Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken

Initiatief: NVvP Aantal modules: 26

Bijzondere diagnostiek in strafzaken: onderzoek naar psychopathie

Uitgangsvraag

Welke diagnostische instrumenten worden aanbevolen bij psychiatrisch onderzoek in strafzaken om (de mate) van psychopathie vast te stellen?

 

Welke betekenis heeft de mate van psychopathie voor het beantwoorden van de vragen in de psychiatrische rapportage in strafzaken?

 

De uitgangsvragen omvatten de volgende deelvragen:

  • Welke instrumenten voor het vaststellen van psychopathie zijn aan te bevelen wat betreft de klinische toepasbaarheid en de predictieve validiteit, rekening houdende met de leeftijd en het geslacht van onderzochte?
  • Wat is de validiteit van het vaststellen van psychopathie in een psychiatrische pro Jusititia rapportage?
  • Wat is de huidige visie op de behandelbaarheid van kenmerken van psychopathie?
  • Wat is de relevantie voor de behandelbaarheid van risicofactoren bij een individu met een hoge mate van psychopathie?
  • Wat is de visie op de rol die psychopathie speelt met betrekking tot de responsiviteit voor een interventie?

Aanbeveling

Aanbeveling-1 en 2

De mate van psychopathie kan het best bepaald worden met behulp van de PCL-R. Voorwaarde voor adequaat gebruik is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie, twee getrainde beoordelaars en een consensusbespreking. Meld duidelijk de beperking in betrouwbaarheid wanneer slechts een beoordelaar de PCL-R heeft afgenomen.

 

Gebruik de PCL-R alleen op indicatie, bijvoorbeeld als er op basis van het diagnostisch onderzoek aanwijzingen zijn voor antisociale-, narcistische- en/of borderline persoonlijkheidstrekken, in samenhang bezien met de ernst van het delict.

 

Aanbeveling-3

Overweeg de PCL-R te gebruiken om een betrouwbaarder inschatting te kunnen maken van eventueel te verwachten problemen in de responsiviteit van de behandeling. Pas echter op voor te pessimistische prognose aangaande behandelbaarheid.

 

Aanbeveling -4

Wees voorzichtig(er) bij het vermelden van conclusies en aanbevelingen op basis van een PCL-R afgenomen bij een vrouwelijke verdachte of veroordeelde. Omschrijf de onzekerheden en beperkingen in de rapportage.

 

Aanbeveling -5

Volg regelmatige training, na- en bijscholing bij het gebruik van diagnostische instrumenten naar psychopathie.

Overwegingen

Een hoge mate van psychopathie is, ook in de populatie van onderzochten in de psychiatrische pro Justitia rapportagepraktijk, relatief zeldzaam. Bovendien kost het zorgvuldig afnemen van een gestructureerd interview naar psychopathie veel tijd, en nauwkeurige afstemming met de mederapporteur. Bovendien moet rekening worden gehouden met de potentieel stigmatiserende effecten van zelfs maar het benoemen van nader onderzoek naar psychopathie. Al met al adviseert de werkgroep om de PCL-R slechts op indicatie te gebruiken, dus zeker niet bij alle verdachten die een psychiatrisch onderzoek pro Justitia ondergaan. Vanwege de overlap met de aanwezigheid van een antisociale, narcistische of borderline-persoonlijkheidsstoornis zou de aanwezigheid van deze persoonlijkheidstrekken in samenhang bezien met de ernst van het delictgedrag, een indicatie kunnen vormen om de mate van psychopathie nader te bepalen.

 

Aanbeveling-3

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventie

De PCL-R-totaalscore voor mannen is een redelijk tot goede voorspeller voor het aantal overplaatsingen naar een andere afdeling, voor geweldsincidenten tijdens de behandeling (m.n. factor 2) , en voor de responsiviteit van de interventies (m.n. factor 1). Dit betekent echter niet dat individuen met psychopathie niet (meer) zouden kunnen veranderen tijdens een behandeltraject.

 

Aanbeveling -4

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventie

De kenmerken van de PCL-R zijn vooral onderzocht bij volwassen mannelijke daders van strafrechtelijk relevante delicten. Er is wel enig (Nederlands) onderzoek beschikbaar naar het gebruik van de PCL-R bij vrouwen, waaruit blijkt dat de voorspellende waarde voor vrouwen lager is. De gehanteerde cut-off score is voor vrouwen lager dan voor mannen. Er is echter geen beter instrument en ook bij vrouwen kan het relevant zijn de mate van psychopathie vast te stellen.

 

Aanbeveling -5

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventie

De handleiding van de PCL-R geeft aan dat een training vereist is voor het adequaat afnemen van het interview en het beoordelen van de collaterale informatie.

Onderbouwing

De aanwezigheid van psychopathische trekken wordt als relevant wordt beschouwd voor het inschatten van het risico op delictrecidive en als relevant voor de responsiviteit voor behandelingen (De Matteo & Olver, 2022). Het vaststellen van psychopathie is daarmee vooral van belang voor het advies over de op te leggen maatregel. Psychopathie zal meestal niet kwalificeren als stoornis om het ten laste gelegde geheel niet toe te rekenen, maar kan wel een rol spelen in een advies het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.

 

Er is een overlap tussen psychopathie, zoals geoperationaliseerd in de Psychopathy Check List (PCL-R), en een aantal cluster-B-persoonlijkheidsstoornissen (volgens DSM-5 TR). Vooral de begrippen antisociale-persoonlijkheidsstoornis en psychopathie worden nogal eens door elkaar heen gebruikt, maar de criteria van de antisociale-persoonlijkheidsstoornis zijn ruimer dan die van psychopathie. Met andere woorden, de classificatie van een antisociale-persoonlijkheidsstoornis zal vaker van toepassing zijn dan de diagnose van psychopathie. Voor het classificeren van een antisociale persoonlijkheidsstoornis dienen er aanwijzingen te zijn voor een normoverschrijdend-gedragsstoornis, begonnen voor de leeftijd van 15 jaar. De normoverschrijdend-gedragsstoornis heeft sinds de invoering van de DSM-5 TR de mogelijkheid tot specificatie ‘met beperkte prosociale emoties’. Deze specificatie is van toepassing als twee van vier kenmerken aanwezig zijn, waarvan met name ‘ongevoelig-gebrek aan empathie’ en ‘vlak of deficiënt affect’ overlappen met facetten van het concept psychopathie. Dit zijn de zogenaamde ‘callous-unemotional (CU) traits’. In het verlengde van het specificeren van ’beperkt prosociale emoties’ bij jongeren met een normoverschrijdend-gedragsstoornis, zou de specificatie ‘met psychopathische kenmerken’ toegepast kunnen worden bij volwassenen met een (antisociale-)persoonlijkheidsstoornis. Deze specificatie wordt beschreven in het Alternatief DSM-5-model voor persoonlijkheidsstoornissen in deel III van de DSM-5(-TR), als model in ontwikkeling.

De samenvatting van de literatuur betreft een beschouwing van de deelvragen die zijn opgesteld voor deze module. Voor de bruikbaarheid in de klinische praktijk is ervoor gekozen de resultaten van de literatuur niet systematisch uit te werken.

 

Instrumenten
De ‘Psychopathy Checklist Revised’ (PCL-R) is wereldwijd het meest gebruikt en er is veel onderzoek mee gedaan in de justitiële context (Singh, 2014; De Matteo, 2020). Ook is er een Nederlandstalige versie beschikbaar (Vertommen, 2002). De PCL-R bestaat uit 30 items die worden gescoord met “0”, “1”, of “2” op basis van alle beschikbare informatie, zowel informatie verkregen uit een interview met de onderzochte als uit beschikbare documenten: informatie over de medische voorgeschiedenis alsmede objectieve justitiële documentatie (inclusief een uittreksel van het strafblad). Een voorwaarde voor het adequaat gebruik is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie.

Volgens de handleiding dient een score van 30 of hoger te worden beschouwd als criterium voor de aanwezigheid van psychopathie. In Nederland wordt echter in de praktijk vaak een cutoff gebruikt van 26 punten (Hildebrand & de Ruiter, 2004).

 

Een ander klinisch instrument voor het inschatten van psychopathische persoonlijkheidstrekken is de ‘Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality’ (CAPP) (Cooke, 2012). Er is relatief weinig onderzoek gedaan met de CAPP en er is (nog) geen Nederlandstalige versie beschikbaar. Tevens zijn er verschillende zelfrapportage-vragenlijsten voor het meten van psychopathie, zoals de Psychopathic Personality Inventory-Revised (PPI-R) (Lilienfeld, 2005) en de ‘Triarchic Psychopathy Measure’ (TriPM) (Evans &Tully, 2016). Er zijn van deze twee lijsten Nederlandstalige versies (Uzieblo, 2010). De betrouwbaarheid van zelfrapportage in de context van een psychiatrisch onderzoek pro Justitia valt te betwisten. Sociaalwenselijke antwoorden zijn waarschijnlijk. Er zijn in deze lijsten wel vragen opgenomen om de mate van sociaal wenselijke antwoorden aan te geven, maar hiermee wordt het probleem nog niet verholpen.

De conclusie is, dat alleen de PCL-R voldoende is onderzocht en ook beschikbaar is in het Nederlands. Er zijn geen andere instrumenten gevonden die geschikt zijn om te gebruiken in de Nederlandse praktijk van het psychiatrisch onderzoek pro Justitia.

 

Eigenschappen PCL-R

Factor-structuur
De PCL-R heeft twee ‘factoren’ met elk twee facetten. Factor 1 beschrijft ‘agressief narcisme’ met een ‘interpersoonlijk’ facet en een ‘affectief’ facet. Factor 2 beschrijft een ‘antisociale levensstijl’ met een ‘impulsivieve levensstijl’ facet en een ‘antisociale levensstijl’ facet. In de klinische praktijk heeft gebruik van het 4-facettenmodel de voorkeur boven het 2-factorenmodel. Juist door de vier facetten apart te beschouwen verkrijgt de rapporterend psychiater een beter gedragskundig inzicht in de problematiek en de gedragsexpressie van de onderzochte.

 

De twee factoren hebben een bevredigende construct validiteit, in de zin dat er convergente associaties zijn met andere klinische maten van psychopathie (DeMatteo & Olver, 2022).

 

De onderliggende factorstructuur verschilt tussen mannen en vrouwen, waarbij aanwijzingen bestaan dat de PCL-R het construct psychopathie minder goed meet bij vrouwen dan bij mannen (Klein Haneveld, 2021; de Vogel, 2023). Met name de items van het ‘interpersoonlijk’ facet zijn nogal gericht op de verschijningsvorm van psychopathie bij mannen. Vrouwelijke patiënten in de forensische psychiatrie scoren hier gemiddeld lager op dan mannelijke patiënten (De Vogel & Lancel, 2016). Voor klinisch gebruik hanteert men in Nederland een lagere cutoff score bij vrouwen dan bij mannen (23 in plaats van 30).

 

De PCL-R blijkt goed bruikbaar bij onderzochten uit verschillende culturen (De Matteo & Olver, 2022)

 

Betrouwbaarheid
De inter-rater-betrouwbaarheid van de PCL-R bij gebruik in een juridische context wordt over het algemeen als voldoende tot goed beschouwd. Dit geldt zowel internationaal (De Matteo, 2020; De Matteo & Olver, 2022), als in de Nederlandse situatie (Hildebrand & de Ruiter, 2004; Klein Haneveld, 2022). Het scoren van de PCL-R vereist een uitvoerig interview met betrokkene en de beschikbaarheid van de nodige collaterale, objectieve informatie. Volgens de handleiding dient dit afzonderlijk te gebeuren door twee getrainde beoordelaars, die uiteindelijk in consensus tot één score komen (Vertommen, 2002; Hildebrand & De Ruiter, 2004). De setting en de wijze waarop het onderzoek door de interviewer wordt afgenomen kunnen een belangrijke invloed hebben op de score van met name factor 1 (Lammers, 2015). In de literatuur wordt gesuggereerd dat verschillende onderzoekers door verschillen in hun stijl van gespreksvoering verschillende mate van factor 1-trekken bij de onderzochten kunnen oproepen (Edens, 2010). In de praktijk van de psychiatrische pro Justitia-rapportage kan de handleiding voor het afnemen soms niet gevolgd worden, omdat de benodigde collaterale informatie niet altijd te verkrijgen is. In monodisciplinaire psychiatrische rapportages is het niet mogelijk om tot een consensus tussen twee beoordelaars te komen en in multidisciplinaire rapportages vraagt het om nauwe en gelijktijdige samenwerking die verder kan gaan dan te doen gebruikelijk (zie ook module Organisatie en samenwerking).

 

Predictieve validiteit
Er is veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om terugval in delictpleging te voorspellen op grond van de PCL-R score. De PCL-R is strikt genomen geen risicotaxatie-instrument, maar wordt wel regelmatig als zodanig ingezet. De PCL-R-totaalscore is een redelijke voorspeller (medium effect sizes, d>.50) voor de meeste soorten van recidive (algemeen, algemeen geweld en relationeel geweld) (DeMatteo & Olver, 2022). Voor seksuele delicten is de voorspellende waarde klein (DeMatteo & Olver, 2022). Voor wat betreft gewelddadige delicten doet de PCL-R-totaalscore, en in het bijzonder de score op factor 2, niet onder voor (dynamische) risicotaxaties met andere instrumenten, zelfs niet voor relationeel geweld ten opzichte van risicotaxatie instrumenten specifiek ontworpen voor relationeel geweld (DeMatteo & Olver, 2022). Er is ook een hoge correlatie tussen de PCL-R-score met scores op de Violence Risk Scale (VRS; Wong & Gordon, 1999, 2016), de Historical Clinical Risk-20 (HCR-20; Douglas, 2013), en de criminogene ‘needs’ domeinen van de ‘big four’ (i.e., antisociale voorgeschiedenis, antisociale attitudes, antisociaal netwerk, en antisociaal persoonlijkheidspatroon) (DeMatteo & Olver 2022; Douglas , 2005; Simourd & Hoge, 2000; Wong & Gordon, 2006). Wat betreft de voorspellende waarde van een PCL-R-score is een kanttekening op zijn plaats. De sensitiviteit is laag en de specificiteit hoog, maar dit is niet anders dan voor taxaties met andere instrumenten (Fazel, 2012; Fazel, 2022; Mokros , 2014). Dat wil dus zeggen dat er een relatief groot aantal fout-positieve voorspellingen kunnen volgen, waarmee het risico op recidive dus bij een relatief groot aantal mensen hoger zal worden geschat dan in werkelijkheid het geval zal zijn.

 

Overigens wordt aanbevolen de PCL-R voor de inschatting van de kans op recidive alleen te gebruiken in combinatie met andere instrumenten (De Matteo & Olver, 2022). Omgekeerd is de predictieve waarde voor delictrecidieven van bijvoorbeeld de HCR-20 V2 niet afhankelijk van het item in dit instrument over psychopathie (Guy, 2010).

De PCL-R is ook onderzocht met betrekking tot het voorspellen van incidenten en regelovertredingen binnen de behandelinstellingen. De voorspellende waarde is hier klein tot redelijk (DeMatteo & Olver, 2022). In Nederlands onderzoek bleek de PCL-R-totaalscore voor mannen een redelijk tot goede voorspeller voor geweldsincidenten tijdens de behandeling en voor het aantal overplaatsingen naar een andere afdeling (Hildebrand , 2004). Voor vrouwelijke patiënten bleek dit juist niet het geval. Vrouwen met een hoge mate van psychopathie toonden tijdens de behandeling minder geweldsincidenten, maar wel vaker manipulatief gedrag, en ze werden minder vaak overgeplaatst naar een andere afdeling (De Vogel & Lancel, 2016).

 

Behandelbaarheid/responsiviteit
Een hogere totaalscore op de PCL-R gaat gepaard met een lagere responsiviteit tijdens klinische en poliklinische behandelingen. Er is meer drop-out tijdens de behandelingen (Klein Haneveld , 2018). Vooral degenen die hoog scoren op factor 1 vormen een uitdaging voor behandelaren en de staf op afdelingen (DeMatteo, 2020). Dit betekent echter niet dat individuen met psychopathie niet zouden kunnen veranderen tijdens een behandeltraject (Chakhssi, 2013; Klein Haneveld , 2018; Larsen , 2020). Ook voor patiënten met een hogere score op de PCL-R is met intensieve, gerichte behandeling effect te bereiken (DeMatteo & Olver, 2022). Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar het toepassen van de PCL-R bij individuen met een licht verstandelijke beperking, maar ook in deze groep lijkt het met name een hoge score op factor 1 die voorspellend is voor een trage voortgang in de (klinische) behandeling (Morrisey, 2007).

 

Toepasbaarheid van screening

Op basis van de PCL-R is de PCL: Screening Version (PCL:SV) ontwikkeld (Hart, 1995). Dit instrument heeft 12 items en een cutoff van 18. Dit instrument is een adequaat screeningsinstrument, in de zin dat een lage score op de PCL:SV voorspellend is voor een lage score op de PCL-R (Guy & Douglas, 2006). Echter, het verschil tussen het scoren van 12 of 20 items is niet heel groot en er is strikt genomen geen Nederlandse versie van de PCL:SV.

Om de uitgangsvraag en (een deel van) de deelvragen te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag: Wat zijn de psychometrische eigenschappen en de voorspellende waardes van instrumenten om psychopathie vast te stellen bij personen die in het kader van een psychiatrische pro Justitia-rapportage worden onderzocht?

 

P: Personen die in het kader van pro Justitia-rapportage worden onderzocht;

I: Instrument om psychopathie vast te stellen: PCL-R, PCL-YV, Triarchic Psychopathy Measure van Chris Patrick en Psychopathic Personality Inventory (PPI-Revised), Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality (CAPP);

C: Ander instrument om psychopathie vast te stellen (zie “I”);

O: Diagnostische accuratesse, validiteit voor risicoanalyse, terugval, responsiviteit, uitval, intramuraal geweld, incidenten tijdens behandeling.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Embase.com, Ovid/Medline en Ovid/PsycInfo is op 1 december 2021 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews en observationele studies over de psychometrische eigenschappen en de voorspellende waardes van instrumenten om Psychopathie vast te stellen. De literatuurzoekactie leverde 235 unieke treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:

  • Systematische reviews en observationele studies met kwantitatieve data;
  • Personen waren volwassen (18+); Vanwege de mogelijk binnen het juridische werkveld stigmatiserende effecten van het gebruik van de term ‘psychopathie’ en gezien de ontwikkelmogelijkheden van jongeren, heeft de werkgroep de zoekstrategie hier beperkt tot volwassenen. Diagnostiek van psychopathie bij jongeren en het gebruik van de Psychopathy Checklist – Youth Version (PCL:YV) vereist specifieke expertise (zie o.a. Duits, 2015).
  • Ten minste één van de genoemde psychopathie-instrumenten werd onderzocht;
  • Ten minste één van de genoemde uitkomstmaten werd gerapporteerd.

Resultaten

Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie vier studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werd vervolgens één studie geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en drie studies definitief geselecteerd (Guy, 2010; Mokros, 2014; Larsen, 2020)

 

Daarnaast is er aan de literatuur die gevonden is uit de systematische literatuurselectie, specifieke literatuur vanuit Nederland toegevoegd. Dit betreft het proefschrift van Chakhssi (2013), het proefschrift van Klein Haneveld, met vier artikelen (Klein Haneveld, 2017; Klein Haneveld, 2018; Klein Haneveld, 2021a; Klein Haneveld, 2021b) en twee artikelen over psychopathie bij vrouwen (de Vogel & Lancel, 2016; de Vogel, 2019). Bij het doorlezen van de gevonden literatuur werden nog drie aanvullende relevante artikelen gevonden. In totaal werden 17 artikelen gebruikt voor de samenvatting van de literatuur.

  1. Chakhssi F (2013). Psychopathy: its association with early maladaptive schemas, risk-related behaviors and treatment outcome. [Doctoral Thesis, Maastricht University]. Maastricht University. https://doi.org/10.26481/dis.20131220fc
  2. Cooke DJ, Hart SD, Logan C, Michie C (2012). Explicating the construct of psychopathy: Development and validation of a conceptual model, the Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality (CAPP). The International Journal of Forensic Mental Health, 11(4), 242-252. https://doi.org/10.1080/14999013.2012.746759
  3. DeMatteo D, Hart SD, Heilbrun K, Boccaccini MT, Cunningham MD, Douglas KS, Dvoskin JA, Edens JF, Guy LS, Murrie DC, Otto RK, Packer IK, Reidy TJ (2020). Statement of concerned experts on the use of the Hare Psychopathy Checklist-Revised in capital sentencing to assess risk for institutional violence. Psychology, Public Policy, and Law, 26(2), 133-144. https://doi.org/10.1037/law0000223
  4. DeMatteo D & Olver ME (2022). Use of the Psychopathy Checklist-Revised in legal contexts: Validity, reliability, admissibility, and evidentiary issues. Journal of Personality Assessment, 104(2), 234-251. https://doi.org/10.1080/00223891.2021.1955693
  5. Douglas KS, Yeomans M, Boer DP (2005). Comparative Validity Analysis of Multiple Measures of Violence Risk in a Sample of Criminal Offenders. Criminal Justice and Behavior, 32(5), 479-510. https://doi.org/10.1177/0093854805278411
  6. Douglas KS, Hart SD, Webster CD, Belfrage H (2013). HCR-20V3: Assessing risk of violence- User guide. Burnaby, Canada: Mental Health, Law, and Policy Institute, Simon Fraser University
  7. Duits N (2015). Antisociaal gedrag en psychopathie bij kinderen en jongeren. In: Canton W, van Beek D, Claes L, Gijs L, Jeandarme I en Klein Haneveld E (red). Handboek psychopathie en de antisociale-persoonlijkheidsstoornis. De Tijdstroom, Utrecht.
  8. Edens JF, Boccaccini MT, Johnson DW (2010) Inter-rater reliability of the PCL-R total and factor scores among psychopathic sex offenders: are personality features more prone to disagreement than behavioral features? Behav Sci Law., 28(1):106-19. Doi: 10.1002/bsl.918.
  9. Evans L & Tully RJ (2016) The Triarchic Psychopathy Measure (TriPM): Alternative to the PCL-R? Aggression and Violent Behavior, 27: 79-86.
  10. Fazel S, Singh JP, Doll H, Grann M (2012). Use of risk assessment instruments to predict violence and antisocial behaviour in 73 samples involving 24 827 people: systematic review and meta-analysis. BMJ (Clinical research ed.), 345, e4692. https://doi.org/10.1136/bmj.e4692
  11. Fazel S, Burghart M, Fanshawe T, Gil SD, Monahan J, Yu, R (2022). The predictive performance of criminal risk assessment tools used at sentencing: Systematic review of validation studies, Journal of Criminal Justice, 81I. DOI: 10.1016/j.jcrimjus.2022.101902
  12. Guy LS & Douglas KS (2006) Examining the utility of the PCL:SV as a screening measure using competing factor models of psychopathy. Psychol Assess. 18(2):225-30. doi: 10.1037/1040-3590.18.2.225.PMID: 16768600
  13. Guy LS, Douglas KS, Hendry MC (2010). The role of psychopathic personality disorder in violence risk assessments using the HCR-20. Journal of personality disorders, 24(5), 551-580. https://doi.org/10.1521/pedi.2010.24.5.551
  14. Hart SD, Cox DN, Hare RD (1995). The Hare Psychopathy Checklist: Screening Version (PCL:SV). Toronto, Ontario, Canada: Multi-Health Systems.
  15. Hildebrand M & De Ruiter C (2004). PCL-R psychopathy and its relation to DSM-IV Axis I and II disorders in a sample of male forensic psychiatric patients in the Netherlands. International Journal of Law and Psychiatry 27: 233-248. https://doi.org/10.1016/j.ijlp.2004.03.005
  16. Hildebrand M, De Ruiter C, Nijman H (2004) PCL-R psychopathy predicts disruptive behavior among male offenders in a Dutch forensic psychiatric hospital. J Interpers Violence, 19(1):13-29. doi: 10.1177/0886260503259047.
  17. Klein Haneveld E, Kamphuis JH, Smid W, Forbey JD (2017) Using MMPI-2-RF Correlates to Elucidate the PCL-R and Its Four Facets in a Sample of Male Forensic Psychiatric Patients, Journal of Personality Assessment, 99:4, 398-407, DOI: 10.1080/00223891.2016.1228655
  18. Klein Haneveld E, Neumann CS, Smid W, Wever E, Kamphuis JH (2018). Treatment responsiveness of replicated psychopathy profiles. Law and human behavior, 42(5), 484-495. https://doi.org/10.1037/lhb0000305
  19. Klein Haneveld E, Smid W, Timmer K, Kamphuis JH (2021). Clinical Appraisals of Individual Differences in Treatment Responsivity Among Patients With Psychopathy: A Consensual Qualitative Research Study. Criminal Justice and Behavior, 48(8), 1031-1051. https://doi.org/10.1177/0093854820970597
  20. Klein Haneveld E, Molenaar D, de Vogel V, Smid W, Kamphuis JH (2022). Do We Hold Males and Females to the Same Standard? A Measurement Invariance Study on the Psychopathy Checklist-Revised. Journal of personality assessment, 104(3), 368-379. https://doi.org/10.1080/00223891.2021.1947308
  21. Kreis MK, Cooke DJ, Michie C, Hoff HA, Logan C (2012). The Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality (CAPP): content validation using prototypical analysis. Journal of personality disorders, 26(3), 402-413. https://doi.org/10.1521/pedi.2012.26.3.402
  22. Lammers S, Keulen-Vos M, De Groot A, Uzieblo K (2015) Diagnostiek van psychopathie. In: Canton W, Van Beek D, Claes L, Gijs L, Jeandarme I, Klein Haneveld E (red) Handboek psychopathie en de antisociale-persoonlijkheidsstoornis. De Tijdstroom, Utrecht, 159- 180.
  23. Larsen RR, Jalava J, Griffiths S. (2020). Are Psychopathy Checklist (PCL) psychopaths dangerous, untreatable, and without conscience? A systematic review of the empirical evidence. Psychology, Public Policy, and Law, 26(3), 297-311. https://doi.org/10.1037/law0000239
  24. Lilienfeld SO, Widows MR, Staff PAR (2005). Psychopathic personality inventoryTM-revised. Social Influence (SOI), 61(65), 97.
  25. Lloyd CD, Clark HJ, Forth AE (2010). Psychopathy, expert testimony, and indeterminate sentences: Exploring the relationship between Psychopathy Checklist-Revised testimony and trial outcome in Canada. Legal and Criminological Psychology, 15(2), 323-339. https://doi.org/10.1348/135532509X468432
  26. Mokros A, Vohs K, Habermeyer E (2014). Psychopathy and violent reoffending in German-speaking countries: A meta-analysis. European Journal of Psychological Assessment, 30(2), 117-129. https://doi.org/10.1027/1015-5759/a000178
  27. Morrissey C, Mooney P, Hogue TE, Lindsay WR, Taylor JL (2007) Predictive validity of the PCL-R for offenders with intellectual disability in a high security hospital: treatment progress. J Intellect Dev Disabil., 32(2), 125-33. https://doi.org/10.1080/13668250701383116.
  28. Singh JP, Desmarais SL, Hurducas C, Arbach-Lucioni K, Condemarin C, Dean K, Doyle M, Folino JO, Godoy-Cervera V, Grann M, Ho RMY, Large MM, Nielsen LH, Pham TH, Rebocho MF, Reeves KA, Rettenberger M, de Ruiter C, Seewald K, Otto RK (2014). International perspectives on the practical application of violence risk assessment: A global survey of 44 countries. The International Journal of Forensic Mental Health, 13(3), 193-206. https://doi.org/10.1080/14999013.2014.922141
  29. Uzieblo K, Verschuere B, Van den Bussche E, Crombez G (2010). The Validity of the Psychopathic Personality Inventory-Revised in a Community Sample. Assessment, 17(3), 334-346. https://doi.org/10.1177/1073191109356544
  30. De Vogel V & Lancel M (2016) Gender Differences in the Assessment and Manifestation of Psychopathy: Results From a Multicenter Study in Forensic Psychiatric Patients, International Journal of Forensic Mental Health, 15:1, 97-110, DOI: 10.1080/14999013.2016.1138173
  31. de Vogel V, Bruggeman M, Lancel M (2019). Gender-Sensitive Violence Risk Assessment: Predictive Validity of Six Tools in Female Forensic Psychiatric Patients. Criminal Justice and Behavior, 46(4), 528-549. https://doi.org/10.1177/0093854818824135
  32. de Vogel V, de Bruijn M, Klein Haneveld E, Leong J, Robbe E, Steunenberg D, Verhees M, Vissers A (2023) Behandelen van vrouwen in de klinische forensische zorg. Kfz.
  33. Vertommen H, Verheul R, de Ruiter C, Hildebrand M (2002). Hare Psychopathy Checklist -Revised. Amsterdam: Harcourt Test Publishers
  34. Wong SCP & Gordon A (2006). The validity and reliability of the Violence Risk Scale: A treatment-friendly violence risk assessment tool. Psychology, Public Policy, and Law, 12(3), 279-309. https://doi.org/10.1037/1076-8971.12.3.279

Exclusietabel

Referentie

Reden voor exclusie

Gower M, Spiranovic C, Morgan F, Saunders J (2020). The predictive validity of risk assessment tools used in Australia for female offenders: A systematic review. Aggression and Violent Behavior, 53, 101428. https://doi.org/10.1016/j.avb.2020.101428

Verkeerde populatie (vrouwen)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 31-01-2024

Laatst geautoriseerd  : 30-01-2024

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid
  • Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
  • Vereniging van Pro Justitia rapporteurs

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante specialismen die betrokken zijn bij de psychiatrische Pro Justitia rapportages.

 

Werkgroep

  • dr. S.J. Roza, Universitair hoofddocent Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (voorzitter)
  • prof. dr. G. Meynen, hoogleraar Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (vicevoorzitter)
  • drs. Th.J.G. Bakkum, (kinder- en jeugd)psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • drs. M. van Berkel, psychiater en hoofd vakgroep Psychiatrie Pieter Baan Centrum. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • drs. T. den Boer, psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • drs. C. van Gestel, psychiater en geneesheer-directeur. Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs
  • Prof. Dr. M. Jelicic, Hoogleraar Neuropsychologie en Recht
  • dr. F.A. Jonker, klinisch neuropsycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
  • M.J. Markx, patiëntvertegenwoordiger. Ypsilon - MIND
  • dr. J. Meijers, Universitair docent en gezondheidszorgpsycholoog. Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie (tot juni 2021)
  • dr. U.W. Nabitz, GZ psycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
  • mr. dr. M.M. Prinsen, jurist en senior wetenschappelijk onderzoeker. Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
  • prof. dr. R.J. Verkes, hoogleraar Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • prof. dr. V. de Vogel, hoogleraar Forensische Zorg en lector Werken in Justitieel Kader

Adviesgroep

  • drs. N.J.M. Arts, neuroloog. Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • mr. drs. F.A.M. Bakker, senior raadsheer. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
  • drs. E.W.M. van den Broek, klinisch psycholoog & onderzoeker.
  • mr. W.A.F. Damen, senior strafrechter. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
  • dr. N. Duits, (kinder- en jeugd)psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • drs. J. van Hoey Smith, neuroloog. Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • drs. E. van Laarhoven-Aarts, klinisch psycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
  • T. Visser, verpleegkundig specialist GGZ. Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • drs. M.F. de Vries, psychiater en directeur inhoud. Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

Met ondersteuning van

  • drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. F. Ham, adviseur. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. T. Lamberts, senior adviseur. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

dr. S.J. Roza

* Universitair Hoofddocent Forensische Psychiatrie, Erasmus MC Rotterdam
* Psychiater/ opleider Psychiatrie/ Directeur Zorg & Behandeling PI Haaglanden, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie & Psychologie,

* Lid kernredactie Tijdschrift voor Psychiatrie, onbetaald
* Freelance Pro Justitia rapporteur voor Jeugd en Volwassenen, betaald (zzp)

Geen

Geen actie

prof. dr. G. Meynen

* Psychiater GGZ inGeest Amsterdam
* Hoogleraar Forensische psychiatrie, Willem Pompe Instituut voor strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht
* Bijzonder hoogleraar Ethiek en psychiatrie, Faculteit Geesteswetenschappen, Vrije Universiteit

* Lid Programmacommissie Kwaliteit Forensische Zorg: met name beoordelen projectvoorstellen, resultaten en opstellen calls voor onderzoek (vacatiegeld)
* Voorzitter Wetenschappelijke Adviesraad Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie: advies over wetenschappelijke koers NIFP
* Voorzitter Psychiatrisch Juridisch Gezelschap. Organiseren bijeenkomsten op grensvlak psychiatrie en recht
* Redactieraadslid Tijdschrift voor psychiatrie
* Redactielid Tijdschrift Sancties
* Associate Editor Frontiers in Psychiatry - section forensic psychiatry (tot recent) gerapporteerd pro Justitia via NIFP Noord-Holland
* Lid task force NWA route NeurolabNL - thema safety and security

Eigen wetenschappelijke ideeën en inzichten ten aanzien van forensische psychiatrie.

Geen actie

drs. Th.J.G. Bakkum

* Forensisch psychiater NIFP
* Manager zorg & rapportage NIFP Zuid Nederland/Zuid-Holland
Beleidsverantwoordelijke portefeuille rapportage NIFP
* Kinder- en jeugdpsychiater Youz Den Haag

NIFP = Nederlands Instituut voor forensische psychiatrie en psychologie. Youz is onderdeel van Parnassia groep

* Pro Justitia rapporteur, ingeschreven in het NRGD voor de deskundigheidsgebieden psychiatrie strafrecht volwassen en psychiatrie strafrecht jeugd - betaald per opdracht
* Toetser in een toetsingsadviescommissie van het NRGD - betaald per toetsing
* Docent en examinator in de opleiding tot PJ rapporteur - betaald
* Gastcollege aan de Universiteit van Amsterdam, orthopedagogiek - onbetaald
* Gastcollege aan de Universiteit van Utrecht, forensische psycahtrie - onbetaald
* Redactielid en auteur bij 'Stoornis en Delict" - onbetaald

NRGD = Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

Deelname aan de commissie is gezien mijn werkzaamheden bijna niet te vermijden en kan mijn reputatie bevestigen, misschien nog vergroten. Dat levert echter geen mogelijkheden op tot vermarkting, financieel voordeel dan wel een functie bij een andere organisatie

Geen actie

prof. dr. R.J. Verkes

* Lid Adviescommissie Verloftoetsing Terbeschikkinggestelden (AVT), betaald

* Lid Commissie Ethiek, Expertisecentrum Forensische Psychiatrie, onbetaald

Geen

Een bijdrage aan de totstandkoming van de nieuwe richtlijn kan niet los gezien worden van mijn overige professionele activiteiten, met name als forensisch gedragskundige. In die zin is er dus een verwevenheid tussen deze bijdrage en het werk in het Pieter Baan centrum. Deze is niet van financiële aard

Geen actie

prof. dr. R.J. Verkes

Psychiater, hoogleraar forensische psychiatrie, Afd. Psychiatrie, Radboudumc/ Sectie Strafrecht en criminologie Radboud Universiteit

* Psychiater, programmaleider, Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek Pompestichting (betaald)
* Voorzitter Adviescommissie. Gegevensverstrekking Weigerende Observandi (betaald)
* Bestuurslid Stichting Interdisciplinair Gedragswetensappelijk Onderzoek (onbetaald)
* Bestuurslid Afdeling Forensische Psychiatrie - NVVP

Geen

Geen actie

drs. T. den Boer

Psychiater Pieter Baan Centrum

 

Geen

Geen actie

drs. M. van Berkel

Psychiater/ Manager Zorg en rapportage NIFP

Pro Justitia rapporteur (betaald)

Geen

Geen actie

drs. C. van Gestel

De Forensische Zorgspecialisten, geneesheer-directeur en behandelend psychiater de Waag Flevoland

* GgZ Centraal: achterwacht buiten kantoortijden voor kliniek en crisisdienst, 1 uur per week (bezoldigd)
* Als zzp’er ben ik werkzaam als rapporteur pro Jusititia, ongeveer 10 uur per week (bezoldigd)
* Tevens ben ik plaatsvervangend raad bij de Penkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gemiddeld 2 uur per week (bezoldigd)
* Sinds november maak ik deel uit van het bestuur van de afdeling Geneesheren-directeur van de NVvP (onbezoldigd)

Op deze manier is er geen financieel belang. Het is uiteraard zo dat taken die voortvloeien uit de richtlijn kunnen leiden tot een hoger of lager uurtarief, omdat de tarifering van onderzoek pro Justitia niet direct aan de richtlijn vasthangt.

 

Geen direct belang meer, mijn deelname vindt wel plaats in overleg met het nieuwe bestuur van de Vereniging voor Rapporteurs pro Justitia.

Geen actie

mr. dr. M.M. Prinsen

* Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Senior juridisch onderzoeker
* Adviescollege Levenslanggestraffen, Secretaris

* Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen, toetser FPPO, DNA, Rechtspsychologie (vergoeding)
* Rechtbank Amsterdam, Rechter-plaatsvervanger (vergoeding)

Het NIFP bemiddelt de opdrachten tot gedragskundige rapportage in strafzaken aan deskundigen die zijn geregistreerd in het NRGD. Het NIFP heeft een belang bij heldere en goede richtlijnen, omdat dat het werk van de gedragskundig rapporteurs ten goede komt en hun positie verduidelijkt. Dit levert geen financiële voordelen op.

 

Het NRGD beschikt over een register waarin deskundigen zijn opgenomen. Toetsers beoordelen geanonimiseerde rapportages aan de hand van bestaande richtlijnen. Het is van belang dat die helder en eenduidig zijn. Dit levert geen financiële voordelen op.

Geen actie.

dr. V. de Vogel

* Lector Werken in Justitieel Kader, Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht
* Onderzoeker Van der Hoeven Kliniek, De Forensische Zorgspecialisten te Utrecht

* Wetenschappelijk adviseur Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT), betaald
* Lid ZonMw commissie onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis, betaald
* Lid bestuur Stichting Vrienden van Oldenkotte, onbetaald
* Lid programmacommissie Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ), onbetaald
* Lid stuurgroep Reclasseringsacademie 3RO, onbetaald
* Lid programmaraad Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP), onbetaald

Niet van toepassing voor zover ik nu kan overzien. Ik ben wel betrokken in onderzoek naar - en ontwikkeling van risicotaxatie-instrumenten, maar heb daar geen persoonlijk gewin bij

Geen actie

M.J. Markx

Vereniging Ypsilon, Medewerker adviesdienst, vrijwilligersondersteuning en projecten

* Bestuurslid Bewonersvereniging Bachplein Schiedam, onbetaald
* Bestuurslid NAKC, onbetaald

Geen

Geen actie

dr. U.W. Nabitz

* GZ psycholoog niet praktiserend

*Senior onderzoeker en kwaliteitsadviseur bij Inforsa van Arkin

* Voorzitter NIP sectie Forensische Psychologie

*Bestuursfuncties bij het NIP

*Onbetaalde adviesfuncties bij het EFP voor de ontwikkeling van richtlijnen en prestatie indicatoren

* Op honoraarbasis wetenschappelijk onderzoeker en kwaliteitsadviseur

Geen

Geen actie

dr. F.A. Jonker

Klinisch Neuropsycholoog, Leadexpert Neuropsychiatrie, Altrecht.

Klinisch neuropsycholoog werkzaam bij het NIFP/ Neuropoli

 

Docent/onderzoeker Vrije Universiteit (detachering

* PJ rapporteur (niet NRG geregistreerd) voor deelrapportages met betrekking op de neuropsychologie (vergoeding)

* Voorzitter sectie GGZ (NIP), betaald.

Geen.

Geen actie

Prof. Dr. M. Jelicic

Hoogleraar Neuropsychologie en Recht, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Maastricht; universitair hoofdocent, Faculteit Psychologie en Neurowetenschappen, Universiteit Maastricht.

Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS), Hoge Raad der Nederlanden, betaald. Getuige-deskundige in strafzaken (circa 2 keer per jaar); de Universiteit Maastricht ontvangt hier een vergoeding voor.

* Betrokken bij extern gefinancierd onderzoek naar bias in risicotaxatie (financier Europese Commissie); geen rol als projectleider.

* Erkenning van expertise op gebied van amnesie bij verdachten.

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het perspectief vanuit onderzochten door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland en MIND voor de invitational conference. Het verslag van de invitational conference is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Patiëntvertegenwoordiging in de werkgroep is gelopen via een werkgroeplid gemandateerd namens Ypsilon. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland, MIND en Ypsilon en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Bijzondere diagnostiek: psychopathie

Geen financiële gevolgen

Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten rondom het uitvoeren van psychiatrische rapportages pro Justitia. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch relevant vonden.

 

Voor vraagstukken met een medische basis

Zoeken naar wetenschappelijke literatuur

Eerst heeft de werkgroep oriënterend met algemene zoektermen gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen in www.guideline.gov, en naar systematische reviews vanaf 2010 in Medline (zie voor de zoekstrategie voor deze oriënterende search bij aanverwanten). De werkgroep vond geen systematische reviews die relevant waren voor beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroep vond een aantal buitenlandse richtlijnen, doch stelde vast dat deze richtlijnen, door de specifieke Nederlandse context (zowel in wettelijke bepalingen als in het (forensisch) zorglandschap) beperkt bruikbaar zijn voor de huidige richtlijn.

Voor iedere afzonderlijke uitgangsvraag is de werkgroep nagegaan of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan de beantwoording van de vraag.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de opdrachtgever(s) en de onderzochte relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

De GRADE-systematiek dient niet alleen ter beoordeling van het effect van een interventie, maar ook ter beoordeling van diagnostische vragen of vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID).

 

Voor andersoortige vraagstukken

Voor een aantal andere uitgangsvragen leende beantwoording door middel van een systematische review van origineel wetenschappelijk onderzoek zich niet goed. Dit hangt samen met de specifieke en met andere landen onvergelijkbare Nederlandse wet- en regelgeving, of het ontbreken van peer reviewed onderzoek in de internationale literatuur. In deze gevallen is ervoor gekozen om beschrijvend te werk te gaan. De richtlijncommissie heeft kennisgenomen van bestaande richtlijnen, wetsteksten, leerboeken, relevante artikelen en beschikbare jurisprudentie (zie de literatuurlijst bij de betreffende module). De werkgroep heeft zich daarnaast gebaseerd op expert-opinion, door (onder andere) gebruik te maken van de eigen – uitgebreide - ervaringen met het onderhavige onderzoek en rapportage in strafzaken, of door het inroepen van specifieke (juridisch-wetenschappelijke) expertise.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals aanvullende argumenten vanuit de expertise van de werkgroepleden en adviesgroepleden, waarden en voorkeuren van onderzochten en/of hun naasten, kosten (middelenbeslag), beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is waar mogelijk gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare (wetenschappelijke) bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten. De kracht van het (wetenschappelijk) bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van onderzochten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor onderzochten, behandelaars en beleidsmakers. Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele onderzochte.

 

Organisatie van de rapportagepraktijk

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het uitbrengen van een rapportage (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie en samenwerking.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is voor iedere uitgangsvraag nagedacht of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de uitgangsvraag. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Aanbevelingen voor nader onderzoek en/of vervolgonderzoek worden als aanverwant toegevoegd bij de betreffende module.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID:PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun x0;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review.PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

 

Schünemann A, Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

 

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc.2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Bijzondere diagnostiek in strafzaken: het gebruik van psychoactieve stoffen en de overwegingen in relatie tot delictgedrag