Psoriasis

Initiatief: NVDV Aantal modules: 93

Topicale therapie

Uitgangsvraag

2011

  • Wat is de effectiviteit van lokale therapie (uitgedrukt in percentage patiënten met nagenoeg volledige remissie (≥ 90%), het percentage met partiële remissie (≥ 75%) (en/of remissieduur en/of percentages verbetering uitgedrukt in PASI, ‘global severity’, ‘body surface area’, ‘clearance’) bij volwassen patiënten met het psoriasis?
  • Wat zijn de bijwerkingen en wat is de veiligheid van lokale therapie bij volwassen patiënten met het psoriasis?

2024

  • Wanneer en hoe wordt indifferentie therapie aanbevolen bij patiënten met psoriasis vulgaris?
  • Wat is de effectiviteit en veiligheid van salicylzuur als aanvullende therapie bij patiënten met psoriasis vulgaris?

Aanbeveling

Indifferente therapie

  • Adviseer de patiënt een indifferent middel te gebruiken, ook in combinatie met andere behandelingen, en leg de rationale daarvan uit.
  • Neem voorkeuren van de patiënt in overweging bij het kiezen van de juiste indifferente therapie. Het is van belang een product te kiezen dat de patiënt comfortabel vindt om te gebruiken om zo de therapietrouw te bevorderen.
  • Moedig patiënten aan om de indifferente therapie regelmatig en consequent toe te passen, ook in periodes van remissie.
  • Adviseer de patiënt het indifferente middel direct na het douchen of baden aan te brengen op de huid.

Salicylzuur

  • Overweeg een hyperkeratotische huidlaag (dikke schilferlaag) te behandelen met salicylzuur voorafgaand aan een andere topicale therapie (corticosteroïd en/of vitamine-D3 analoog).
  • Pas geen salicylzuur als monotherapie toe voor de behandeling van psoriasis vulgaris.
  • Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van salicylzuurpreparaten bij jonge kinderen. Bij een leeftijd onder de twee jaar wordt het gebruik van salicylzuur afgeraden.

Corticosteroïden

  • Therapie met lokale corticosteroïden wordt aanbevolen voor lichte tot ernstige psoriasis. Combinatietherapie met calcipotriol, lichttherapie of systemische behandelingen is mogelijk, waardoor het gebruik van de hoeveelheid corticosteroïden aanmerkelijk beperkt kan worden.
  • De keuze voor een bepaalde klasse corticosteroïden moet worden afgestemd op het te behandelen gebied van de huid.
  • Bij langdurige toepassing en in het bijzonder in gevoelige gebieden, moet de ontwikkeling van typische bijwerkingen van corticosteroïden, zoals huidatrofie of teleangiëctasieën, in de gaten worden gehouden.
  • Omdat de meerwaarde van tweemaal daags appliceren boven een eenmaal daagse applicatie niet is aangetoond, wordt geadviseerd in eerste instantie voor applicatie eenmaal daags te kiezen.

Vitamine D-analogen

  • Vitamine D3 analogen worden aanbevolen als lokale therapie voor psoriasis.
  • De combinatie van vitamine D-analogen met lokale corticosteroïden is superieur ten opzichte van beide monotherapieën wat betreft werkzaamheid en tolerantie. Het combinatiepreparaat heeft de voorkeur vanwege de eenmaal daagse applicatie.
  • Voor matige tot ernstige psoriasis kan een combinatie van lokale vitamine D3-analogen met UV-fototherapie of systemische therapie worden aangeraden.

Calcineurineremmers

  • Tacrolimus en pimecrolimus 1 tot 2 maal per dag aangebracht, kan gepast zijn voor behandeling van psoriasis op speciale locaties, zoals het gezicht, de lichaamsplooien en de regio anogenitalis (zie hiervoor de betreffende hoofdstukken), als additivum (bij intervaltherapie) of ter vervanging van corticosteroïden. Gebruik op andere locaties van het lichaam wordt niet aanbevolen.
  • Let op ongewenste bijwerkingen zoals branderigheid en huidirritaties.
  • Toepassing onder occlusie en combinatie met UV- therapie wordt afgeraden.

Overwegingen

Topicale therapieën vormen een essentieel onderdeel van de behandeling van psoriasis. Deze vorm van therapie omvat het aanbrengen van crèmes, zalven, gels en lotions rechtstreeks op de aangetaste huidgebieden. Topicale behandelingen zijn vaak de eerste keuze voor milde tot matige vormen van psoriasis en kunnen effectief zijn in het verminderen van ontstekingen, jeuk en schilfering.

 

Er zijn verschillende soorten topische middelen beschikbaar, waaronder corticosteroïden, vitamine D-analogen, teerpreparaten, salicylzuur, calcineurineremmers en combinaties hiervan. Elk type heeft zijn eigen werkingsmechanisme en kan geschikt zijn voor specifieke symptomen of huidgebieden. De keuze van het juiste topicale middel hangt af van de ernst van de psoriasis, de locatie van de laesies en andere individuele factoren zoals leeftijd en medische geschiedenis.

Hoewel topicale therapieën doorgaans veilig zijn en een lage kans op systemische bijwerkingen hebben, is een juist gebruik essentieel voor optimale resultaten en het minimaliseren van mogelijke complicaties. In deze module zullen we de verschillende topicale behandelingsopties voor psoriasis bespreken, hun werkingsmechanismen, toepassingsmethoden, en belangrijke overwegingen voor het gebruik ervan.

Onderbouwing

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 22-11-2024

Laatst geautoriseerd  : 23-12-2024

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn psoriasis en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Psoriasisvereniging Nederland
  • NVK sectie Kinderreumatologie

Algemene gegevens

Aanleiding en afbakening onderwerp

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2023-2024 modulair herzien. Deze herziening betreft overwegend de toevoeging van nieuwe modules met klinische relevante onderwerpen welke ontbraken of toe waren aan  herziening: screening, topicale middelen, nieuwe biologics, dosisreductie van biologics, biologics voor kinderen/adolescenten en ouderen en voorlichting voor patiënten.

 

Tabel 1: Overzicht betrokken partijen modulaire herziening psoriasis 2023-2024

Overzicht betrokken partijen Psoriasis 2023-2024*

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR)

X

X

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)

 

 

X

X

 

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Nederlands

Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

X

Module screening

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Associatie Physsian Assistants (NAPA)

 

X

 

 

Geen knelpunten aangeleverd

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)

 

 

X

 

 

Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Patiëntenverenigingen

Psoriasispatiënten Nederland (PN)

X

X

X

X

 

Huid Nederland (HN)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

 

X

 

X

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Afgemeld voor knelpunten

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

 

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Dermatologen, verpleegkundig specialisten, physcian assistants, huidtherapeuten. Secundair kan de richtlijn nuttig zijn voor kinderartsen, reumatologen, geriaters, huisartsen en apothekers. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar tabel 1.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog (voorzitter)

NVDV

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. M. Seyger, (kinder)dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. J. van den Reek, wetenschappelijk onderzoeker

NVDV

Mw. Dr. L. van der Schoot, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Drs. C.A.M van Riel, PhD-kandidaat (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. N. Henckens, PhD-kandidaat (vanaf januari 2024)

NVDV

Mw. Dr. F.M. Bruins, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. W.P. Arnold, dermatoloog (tot maart 2024)

NVDV

Mw. Drs. E. ter Haar, PhD-kandidaat

NVDV

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. D.M.W. Balak, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. H.B. Thio, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. S. Dieleman, psychiater

NVVP

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé, kinderreumatoloog

NVK

Mw. Drs. E. Hoppenreijs, kinderreumatoloog

NVK

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog

NVR

Mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut

NVH

Mw. I. Laffra, verpleegkundig specialist

V&VN

Dhr. Drs. W. Eizenga, huisarts

NHG

Mw. I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger

PN

Mw. F. van Oort, patiëntvertegenwoordiger

PN

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Dhr. Drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. D.S. Adams, arts-onderzoeker (vanaf maart 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. M. Nlgisang, arts-onderzoeker (vanaf november 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. A. Teunissen, arts-onderzoeker (vanaf oktober 2024)

NVDV

Mw. Drs. L.J. van den Oord, arts-onderzoeker (vanaf april 2024)

NVDV

Mw. Dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog & directeur NVDV

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroepleden

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Actie

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt (voorzitter)

Dermatoloog Ijsselland ziekenhuis, SkinTwin

NVDV:
(1) lid domeingroep Inflammatoire aandoeningen (vacatiegelden)
(2) Voorzitter richtlijn psoriasis (vacatiegelden)
(3) (inhoudelijk) voorzitter Werkgroep Psoriasis | Uitkomstgerichte Zorg Lijn 1, ZI
(4) lid Zinnige Zorg-trajecten Eczeem en Psoriasis, ZI
(5) lid WG COVID-19 vaccinatie voor immuungecompromitteerde patienten, RIVM

FMS: (plaatsvervangend) Lid Raad voor wetenschap en innovatie (onbetaald)
SIILO, Prisma, lid dermatologie team (vergoeding)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

3-11-2022

Geen

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong

Dermatoloog, Radboud UMC

zie verder bij extern gefinancierd onderzoek

Geen

Geen

heeft onderzoeksbeurzen ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboud universitair medisch centrum Nijmegen, Nederland van AbbVie, BMS, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, Lilly, Novartis, en UCB voor onderzoek naar psoriasis.

heeft opgetreden als consultant en/of betaalde spreker en/of deelgenomen aan onderzoek gesponsord door bedrijven die medicijnen produceren voor de behandeling van psoriasis of eczeem, waaronder AbbVie, Amgen, Almirall, Boehringer-Ingelheim, Celgene, Galapagos, Janssen Pharmaceutica, Lilly, Novartis, Leo Pharma, Sanofi en UCB.

Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat direct naar de instelling (Radboudumc).

Geen

Geen

23-11-2022

Geen

Mw. Dr. M. Seyger

Dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Onderzoeksgrant Janssen (2020): Unmet needs regarding treatment in young people with psoriasis
Advisory boards/ consultant: Janssen, Lilly, Novartis.
Deelname aan trials van Janssen. Alle contracten zijn gesloten met het Radboudumc, en alle inkomsten gaan direct naar het Radboudumc.

Geen

Geen

31-10-2022

Geen

Mw. Dr. J. van den Reek

Dermatoloog, Radboud UMC

1. Adviseur psoriasis blad, Psoriasispatiënten Nederland (onbetaald)
2. Lid werkgroep 'regeldruk in onderzoek' - Ministerie van VWS (onbetaald)
3. Lid werkgroep 'immuungecompromiteerde patiënten en COVID-19 vaccinatie' RIVM (vacatiegelden aan Radboudumc)

Geen

Geen

Heeft klinische onderzoeken uitgevoerd voor AbbVie, Celgene, Almirall en Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Ontving studiebeurzen van ZonMw voor studies over doseringsverlaging van biologics

.

heeft vergoedingen voor voordrachten ontvangen/deelgenomen aan adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma, Novartis, UCB en Eli Lilly en vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie (voorzitter). Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Geen

Geen

6-9-2022

Geen

Mw. Dr. L. van der Schoot

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics, specifiek dosisreductie van biologics.

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. Drs. C.A.M van Riel

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-3-2024

Geen

Mw. Drs. N. Henckens,

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC. Onderzoek naar patiënten met psoriasis die behandeld worden middels biologicals (BioCAPTURE registry).

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

21-12-2023

Geen

Mw. Dr. F.M. Bruins

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker

Dermatoloog, Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

13-9-2022

Geen

Dhr. Dr. W.P. Arnold

Dermatoloog, Gelderse Vallei en Psoriasis dagcentrum Ede

1. Lid cie Kwaliteit ZKH Gelderse Vallei (ZGV)
2. Voorzitter MDO huidkanker ZGV

Mede-eigenaar Psoriasis dagcentrum Ede

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Drs. E. ter Haar

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van investigator-intiated research met financiele steun van Almirall en het uitvoeren van trials voor Novartis. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van psoriasis bij de oudere patiënt.

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé

Dermatoloog Rode Kruis ziekenhuis Beverwijk en
Erasmus MC

Centrum voor Lipoedeem. Behandeling van patiënten met lipoedeem. Betreft niet-verzekerde zorg

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

14-9-2022

Geen

Dhr. Dr. D.M.W. Balak

Dermatoloog, LUMC

Medisch adviseur Psoriasispatiënten NL (onbetaald)

- Organisatie nascholing Brugge dagen sept 2023 Ii.s.n. AbbVie (betaald) - Spreker nascholing Dermatology at sea juni 2-23 (ism met Janssen) (betaald) - Deelname world congress Dermatology juli 2023 (ism Admirall)

Geen

Geen

Geen

Geen

28-3-2023

Geen

Dhr. Dr. H.B. Thio

Dermatoloog Erasmus MC

Geen

 

Ik treed betaald op als onderzoeker, als spreker en als lid van de medische adviesaden van de firma's Boehringen Ingelheim, Janssen, AbbVie, Galderma, Leo Pharma, Eli Lilly, en UCB.

Geen

Zie eerder.

Geen

Geen

12-5-2023

Geen

Dhr. Dr. S. Dieleman

Psychiater en opleider psychiatrie Erasmus MC, deelnemer aan het multidisciplinaire psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

eigen profilering op het gebied van psychodermatologie, maar dat is ongeacht de inhoud van de richtlijn

7-11-2022

Geen

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé

Kinderreumatoloog/immunoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

secretaris Nederlands Vereniging voor Kinderreumatologie (NVKR): onbetaald

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

 20-10-2022

Geen

Mw. Drs. E. Hoppenreijs

Kinderreumatoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

1. lid NvK geneesmiddelen commissie
2. FMS dure geneesmiddelen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen

Reumatoloog LUMC

Lid van het ASAS uitvoerend comité

Penningmeester van ASAS

Adviesvergoedingen van Novartis, MSD, AbbVie, Bristol Myers Squibb, Eli Lilly

Geen

subsidies van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, UCB, Novartis en Jacobus Stichting

Geen

Geen

23-9-2021

Geen

Mw. K. Sterkenburg,

Huidtherapeut en beleidsmedewerker NVH

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. I. Laffra

Verpleegkundig specialist Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

11-9-2022

Geen

Dhr. Drs. W. Eizenga

Huisarts in Utrecht, manager bij de huisartsopleiding te Utrecht

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

8-11-2022

Geen

Mw. I. van Ee

Adviseur patientenbelang, PatientenfederatieNederland

Coordinator patientenparticipatie Psoriasispatienten Nederland
- Lid centrale redactie Psoriasispatienten Nederland
- Patient-partner / Eupatiefellow in onderzoek, beleid, zorg etc.
- Eupatiefellow- mentor
allen onbetaald

Geen

Geen

Freedom of disease Psoriasis: hoofdauteur
- Dosisreductie biological i.s.m. Radboud(zonMW) coauteur
- Onderzoek Zorg op afstand i.s.m. NVDV en radboud(zonMW)

Alle contracten zijn gesloten met de Psoriasispatienten Nederland, incl fees. persoonlijk onbetaald

Geen

Geen

7-8-2022

Geen

Mw. F. van Oort

Staffunctionaris beleid, zorg en kwaliteit.
Ouderenzorgorganisatie Van Neynsel te 's-Hertogenbosch

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-11-2022

Geen

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiënten perspectief in alle modules van de herziende richtlijn psoriasis door zitting neming van afgevaardigden van Psoriasispatiënten Nederland (PN). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PN.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Topicale therapie  

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. In verband met het modulaire onderhoud van deze richtlijn wordt het implementatieplan per module weergegeven in de bijlage van de betreffende module.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerde van verschillende (wetenschappelijke) verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel 1.  

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 2.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 4).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

 

Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]

 

Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Lichttherapie