Initiatief: NVvP Aantal modules: 35

Cognitive therapy for PTSD

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van Cognitive therapy bij patiënten met PTSS?

Aanbeveling

Bied een traumagerichte behandeling aan bij patiënten met een PTSS.

Bespreek de voor- en nadelen (waaronder effectiviteit en aanvaardbaarheid) van de onderstaande therapieën met de patiënt en diens omgeving/naasten (shared decision making), en bespreek het belang van motivatie voor traumaverwerking en neem hiervoor voldoende tijd.

Kies daarbij – samen met de patiënt - uit een van de volgende psychotherapieën: EMDR-therapie, Imaginaire Exposure/Prolonged Exposure, Cognitive Processing Therapy of Cognitieve Therapie, Imaginaire Rescripting, BEPP, NET of Writing therapy.

Bied deze interventie gedurende tenminste het geadviseerde aantal sessies in het behandelprotocol van de gekozen interventie aan, tenzij de patiënt eerder hersteld is (early completer).

Monitor de respons en overweeg bij onvoldoende respons een andere vorm van psychotherapie: kies daarbij uit een van de bovengenoemde therapieën.

Bied ook traumagerichte behandeling aan bij patiënten met een complexe PTSS.

Sluit geen mensen uit van behandeling op basis van persoonskenmerken (bijvoorbeeld vluchtelingstatus of etnische achtergrond, (licht) verstandelijke/cognitieve beperking, leeftijd). Overweeg eventuele aanpassingen in de behandeling om de toepasbaarheid en haalbaarheid daarvan te vergroten.

Wees terughoudend met het adviseren van een stabilisatiefase voorafgaand aan het uitvoeren van een traumagerichte behandeling.

Aanbevolen wordt om bij patiënten die niet direct met een traumagerichte behandeling kunnen starten een behandelplan op maat te maken met als doel toe te werken naar een traumagerichte behandeling.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Het doel van deze uitgangsvraag was om te achterhalen wat de toegevoegde waarde van psychotherapie is in de behandeling van PTSS. Hiervoor is een systematisch literatuuronderzoek verricht naar de effectiviteit van psychotherapie bij deze groep. Er is één systematische review met netwerk meta-analyse gevonden die het brede veld van psychotherapie samenvat vergeleken met wachtlijst en standaardzorg. De review van Jericho (2022) rapporteerde enkel over de uitkomsten ten aanzien van PTSS-symptomen en uitval (dropout) uit de studie. De systematische review van Jericho (2022) werd daarom aangevuld met informatie over de uitkomstmaten “loss of diagnosis” en kwaliteit van leven, met behulp van de NICE Guidelines (2018).

 

De bewijskracht voor imagery rescripting, stabilization therapy, stress management, compassion focused, mindfulness based CBT, reattach, animal-assisted activity/assisted (psycho)therapy (AA(P)T), Level of Urge to Avoid, Lovett storytelling , Skills Training in Affective and Interpersonal Regulation (STAIR) en guided synthesis kon niet worden beoordeeld omdat er in de review van Jericho (2022) geen studies geïncludeerd werden die over de door de werkgroep vastgestelde uitkomstmaten rapporteren.

 

De bewijskracht voor de kritieke uitkomstmaat, afname van PTSS-klachten, is voor EMDR en TF-CGT beoordeeld als medium. Voor de overige vormen van psychotherapie en overige uitkomstmaten was de bewijskracht laag tot zeer laag. De lage tot zeer lage bewijskracht werd doorgaans veroorzaakt door methodologische beperkingen, kleine onderzoekspopulaties en brede betrouwbaarheidsintervallen. Het effect van andere vormen van psychotherapie blijft dus onzeker. Dit betekent dat toekomstige, methodologische sterkere studies meer kennis hierover zullen opleveren. Op basis van Jericho (2022) kunnen geen eenduidige conclusies worden getrokken over de effectiviteit van Imaginaire Exposure (IE)/Prolonged Exposure (PE), Narrative Exposure therapy (NET), Brief Eclectic Psychotherapy for PTSD (BEPP), Virtual Reality Exposure therapy (VRET), Cognitive Processing Therapy (CPT), Cognitive Therapy for PTSD, Writing Therapy, of Present centred therapy (PCT) in de behandeling van patiënten met PTSS.

 

Op basis van alleen de literatuursamenvatting kunnen daarom geen sterke aanbevelingen worden geformuleerd voor andere vormen van psychotherapie dan EMDR en TF-CGT.

 

Met de gebruikte bronnen voor de literatuursamenvatting (Jericho 2022 en NICE) kon de evidentie voor de werkzaamheid van veel van de in de PICO opgenomen traumagerichte psychotherapieën (I1 interventies gespecificeerd in de PICO), worden samengevat.

Echter, dit gold niet voor de trauma-gerichte psychotherapie Imagery Rescripting (ImRs) en voor vrijwel alle niet-traumagerichte psychotherapieën (10 van de 12 I2 interventies). Voor de werkzaamheid van ImRS is wel evidentie beschikbaar vanuit (recente, in Nederland uitgevoerde) RCT’s (Boterhoven, 2017; Raabe, 2022) en een meta-analyse (Kip, 2023).

Voor de werkzaamheid van de meeste niet-traumagerichte psychotherapieën kon in de geselecteerde bronnen, als ook in andere recent verschenen meta-analyses (Yunitri, 2023; McLean, 2022), geen bewijs voor de werkzaamheid worden gevonden. In een recent verschenen netwerk meta-analyse (Hoppen, 2023) waarbij trauma-gerelateerde therapieën werden vergeleken met niet-traumagerichte therapieën (waaronder I2 interventies als present-centered therapie, interpersonal psychotherapie (IPT), mindfulness en verschillende emotie-regulatie interventies) bleken beide type interventies effectief, maar trauma-gerichte therapie effectiever op zowel korte als lange termijn (> 5 maanden na behandeling). Van belang is op te merken dat veel van de I2 interventies (zoals emotion freedom technique, compassion focused treatment) niet geïncludeerd werden in de geraadpleegde meta-analyses en er dus geen conclusies kunnen worden getrokken over de effectiviteit van deze interventies.  Het voorgaande geldt specifiek ook voor interpersoonlijke psychotherapie (IPT), een psychotherapeutische behandeling die in de afgelopen jaren ook bij PTSS wordt toegepast. Vooralsnog wordt deze behandeling door geen enkele eerder gepubliceerde richtlijn aanbevolen. Wel is recent een meta-analyse verschenen waarin de effectiviteit van IPT, vergeleken met TAU/wachtlijst en (traumagerichte) interventies voor PTSS onderzocht werd (Keefe, Kimmel & Weitz, 2024). Hieruit bleek dat IPT effectiever zou zijn dan TAU of wachtlijst en mogelijk even effectief als (traumagerichte) interventies voor PTSS. Het merendeel van de onderzochte studies was echter klein van omvang en mede daardoor van onvoldoende kwaliteit. De werkgroep is van mening dat er meer en beter onderzoek naar de werkzaamheid van IPT bij PTSS nodig is (met name in de Nederlandse context) om deze als richtlijnbehandeling aan te bevelen.  

 

Diverse recente studies werden niet meegenomen in de literatuursamenvatting op basis van de systematische review met netwerk meta-analyse van Jericho (2022), omdat deze geen vergelijking maken met TAU/WL, maar met een actieve behandelconditie. Hierdoor voldeden ze niet aan de vooraf opgestelde PICO. Meer recente kwalitatief hoogstaande RCT’s van de afgelopen jaren vergeleken actieve behandelcondities met elkaar. Zeker de RCT’s die in Nederland zijn uitgevoerd zijn hierbij van waarde, daar de bevindingen goed gegeneraliseerd kunnen worden naar de context van de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg. De literatuursamenvatting werd daarom door de werkgroep aangevuld met behulp van onder andere de onderstaande referenties.

 

Gefaseerde versus direct traumagerichte behandeling:

In Nederland zijn recentelijk drie RCT's (Oprel, 2021; Raabe, 2022; van Vliet, 2021) uitgevoerd om te onderzoeken of gefaseerde behandeling nodig is voor mensen met PTSS als gevolg van traumatische ervaringen in hun kindertijd. Uit deze studies blijkt dat gefaseerde behandeling niet tot een sterkere klachtafname of lagere drop-out leidt dan directe traumagerichte behandeling. Ook werd er geen verschil in ernstige incidenten (zoals suïcidepogingen) gevonden tussen de verschillende behandelcondities. Met andere woorden, het toevoegen van stabilisatie aan een traumagerichte PTSS-behandeling liet geen verschil zien in effectiviteit ten opzichte van alleen een directe traumagerichte behandeling (zie tabel X voor verdere details).

 

Deze drie studies werden uitgevoerd bij groepen patiënten die PTSS hadden ontwikkeld na het meemaken van traumatische gebeurtenissen in de kindertijd. Het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen in de kindertijd leidt vaak tot het ontwikkelen van problemen in emotie-regulatie, zelfbeeld en interpersoonlijke problemen (in de ICD-11 geclassificeerd als complexe PTSS/CPTSS). De studies van Oprel, (2021), Raabe, (2022) en Van Vliet (2021) lieten zien dat zowel gefaseerde als directe traumaverwerking ook tot verbeteringen leidde in deze traumagerelateerde klachten. Hierbij werden er geen verschillen tussen directe of gefaseerde behandeling gevonden in de mate waarin emotieregulatie-, zelfbeeld en interpersoonlijke problemen afnamen.

Samenvattend geven deze studiebevindingen geen bewijs dat het toevoegen van stabiliserende therapie tot betere resultaten leidt dan directe verwerkingsgerichte therapie, ook niet voor een groep mensen die PTSS klachten en andere problemen hebben ontwikkeld na het meemaken van traumatische gebeurtenissen vroeg in het leven.

 

 

Intervention

N; n per group)

Primary outcome

CAPS scores pre-treatment; M (SD/ 95% CI)

CAPS scores post-treatment; M (SD / 95% CI)

Pre – Post Cohens’ D effectsize CAPS

Drop-out rate

Raabe (2022)

WL (8 weeks); ImRs (16* 90 minutes); STAIR (8*60 minutes) +I ImRs (16*90 minutes)

 

Those allocated to WL were subsequently randomised (1:1) to ImRs or STAIR + ImRs

61;

WL: 20; ImRs: 21 (+10); STAIR+ImRS: 20 (+10)

CAPS-IV

ImRs: 75.2 (16.69)

STAIR+ImRs: 69.9 (19.47)

ImRs: 45.0 (30.64)

STAIR+ImRs:

35.9 (28.65)

STAIR: 0.75; ImRs: 2.07

 

In comparison to WL:

STAIR: 0.33

ImRs: 1.64

16.4%; no between group differences

Oprel (2021)

PE (16 *90-minute sessions); iPE (14*90 minute sessions); STAIR (8 60 minutes)+ PE (8*90 minutes)

149;

PE: 48; iPE:51; STAIR+PE: 50

CAPS-5

PE: 41.3 (37.8-45.1)

iPE: 39.4 (35.6-43.2)

STAIR+PE: 43.5 (40.1-47.1)

PE: 17.8 (12.1-23.8)

iPE: 18.8 (12.6-24.3)

STAIR+PE: 21.5 (15.6-27.6)

PE: 1.85

iPE: 1.60

STAIR+PE: 1.69

25%; no between group differences

Van Vliet (2021)

STAIR (8 * 60 minutes)+ EMDR (16*90 minutes); EMDR (16*90 minutes)

135; STAIR+EMDR: 68;

 EMDR: 67

PSS-SR

(CAPS-5 secondary)

STAIR+EMDR: 37.61 (8.32)

EMDR: 39.34 (9.61)

STAIR+EMDR: 17.44 (13.20)

EMDR: 19.04 (14.33)

STAIR+EMDR: 1.70; EMDR: 1.66

17%; no between group differences

Tabel 1. Studie-details van drie in Nederland uitgevoerde RCT’s naar het effect van direct traumagericht vs. gefaseerd behandelen voor patiënten met PTSS na vroegkinderlijk trauma.

 

Samenvatting literatuur aanvaardbaarheid en commitment

In de literatuur vonden wij bewijs voor de effectiviteit van verschillende psychotherapeutische behandelstrategieen. Op dit moment weten we nog niet goed welke psychotherapeutische interventie het beste werkt voor wie en wanneer en met welke frequentie en dosering interventies het beste kunnen worden toegepast. Het is daarom des te meer van belang om de voor- en nadelen en de wetenschappelijke evidentie van interventies met patiënten te bespreken om zo tot een gezamenlijk besluit te komen over welke interventie geïndiceerd dient te worden. Gedeelde besluitvorming resulteert namelijk in een grotere tevredenheid en minder twijfel bij patiënten over de genomen beslissing, versterkt de behandelrelatie en draagt bij aan verbetering van de kwaliteit van leven. Adequate informatieverstrekking zorgt ervoor dat patiënten zich meer betrokken voelen bij hun eigen zorgproces. Naarmate patiënten meer kennis hebben over hun behandeling, kunnen ze zelf ook meer invloed uitoefenen op dit proces (Becker, 2007; Najavits, 2007; Schwartzkoppf, 2021; Watts, 2006).

 

Het is van belang om in dit gedeelde besluitvormingsproces ook de motivatie tot het volgen van een traumabehandeling te bespreken en hierbij motiverende gespreksvoering technieken te gebruiken. Motivatie voor het volgen van een interventie is een factor die gerelateerd is aan bereidheid tot verandering, ervaren relevantie van de behandeling en deelname aan PTSS-behandeling (Murphy, 2009).


Er zijn aanwijzingen dat de drop-out binnen trauma-gerichte behandelingen groter is dan binnen niet-trauma gerichte behandelingen (Hoppen, 2023). Een hoge drop-out zou kunnen wijzen op een lagere aanvaardbaarheid van trauma-gerichte behandelingen voor patiënten. Echter, drop-out cijfers van hoog-gedoseerde traumagerichte behandelingen zijn juist laag (Sciarrino, 2020; Hendriks, 2018), wat zou kunnen suggereren dat de frequentie en de manier waarop de trauma-gerichte interventie wordt aangeboden de aanvaardbaarheid beïnvloedt (Gutner, 2016).

De voor- en nadelen van verschillende behandelinterventies, de motivatie voor traumagerichte behandeling en de vormgeving van de behandeling op een manier die het voor de patiënt haalbaar maakt de therapie te voltooien (bijv. een afgebakende periode van intensieve behandeling) zijn belangrijke bespreekpunten bij de aanvang van psychotherapeutische PTSS behandeling. Wanneer ook naasten bij dit proces van gedeelde besluitvorming betrokken worden (mitt de patiënt hiervoer toestemming heeft gegeven), kan dat leiden tot meer draagvlak voor de interventie, meer bewustzijn over de mogelijke bijwerkingen daarvan en een betere voortgang van het behandeltraject.

 

Hoewel verschillende verwerkingsgerichte interventies inmiddels goed zijn onderzocht in grote RCT’s en geïmplementeerd in de klinische praktijk, zijn er ook aanwijzingen dat feitelijke prestaties van de "gouden standaard" therapieën consequent minder goed presteren in de klinische praktijk wat betreft retentie en uitval dan in de oorspronkelijke RCTs (Najavits, 2015).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (geschreven door MIND)

Communicatie en bejegening in psychotherapeutische behandeling

Voor cliënten is actieve betrokkenheid bij de keuze van behandeling en behandelaar cruciaal. Dit versterkt zelfregie en vertrouwen, wat leidt tot effectievere behandelresultaten en lagere drop out. Een succesvolle therapeutische relatie berust op oprechtheid, flexibiliteit en echt luisteren naar en aansluiten bij de cliënt. Dit is bij traumabehandeling altijd van belang en zeker ingeval van interpersoonlijke problematiek, hechtingsproblemen, gevoelens van wantrouwen. Continuïteit en het nakomen van afspraken zijn hierbij van belang (Hafkenscheid, 2021, Norcross en Wampold, 2018).

De cliënt wordt in de therapeutische relatie erkend als expert over zijn eigen leven. Samen met de therapeut, die professionele inzichten biedt, wordt een op maat gemaakt behandelplan ontwikkeld. Feedback van de cliënt over resultaten en zorgbehoeften worden gebruikt om de behandeling aan te passen.

 

Traumagerichte Behandeling:

  • Om traumaverwerking goed aan te gaan is een geïnformeerde keuze van de cliënt nodig. Naast traumaverwerking dient traumabehandeling herstelondersteunend te zijn waarbij aandacht is voor kwaliteit van leven en de wensen, ambitie en talenten van de client. Deze aanpak benadrukt empowerment en zelfregie van de cliënt.
  • Betrek naasten bij de behandeling, mits dezen als steun ervaren worden door de client. Wees alert dat familie en naasten oorzaak (daders en/of betrokkenen) van het trauma (geweest) kunnen zijn. Wees bewust van de mogelijkheid dat de cliënt vanuit loyaliteit kan toestemmen.
  • Bespreek voorafgaand aan de behandeling of de cliënt voldoende ruimte heeft in het dagelijks leven om traumaverwerking aan te gaan en wat er eventueel nodig is. Zorg tijdens de behandeling voor voldoende ruimte om belangrijke stressvolle gebeurtenissen in het dagelijks leven van de cliënt te bespreken.
  • Traumaverwerking via digitale middelen dient een keuze van de cliënt te zijn, er dient landelijk voldoende mogelijkheid te zijn voor face-to-face zorg voor cliënten.
  • Houd rekening met beperkingen en mogelijkheden van behandelprotocollen en aanvullende c.q. vervolg behandelvragen van cliënten tijdens en na een traumabehandeling.
  • Weerstand behelst waardevolle informatie, het heeft vaak te maken met overlevingsgedrag en niet met slechte motivatie.

Help cliënten waarbij het niet direct lukt om te starten met trauma behandeling en die hierdoor tussen wal en schip dreigen te raken, toe te werken naar een trauma-focused behandeling door een behandelplan op maat te maken en psycho-educatie te geven over de klachten. Wees in het bijzonder alert bij:

  • Cliënten die trauma-ervaringen hebben maar dezen niet in het bewustzijn kunnen vasthouden vanwege o.a. dissociatie.
  • Cliënten waarbij hun reacties op meegemaakt trauma in de vorm van andere klachten naar voren komen, zoals andere classificaties (co-morbiditeit) of andere generieke klachten (b.v. stemmen horen, zelfbeschadiging).
  • Cliënten die het eigen trauma bagatelliseren of zichzelf wegcijferen vanwege o.a. schaamte, schuldgevoelens, culturele normen of anderszins.

Aanvullende behandelvormen:

  • Aangezien niet elke interventie voor elke cliënt op elk moment werkt, is een gepersonaliseerde en contextafhankelijke benadering nodig. Daarbij wordt nagegaan wat iemand nodig heeft, zoals een andere therapie, therapie op een ander moment, intensievere behandeling of combinatie behandeling (bijvoorbeeld vaktherapieën, lichaamsgerichte therapieën, stabilisatie- of emotie­regulatie methoden, systemisch (intergenerationeel) werken, ondersteunende farmacotherapie, naast de mogelijkheid om van therapeut te wisselen.
  • Label iemand niet als behandelresistent.
  • Via herstelacademies, zelfregiecentra en cliëntenverenigingen is extra ondersteuning mogelijk door lotgenotencontact, cursussen en het versterken van het steunnetwerk. Dit kan voor, tijdens en/of na traumabehandeling.

Kosten (middelenbeslag)

Posttraumatische stressstoornis is een groot probleem voor de volksgezondheid en brengt hoge kosten voor de gezondheidszorg met zich mee. Hoewel traumagerichte psychotherapie (i.c. EMDR-therapie, imaginaire exposure en cognitieve gedragstherapie) kosteneffectief blijkt te zijn, is verder onderzoek naar de kosteneffectiviteit van andere psychotherapeutische behandelingen noodzakelijk. Er is namelijk relatief weinig onderzoek gedaan naar de kosteneffectiviteit van verschillende traumagerichte interventies (von der Warth, 2020; Mavranezouli, 2020). Echter is het de verwachting van de werkgroep dat voor de overige therapieën de bevindingen van kosten-effectiviteit vergelijkbaar zullen zijn met de reeds onderzochte therapieën (gezien de vergelijkbaarheid van de therapieën wat betreft effecten, behandelduur (sessies en geheel) en kosten als training en supervisie).

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er is enig bewijs dat traumagerichte interventies ook effectief zijn in het verminderen van PTSS-klachten in specifieke populaties. Zo zijn er diverse traumagerichte interventies ook effectief gebleken bij de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers (Tribe, 2019; Turrini, 2021). Ook is er enige evidentie dat (culturele) aanpassingen van evidence-based traumagerichte interventies tot betere behandelresultaten kunnen leiden, vergeleken met standaard protocollen (Ennis, 2020). Meta-analyses over PTSS-behandelingen voor specifieke populaties zijn echter beperkt voor wat betreft hun (rapportage) kwaliteit en zekerheid van het bewijs. Op basis deze resultaten is het aan te bevelen om geen mensen uit te sluiten van behandeling op basis van persoonskenmerken (bijvoorbeeld vluchtelingstatus of etnische achtergrond, (licht) verstandelijke/cognitieve beperking, leeftijd) (Kip, 2023).

 

Recente in Nederland uitgevoerde RCT’s toonden aan dat PE, ImRS en EMDR veilig en effectief zijn voor mensen met PTSS als gevolg van traumatische ervaringen in hun kindertijd ten aanzien van het verminderen van PTSS klachten en complexe PTSS kenmerken zoals emotieregulatie, zelfbeeld en interpersoonlijke problemen (Oprel, 2021; Raabe, 2022; van Vliet, 2021). In een recente meta-analyse naar de effectiviteit van psychotherapieën voor volwassenen met PTSS (>10 000 patiënten met PTSS, Hoppen, 2024), werden de effecten van behandeling vergeleken tussen degenen die PTSS hadden ontwikkeld na enkelvoudige vs meervoudige traumatisering. Voor beide groepen bleek traumabehandeling te resulteren in een groot effect (Hedges G = 1.04 en 1.13, respectievelijk), zonder significante verschillen tussen de groepen.

 

De literatuursamenvatting laat zien dat CT/CPT een effectieve behandeling kan zijn voor PTSS. Behandeling volgens het CT protocol wordt vooral in Engeland gegeven, terwijl behandeling volgens het CPT protocol vooral in de Verenigde Staten wordt aangeboden. In Nederland wordt er nog weinig cognitieve therapie (conform het CT of CPT protocol) aangeboden voor mensen met PTSS, al zijn recentelijk initiatieven genomen voor training en implementatie in deze behandelmethodiek. De werkgroep moedigt deze ontwikkeling aan, evenals effectonderzoek naar cognitieve therapie voor PTSS zodat deze methode ook breder beschikbaar komt in Nederland.

 

De huidige richtlijn richt zich op de behandeling van volwassen patiënten met een PTSS. Uit een wereldwijde meta-analyse van epidemiologische studies blijkt de “age-of-onset” van PTSS een mediaan van rond de 30 jaar te hebben (Solmi, 2022). Dit is aanzienlijk hoger dan de mediaan van angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen. Maar de spreiding van de age of onset is aanzienlijk. Er is op het moment van schrijven geen Nederlandse multidisciplinaire richtlijn over PTSS bij kinderen. Wat betreft de psychotherapeutische behandeling van oudere patiënten met een PTSS, zijn er beperkte studies van hoge kwaliteit. De meeste studies zijn case studies/series of ongecontroleerde studies (Dinnen, 2014). In Nederland wordt onderzoek gedaan naar de behandeling van ouderen met PTSS door middel van EMDR therapie, waarbij goede effecten worden gevonden wat betreft haalbaarheid, vermindering van PTSS klachten en verbetering van algeheel functioneren (bijv. Gielkens, 2022, Gielkens, 2021). Ook is in Nederland de toepassing van NET onderzocht in een kleine gecontroleerde studie (Lely, 2019) en vergeleken met een niet-traumaverwerkingsgerichte therapie (present-centered therapie). Beide behandelingen leidden tot klachtvermindering, waarbij op follow-up geen verschillen werden gevonden tussen de behandelingen (terwijl bij de post meting er meer klachtvermindering was bij de niet-traumaverwerkingsgerichte therapie). Meer gecontroleerde studies (bijv. door middel van RCT’s of Single Case Experimental Design (SCED) studies) zijn nodig om de effectiviteit van verwerkingsgerichte therapieën te toetsen in deze doelgroep, voornamelijk in de groep oudste patiënten (>80 jaar).

 

De aanwezigheid van co-morbide klachten is bij patiënten met een PTSS is eerder regel dan uitzondering. Voor de overwegingen bij psychotherapeutische behandeling bij co-morbide klachten en stoornissen verwijzen wij naar de aparte submodule comorbiditeit in deze richtlijn.

Onderbouwing

Loss of diagnosis (versus waitlist)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of CT on loss of diagnosis when compared with waitlist in patients with PTSD.

 

Source: Ehlers, 2003; Ehlers, 2005

 

Loss of diagnosis (CT versus TAU)

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of CT on loss of diagnosis when compared with TAU in patients with PTSD.

 

Source: -

 

PTSD symptoms (versus waitlist)

Low GRADE

CT may reduce PTSD-symptoms when compared with waitlist in patients with PTSD.

 

Source: Ehlers, 2003; Ehlers, 2005, Ehlers, 2014; Duffy, 2007

 

PTSD symptoms (versus TAU)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of CT on PTSD symptom decrease when compared with TAU in patients with PTSD.

 

Source: Jericho, 2022

 

Drop-out (versus waitlist/TAU)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of CT on drop-out when compared with waitlist or TAU in patients with PTSD.

 

Source: Ehlers, 2003; Ehlers, 2005, Ehlers, 2014; Duffy, 2007, Jericho, 2022

 

Quality of life (versus waitlist)

Low GRADE

CT may not increase quality of life when compared with waitlist in patients with PTSD.

 

Source: Buhmann, 2016

 

Quality of life (versus TAU)

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of CT on quality of life when compared with TAU.

 

Source: -

 

Description of studies

Jericho (2022) performed a systematic review with a network meta-analysis on the efficacy and attrition rates of different psychotherapies for patients with PTSD. The electronic databases PubMed, Embase, PTSDPubs were searched from inception up to January 2020. Criteria for inclusion of studies were: 1) patients who were over 18 years of age, patients with a primary diagnosis of PTSD according to DSM-III-R, DSM-IV-TR, DSM-IV or DSM-5, 3) report in English and published in a peer-reviewed journal, 4) sufficient description of the provided psychotherapy (e.g. reference to a treatment manual, identification of active ingredients), 5) psychotherapy provided in individual face-to-face setting, 6) delivered by a trained therapist. Studies with sequential treatment designs rather than parallel groups were excluded when direct comparison data could not be extracted. The Cochrane Risk of Bias tool was used to assess the risk of bias on the following domains: Randomization process, deviations from intended interventions, missing outcome data, measurement of the outcome, and selection of the reported results. Two studies were judged to have an overall low risk of bias, all other studies were judged to have a high or unclear risk of bias. The results of the network meta-analysis were Graded using CINeMA. The authors of the systematic review reported no conflicts of interests. Outcomes reported on were PTSD symptom decrease from baseline to end of treatment (standardized mean differences, SMD) and drop-out for any reason (odds ratio, OR). For this guideline, the direct estimates were preferred. When direct estimates were not available, conclusions were based on indirect network estimates.

 

The review by Jericho (2022) did not report on the outcomes ‘loss of diagnosis’ and ‘quality of life’. The results of the systematic search by the NICE guideline (2018) were used to fill in where the review by Jericho (2022) did not report. The search from the NICE guideline dated from January 29th, 2018. The NICE guideline included a broader range of interventions than the interventions predefined in the PICO of this Dutch guideline, which made it necessary to select matching studies from the NICE guideline.

In total, ten studies reporting on either loss of diagnosis or quality of life were already included in the systematic review by Jericho (2022). Additionally, the NICE guideline described nine studies matching the predefined PICO which were not already included in analysis by Jericho (2022), reporting on either loss of diagnosis or quality of life (Rothbaum, 2005; Neuner, 2004; Stenmark, 2013; Lindauer, 2005; Gersons, 2000; Foa, 2013; Popiel, 2015; Rothbaum, 2006; Buhmann, 2016). Of these studies, the studies by Rothbaum (2005), Stenmark (2013), Lindauer (2005), Gersons (2000) were not included in the review by Jericho (2021) because of “statistical reasons”. For the other studies, reasons for not being included in the systematic review by Jericho (2021) are not reported. These studies are described in detail in the NICE guideline (NICE, 2018). The most important study characteristics are depicted in the baseline tables.

 

Results

 

Table 8. Baseline characteristics of included studies

 

Intervention (n), control (n)

Diagnostic criteria

Female (%)

Mean age (SD)

Trauma index

Symptom-scale

Overall Risk of Bias estimate

Buhmann, 2016 *

CT (55)

Waitlist (62)

ICD-10

41

45 (NR)

Mixed

NR

Some concerns

Duffy, 2007 +

CT (29)

WL (29)

DSM-IV

CT: 34

WL: 45

 

CT: 44.1 (11.3)

WL: 43.7 (12.3)

Civil conflict in Northern Ireland

PDS

Some concerns

Ehlers, 2003 +

CT (28)

WL (30

DSM-IV

CT: 58.10

WL: 56.70

CT: 41.5 (11.7)

WL: 36.8 (10.5)

Mixed

PDS

Some concerns

Ehlers, 2005 +

CT (14)

WL (14)

DSM-IV

CT: 57

WL: 43

CT: 35.4 (10.9)

WL: 37.8 (11.2)

MVA

PDS

Some concerns

Ehlers, 2014 +

CT (31)

WL (30)

DSM-IV

CT: 58.10

WL: 56.70

CT: 41.5 (11.7)

WL: 37.8 (9.9)

Mixed

PDS

Low risk

IES(-R): Impact of Event Scale(-Revised), MVA: motorvehicle accidents, PDS: Posttraumatic Stress Diagnostic Scale, PSS-SR: PTSD Symptom Scale- Self report version, PCL: PTSD Checklist for DSM, SI-PTSD: structured interview for PTSD, TAU: treatment as usual, WL: waitlist

 

+ also in NICE

* study not included in Jericho, NICE data was used

  

8.1.1 Loss of diagnosis

The NICE guideline included six RCTs which reported on the comparison of CT versus waitlist or TAU (Ehlers, 2003; Ehlers, 2005; Ehlers, 2014; Akbarian, 2015; Buhmann, 2016 and Duffy, 2007). Two of these RCTs reported on loss of diagnosis at endpoint (Ehlers, 2003; Ehlers, 2005) and one reported on loss of diagnosis at 3-6 months (Ehlers, 2003), all comparing CT with waitlist. Results are depicted in figure 8. Akbarian (2015) did not report on loss of diagnosis or on quality of life, and was therefore not reported in the table with study-characteristics. The resulting RR at endpoint was 5.49 (95% CI 0.80 to 37.52) and after 3-6 months 15.48 (95% CI 2.19 to 109.59).

 

Figure 8

 

8.1.2 PTSD symptom decrease

8.1.2.1 Compared to waitlist

In Jericho (2022), four RCTs reported on PTSD symptom decrease in the comparison of CT versus waitlist (Ehlers, 2003; Ehlers, 2005; Ehlers, 2014 and Duffy, 2007) resulting in an SMD of -1.12 (95% CI -1.75 to -0.48) favoring CT.

 

8.1.2.2. Compared to TAU

In Jericho (2022), no RCTs reported directly on PTSD symptom decrease in the comparison of CT versus TAU. This resulted in an indirect NMA SMD of -0.92 (95% CI -1.61 to -0.23) favoring CT.

 

8.1.3 Drop-out

8.1.3.1 Compared to waitlist

In Jericho (2022), four RCTs reported on drop-out in the comparison of CT versus waitlist (Ehlers, 2003; Ehlers, 2005; Ehlers, 2014 and Duffy, 2007) resulting in an OR of 3.89 (95% CI 0.87 to 17.49) favoring WL.

 

8.1.3.2 Compared to TAU

In Jericho (2022), no RCTs reported directly on drop-out in the comparison of CT versus TAU. This resulted in an indirect NMA OR of 0.41 (95% CI 0.13 to 1.27) favoring TAU.

 

8.1.4 Quality of life

One RCT included in the NICE guideline reported on the comparison of CPT versus waitlist (Buhmann, 2016) reported on quality of life at endpoint resulting in an SMD of -0.10 (95% CI -0.46 to 0.27) favoring waitlist control.

 

8.2 Level of evidence of the literature

8.2.1. Loss of diagnosis

The level of evidence regarding the outcome measure loss of diagnosis started as high because it was based on RCTs and was downgraded by three levels to very low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), not reaching optimal information size >300 participants, and very broad confidence intervals with upper limit >3 times point-estimate (-2, imprecision).

 

8.2.2 PTSD symptom decrease

8.2.2.1 Compared to waitlist

The level of evidence regarding the outcome measure PTSD symptom decrease started as high because it was based on RCTs and was downgraded by two levels to low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), and not reaching optimal information size >300 participants (-1, imprecision).

 

8.2.2.2 Compared to TAU

The level of evidence regarding the outcome measure symptom decrease started as high because it was based on RCTs and was downgraded by three levels to very low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), major concerns for incoherence (-1 incoherence) and confidence interval crossing the border of clinical relevance (-1, imprecision).

 

8.2.3 Drop-out

8.2.3.1 Compared to waitlist

The level of evidence regarding the outcome measure PTSD drop-out started as high because it was based on RCTs and was downgraded by three levels to very low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), and the upper level of the confidence interval being >3 times the point estimate (-2, imprecision).

 

8.2.3.2 Compared to TAU

The level of evidence regarding the outcome measure drop-out started as high because it was based on RCTs and was downgraded by four levels to very low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), major concerns for incoherence (-1 incoherence) and confidence interval crossing both borders of clinical relevance (-2, imprecision).

 

8.2.4 Quality of life

The level of evidence regarding the outcome measure quality of life started as high because it was based on RCTs and was downgraded by two levels to low because of lack of blinding and other methodological limitations (-1, risk of bias), and the upper level of the confidence interval being >3 times the point estimate (-1, imprecision).

Relevant outcome measures

The guideline development group considered loss of diagnosis PTSD and PTSD symptom decrease as a critical outcome measure for decision making; and drop-out and quality of life as an important outcome measure for decision making.

 

The working group defined the outcome measures as follows:

Loss of diagnosis: using CAPS interview; no longer fulfilling DSM-diagnostic criteria (or using another clinical interview).

PTSD-symptom decrease: decrease in CAPS score (or another validated self-report instrument) compared to baseline.

Drop-out: drop-out due to any reason.

For quality of life, the working group did not define the outcome measure a priori but used the definition used in the studies.

 

The working group defined the following minimal clinically (patient) important difference between active treatment and TAU/waitlist treatment:

Loss of diagnosis: The working group defined an OR of 10% as clinically relevant.

PTSD symptom decrease: the working group defined > 12 points on CAPS-5 (range: 0-80) (Marx, 2022) decrease as clinically relevant or an SMD of > 0.5

Drop-out: The working group defined an OR of 10% as clinically relevant.

Quality of life: The working group defined > 10% difference as clinically relevant.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) and PsychInfo were searched with relevant search terms until 28-12-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 784 hits. Studies were selected based on the following criteria:

Systematic review (searched in at least two databases, and detailed search strategy, risk of bias assessment);

Patients aged ≥18 years;

Full-text English language publication;

Studies according to PICO.

 

Initially, 86 studies were selected based on title and abstract screening. After reading the full texts, 85 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods) and one study (Jericho, 2022) was used for the summary of literature. Information on outcomes which were not reported by Jericho (2022), was extracted from the National Institute for Health and Care Excellence (NICE) guidelines on PTSD, December 2018.

 

Results

One study (Jericho, 2022) was included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables. Information on outcomes which were not reported by Jericho (2022), was extracted from the National Institute for Health and Care Excellence (NICE) guidelines on PTSD, December 2018.

 

Other systematic reviews which were found in the systematic search were not included. Reasons are depicted in the exclusion tables. Since the predefined PICO included 22 interventions, reviews describing one intervention in detail were excluded. Also, some reviews needed to be excluded for methodological reasons. The aim has been to achieve the most complete representation of all 22 interventions, using systematic reviews as a starting point.

 

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the benefits and risks of psychotherapy compared with treatment as usual or waitlist for patients with PTSD?

 

P:

Patients with a confirmed diagnosis of PTSD by a professional using a structured clinical interview (clinician-administered PTSD scale (CAPS-5), Structured Clinical Interview for DSM (SCID-S), Mini international Neuropsychiatric Interview + (MINI+) or PTSD symptom scale – Interview for DSM-5 (PSS-I)).

I1

Individual format of Trauma focused psychotherapy:

h. Cognitive Therapy for PTSD (CT)

C:

Treatment as usual (TAU) or waitlist control group

O:

Loss of diagnosis PTSD, decrease in PTSD symptoms (continuous), drop-out, quality of life

  1. Ashburn A, Hyndman D, Pickering R, Yardley L, Harris S. Predicting people with stroke at risk of falls. Age and Ageing 2008;37(3):270?6. [DOI: 10.1093/ageing/afn066]
  2. Alghamdi, M., Hunt, N., & Thomas, S. (2015). The effectiveness of narrative exposure therapy with traumatised firefighters in Saudi Arabia: A randomised controlled study. Behaviour research and therapy, 66, 64-71.
  3. Becker CB, Darius E, Schaumberg K. An analog study of patient preferences for exposure versus alternative treatments for posttraumatic stress disorder. Behav Res Ther. 2007 Dec;45(12):2861-73. doi: 10.1016/j.brat.2007.05.006. Epub 2007 May 31. PMID: 17612502.
  4. Boterhoven de Haan KL, Lee CW, Fassbinder E, van Es SM, Menninga S, Meewisse ML, Rijkeboer M, Kousemaker M, Arntz A. Imagery rescripting and eye movement desensitisation and reprocessing as treatment for adults with post-traumatic stress disorder from childhood trauma: randomised clinical trial. Br J Psychiatry. 2020 Nov;217(5):609-615. doi: 10.1192/bjp.2020.158. PMID: 32892758.
  5. Brady KT, Dansky BS, Back SE, Foa EB, Carroll KM. Exposure therapy in the treatment of PTSD among cocaine-dependent individuals: preliminary findings. J Subst Abuse Treat. 2001;21:47-54. doi: 10.1016/S0740-5472(01)00182-9.
  6. Brown, C., & White, L. (2019). Vermijdingsgedrag in de therapeutische relatie: effecten op traumabehandeling. Journal of Trauma Therapy, 12(2), 75-88.
  7. Buhmann CB, Nordentoft M, Ekstroem M, Carlsson J, Mortensen EL. The effect of flexible cognitive-behavioural therapy and medical treatment, including antidepressants on post-traumatic stress disorder and depression in traumatised refugees: pragmatic randomised controlled clinical trial. Br J Psychiatry. 2016 Mar;208(3):252-9. doi: 10.1192/bjp.bp.114.150961. Epub 2015 Nov 5. PMID: 26541687.
  8. Crombach, A., & Elbert, T. (2015). Controlling offensive behavior using narrative exposure therapy: a randomised controlled trial of former street children. Clinical Psychological Science, 3(2), 270-282.
  9. Ennis, N., Shorer, S., Shoval?Zuckerman, Y., Freedman, S., Monson, C. M., & Dekel, R. (2020). Treating posttraumatic stress disorder across cultures: A systematic review of cultural adaptations of trauma-focused cognitive behavioral therapies. Journal of Clinical Psychology, 76(4), 587-611.
  10. Foa EB, Yusko DA, McLean CP, Suvak MK, Bux DA, Oslin D, O'Brien CP, Imms P, Riggs DS, Volpicelli J. Concurrent naltrexone and prolonged exposure therapy for patients with comorbid alcohol dependence and PTSD: a randomized clinical trial. JAMA. 2013;310:488-95. doi: 10.1001/jama.2013.8268
  11. Foa, E. B., Hembree, E. A., & Rothbaum, B. O. (2007). Prolonged exposure therapy for PTSD: Emotional processing of traumatic experiences: Therapist guide. New York, NY: Oxford University Press; US.
  12. Foa, E. B., & Rothbaum, B. O. (1998). Treating the Trauma of Rape: Cognitive-Behavioral Therapy for PTSD. New York, NY: Guilford Press; US.
  13. Garcia, R. S., & Martinez, E. L. (2019). Effectiviteit van traumagerichte therapieën en behoud van diagnose: een systematische review. Journal of Traumatic Stress, 12(2), 89-104.
  14. Gersons BP, Carlier IV, Lamberts RD, van der Kolk BA. Randomized clinical trial of brief eclectic psychotherapy for police officers with posttraumatic stress disorder. J Trauma Stress. 2000 Apr;13(2):333-47. doi: 10.1023/A:1007793803627. PMID: 10838679.
  15. Gutner, C. A., Suvak, M. K., Sloan, D. M., & Resick, P. A. (2016). Does timing matter? Examining the impact of session timing on outcome. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 84, 1108-1115.
  16. Hendriks, L., Kleine, R. A. D., Broekman, T. G., Hendriks, G. J., & Minnen, A. V. (2018). Intensive prolonged exposure therapy for chronic PTSD patients following multiple trauma and multiple treatment attempts. European journal of psychotraumatology, 9(1), 1425574.
  17. Hermenau, K., Hecker, T., Schaal, S., Maedl, A., & Elbert, T. (2013). Addressing post-traumatic stress and aggression by means of narrative exposure: A randomized controlled trial with ex-combatants in the Eastern DRC. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 22(8), 916-934.
  18. Hoppen TH, Jehn M, Holling H, Mutz J, Kip A, Morina N. The efficacy and acceptability of psychological interventions for adult PTSD: A network and pairwise meta-analysis of randomized controlled trials. J Consult Clin Psychol. 2023 May 4. doi: 10.1037/ccp0000809. Epub ahead of print. PMID: 37141033.
  19. Jericho B, Luo A, Berle D. Trauma-focused psychotherapies for post-traumatic stress disorder: A systematic review and network meta-analysis. Acta Psychiatr Scand. 2022 Feb;145(2):132-155. doi: 10.1111/acps.13366. Epub 2021 Sep 17. PMID: 34473342; PMCID: PMC9539869.
  20. Kip A, Iseke LN, Papola D, Gastaldon C, Barbui C, Morina N. Efficacy of psychological interventions for PTSD in distinct populations - An evidence map of meta-analyses using the umbrella review methodology. Clin Psychol Rev. 2023 Mar;100:102239. doi: 10.1016/j.cpr.2022.102239. Epub 2022 Dec 13. PMID: 36529109.
  21. Kip A, Schoppe L, Arntz A, Morina N. Efficacy of imagery rescripting in treating mental disorders associated with aversive memories - An updated meta-analysis. J Anxiety Disord. 2023 Oct;99:102772. doi: 10.1016/j.janxdis.2023.102772. Epub 2023 Sep 6. PMID: 37699277.
  22. Koebach, A., Carleial, S., Elbert, T., Schmitt, S., & Robjant, K. (2021). Treating trauma and aggression with narrative exposure therapy in former child and adult soldiers: A randomized controlled trial in Eastern DR Congo. Journal of consulting and clinical psychology, 89(3)
  23. Lindauer RJ, Gersons BP, van Meijel EP, Blom K, Carlier IV, Vrijlandt I, Olff M. Effects of brief eclectic psychotherapy in patients with posttraumatic stress disorder: randomized clinical trial. J Trauma Stress. 2005 Jun;18(3):205-12. doi: 10.1002/jts.20029. PMID: 16281214.
  24. Mavranezouli, I., Megnin-Viggars, O., Grey, N., Bhutani, G., Leach, J., Daly, C., Dias, S., Welton, N. J., Katona, C., El-Leithy, S., Greenberg, N., Stockton, S., & Pilling, S. (2020). Cost-effectiveness of psychological treatments for post-traumatic stress disorder in adults. PloS one, 15(4), e0232245.
  25. Mavranezouli, I., Megnin-Viggars, O., Daly, C., Dias, S., Welton, N. J., Stockton, S.,... Pilling, S. (2020). Psychological treatments for post-traumatic stress disorder in adults: a network meta-analysis. Psychological Medicine, 50(4), 542-555. doi:10.1017/S0033291720000070
  26. McLean, C. P., Levy, H. C., Miller, M. L., & Tolin, D. F. (2022). Exposure therapy for PTSD: A meta-analysis. Clinical psychology review, 91, 102115.
  27. Mills KL, Teesson M, Back SE, Brady KT, Baker AL, Hopwood S, Sannibale C, Barrett EL, Merz S, Rosenfeld J, Ewer PL. Integrated exposure-based therapy for co-occurring posttraumatic stress disorder and substance dependence: a randomized controlled trial. JAMA. 2012;308:690–9. doi: 10.1001/jama.2012.9071
  28. Morina N, Lancee J, Arntz A. Imagery rescripting as a clinical intervention for aversive memories: A meta-analysis. J Behav Ther Exp Psychiatry. 2017 Jun;55:6-15. doi: 10.1016/j.jbtep.2016.11.003. Epub 2016 Nov 9. PMID: 27855298.
  29. Murphy, R. T., Thompson, K. E., Murray, M., Rainey, Q., & Uddo, M. M. (2009). Effect of a motivation enhancement intervention on veterans’ engagement in PTSD treatment. Psychological Services, 6(4), 264–278.
  30. Najavits LM. The problem of dropout from "gold standard" PTSD therapies. F1000Prime Rep. 2015 Apr 2;7:43. doi: 10.12703/P7-43. PMID: 26097716; PMCID: PMC4447050.
  31. Neuner F, Schauer M, Klaschik C, Karunakara U, Elbert T. A comparison of narrative exposure therapy, supportive counseling, and psychoeducation for treating posttraumatic stress disorder in an african refugee settlement. J Consult Clin Psychol. 2004 Aug;72(4):579-87. doi: 10.1037/0022-006X.72.4.579. PMID: 15301642.
  32. Nijdam MJ, Gersons BP, Reitsma JB, de Jongh A, Olff M. Brief eclectic psychotherapy v. eye movement desensitisation and reprocessing therapy for post-traumatic stress disorder: randomised controlled trial. Br J Psychiatry. 2012 Mar;200(3):224-31. doi: 10.1192/bjp.bp.111.099234. Epub 2012 Feb 9. PMID: 22322458.
  33. Oprel DAC, Hoeboer CM, Schoorl M, de Kleine RA, Cloitre M, Wigard IG, van Minnen A, van der Does W. Effect of Prolonged Exposure, intensified Prolonged Exposure and STAIR+Prolonged Exposure in patients with PTSD related to childhood abuse: a randomised controlled trial. Eur J Psychotraumatol. 2021 Jan 15;12(1):1851511. doi: 10.1080/20008198.2020.1851511. PMID: 34630934; PMCID: PMC8500700.
  34. Orang, T., Ayoughi, S., Moran, J. K., Ghaffari, H., Mostafavi, S., Rasoulian, M., & Elbert, T. (2018). The efficacy of narrative exposure therapy in a sample of Iranian women exposed to ongoing intimate partner violence—a randomized controlled trial. Clinical Psychology & Psychotherapy, 25(6), 827-841.
  35. Peterson, A. L., Blount, T. H., Foa, E. B., Brown, L. A., McLean, C. P., Mintz, J.,... Consortium to Alleviate, P. (2023). Massed vs Intensive Outpatient Prolonged Exposure for Combat-Related Posttraumatic Stress Disorder: A Randomized Clinical Trial. JAMA Netw Open, 6(1), e2249422. doi:10.1001/jamanetworkopen.2022.49422
  36. Popiel A, Zawadzki B, Prag?owska E, Teichman Y. Prolonged exposure, paroxetine and the combination in the treatment of PTSD following a motor vehicle accident. A randomized clinical trial - The "TRAKT" study. J Behav Ther Exp Psychiatry. 2015 Sep;48:17-26. doi: 10.1016/j.jbtep.2015.01.002. Epub 2015 Jan 28. PMID: 25677254.
  37. Raabe S, Ehring T, Marquenie L, Arntz A, Kindt M. Imagery Rescripting as a stand-alone treatment for posttraumatic stress disorder related to childhood abuse: A randomized controlled trial. J Behav Ther Exp Psychiatry. 2022 Dec;77:101769. doi: 10.1016/j.jbtep.2022.101769. Epub 2022 Sep 9. PMID: 36113906.
  38. Raghuraman, S., Stuttard, N., & Hunt, N. (2020). Evaluating narrative exposure therapy for post?traumatic stress disorder and depression symptoms: A meta?analysis of the evidence base. Clinical Psychology & Psychotherapy, 28(1), 1-23.
  39. Robjant, K., Koebach, A., Schmitt, S., Chibashimba, A., Carleial, S., & Elbert, T. (2019). The treatment of posttraumatic stress symptoms and aggression in female former child soldiers using adapted Narrative Exposure therapy–a RCT in Eastern Democratic Republic of Congo. Behaviour research and therapy, 123, 103482
  40. Rothbaum BO, Astin MC, Marsteller F. Prolonged Exposure versus Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) for PTSD rape victims. J Trauma Stress. 2005 Dec;18(6):607-16. doi: 10.1002/jts.20069. PMID: 16382428.
  41. Rothbaum BO, Cahill SP, Foa EB, Davidson JR, Compton J, Connor KM, Astin MC, Hahn CG. Augmentation of sertraline with prolonged exposure in the treatment of posttraumatic stress disorder. J Trauma Stress. 2006 Oct;19(5):625-38. doi: 10.1002/jts.20170. PMID: 17075912.
  42. Rothbaum, B. O., Price, M., Jovanovic, T., Norrholm, S. D., Gerardi, M., Dunlop, B.,... Ressler, K. J. (2014). A randomized, double-blind evaluation of D-cycloserine or alprazolam combined with virtual reality exposure therapy for posttraumatic stress disorder in Iraq and Afghanistan War veterans. Am J Psychiatry, 171(6), 640-648. doi:10.1176/appi.ajp.2014.13121625
  43. Sciarrino, N. A., Warnecke, A. J., & Teng, E. J. (2020). A systematic review of intensive empirically supported treatments for posttraumatic stress disorder. Journal of Traumatic Stress, 33(4), 443-454.
  44. Schnurr, P. P., Chard, K. M., Ruzek, J. I., Chow, B. K., Resick, P. A., Foa, E. B.,... Shih, M.-C. (2022). Comparison of Prolonged Exposure vs Cognitive Processing Therapy for Treatment of Posttraumatic Stress Disorder Among US Veterans: A Randomized Clinical Trial. JAMA Network Open, 5(1), e2136921-e2136921. doi:10.1001/jamanetworkopen.2021.36921
  45. Schwartzkopff L, Gutermann J, Steil R, Müller-Engelmann M. Which Trauma Treatment Suits me? Identification of Patients' Treatment Preferences for Posttraumatic Stress Disorder (PTSD). Front Psychol. 2021 Aug 12;12:694038. doi: 10.3389/fpsyg.2021.694038. PMID: 34456808; PMCID: PMC8387597
  46. Siehl, S., Robjant, K., & Crombach, A. (2021a). Systematic review and meta-analyses of the long-term efficacy of narrative exposure therapy for adults, children and perpetrators. Psychotherapy Research, 31(6), 695-710.
  47. Smith, A., & Jones, B. (2020). Behandeloverwegingen bij posttraumatische stressstoornis: Bespreken van de belasting van traumaverwerking en knelpunten van stringente protocollering. Journal of Trauma Treatment, 15(3), 127-135.
  48. Smith, A. B., & Jones, C. D. (2020). Dissociatie in de reguliere geestelijke gezondheidszorg: uitdagingen en kansen voor verbetering. Tijdschrift voor Psychologische Behandelingen, 28(3), 211-226.
  49. Stenmark H, Catani C, Neuner F, Elbert T, Holen A. Treating PTSD in refugees and asylum seekers within the general health care system. A randomized controlled multicenter study. Behav Res Ther. 2013 Oct;51(10):641-7. doi: 10.1016/j.brat.2013.07.002. Epub 2013 Jul 8. PMID: 23916633.
  50. Turrini, G., Lang, F., & Hermenau, K. (2021). A systematic review and meta-analysis of the effectiveness of narrative exposure therapy for survivors of sexual violence. European Journal of Psychotraumatology, 12(1), 1863322.
  51. Tribe, Rachel H., Kyra-Verena Sendt, and Derek K. Tracy. "A systematic review of psychosocial interventions for adult refugees and asylum seekers." Journal of Mental Health 28, no. 6 (2019): 662-676.
  52. United States Department of Veterans Affairs, Written Exposure Therapy, geraadpleegd op 4 januari, 2023 https://www.ptsd.va.gov/professional/treat/txessentials/written_exposure_therapy.asp
  53. van Minnen, A., & Arntz, A. (2011). Protocollaire behandeling van patiënten met een posttraumatische stressstoornis: (imaginaire) exposure. In G. Keijsers, A. Van Minnen, & K. Hoogduin (Eds.), Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten (Vol. 2, pp. 181-213). Amsterdam: Boom.
  54. Van Minnen, A., Hendriks, L., & Olff, M. (2020). Alternatieve behandelingen bij niet-respons op traumagerichte therapie: een overzicht en richtlijnen voor klinische praktijk. Tijdschrift voor Traumatische Stress, 29(4), 331-347.
  55. van Vliet NI, Huntjens RJC, van Dijk MK, Bachrach N, Meewisse ML, de Jongh A. Phase-based treatment versus immediate trauma-focused treatment for post-traumatic stress disorder due to childhood abuse: randomised clinical trial. BJPsych Open. 2021 Nov 16;7(6):e211. doi: 10.1192/bjo.2021.1057. PMCID: PMC8612023.
  56. van der Hart, O., Nijenhuis, E. R., & Steele, K. (2006). The Haunted Self: Structural Dissociation and the Treatment of Chronic Traumatization. New York, NY: W.W. Norton & Company.
  57. von der Warth, R., Dams, J., Grochtdreis, T., & König, H. H. (2020). Economic evaluations and cost analyses in posttraumatic stress disorder: a systematic review. European journal of psychotraumatology, 11(1), 1753940.
  58. Watts, B.V., Zayed, M.H., Llewellyn-Thomas, H. & Schnurr, P.P. (2016). Understanding and meeting information needs for patients with posttraumatic stress disorder. BMC Psychiatry, 16, 21. http://doi.org/10.1186/s12888-016-0724-x.
  59. Wei, Y., Wang, Y., Zhang, Y., Luo, J., & Guo, L. (2021). The efficacy and acceptability of psychological interventions for posttraumatic stress disorder in children and adolescents: A meta-analysis and network meta-analysis. Journal of Affective Disorders, 294, 402-413.
  60. Wensing, M., Broge, B., Kaufmann-Kolle, P., & Cwik, J. C. (2022). Dissemination and Implementation of Trauma-Focused Cognitive Behavioral Therapy (TF-CBT): A Review of Recent Literature. Frontiers in Psychiatry, 13, 297.
  61. Wisco, B. E., & Marx, B. P. (2020). Clarifying Treatment Outcome Findings from the Department of Veterans Affairs and Department of Defense Treatment Guidelines for Posttraumatic Stress Disorder: A Network Meta-Analytic Review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 88(2), 87–99. https://doi.org/10.1037/ccp0000463
  62. World Health Organization. (2013). Guidelines for the management of conditions that are specifically related to stress. World Health Organization. https://apps.who.int/iris/handle/10665/85119.
  63. Zoellner LA, Feeny NC, Cochran B, Pruitt L, Friedman MJ. Treatment choice for PTSD. Behav Res Ther. 2003 Sep;41(9):879-86. doi: 10.1016/s0005-7967(02)00194-4. PMID: 12880647.

Table of excluded studies

1

Weber 2021

no results for individual forms of psychotherapy, only psychotherapy broad (wrong intervention)

2

Lewis 2020b

updated Cochrane from Bisson (2013), but no data from individual studies in forestplots or tabels, only overall results from pairwise meta-analyses (insufficient detail)

3

Morina 2021

zeer brede definitie van TAU en CBT/EMDR al uitgebreider omschreven in Jericho 2021/NICE

4

Thompson 2018

clinically led interview/self reported ptsd (wrong population)

5

Turrini 2019

Minder compleet dan Jericho (2022), alleen NET en CBT en alleen voor refugees en asylum seekers

6

Kitchiner 2019

all trials included in Jericho 2021

7

Turrini 2021

Minder compleet dan Jericho (2022), alleen EMDR en CBT en alleen voor refugees en asylum seekers

8

Belsher 2019

PCT al uitgebreider beschreven in NICE

9

Cuijpers 2020

5/7 trials in Jericho 2021 with exclusion reason for Edmond (<100% adults and/or PTSD diagnosis), only Gerhardt (2016) for unknown reason missing

10

Benfer 2021

group intervention

11

Simon 2019

Same relevant RCTs as Simon (2021), earlier search date

12

Pham 2019

ook self-help en internet based, en CBT zit al in Jericho 2021

13

Asmundson 2019

cognitive processing therapy (wrong intervention)

14

Wei 2021

iets bredere focus, maar NET is ook al meegenomen in Jericho (2022)

15

Raghuraman 2020

iets bredere focus, maar NET is ook al meegenomen in Jericho (2022)

16

Wright 2020

More select group than

17

Grech 2020

More select group than

18

Lely 2019

less relevant studies than

19

Siehl 2021

less relevant studies than

20

Liu 2022

MBRS also in NICE, no new trials in this publication since search date NICE (2018)

21

Goldberg 2020

MBRS also in NICE, no new trials in this publication since search date NICE (2018)

22

Gerger 2021

No TAU

23

Dawson 2021

no TAU

24

Zhou 2020

no RCTs with prolonged exposure as isolated intervention (wrong intervention)

25

McLean 2022

military subset of McLean (2022b), no additional trials versus TAU (subset of included study)

26

McLean 2022

Less complete than Jericho (2022)

27

Deng 2019

Already in Jericho (2022)

28

Eshuis 2021

drop-out VRET versus TAU staat ook in Jericho (2022)

29

van Loenen 2022

Only compared with waitlist

30

Heo 2022

meest recente zoekdatum, maar geen extra resultaten boven McLean2022

31

Kothgassner 2019

Less recent search than Heo (2022)

32

Simon 2021

Internet/digitaal was niet de focus van deze module

33

Zhou 2021

Relevant trial also in Simon (2021), and less complete than Simon (2021)

34

Furuta 2018

unknown whether only PTSD symptoms or diagnosis

35

Boehler 2019

Zeer specifieke subgroepen, master thesis

36

Bonfils 2022

Only analysed broad outcome "functional outcomes"(wrong outcome)

37

Byrne 2022

Zeer specifieke subgroepen, intellectual disabilities

38

Clark 2018

Mindfullness, dissertation

39

Davis 2022

dissertation, group versus individual

40

Dimitrov 2019

Zeer specifieke subgroepen, doelgroep: interventions were administered to all cancer patients regardless of they had pre-treatment PTSS
whether they showed pretreatment levels of post‐traumatic stress

41

Ennis 2021

individuals with PTSD under ongoing threat of reexposure

42

Esper 2019

Mindfullness, includeerde ook andere designs dan RCTs

43

Etherton 2022

Behavioral activation (wrong intervention) and no controlgroups with TAU (wrong control)

44

Forman-Hoffman 2018

zeer uitgebreide systematische review psych en farmacotherapy uit 2018; rapport voor Agency voor healthcare research and quality

45

Fortin 2021

Excluded veterans, militar, police, paramedic, firefighters and refugees. Very specific on quality of life in cevilian population

46

Gimigliano 2022

Only comparisons with waitlist, paroxetine, repeated assessments (wrong control)

47

Giummarra 2018

early interventions: within 3 months

48

Guay 2019

Zeer specifieke subgroepen, early interventions: within 3 months

49

Haerizadeh 2020

Narrative reporting on results, without measures of dispersion (wrong outcome)

50

Hediger 2021

animal-assisted, animals

51

Hoppen 2022a

Outcomes: deterioration, adverse events and serious adverse events were not prioritized

52

Hoppen 2022b

publication type? Thesis? medRvix?

53

Hudays 2022

Only included RCTs comparing EMDR with CBT (wrong control)

54

Karatzias 2019

ICD-11 complexe PTSD

55

Keesler 2020

Zeer specifieke subgroepen, intellectual and developmental disabilities

56

Khan 2018

Only included RCTs comparing EMDR with CBT (wrong control)

57

Kline 2018

meta-analyses on pre-post (within group), active comparisons (between group) or broad "psychotherapies versus control conditions" (between group) (wrong comparison)

58

Larsen 2019

residual symptoms; andere vraag

59

Lee 2022

setting: social services

60

Lewis 2020a

Drop-out reported for intervention arms, not analysed in comparison with contron-group (wrong control)

61

Lewis 2018

Cochrane updated in 2021 by Simon (2021) (updated)

62

Liu 2022b

Mindfullness, dubbel

63

Lorbeer 2022

STAIR en STAIR NT; mDuits talig

64

Mahoney 2019

complexe PTSD

65

Mavranezouli 2020

group treatment and complex PTSD

66

Navorro 2018

double publication from Novo Navorro 2018 (double)

67

Niemeyer 2022

review van meta-analyses

68

Novo Navorro 2018

results reported only naratively, no meta-analysis or numerical results (wrong outcome)

69

Paintain 2018

CGT, uitkomsten op een andere manier gerapporteerd dan door ons geprioriteerd

70

Pavlacic 2019

Expressive writing, expressive writing: uitkomsten op een andere manier gerapporteerd dan door ons geprioriteerd

71

Qian 2020

Zeer specifieke subgroepen, expressive writing, PTSD and pregnancy

72

Raghuraman 2021

NET, dubbel

73

Roberts 2022

comorbiditeit met substance use disorder

74

Rozek 2021

Comorbiditeit, comorbiditeit suicidaliteit

75

Schwartze 2019

Groepstherapie

76

sciarrino 2020

pre-post scores were analysed, no comparison with controlgroup (wrong control)

77

Simpson 2021

Comorbiditeit, comorbiditeit substance use disorder

78

Sonis 2019

vergelijking met medicatie

79

Stefanopoulou 2020

Internet en digitaal, digitale interventies; eigenlijk andere vraag

80

Stevens 2021

Zeer specifieke subgroepen, zwangeren met PTSD; hele specifieke subgroep

81

Storm 2021

combinatie van psychotherapie en medicatie

82

Sun 2021

mindfulness, but all relevant trials were group-based (wrong intervention)

83

Tribe 2019

Meerdere therapieën, refugees and asylum seekers: bredere inclusie dan alleen RCTs

84

Wilson 2018a

results reported only naratively or without measures of dispersion, no meta-analysis or numerical results (wrong outcome)

85

Wilson 2018b

Dubbel

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 06-03-2025

Laatst geautoriseerd  : 06-03-2025

Geplande herbeoordeling  : 06-03-2030

V&VN autoriseert de richtlijn, maar niet Module – Farmacotherapie, omdat de rol en bevoegdheden van de Verpleegkundig Specialist hierin niet correct worden weergegeven.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Federatie Vaktherapeutische Beroepen
  • Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychotrauma

Algemene gegevens

De herziening van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met PTSS.

 

Werkgroep

  • prof. dr. E. (Eric) Vermetten, psychiater en voorzitter van de werkgroep, staflid Afdeling Psychiatrie, Leids Universitair Medisch Centrum, namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
  • prof. dr. M. (Maartje) Schoorl, klinisch psycholoog en vice-voorzitter van de werkgroep, werkzaam bij Universiteit Leiden en Leids Universitair Behandel en Expertise Centrum (LUBEC), namens de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP)
  • dr. R.A. (Rianne) de Kleine, GZ psycholoog en vice-voorzitter, werkzaam bij Universiteit Leiden en Leids Universitair Behandel en Expertise Centrum (LUBEC), namens Nederlands Insitutuut van Psychologen (NIP)
  • dr. R.A. (Ruud) Jongedijk, psychiater, werkzaam bij ARQ, namens de NVvP
  • dr. A. (Anja) Lok, psychiater, werkzaam bij Amsterdam Universitair Medisch Centrum, namens de NVvP
  • J.P. (Joop) de Jong, psychiater, werkzaam bij Psyq, namens de NVvP
  • prof. dr. G.T.M. (Trudy) Mooren, klinisch psycholoog, werkzaam bij ARQ Centrum’45 en verbonden aan de Universiteit Utrecht, namens de Nederlandse Vereniging voor Psychotrauma (NTVP)
  • dr. S. (Samrad) Ghane, klinisch psycholoog, werkzaam bij Parnassiagroep, namens de NTVP
  • H. (Henriëtte) Markink, MSc, verpleegkundig specialist, werkzaam bij Argo GGZ, namens V&VN Vakcommissie GGZ en Verpleegkundig Specialisten
  • Prof. dr. A. (Ad) de Jongh, gz-psycholoog, werkzaam bij PSYTREC, namens P3NL
  • dr. N. (Nathan) Bachrach, klinisch psycholoog/associate professor, werkzaam bij GGZ Oost-Brabant en RINO Zuid/Universiteit van Tilburg, namens NIP
  • dr. W.J. (Mia) Scheffers, psychomotorisch therapeut werkzaam bij Hogeschool Windesheim Zwolle, namens de Federatie voor vaktherapeutische beroepen (FVB)
  • dr. J.T. (Jooske) van Busschbach, pedagoog therapeut, werkzaam bij Hogeschool Windesheim Zwolle, tevens Universitair Centrum Psychiatrie/UMCG Groningen, namens de FVB
  • drs. S.U.M. (Stefanie) Terpstra, ervaringsdeskundige, namens MIND, tot 21 februari 2024
  • drs. K.Q.M. (Katharina) Ka, ervaringsdeskundige, namens MIND, tot 16-10-2024
  • P.G. (Paul) Ulrich, ervaringsdeskundige, namens MIND, tot 16-10-2024
  • M.H. (Marijke) Delsing, ervaringsdeskundige, namens MIND, tot 21 februari 2024

Adviesgroep

  • prof. dr. mr. C.H. (Christiaan) Vinkers, psychiater, werkzaam bij Amsterdam UMC, namens de NVvP
  • prof. dr. B.P.F. (Bart) Rutten, psychiater, werkzaam bij Maastricht Universitair Medisch Centrum, namens de NVvP
  • dr. K. (Kathleen) Thomaes, psychiater, werkzaam bij Sinai, namens de NVvP
  • drs. S. (Sjef) Berendsen, klinisch psycholoog, werkzaam bij Psytrec, namens P3NL

Met ondersteuning van

  • Dr. M.L. (Marja) Molag, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. B. (Beatrix) Vogelaar, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. E. Vermetten

Psychiater en voorzitter

hoogleraar en staflid afdeling psychiatrie bij LUMC Leiden, Kolonel b.d, adjunct professor New York Universirty, School of medicine, consultant bij internationaal strafhof, VN, Adviesgroep PTSS Politie, Nederlands Veteraneninstituut,

geen

geen restricties

Prof. Dr.M. Schoorl

Bijzonder hoogleraar klinische psychologie, LUBEC, vice-voorzitter

Consulent hoogleraar TOPGGZ eetstoornissen, vz landelijke opleidingsraad psychologische BIG-beroepen

geen

geen restricties

Dr. R.A. De Kleine

Universitair docent klinisch psychologie en vice-vice voorzitter

GZ-Psycholoog in opleiding tot specialist LUBEC

geen

geen restricties

Dr. R.A. Jongedijk

Psychiater

Senior strategisch adviseur bij ARQ

geen

geen restricties

Dr. A. Lok

Psychiater

 

geen

geen restricties

Drs. J.P. de Jong

Psychiater

Redacteur psychiatrienet – trauma- en stressor gerelateerde stoornissen

geen

geen restricties

Prof. Dr. G.T.M. Mooren

Bijzonder hoogleraar afdeling klinische psychologie FSW/UU, klinisch psycholoog ARQ Centrum 45

Bestuurslid NtVP, lid wetenschappelijke adviescommissie NVRG, Centraal tuchtcollege voor de gezondheidszorg

geen

geen restricties

Dr. S. Ghane

Klinisch Psycholoog onderzoeker en specialismeleider bij Parnassiagroep,

adviseur Antares Foundation i.v.m. psychosociale ondersteuning van humanitair werkers, world association of cultural psychiatry, local organizing committee member wereld congress

geen

geen restricties

H. Markink

Verpleegkundig specialist GGZ met specialisme psychotrauma

Geen

geen

geen restricties

Prof. Dr. A. De Jongh

Bijzonder hoogleraar angst en gedragsstoornissen, hoofd onderzoek psychotrauma expertisecentrum

Geeft betaalde trainingen in EMDR therapie en andere cursussen op het gebied van psychotrauma

Boeken geschreven over EMDR en boegbeeld PSYTREC

geen restricties

Dr. N. Bachrach

Klinisch psycholoog persoonlijkheid en trauma, programmaleider persoonlijkheidsstoornissen

Geen

SFT bij DIS, Cluster- C studie, IREM freq study board member

geen restricties

Dr. W.J. Scheffers

Associate lector Windesheim

Docent RINO Amsterdam, Docent PAO Trauma academie

ZonMW, lichaamsgerichte behandeling, arousalregulatiem RAAK-SIA

geen restricties

Dr. J. T. van Busschbach

Senioronderzoeker Rob Giel onderzoekdscentrum, UCP, UMCG, zorggerelateerd onderzoek binnen (langdurige psychiatrie), coordinatie netwerk stemming en angst

Lector bewegen, gezondheid en welzijn hogeschool Windesheim; onderzoek naar bewegings- en lichaamsgerichte interventies initiëren, uitvoeren en begeleiden, tevens terugkoppeling naar onderzoek en beroepenvelden

NWO en ZonMW subsidie, RAAk-SIA

geen restricties

Drs. S. U. M. Terpstra

ervaringsdeskundige

Vz stichting revief spotlight, expertcommissie kwaliteit van zorg en werkgroep wachttijden, MIND, Docent trauma academie CELEVT, Lid raad van toezicht Ixta Noa, werkgroep zorgstandaard Psychotrauma akwa GGZ, referentenpanel MIND, gezondheid projectvoorstellen ZonMW

geen

geen restricties

Drs. K.Q.M. Ka

ervaringsdeskundige

Ervaringsdeskundige bij team ED, bestuurslid Stichting Weerklank

geen

geen restricties

P.G. Ulrich

ervaringsdeskundige

Freelancer cliënten/naastenperspectief GGZ

geen

geen restricties

Adviesgroep

 

 

 

 

Dr. Mr C.H. Vinkers

psychiater

Oprichter RCT alert

geen

geen restricties

Prof. Dr. B.P.F. Rutten

Hoofd afdeling psychiatrie, psychiater en hoogleraar psychiatrie

Geen

geen

geen restricties

K. Thomaes

Psychiater/manager behandelzaken VIBU (Veteranen Intensieve Behandelunit) Sinai Centrum (betaald), hoofdonderzoeker Sinai centrum, senior onderzoeker Amsterdam UMC

Docent Amsterdam UMC

Honorarium boek ‘vroeger en verder’, Pearson

geen restricties

S. Berendsen

Algemeen directeur Psytrec

EMDR trainingen betaald

geen

geen restricties

Met ondersteuning van

 

 

 

 

Dr. M. L. Molag

Advsieur kennisinstituut

Geen

geen

Geen restricties

Drs. B. Vogelaar

Adviseur Kennisinstituut

Geen

geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door inbreng van ervaringsdeskundingen afgevaardigd door MIND in de werkgroep en een uitgebreide achterbanraadpleging via door MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid naar haar leden toe. Vanwege weinig respons is een tweede mailing uitgegaan direct naar bij MIND aangesloten patiënten- en cliëntenorganisaties. Daarnaast is deze uitvraag ook gedaan naar een aantal verenigingen en stichtingen voor LVB en Autisme die niet aangesloten zijn bij MIND. Een aantal doelgroepen die met trauma te maken hebben, zoals huiselijk geweld, vrouwenopvang, maatschappelijke opvang en RIBW’s zijn verenigd in een aparte koepel Valente. Zij hebben de uitvraag doorgezet naar een aantal relevante afdelingen. Dat leverde in totaal 46 reacties op die zijn verwerkt in een rapport. Het rapport hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan MIND en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt. Aan het einde van het proces hebben de patiëntvertegenwoordigers namens MIND, zich teruggetrokken uit de werkgroep omdat ze zich onvoldoende konden vinden in de inhoud van de richtlijn met name met betrekking tot:

- het uitsluiten van mensen die niet volledig aan de criteria van PTSS voldoen en derhalve als anders gespecificieerde / ongespecificieerde trauma – of stressorgerelateerde stoornis geclassificeerd moeten worden,

- het ontbreken van specifieke aandacht voor complex trauma (inclusief het beperken van complex trauma tot de drie additionele ICD 11 kenmerken).

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase). Uit deze kwalitatieve raming bleek dat er geen grote financiële gevolgen te verwachten zijn.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met PTSS. Er werd een schriftelijke knelpuntenanalyse gedaan bij de vereniging die iemand hadden afgevaardigd en bij de stakeholders. Daarnaast werd het rapport ‘Zinnige Zorg – Verbetersignalement PTSS’ van het Zorginstituut gebruikt. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door MIND via een achterbanraadpleging, zie verder onder kopje ‘inbreng patiëntenperspectief’.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules over PTSS (Onderdeel van de richtlijn Angststoornissen, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie 2013) op noodzaak tot revisie. Deze waren zo verouderd dat deze vervallen met het verschijnen van de huidige richtlijn.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

De belangrijkste patiënt relevante uitkomstmaten die werden meegenomen zijn het verlies van de diagnose PTSS, PTSS symptoom afname (beide kritiek voor de besluitvoming) en drop-out en kwaliteit van leven (beide belangrijk). Voor enkele vragen werd dit nog aangevuld met andere uitkomstmaten.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd een goede kwaliteit systematische review gebruikt die de data uit verschillende studies gepoold presenteerde in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht. De literatuursamenvatting werd in het Engels geschreven ten behoeve van mogelijke internationale uitwisseling van gegevens.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Intensivering Psychotherapie behandeling PTSS