoulous, 2009). Hiervan is bij ca. 2% van de CIED patiënten sprake (Lelakowski, 2007).

 

Gezien de lage incidentie van CIED defecten tijdens of na radiotherapie kan alleen inzicht worden verkregen over de veiligheid van radiotherapie bij CIEDs of andere actieve implantaten indien defecten worden geregistreerd op een zodanige wijze dat deze op een later tijdstip kunnen worden opgevraagd voor een landelijke inventarisatie. Ook is het van belang dat men op de afdelingen cardiologie en radiotherapie melding maakt van defecten of verstoringen aan CIEDs tijdens of na radiotherapie.

 

Informatievoorziening naar de patiënt cardioloog en device technicus
Radiotherapie kan in sommige gevallen de werking van een CIED beïnvloeden. Het is van belang dat de patiënt, cardioloog en device technicus op de hoogte zijn van het feit dat alle mogelijke maatregelen genomen zullen worden om de bestraling zo veilig mogelijk te laten verlopen. Mochten er extra controles nodig zijn, dan is het belangrijk dat de patiënt hiervan op de hoogte gesteld wordt.

 

Zie voor slotoverwegingen module CIED Controle.

Onderbouwing

De eerste en belangrijkste stap in het proces is het identificeren van alle patiënten die een CIED dragen, waarbij dit op een gestandaardiseerde manier georganiseerd is op de afdeling radiotherapie. Het type implantaat, het merk en de pacingafhankelijkheid worden geregistreerd in het patiëntendossier. Het is van belang dat de radiotherapeut, physician assistant of A(N)IOS mogelijke risico’s bespreekt met de patiënt.

  1. Korantzopoulos P, Letsas KP, Grekas G, Goudevenos JA. Pacemaker dependency after implantation of electrophysiological devices. Europace. 2009 Sep;11(9):1151-5. doi: 10.1093/europace/eup195. Epub 2009 Jul 16. PMID: 19617204.
  2. Lelakowski J, Majewski J, Bednarek J, Małecka B, Zabek A. Pacemaker dependency after pacemaker implantation. Cardiol J. 2007;14(1):83-6. PMID: 18651439.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 03-07-2024

Laatst geautoriseerd  : 03-07-2024

Geplande herbeoordeling  : 03-07-2028

De geldigheid van de richtlijnmodule komt te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Vereniging van Invasief Technische Hartstimulatie Specialisten

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die radiotherapie ondergaan en een actief implantaat hebben.

 

Werkgroep

  • Dr.ir. W.P.A (Wim) Jansen, Klinisch fysicus, Radiotherapiegroep, (voorzitter), NVRO en NVKF
  • Prof.dr.ing. C.W. (Coen) Hurkmans, Klinisch fysicus, Catharina ziekenhuis, Eindhoven, en Faculteiten Electrical Engineering en Applied Physics, Technische Universiteit Eindhoven, NVRO en NVKF
  • Dr. Ph.W. (Phil) Koken, Klinisch fysicus, Amsterdam UMC , NVRO en NVKF
  • Dr. R.A. (Renske) de Jong, Radiotherapeut-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek/Nederlands Kanker Instituut, NVRO
  • Dr. L. (Lieselot) van Erven, Cardioloog, Leids Universitair Medisch Centrum, NVVC
  • A. (Alia) Veenstra, Technisch stimulatie specialist, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s-Hertogenbosch, VITHaS

Met speciale dank aan

  • De radiotherapie afdelingen en instituten voor het invullen van de enquête

Met ondersteuning van

  • Dr. D. Nieboer, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De 'Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling’ is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar geen directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Jansen (vz)

Klinisch fysicus, Radiotherapiegroep

Gastdocent Boerhaave Nascholing; Gastdocent Erasmus MC Academie

Geen

Voorstel: geen

Hurkmans

Klinisch fysicus, Catharina ziekenhuis

Hoogleraar klinische fysica radiotherapie aan de Technische Universiteit Eindhoven (faculteiten Electrical Engineering en Applied Physics)

 

Geen

Geen

Voorstel: geen

Koken

Klinisch fysicus, Amsterdam UMC

 

Gastdocent InHolland; docent MNW aan de VU; Voorzitter/oprichter van VaBeNe, de Varian-gebruikersgroep in België en Nederland sinds 1997

Geen

Voorstel: geen

De Jong

Radiotherapeut-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek/Nederlands Kanker Instituut

 

Geen

Geen

Voorstel: geen

Erven

Cardioloog, LUMC

 

Boerhave ECG-cursus (betaald), voorzitter van de Device commissie NHRA, bestuurslid NHRA

Geen

Voorstel: geen

Veenstra

Technisch stimulatie specialist

Penningmeester en algemeen bestuurslid bij beroepsvereniging VITHaS, organiseert daar jaarlijks de praktijktraining

Geen

Voorstel: geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) om deel te nemen in de werkgroep en aan de schriftelijke knelpuntenanalyse. Wegens het technische karakter van de richtlijn heeft de NFK aangegeven geen zitting te nemen in de werkgroep.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de radiotherapiezorg voor patiënten met een actief implantaat. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules (NVRO, 2011) op noodzaak tot revisie. Er is tevens ook aandacht geschonken aan andere typen implantaten (voorheen enkel CIED).

Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de patiëntenvereniging en genodigde partijen tijdens de schriftelijke knelpuntenanalyse. Een verslag hiervan is te vinden in de bijlage ‘Verslag schriftelijke invitational’.

 

Enquête

Er is door de werkgroep een enquête uitgestuurd naar alle radiotherapie-afdelingen in Nederland. Met deze enquête zijn begin 2023 de ervaringen en praktijkvariatie in kaart gebracht bij patiënten met cardiac implantable electronic devices (CIEDs) en andere actieve implantaten. De concept-uitgangsvragen zijn door de werkgroep opgesteld en definitief vastgesteld op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse.

 

Fabrikanten

Er is contact opgenomen met fabrikanten van CIEDs evenals met de fabrikanten van bestralingsapparatuur. Een verslag hiervan is te vinden in de bijlage ‘Terugkoppeling fabrikanten’.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle randvoorwaarden voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur) zijn geadresseerd. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule wordt aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Referenties

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2022, 17 maart). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Werkwijze radiotherapie bij patiënten met een niet-cardiaal actief implantaat