Psychiatrische diagnostiek

Initiatief: NVvP Aantal modules: 14

Vragenlijsten bij psychiatrische diagnostiek

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van vragenlijsten binnen de psychiatrische diagnostiek?

Aanbeveling

Gebruik bij de psychiatrische diagnostiek waar nodig en waar mogelijk gevalideerde vragenlijsten en houd daarbij rekening met de behandelcontext, de patiëntenpopulatie en de doelstelling.

 

Breng ook de steun en de draagkracht van patiënten en hun omgeving waar mogelijk in kaart met gevalideerde vragenlijsten.

 

Gebruik de vragenlijsten bij de diagnostiek zo veel mogelijk stapsgewijs (stepped diagnostics).

 

Volg de stoornisspecifieke richtlijnen voor het gebruik van vragenlijsten die de ernst van de stoornis meten en de voortgang van de behandeling volgen.

 

Maak bij risicovolle beoordelingssituaties, zoals de beoordeling van suïcidaliteit of een risico op delictrecidive, waar mogelijk gebruik van gevalideerde vragenlijsten.

 

Breng in de langdurige psychiatrie de zorgbehoeften en de zorgzwaarte in kaart met behulp van vragenlijsten.

Overwegingen

De psychiatrische diagnostiek kan, afhankelijk van context, populatie en doelstelling, op een meer of minder uitgebreide manier plaatsvinden (zie module 'Behandelcontext psychiatrische diagnostiek'). Voor classificatie en differentiële diagnostiek kan een gestructureerd interview worden uitgevoerd (zie module 'Psychiatrische diagnostiek'). Hier gaat deze richtlijn niet verder op in. Het gebruik van gestandaardiseerde en gevalideerde vragenlijsten is per doelstelling (screening, differentiële diagnostiek, risicotaxatie of ernstmeting) verschillend. De psychiater dient op de hoogte te zijn van een groot aantal van dergelijke vragenlijsten die in de verschillende stoornisspecifieke richtlijnen zijn opgenomen. Daarnaast moet de psychiater de toepasbaarheid van deze vragenlijsten in de verschillende behandelcontexten kennen. Tot slot dient de psychiater in staat te zijn de informatie die vanuit deze vragenlijsten naar voren komt, te integreren in het totaal van de activiteiten bij classificatie, diagnostiek en indicatiestelling.

Vragenlijsten kunnen gebruikt worden voor:

    • screening;
    • differentiële diagnostiek;
    • risicotaxatie;
    • ernstmeting.

 

Vragenlijsten voor screening en risicotaxatie kunnen worden ingezet als triage-instrument om tot een zekere voorsortering te komen, en eventueel voor toewijzing van benodigde zorg. In deze zin heeft de screening met dergelijke instrumenten vaak al plaatsgevonden voordat een patiënt voor nadere diagnostiek naar de specialistische ggz wordt verwezen. Vragenlijsten om te screenen of als onderdeel van de diagnostiek kunnen het beste stapsgewijs in de procedures ingepast worden (stepped diagnostics: stapsgewijze diagnostiek).

Ten behoeve van de differentiële diagnostiek is in de DSM-5 een nieuwe, door de patiënt zelf in te vullen dimensionale vragenlijst opgenomen, de DSM-5-niveau 1-vragenlijst algemene psychiatrische symptomen (APA, 2014, p. 962). Voor vrijwel elke psychiatrische stoornis zijn vragenlijsten beschikbaar voor het meten van de ernst van deze stoornis. Daarnaast zijn deze interviews en vragenlijsten een onderdeel van de routine outcome monitoring (ROM). Voor het gebruik van deze gestructureerde interviews en vragenlijsten wordt verwezen naar de stoornisspecifieke richtlijnen. Risicotaxatie-instrumenten zijn ontwikkeld om, in de vorm van risicofactoren, mogelijk gevaar door de patiënt te signaleren en te controleren. Zij kunnen worden ingezet in de spoedeisende psychiatrie (zie de richtlijnen voor delier en voor suïcidaliteit) en in de forensische psychiatrie (bij het voorspellen van agressie en/of recidive). Sommige van deze instrumenten onderzoeken naast historische factoren ook relevante veranderbare en beschermende factoren die helpen een specifieke behandeling vorm te geven (risicomanagement).

Naast het onderzoek naar de klachten en symptomen is het ook nodig om de steun en de draagkracht van patiënten in kaart te brengen. Ook dit kan inzichtelijk worden gemaakt met vragenlijsten. De instrumenten die zicht geven op bevorderende of belemmerende omgevingsfactoren, zijn relevant. Er zijn ook situaties (vooral in de langdurige psychiatrie) waarin het accent kan verschuiven van ziekte en stoornis naar beperkingen en handicaps. Om tot een goed oordeel te komen, zijn hiervoor andere vragenlijsten nodig. Het verdient aanbeveling om in dergelijke settings de zorgbehoefte en de zorgzwaarte, maar vooral ook het dagelijks functioneren (en de beperkingen hierin) systematisch vast te leggen met behulp van vragenlijsten. Het meest geschikt hiervoor is de in de DSM-5 voorgestelde World Health Organization Disability Assessment Schedule (WHODAS-2) (APA, 2014; www.dsm-5-nl.org). Alternatieven (waarin sociaal-maatschappelijk functioneren samen met psychopathologie wordt meegenomen) zijn de Camberwell Assessment of Need (can) (Phelan e.a., 1995) en de Health of the Nation Outcome Scales (honos) (Mulder e.a., 2004).

Onderbouwing

Vragenlijsten in het kader van psychiatrische diagnostiek (klinimetrie) kunnen behulpzaam zijn bij het screenen en bevestigen van psychiatrische symptomen en bij het bepalen van de ernst ervan. Het is de vraag welke vragenlijsten geschikt zijn voor gebruik in de klinische praktijk, rekening houdend met de noodzakelijke training en tijdsinvestering van onderzoekers en de belasting van patiënten. Vastgesteld moet worden wat het nut is van vragenlijsten bij het vervolgen van behandelingen. Ook moet bepaald worden in welke praktijkcontext vragenlijsten al dan niet gebruikt zouden moeten worden.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden, is kennisgenomen van bestaande richtlijnen, leerboeken en relevante artikelen die bekend waren bij de richtlijncommissie (zie de literatuurlijst onder het kopje 'Referenties'). Voor deze uitgangsvraag is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat de werkgroep zich bij de beantwoording van deze uitgangsvraag heeft onderzocht is wat de plaats is van vragenlijsten binnen de psychiatrische diagnostiek in het algemeen, zonder daarbij in detail te treden over specifieke vragenlijsten. Vanwege dit uitgangspunt zag de werkgroep geen toegevoegde waarde van een systematische literatuuranalyse voor een specifieke zoekvraag.

  1. APA. (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM- 5). [Diagnostic and statistical manual of mental disorders, fifth edition]. Amsterdam: Boom.
  2. Mulder, C.L., Staring, A.B.P., Loos, J., Buwalda, V.J.A., Kuijpers, D., Sytema, S., e.a. (2004). De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) als instrument voor routine outcome assessment. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46, 273-284.
  3. Phelan, M., Slade, M., Thornicroft, G., Dunn, G., Holloway, F., Wykes, T., e.a. (1995). The Camberwell Assessment of Need: The validity and reliability of an instrument to assess the needs of people with severe mental illness. British Journal of Psychiatry, 167, 589-595. www.dsm-5-nl.org/documenten/artikel/14/WHODAS-2-0

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2015

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2015

Geplande herbeoordeling  :

Uiterlijk in 2020 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) of de modules in deze richtlijn nog actueel zijn. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn om een herzieningstraject te starten. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

  • Met ondersteuning van: Kennisinstituut van Medisch Specialisten 
  • Financiering: de ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS)

Doel en doelgroep

Doel

Psychiatrische diagnostiek is de kerncompetentie van de psychiater. Dat betekent dat alle psychiaters deze diagnostiek volgens de hoogste kwaliteitseisen moeten verrichten. De richtlijn heeft daarom als doel het bevorderen van het optimaal en systematisch uitvoeren van de psychiatrische diagnostiek door de psychiater. Het valt te verwachten dat systematisering leidt tot een accurater, een betrouwbaarder en een meer valide psychiatrische diagnostiek. Op haar beurt bevordert een betere psychiatrische diagnostiek de kwaliteit van zorg en het inzetten van passende behandelingen. De richtlijn kan ook een bijdrage leveren aan verbetering van de intercollegiale communicatie en van de mogelijkheden tot intercollegiale toetsing.

Daarnaast bevordert de richtlijn de betrouwbaarheid van gegevens bij wetenschappelijk onderzoek en kan de richtlijn gebruikt worden in het onderwijs aan medische studenten en artsen in opleiding tot psychiater. Diagnostiek is de basis van de afbakening van de gezondheidszorg en een lege artis gestelde diagnose is een noodzakelijke voorwaarde voor een patiënt om aanspraak te kunnen maken op passende voorzieningen. Dit betreft zowel de aanspraak op geneeskundige zorg als toegang tot allerlei andere maatschappelijke voorzieningen. Voor patiënten betekent een diagnose echter veel meer dan de genoemde aanspraken. Psychiatrische diagnostiek is een essentiële interventie die grote gevolgen heeft in het leven en de beleving van patiënten. Het allerbelangrijkste doel van de richtlijn is te zorgen dat er een heldere professionele standaard is voor de manier waarop de diagnostiek dient te worden uitgevoerd.

 

Doelgroep

De primaire doelgroep van deze richtlijn wordt gevormd door alle psychiaters. De richtlijn is bedoeld als een kwaliteitsinstrument voor de psychiatrische diagnostiek door de psychiater en de arts in opleiding tot dit medische specialisme. De richtlijn beoogt niet om aanbevelingen te doen voor de diagnostiek van psychiatrische stoornissen door andere disciplines dan de psychiater. Andere beroepsgroepen kunnen natuurlijk wel aanbevelingen uit de richtlijn halen die deels of geheel van toepassing zijn op de diagnostiek van psychiatrische stoornissen binnen hun specifieke context en indien dat valt onder hun specifieke bekwaamheden. Wij denken daarbij in het bijzonder aan huisartsen, sociaal geneeskundigen, specialisten ouderengeneeskunde, artsen voor verstandelijk gehandicapten, klinisch geriaters, neurologen, revalidatiegeneeskundigen, artsen voor spoedeisende psychiatrie, gezondheidszorgpsychologen, klinisch psychologen, klinisch neuropsychologen, psychotherapeuten en verpleegkundig specialisten ggz.

Samenstelling werkgroep

Werkgroep

  • Prof.dr. M.W. Hengeveld (voorzitter), zelfstandig gevestigd psychiater, Leiden.
  • Prof.dr. A.T.F. Beekman, hoogleraar Psychiatrie VUmc, raad van bestuur GGZ in Geest en voorzitter Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Utrecht.
  • R.J. Beerthuis, psychiater en opleider psychiatrie, GGZ in Geest, Amsterdam.
  • L. Hoekstra, kinder- en jeugdpsychiater, Karakter (centrum voor kinderen jeugdpsychiatrie met locaties in Gelderland en Overijssel), locatie Nijmegen.
  • Prof.dr. H.J.C. van Marle, hoogleraar forensische psychiatrie, Erasmus MC en Erasmus School of Law, Rotterdam.
  • Dr. P. Naarding, psychiater en opleider psychiatrie, GGNet, Apeldoorn.
  • T. van Oeffelt, arts in opleiding tot psychiater, Reinier van Arkel Groep, Den Bosch.

 

Ondersteuning

  • J.W. Hagemeijer, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten, Utrecht.
  • K. Venhorst, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten, Utrecht.

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (al dan niet financieel ondersteunde) betrekking hebben onderhouden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Een overzicht wordt hieronder weergeven. 

 

Overzicht belangenverklaringen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een bijeenkomst met de focusgroep te organiseren. Het verslag van de focusgroep is besproken in de werkgroep en op basis hiervan is besloten om in de richtlijn de volgende uitgangsvraag op te nemen en uit te werken: ‘Welke aspecten zijn belangrijk bij de omgang met de patiënt en diens naasten tijdens de psychiatrische diagnostiek?’ De beantwoording van deze uitgangsvraag is grotendeels gebaseerd op de inbreng uit het focusgroepoverleg. Het verslag van het focusgroepoverleg is te vinden bij de aanverwanten. Daarnaast heeft de werkgroep de conceptrichtlijn voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers aan de focusgroep.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt digitaal verspreid onder alle leden van de NVvP. Daarnaast zal de richtlijn onder de aandacht worden gebracht door publicatie in tijdschriften zoals Tijdschrift voor Psychiatrie, De Psychiater, Medisch Contact en Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Werkwijze

Eisen WOK en AGREE II

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen in het rapport Medisch-specialistische richtlijnen 2.0 (Orde, 2012) van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad voor Wetenschap, Opleiding en Kwaliteit (WOK) van de Orde van Medisch Specialisten (tegenwoordig Federatie Medisch Specialisten). Dit Nederlandse rapport is opgesteld volgens het internationale beoordelingsinstrument voor richtlijnen AGREE II (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreetrust.org). AGREE II (AGREE Next Steps Consortium, 2013) is een internationaal breed geaccepteerd instrument om de kwaliteit van richtlijnen te beoordelen.

 

Werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een werkgroep ingesteld van psychiaters en artsen in opleiding tot psychiater (zie het 'Samenstelling van de werkgroep'). De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) heeft de werkgroepleden gemandateerd voor deelname. De werkgroep heeft gedurende twee jaar gewerkt aan de totstandkoming van de richtlijn. De richtlijnwerkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn. 

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen in het rapport Medisch-specialistische richtlijnen 2.0 (Orde, 2012) van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad voor Wetenschap, Opleiding en Kwaliteit (WOK) van de Orde van Medisch Specialisten (tegenwoordig Federatie Medisch Specialisten). Dit Nederlandse rapport is opgesteld volgens het internationale beoordelingsinstrument voor richtlijnen AGREE II (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreetrust.org). AGREE II (AGREE Next Steps Consortium, 2013) is een internationaal breed geaccepteerd instrument om de kwaliteit van richtlijnen te beoordelen. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse hebben de voorzitter en de adviseur conceptuitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken, waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld.

 

Zoeken naar wetenschappelijke literatuur

Eerst heeft de werkgroep oriënterend met algemene zoektermen gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen in www.guideline.gov, en naar systematische reviews vanaf 2010 in Medline (zie voor de zoekstrategie voor deze oriënterende search bij aanverwanten). De werkgroep vond geen systematische reviews die relevant waren voor beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroep vond één mogelijk relevante buitenlandse richtlijn, namelijk de Practice guideline for the psychiatric evaluation of adults, second edition van de American Psychiatric Association (APA, 2006). Voor deze richtlijn heeft APA een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd. Bij nadere bestudering van deze bronnen bleek de gebruikte literatuur veelal van beperkte kwaliteit. Daarnaast bleek de APA-richtlijn niet direct bruikbaar voor de beantwoording van de uitgangsvragen. Voor iedere afzonderlijke uitgangsvraag is de werkgroep nagegaan of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan de beantwoording van de vraag. Bij geen van de uitgangsvragen bleek dit het geval. Dit kan worden verklaard door het karakter van de uitgangsvragen die zijn opgenomen in deze richtlijn en de beperkte beschikbaarheid van relevante literatuur met een hoge mate van bewijskracht (zie de betreffende modules voor een specifieke toelichting, in de (sub)modules: ‘Zoeken en selecteren’ onder het kopje ‘Onderbouwing’).

 

Overwegingen

Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten zijn in de modules uitgewerkt onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen in deze richtlijn geven antwoorden op de uitgangsvragen en worden onderbouwd in de overwegingen.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met de conceptrichtlijn ontwikkelde de richtlijnwerkgroep interne kwaliteitsindicatoren die ggz-organisaties kunnen gebruiken om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Deze kwaliteitsindicatoren zijn opgenomen in de laatste module. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KIMS) (www.kennisinstituut.nl).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is voor iedere uitgangsvraag nagedacht of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de uitgangsvraag. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Aanbevelingen voor nader onderzoek en/of vervolgonderzoek worden als aanverwant toegevoegd bij de betreffende module.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is voorgelegd aan de leden van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en aan alle relevante partijen die ook waren uitgenodigd voor de invitational conference tijdens de knelpuntenanalyse. Ook is de conceptrichtlijn voorgelegd aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De commentaren zijn verzameld en zijn besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrische (NVvP) worden voorgelegd voor autorisatie en is uiteindelijk door de NVvP geautoriseerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Neurobiologisch onderzoek psychiatrie