Algemene inleiding
Aanleiding voor het maken van de richtlijn
Waarom is het belangrijk een richtlijn voor dit onderwerp te ontwikkelen?
In deze richtlijn worden het onderzoek en de rapportage van een (forensisch) psychiater ten behoeve van de advisering in strafzaken beschreven. Deze onderzoeken worden ook wel pro Justitia rapportages genoemd.
Psychiatrische rapportages hebben een belangrijke inbreng in de strafrechtspleging, omdat de wet soms voorschrijft dat er psychiatrisch (en/of psychologisch) onderzoek is verricht (zoals bijvoorbeeld in geval van oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling), maar vooral omdat eventuele psychiatrische aspecten de inhoud van de te nemen rechterlijke beslissing mede kunnen bepalen, inclusief het eventuele beveiligings- en behandeltraject dat volgt op de rechterlijke beslissing.
In Nederland wordt met name om gedragskundige (waaronder psychiatrische) rapportage verzocht bij strafrechtelijke meervoudige kamerzaken waarbij personen worden verdacht van ernstige feiten (geweldsdelicten, levensdelicten, zedendelicten en/of brandstichting). Ook wordt soms bij (een combinatie van) minder ernstige delicten, maar evidente aanwijzingen voor de aanwezigheid van een of meer ernstige psychische stoornissen bij de verdachte, verzocht om een pro Justitia psychiatrisch onderzoek. Het onderzoek concentreert zich op de forensisch relevante aspecten van de eventuele psychische stoornis, de invloed van die stoornis op het tenlastegelegde, de inschatting van de kans op recidive, en de noodzakelijk geachte interventies ter voorkoming van recidive.
Ten tijde van oplevering van deze richtlijn werden ongeveer 2250 ambulante rapportages per jaar bij volwassenen, 600 ambulante rapportages per jaar bij jeugdigen, en 200 klinische rapportages per jaar in het Pieter Baan Centrum uitgevoerd. Daarnaast werden ongeveer 800 maatregeladviesrapportages uitgebracht, die in de loop van een tbs- of PIJ-maatregel onafhankelijk adviseren over voortzetting van de eerder opgelegde maatregel.
Wat zijn de belangrijkste knelpunten in de praktijk waarvoor deze richtlijn aanbevelingen dient te geven?
In 2012 werd de eerste richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie opgesteld. De richtlijn had toen vier doelstellingen:
- Aansluiting bewerkstelligen van het psychiatrisch onderzoek en de rapportage pro Justitia bij de professioneel functionerende wetenschappelijke psychiatrische praktijk, die werkt met een stelsel van richtlijnen
- Richtinggevende ondersteuning voor en uitleg over het onderzoek en rapportage pro Justitia door psychiaters, als hulpmiddel en uitdrukkelijk niet als protocol
- Het bieden van een gestructureerd professioneel kader, waardoor de rapporterend psychiaters hun kennis en kunde beter kunnen inzetten
- Bijdragen aan intercollegiale en interdisciplinaire communicatie over de positie van de psychiater in het onderzoeksproces.
Sinds 2012 hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan in onder andere wettelijke regelgeving, wetenschappelijke inzichten over risicotaxatie en wijzigingen in de (veiligheids-) praktijk binnen instellingen. De herziene richtlijn stelt zich derhalve, naast bovengenoemde doelstellingen, ten doel (nog) beter af te stemmen op de uitvoeringspraktijk, nieuwe wetenschappelijke inzichten rondom risicotaxatie, de gezondheidsrechtelijke en juridische ontwikkelingen en de geactualiseerde NVvP-richtlijn Psychiatrische diagnostiek (2015).
Doel van de richtlijn
Wat is het doel (beoogde effect) van de richtlijn?
Doel van deze richtlijn is het bevorderen van het optimaal en systematisch uitvoeren van psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken door de psychiater, een bijdrage te leveren aan verbetering van de intercollegiale communicatie en van de mogelijkheden tot intercollegiale toetsing. Daarmee is er een professionele standaard voor de manier waarop de psychiater het onderzoek en rapportage pro Justitia uitvoert. Daarnaast kan de richtlijn gebruikt worden in het onderwijs aan medische studenten, artsen in opleiding tot psychiater en psychiaters in opleiding tot Pro Justitia rapporteur.
Afbakening van de richtlijn
De bestaande monodisciplinaire richtlijn is van 2012 en betreft het onderzoek van de
psychiater in strafzaken, ook wel genoemd pro Justitia rapportage.
De rapporterend psychiater onderzoekt en rapporteert over personen die verdacht worden van één of meerdere delicten of over personen die al veroordeeld zijn voor delicten en die vanwege (het vermoeden van) psychische stoornissen onderzocht worden ten behoeve van de rechtspraak. Dit kan onderzoek zijn in 'eerste aanleg' (bij de rechtbank) of bij hoger beroep bij het gerechtshof. Het kan ook gaan om eventuele verlenging of beëindiging van een tbs-maatregel of de PIJ-maatregel, de zogenaamde maatregelrapportages. Een substantieel deel betreft rapportages opgemaakt bij verdachten die slechts gedeeltelijk of niet aan het onderzoek willen meewerken.
Beoogde gebruikers van de richtlijn
De primaire doelgroep van deze richtlijn wordt gevormd door de psychiaters die pro Justitia onderzoek uitvoeren. De richtlijn is bedoeld als kwaliteitsinstrument voor het psychiatrisch onderzoek en de rapportage in strafzaken door de psychiater en de arts in opleiding tot dit medische specialisme. De richtlijn beoogt niet om aanbevelingen te doen voor het onderzoek en/of de rapportage door andere disciplines dan de psychiater. Andere beroepsgroepen kunnen eventueel aanbevelingen uit de richtlijn halen die deels of geheel van toepassing zijn op de diagnostiek van psychische stoornissen binnen hun specifieke context en indien dat valt onder hun specifieke bekwaamheden. Wij denken daarbij in het bijzonder aan gezondheidszorgpsychologen, klinisch psychologen, klinisch neuropsychologen en neurologen. In de toekomst zullen wellicht andere disciplines, zoals verpleegkundig specialisten, ook gaan rapporteren. De richtlijn biedt inzicht in de pro Justitia rapportage voor andere betrokkenen in het juridisch proces. Het kan dienen als richtsnoer voor de kwaliteitsvisitatie en herregistratie van psychiaters, inclusief (her)registratie in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD).
Definities en begrippen
Wat zijn de belangrijkste definities die in deze richtlijn gebruikt worden?
In deze richtlijn wordt gerefereerd aan “de gedragskundige rapportage” of de “rapportage pro Justitia” zoals dat wordt bedoeld in het Nederlands strafrechtelijk systeem: een rapportage geschreven door personen die als beroepsbeoefenaars rapporteren aan juridische beslissers over de persoon en het gedrag van de verdachte of veroordeelde. Dergelijke rapportages zijn niet uitsluitend voorbehouden aan psychiaters, ook psychologen (gezondheidszorgpsychologen en klinisch (neuro)psychologen rapporteren “pro Justitia”. Ook rapportages van een reclasseringsinstelling of de Raad voor de Kinderbescherming worden wettelijk gezien geschaard onder voor strafrechtelijke beslissing relevante rapportages. Desalniettemin richt deze richtlijnen zich specifiek op psychiaters, en daarmee dus ook op de psychiatrische rapportage in het kader van de strafvordering op basis van een benoeming daartoe op grond van het Wetboek van Strafvordering. In dat wetboek wordt een psychiater een (gedrags)deskundige genoemd, deskundig in de zaak zelve en als gerechtelijk deskundige volgens de regels van het Wetboek van strafvordering benoemd en opererend. Hoewel in het wetboek niet is gedefinieerd dat benoeming (uitsluitend) is voorbehouden aan deskundigen die in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen zijn geregistreerd, is het merendeel van de psychiaters die als gedragsdeskundige optreedt in strafzaken wel in dat register opgenomen. In deze richtlijn wordt kortom gesproken over:
- Gedragskundige rapportage (met de verbijzondering van de psychiatrische rapportage)
- Gedragsdeskundige (als gerefereerd wordt aan de psychiater (en/of psycholoog) die als deskundige benoemd is op grond van het Wetboek van Strafvordering)
De psychiater die rapporteert ten behoeve van het strafrecht wordt in deze richtlijn veelal benoemd als ‘rapporterend psychiater’. Hier kan in het kader van opleidingsdoeleinden ook een rapporterend arts in opleiding tot psychiater worden bedoeld.
Afkorting |
Toelichting |
ADL |
Algemeen dagelijkse levensverrichtingen |
AGWO |
Adviescommissie Gegevensverstrekking Weigerende Observandi |
AIOS |
Arts in opleiding tot specialist (in deze richtlijn: arts in opleiding tot psychiater) |
APA |
American Psychiatric Association |
ASR |
Adolescentenstrafrecht |
AVG |
Algemene Verordening Gegevensbescherming |
BIG |
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg |
B-SAFER |
Brief Spousal Assault for Evaluation of Risk |
BW |
Burgerlijk Wetboek |
CAPP |
Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality |
CU |
Callous Unemotional traits |
DIZ |
Divisie Individuele Zaken |
DJI |
Dienst Justitiële Inrichtingen |
DROS |
Dynamic Risk Outcome Scales |
DSM-5 TR |
Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders, fifth edition |
EHRM |
Europees Hof voor de Rechten van de Mens |
FAM |
Female Additional Manual |
FARE |
Forensische Ambulante Risico Evaluatie |
FPA |
Forensisch Psychiatrische Afdeling |
FPC |
Forensisch Psychiatrisch Centrum (ook wel tbs-kliniek) |
FPK |
Forensisch Psychiatrische Kliniek |
FPPO |
Forensische Psychiatrie, Psychologie en Orthopedagogiek |
GD |
Geneesheer-directeur |
GGZ |
Geestelijke Gezondheidszorg |
GHB |
Gammahydroxybutyraat |
GPO |
Gestructureerd professioneel oordeel |
HCR-20 v3 |
Historical Clinical Riskmanagement Version 3 |
HKT-R |
Historisch Klinisch Toekomst Revisie |
HR |
Hoge Raad der Nederlanden |
IFZ |
Indicatiestelling forensische zorg |
IGJ |
Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd |
J-SOAP D |
Juvenile Sex Offender Assessment Protocol Dutch |
LFPZ |
Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg |
LSD |
Lysergeenzuurdi-ethylamide |
LVB |
Licht verstandelijk beperkt |
MATE |
Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie |
NAH |
Niet-aangeboren hersenletsel |
NIFP |
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie |
NIP |
Nederlands Instituut van Psychologen |
NRGD |
Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen |
OM |
Openbaar Ministerie |
OvJ |
Officier van Justitie |
PBC |
Pieter Baan Centrum |
Pbw |
Penitentiaire beginselenwet |
PCL-R |
Psychopathy Checklist Revised |
PCL-YV |
Psychopathy Checklist Youth Version |
PCP |
fencyclidine |
PI |
Penitentiaire Inrichting |
PIJ |
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen |
PJ |
Pro Justitia |
PPI-R |
Psychopathic Personality Inventory-Revised |
PPC |
Penitentiair Psychiatrisch Centrum |
Rb |
Rechtbank |
RC |
Rechter-commissaris |
SAPROF |
Structured Assessment of Protective Factors for Violence risk |
SAPROF-YV |
Structured Assessment of Protective Factors for Violence Risk – Youth Version |
SAVRY |
Structured Assessment of Violence Risk in Youth |
Sr |
Wetboek van Strafrecht |
SRP |
Stalking Risk Profile |
SSA |
Static-2000 – Stable-2007 – Acute 2007 |
SSRI |
Selectieve serotonine reuptake inhibitors |
Sv |
Wetboek van Strafvordering |
tbs |
Terbeschikkingstelling |
TriPM |
Triarchic Psychopathy Measure |
VERA-2R |
Violent Extremism Risk Assessment 2 Revised |
VRS |
Violence Risk Scale |
Wfz |
Wet forensische zorg |
WBGO |
Wet inzake de Geneeskundige Behandelovereenkomst |
Wkkgz |
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg |
Wvggz |
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg |
Wzd |
Wet zorg en dwang |
Literatuurlijst
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Richtlijn Psychiatrische diagnostiek. 2015.
GGZ Standaarden. Zorgstandaard Diagnostiek. 2022
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 31-01-2024
Laatst geautoriseerd : 30-01-2024
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante specialismen die betrokken zijn bij de psychiatrische Pro Justitia rapportages.
Werkgroep
- dr. S.J. Roza, Universitair hoofddocent Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (voorzitter)
- prof. dr. G. Meynen, hoogleraar Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (vicevoorzitter)
- drs. Th.J.G. Bakkum, (kinder- en jeugd)psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- drs. M. van Berkel, psychiater en hoofd vakgroep Psychiatrie Pieter Baan Centrum. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- drs. T. den Boer, psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- drs. C. van Gestel, psychiater en geneesheer-directeur. Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs
- Prof. Dr. M. Jelicic, Hoogleraar Neuropsychologie en Recht
- dr. F.A. Jonker, klinisch neuropsycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
- M.J. Markx, patiëntvertegenwoordiger. Ypsilon - MIND
- dr. J. Meijers, Universitair docent en gezondheidszorgpsycholoog. Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie (tot juni 2021)
- dr. U.W. Nabitz, GZ psycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
- mr. dr. M.M. Prinsen, jurist en senior wetenschappelijk onderzoeker. Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
- prof. dr. R.J. Verkes, hoogleraar Forensische psychiatrie en psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- prof. dr. V. de Vogel, hoogleraar Forensische Zorg en lector Werken in Justitieel Kader
Adviesgroep
- drs. N.J.M. Arts, neuroloog. Nederlandse Vereniging voor Neurologie
- mr. drs. F.A.M. Bakker, senior raadsheer. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
- drs. E.W.M. van den Broek, klinisch psycholoog & onderzoeker.
- mr. W.A.F. Damen, senior strafrechter. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
- dr. N. Duits, (kinder- en jeugd)psychiater. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- drs. J. van Hoey Smith, neuroloog. Nederlandse Vereniging voor Neurologie
- drs. E. van Laarhoven-Aarts, klinisch psycholoog. Nederlands Instituut van Psychologen
- T. Visser, verpleegkundig specialist GGZ. Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
- drs. M.F. de Vries, psychiater en directeur inhoud. Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
Met ondersteuning van
- drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. F. Ham, adviseur. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. T. Lamberts, senior adviseur. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
dr. S.J. Roza |
* Universitair Hoofddocent Forensische Psychiatrie, Erasmus MC Rotterdam |
* Lid kernredactie Tijdschrift voor Psychiatrie, onbetaald |
Geen |
Geen actie |
prof. dr. G. Meynen |
* Psychiater GGZ inGeest Amsterdam |
* Lid Programmacommissie Kwaliteit Forensische Zorg: met name beoordelen projectvoorstellen, resultaten en opstellen calls voor onderzoek (vacatiegeld) |
Eigen wetenschappelijke ideeën en inzichten ten aanzien van forensische psychiatrie. |
Geen actie |
drs. Th.J.G. Bakkum |
* Forensisch psychiater NIFP |
* Pro Justitia rapporteur, ingeschreven in het NRGD voor de deskundigheidsgebieden psychiatrie strafrecht volwassen en psychiatrie strafrecht jeugd - betaald per opdracht |
Deelname aan de commissie is gezien mijn werkzaamheden bijna niet te vermijden en kan mijn reputatie bevestigen, misschien nog vergroten. Dat levert echter geen mogelijkheden op tot vermarkting, financieel voordeel dan wel een functie bij een andere organisatie |
Geen actie |
prof. dr. R.J. Verkes |
* Lid Adviescommissie Verloftoetsing Terbeschikkinggestelden (AVT), betaald * Lid Commissie Ethiek, Expertisecentrum Forensische Psychiatrie, onbetaald |
Geen |
Een bijdrage aan de totstandkoming van de nieuwe richtlijn kan niet los gezien worden van mijn overige professionele activiteiten, met name als forensisch gedragskundige. In die zin is er dus een verwevenheid tussen deze bijdrage en het werk in het Pieter Baan centrum. Deze is niet van financiële aard |
Geen actie |
prof. dr. R.J. Verkes |
Psychiater, hoogleraar forensische psychiatrie, Afd. Psychiatrie, Radboudumc/ Sectie Strafrecht en criminologie Radboud Universiteit |
* Psychiater, programmaleider, Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek Pompestichting (betaald) |
Geen |
Geen actie |
drs. T. den Boer |
Psychiater Pieter Baan Centrum |
|
Geen |
Geen actie |
drs. M. van Berkel |
Psychiater/ Manager Zorg en rapportage NIFP |
Pro Justitia rapporteur (betaald) |
Geen |
Geen actie |
drs. C. van Gestel |
De Forensische Zorgspecialisten, geneesheer-directeur en behandelend psychiater de Waag Flevoland |
* GgZ Centraal: achterwacht buiten kantoortijden voor kliniek en crisisdienst, 1 uur per week (bezoldigd) |
Op deze manier is er geen financieel belang. Het is uiteraard zo dat taken die voortvloeien uit de richtlijn kunnen leiden tot een hoger of lager uurtarief, omdat de tarifering van onderzoek pro Justitia niet direct aan de richtlijn vasthangt.
Geen direct belang meer, mijn deelname vindt wel plaats in overleg met het nieuwe bestuur van de Vereniging voor Rapporteurs pro Justitia. |
Geen actie |
mr. dr. M.M. Prinsen |
* Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Senior juridisch onderzoeker |
* Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen, toetser FPPO, DNA, Rechtspsychologie (vergoeding) |
Het NIFP bemiddelt de opdrachten tot gedragskundige rapportage in strafzaken aan deskundigen die zijn geregistreerd in het NRGD. Het NIFP heeft een belang bij heldere en goede richtlijnen, omdat dat het werk van de gedragskundig rapporteurs ten goede komt en hun positie verduidelijkt. Dit levert geen financiële voordelen op.
Het NRGD beschikt over een register waarin deskundigen zijn opgenomen. Toetsers beoordelen geanonimiseerde rapportages aan de hand van bestaande richtlijnen. Het is van belang dat die helder en eenduidig zijn. Dit levert geen financiële voordelen op. |
Geen actie. |
dr. V. de Vogel |
* Lector Werken in Justitieel Kader, Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht |
* Wetenschappelijk adviseur Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT), betaald |
Niet van toepassing voor zover ik nu kan overzien. Ik ben wel betrokken in onderzoek naar - en ontwikkeling van risicotaxatie-instrumenten, maar heb daar geen persoonlijk gewin bij |
Geen actie |
M.J. Markx |
Vereniging Ypsilon, Medewerker adviesdienst, vrijwilligersondersteuning en projecten |
* Bestuurslid Bewonersvereniging Bachplein Schiedam, onbetaald |
Geen |
Geen actie |
dr. U.W. Nabitz |
* GZ psycholoog niet praktiserend *Senior onderzoeker en kwaliteitsadviseur bij Inforsa van Arkin * Voorzitter NIP sectie Forensische Psychologie *Bestuursfuncties bij het NIP |
*Onbetaalde adviesfuncties bij het EFP voor de ontwikkeling van richtlijnen en prestatie indicatoren * Op honoraarbasis wetenschappelijk onderzoeker en kwaliteitsadviseur |
Geen |
Geen actie |
dr. F.A. Jonker |
Klinisch Neuropsycholoog, Leadexpert Neuropsychiatrie, Altrecht. Klinisch neuropsycholoog werkzaam bij het NIFP/ Neuropoli
Docent/onderzoeker Vrije Universiteit (detachering |
* PJ rapporteur (niet NRG geregistreerd) voor deelrapportages met betrekking op de neuropsychologie (vergoeding) * Voorzitter sectie GGZ (NIP), betaald. |
Geen. |
Geen actie |
Prof. Dr. M. Jelicic |
Hoogleraar Neuropsychologie en Recht, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Maastricht; universitair hoofdocent, Faculteit Psychologie en Neurowetenschappen, Universiteit Maastricht. |
Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS), Hoge Raad der Nederlanden, betaald. Getuige-deskundige in strafzaken (circa 2 keer per jaar); de Universiteit Maastricht ontvangt hier een vergoeding voor. |
* Betrokken bij extern gefinancierd onderzoek naar bias in risicotaxatie (financier Europese Commissie); geen rol als projectleider. * Erkenning van expertise op gebied van amnesie bij verdachten. |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het perspectief vanuit onderzochten door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland en MIND voor de invitational conference. Het verslag van de invitational conference is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Patiëntvertegenwoordiging in de werkgroep is gelopen via een werkgroeplid gemandateerd namens Ypsilon. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland, MIND en Ypsilon en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Uitgangspunten |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Methoden en technieken |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Bijzondere diagnostiek: psychopathie |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Psychoactieve stoffen |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Weigeren, ontkennen en geheugenverlies |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Toerekenen |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Risicoanalyse |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Wettelijke vertegenwoordiging |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Bijzondere vraagstellingen |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Adolescentenstrafrecht |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Kwaliteit van kwaliteitsborging |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Gezondheidsrechtelijke context |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Organisatie en samenwerking |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 1. Omvang van de populatie (aantal onderzochten per jaar) is minder dan 5000. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten rondom het uitvoeren van psychiatrische rapportages pro Justitia. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch relevant vonden.
Voor vraagstukken met een medische basis
Zoeken naar wetenschappelijke literatuur
Eerst heeft de werkgroep oriënterend met algemene zoektermen gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen in www.guideline.gov, en naar systematische reviews vanaf 2010 in Medline (zie voor de zoekstrategie voor deze oriënterende search bij aanverwanten). De werkgroep vond geen systematische reviews die relevant waren voor beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroep vond een aantal buitenlandse richtlijnen, doch stelde vast dat deze richtlijnen, door de specifieke Nederlandse context (zowel in wettelijke bepalingen als in het (forensisch) zorglandschap) beperkt bruikbaar zijn voor de huidige richtlijn.
Voor iedere afzonderlijke uitgangsvraag is de werkgroep nagegaan of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan de beantwoording van de vraag.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de opdrachtgever(s) en de onderzochte relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
De GRADE-systematiek dient niet alleen ter beoordeling van het effect van een interventie, maar ook ter beoordeling van diagnostische vragen of vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose.
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID).
Voor andersoortige vraagstukken
Voor een aantal andere uitgangsvragen leende beantwoording door middel van een systematische review van origineel wetenschappelijk onderzoek zich niet goed. Dit hangt samen met de specifieke en met andere landen onvergelijkbare Nederlandse wet- en regelgeving, of het ontbreken van peer reviewed onderzoek in de internationale literatuur. In deze gevallen is ervoor gekozen om beschrijvend te werk te gaan. De richtlijncommissie heeft kennisgenomen van bestaande richtlijnen, wetsteksten, leerboeken, relevante artikelen en beschikbare jurisprudentie (zie de literatuurlijst bij de betreffende module). De werkgroep heeft zich daarnaast gebaseerd op expert-opinion, door (onder andere) gebruik te maken van de eigen – uitgebreide - ervaringen met het onderhavige onderzoek en rapportage in strafzaken, of door het inroepen van specifieke (juridisch-wetenschappelijke) expertise.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals aanvullende argumenten vanuit de expertise van de werkgroepleden en adviesgroepleden, waarden en voorkeuren van onderzochten en/of hun naasten, kosten (middelenbeslag), beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is waar mogelijk gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare (wetenschappelijke) bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten. De kracht van het (wetenschappelijk) bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van onderzochten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor onderzochten, behandelaars en beleidsmakers. Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele onderzochte.
Organisatie van de rapportagepraktijk
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het uitbrengen van een rapportage (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie en samenwerking.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is voor iedere uitgangsvraag nagedacht of een systematische literatuuranalyse zou kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de uitgangsvraag. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Aanbevelingen voor nader onderzoek en/of vervolgonderzoek worden als aanverwant toegevoegd bij de betreffende module.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID:PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun x0;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review.PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.
Schünemann A, Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.
Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc.2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.