Psoriasis

Initiatief: NVDV Aantal modules: 61

Fumaraten bij psoriasis

Uitgangsvraag

  • Wat is de effectiviteit en veiligheid van de verschillende fumaraten bij volwassen patiënten met chronische plaque type psoriasis?
  • Hoe kunnen bijwerkingen van fumaraten worden behandeld?

Aanbeveling

Fumaraten worden aanbevolen als inductiebehandeling voor psoriasis. In Nederland wordt voornamelijk gebruikgemaakt van magistraal bereide fumaraatpreparaten die DMF en calcium-MEF bevatten (samengestelde fumaraten, gelijkend op Fumaderm®) of alleen DMF (monopreparaten), bevatten. Ten tijde van publiceren is Skilarence, geregistreerd fumaarzuur, beschikbaar gekomen. (Geregistreerd per april 2017).

↑↑*

 

Fumaraten worden aanbevolen als langetermijnonderhoudsbehandeling voor psoriasis. Het langetermijnveiligheidsprofiel van fumaraten is gunstig, maar er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over de effectiviteit en veiligheid van fumaraten op langere termijn.

↑↑*

 

Bijwerkingen zoals flushing kunnen mogelijk met doseringen acetylsalicylzuur (bijvoorbeeld 80 mg) leiden tot een afname van flushingklachten.

↑*

 

Het wordt aanbevolen om fumaraten te starten volgens een doseringsschema waarbij de dosering geleidelijk wordt opgehoogd.

↑↑*

 

Het wordt aanbevolen om tijdens de behandeling met fumaraten regelmatig laboratoriumcontroles uit te voeren zoals vermeld in het schema (Tabel 30).

↑↑*

 

Het wordt aanbevolen om in geval van een leukocytenaantal < 3000/μl (is gelijk aan 3,0 x 109/L) of een lymfocytenaantal < 500/μl (is gelijk aan 0,5 x 109/L) de fumaraatbehandeling voortijdig te staken.

 

In geval van een lymfocytenaantal < 700/μl (is gelijk aan 0,7 x 109/L) wordt geadviseerd de fumaraatdosering te halveren voor 2-4 weken; indien het lymfocytenaantal persisterend daalt < 700/μl, dient de fumaraatbehandeling gestopt te worden.

↑↑*

 

De incidentie van progressieve multifocale leuko-encefalopathie tijdens fumaratenbehandeling is onbekend. Het wordt geadviseerd om alert te zijn voor het optreden van neurologische symptomen gedurende de behandeling met fumaraten en zo nodig door te verwijzen naar de neuroloog.

↑*

* Sterkte van de aanbeveling.

Overwegingen

De meeste studies zijn verricht met het samengestelde fumaraatpreparaat uit Duitsland (Fumaderm). De monopreparaten met enkel DMF zijn minder goed onderzocht voor psoriasis. Fumaderm is alleen beschikbaar in Duitsland. In andere Europese landen zijn fumaraten een niet-geregistreerd geneesmiddel en is Fumaderm beschikbaar via internationale apotheken. In het Verenigd Koninkrijk worden fumaraten voorgeschreven in gespecialiseerde centra voor met name patiënten die eerder hebben gefaald of intolerant zijn voor standaard systemische psoriasisbehandelingen en die niet in aanmerking komen voor behandeling met een biologic. In Nederland wordt vooral gebruikgemaakt van magistraal bereide fumaraatpreparaten: combinatiepreparaten met DMF en het calciumzout van MEF (gelijkend op Fumaderm) en monopreparaten met enkel DMF of DMF met vertraagde afgifte (zie Tabel 33). De monopreparaten zouden even effectief zijn, maar minder bijwerkingen geven dan de samengestelde fumaraatpreparaten. Deze hypothese is echter nog onvoldoende onderzocht. Een kleine RCT uitgevoerd in Nederland liet geen statistische significante verschillen in effectiviteit zien tussen Fumaderm en een DMF-monopreparaat. [Nieboer 1990] Er zijn momenteel onvoldoende gegevens beschikbaar om een duidelijk voorkeur voor een specifieke fumaraatpreparaat aan te geven. Alle fumaraatpreparaten worden in principe vergoed door de zorgverzekeraars. Zie Tabel 33 voor een overzicht van de beschikbare fumaraatpreparaten in Nederland.

 

De werkgroep pleit ervoor dat de fumaraatbehandeling wordt voorgeschreven en controles worden uitgevoerd door een arts met ervaring met alle behandelingen van psoriasis, bij voorkeur een dermatoloog.

 

Tabel 33. Overzicht van in Nederland beschikbare fumaraatpreparaten.

Fumaraatpreparaat

Bestandsdelen

Beschikbaarheid

Samengestelde preparaten:

Fumaraat 105 mg e.c. samengesteld

30 mg DMF +

75 mg Calcium-MEF

GMP apotheek De Magistrale Bereider (Capelle aan den IJssel)

Fumaraat 215 mg e.c. samengesteld

120 mg DMF +

95 mg Calcium-MEF

GMP apotheek De Magistrale Bereider (Capelle aan den IJssel)

Enkelvoudige preparaten:

Dimethylfumaraat 30 mg e.c.

30 mg DMF

GMP apotheek De Magistrale Bereider (Capelle aan den IJssel)

Dimethylfumaraat 120 mg e.c.

120 mg DMF

GMP apotheek De Magistrale Bereider (Capelle aan den IJssel)

Dimethylfumaraat MSR + MVA 30 mg (Psorinovo)

30 mg DMF

GMP apotheek Mierlo-Hout (Helmond)

Dimethylfumaraat MSR + MVA 120 mg (Psorinovo)

120 mg DMF

GMP apotheek Mierlo-Hout (Helmond)

Dimethylfumaraat 120 mg maagsapresistent (Tecfidera)*

120 mg DMF

Biogen Netherlands B.V. (Badhoevedorp)

Dimethylfumaraat 240 mg maagsapresistent (Tecfidera)*

240 mg DMF

Biogen Netherlands B.V. (Badhoevedorp)

Afkortingen: DMF, dimethylfumaraat; MEF, monoethylfumaraat; e.c., enteric coated; MSR, maagsapresistent; MVA, met vertraagde afgifte.*In Nederland geregistreerd en toegepast voor de behandeling van relapsing remitting multiple sclerose.

Onderbouwing

D.M.W. Balak, H.B. Thio

 

Fumaraten zijn esterderivaten van fumaarzuur en worden sinds 1959 toegepast als systemische behandeling van psoriasis. [Mrowietz (a) 2005] In de behandeling van psoriasis worden verschillende fumaraten ingezet, waaronder monopreparaten met dimethylfumaraat (DMF) en samengestelde preparaten met DMF en mono-ethylfumaraat (MEF). DMF wordt beschouwd als de belangrijkste fumaraat en is een pro-drug. Na orale inname wordt DMF omgezet in het biologisch actieve metaboliet monomethylfumaraat. Het werkingsmechanisme van fumaraten is nog niet geheel opgehelderd. Waarschijnlijk beïnvloeden fumaraten de ziekteactiviteit van psoriasis via meerdere immunomodulerende effecten, onder andere door remming van pro-inflammatoire cytokineproductie en differentiatie van dendritische cellen.

 

Fumaraten zijn in Nederland vooralsnog niet geregistreerd voor de behandeling van psoriasis (Ten tijde van publiceren is Skilarence® beschikbaar gekomen [geregistreerd per april 2017]). In Duitsland is voor de behandeling van matige tot ernstige psoriasis sinds 1994 een geregistreerd fumaraatpreparaat (Fumaderm, Biogen GmbH, Ismaning) beschikbaar, waarin DMF en drie zouten van MEF zijn verwerkt. In Nederland wordt voornamelijk gebruikgemaakt van magistraal bereide fumaraatpreparaten die DMF en calcium-MEF bevatten (samengestelde fumaraten, gelijkend op Fumaderm) of alleen DMF (monopreparaten) bevatten. Daarnaast is sinds 2014 in Europa een DMF-preparaat (Tecfidera, Biogen Netherlands B.V., Badhoevedorp) geregistreerd voor de behandeling van multiple sclerose.

 


Fumaraten

Registratie voor psoriasis

1994 (Duitsland); in Nederland niet geregistreerd

 

Aanbevolen startdosering

Zie opbouwschema (Tabel 31)

 

Aanbevolen onderhoudsdosering

Individueel te bepalen

 

Klinisch significante respons te verwachten

Na 4 weken

Responspercentage

PASI 75 in 39% na 16 weken

Fumaraten versus placebo

Inductietherapie – effectiviteit

laag

 

Uitkomstmaat: PASI 75-respons na inductietherapie (cruciaal)

 

Fumaraten geven een significant hogere PASI 75-respons (39%) vergeleken met placebo (1%).

 

Altmeyer 1994, Mrowietz 2006, Mrowietz (b) 2005, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990

 

laag

Uitkomstmaat: volledige remissie (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’) na inductietherapie (belangrijk)

 

Fumaraten geven een significant hogere PGA-score ‘clear/almost clear’ (25%) vergeleken met placebo (4%).

 

Altmeyer 1994, Mrowietz 2006, Mrowietz (b) 2005, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990

 

Inductietherapie – veiligheid

Laag

Uitkomstmaat: proportie patiënten voortijdig gestopt met de studie vanwege bijwerking tijdens inductietherapie (cruciaal)

 

Fumaraten zijn in het aantal bijwerkingen dat leidt tot voortijdig staken van de behandeling (5,0%) niet significant verschillend vergeleken met placebo (2%).

 

Altmeyer 1994, Mrowietz 2006, Mrowietz (b)2005, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990

 

Matig

Uitkomstmaat: proportie patiënten met ten minste één bijwerking tijdens inductietherapie (belangrijk)

 

Fumaraten zijn geassocieerd met een hoger risico op bijwerkingen (76%) vergeleken met placebo (16%).

 

Altmeyer 1994, Mrowietz 2006, Mrowietz (b) 2005, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990

 

Samengesteld fumaraatpreparaat versus octylfumaraat

Laag

Uitkomstmaat: volledige remissie (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’) na inductietherapie (belangrijk)

 

Een samengesteld fumaraatpreparaat geeft een hogere PGA-score ‘clear’ (50%) vergeleken met een octylfumaraatpreparaat (0%), maar het verschil is niet statistisch significant.

 

Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990

 

Fumaraten versus methotrexaat

Laag

Uitkomstmaat: PASI 75-respons na inductietherapie (cruciaal)

 

Fumaraten geven geen significant hogere PASI 75-respons (19%) vergeleken met methotrexaat (24%).

 

Fallah Arani 2011

 

Matig

Uitkomstmaat: proportie patiënten met ten minste één bijwerking tijdens inductietherapie (belangrijk)

 

Fumaraten geven niet significant meer bijwerkingen (89%) vergeleken met methotrexaat (100%).

 

Fallah Arani 2011

 

Fumaraten versus fumaraten in combinatie met calcipotriol 50 μg/g tweemaal daags

 

 

 

 

Matig

Uitkomstmaat: afname in gemiddelde PASI-score na inductietherapie

 

Fumaraten gecombineerd met topicaal calcipotriol tweemaal daags geven een significant hogere PASI-reductie (76%) vergeleken met fumaraten monotherapie (52%).

 

Gollnick 2002

Instructies voor gebruik

Voorafgaand aan de behandeling

  • Artsen worden aangemoedigd om hun patiënten op te nemen in een register (indien beschikbaar)
  • Objectieve beoordeling van de ziekte (zoals PASI/BSA/PGA; artritis)
  • Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (zoals DLQI/Skindex-29 of -17)
  • Anamnese en lichamelijk onderzoek moeten zich richten op eerdere behandelingen en infecties naar inzicht behandelend arts
  • Influenzavaccinatie wordt geadviseerd.
  • Aanbevolen maatregelen zijn onder meer:
    • Controleer op tekenen van actieve infectie
    • Laboratoriumparameters (zie Tabel 30)
    • Controleer zwangerschapstest en bespreek anticonceptie.

 

Tijdens de behandeling

  • Objectieve beoordeling van de ziekte (zoals PASI/BSA/PGA; artritis)
  • Gezondheidgerelateerde kwaliteit van leven zoals (DLQI/Skindex-29 of -17)
  • Aandacht in de anamnese en het lichamelijk onderzoek voor gastro-intestinale symptomen, infecties en maligniteiten
  • Laboratoriumonderzoek (zie Tabel 30)
  • Anticonceptie
  • Influenzavaccinatie wordt geadviseerd.

 

Na de behandeling

Aan vrouwen in de vruchtbare levensfase dient te worden geadviseerd om geschikte anticonceptie te gebruiken om zwangerschap te voorkomen gedurende de behandeling tot 2 weken na het staken van de behandeling. Voor mannen zijn er geen specifieke maatregelen noodzakelijk.

 

Laboratoriumonderzoek

Tabel 30. Laboratoriumonderzoek tijdens fumaratenbehandeling

Parameter

Voor behandeling

Elke 4 weken van maand 1 tot maand 4

Daarna

Leverenzymen

X

X

Elke 3 maanden

Serum creatinine

X

X

Elke 3 maanden

Urinesediment

X

X

Elke 3 maanden

Zwangerschapstest

X

 

 

Volledig bloedbeeld*

X

X

Elke 3 maanden**

Niet alle laboratoriumcontroles hoeven noodzakelijk te zijn voor alle patiënten. De medische voorgeschiedenis, risicoblootstelling en patiëntkarakteristieken dienen mede overwogen te worden. Aanvullende specifieke laboratoriumcontroles kunnen geïndiceerd zijn op basis van symptomen, risico en blootstelling. Op indicatie kan laboratoriumonderzoek frequenter worden verricht.

* In geval van een leukocytenaantal < 3000/μl (is gelijk aan 3,0 x 109/L) dient de fumaraatbehandeling gestopt te worden. In geval van een lymfocytenaantal < 700/μl (is gelijk aan 0,7 x 109/L) wordt geadviseerd de fumaraatdosering te halveren voor 2-4 weken; indien het lymfocytenaantal persisterend daalt < 700/μl, dient de fumaraatbehandeling gestopt te worden. Bij een lymfocytenaantal < 500/μl (is gelijk aan 0,5 x 109/L) moet de fumaraatbehandeling direct gestopt te worden.

** De EDF-werkgroep en de EMA houden een interval van 4 weken aan voor bepaling van het volledig bloedbeeld. De frequentie van bepaling van het volledig bloedbeeld om de 4 weken was een discussiepunt bij de EDF-werkgroep. De Nederlandse richtlijnwerkgroep heeft besloten het interval van bepaling van het volledig bloedbeeld te verlengen naar om de 3 maanden (tenzij er afwijkingen zijn, in dat geval dient frequenter lab-controle te worden gedaan).

 

Tabel 31. Doseringsschema voor inductiefase van behandeling met fumaraten

 

 

 

Tijdstip

DMF 30 mg/

DMF + MEF 105 mg

 

Aantal tabletten per dag

DMF 120 mg/

DMF + MEF 215 mg

 

Aantal tabletten per dag

Week 1

0-0-1

-

Week 2

1-0-1

-

Week 3

1-1-1

-

Week 4

-

0-0-1

Week 5

-

1-0-1

Week 6

-

1-1-1

Week 7

-

1-1-2

 

Evaluatie klinische respons (dit kan of in week 7 of in week 8):

indien PASI-reductie ≥ 50% dosering handhaven

indien PASI-reductie ≤ 50% verder ophogen zoals onder vermeld

1-1-2 handhaven

Week 8

-

2-1-2

Week 9

-

2-2-2

 

Contra-indicaties

Absolute contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen.
  • Actieve infecties van klinische betekenis
  • Zwangerschap/lactatie (i.v.m. gebrek aan ervaring)
  • Ernstige gastro-intestinale aandoeningen, leverziekten en nierziekten
  • Levend verzwakte vaccins.

 

Relatieve contra-indicaties

  • Gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva
  • Hematologische aandoeningen
  • Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een bekende potentiële nefrotoxiciteit.

 

Bijwerkingen/veiligheid

Tabel 32. Overzicht van belangrijke bijwerkingen (gebaseerd op SmPC tekst dimethylfumaraat)

Zeer vaak

Diarree, flushing, misselijkheid, pijn in de bovenbuik, buikpijn, ketonen in de urine.

Vaak

Gastro-enteritis, lymfopenie, leukopenie, brandend gevoel, opvlieger, braken, dyspepsie, gastritis, maag-darmstoornis, pruritis, uitslag, erytheem, proteïnurie, warm aanvoelen, albumine in de urine, verhoogd aspartaat-aminotransferase, alanine-aminotransferase en witte bloedcellen.

Voor een uitgebreid overzicht van mogelijke bijwerkingen: zie SmPC tekst van dimethylfumaraat.

 

De meest voorkomende bijwerkingen van fumaraten zijn gastro-intestinale klachten en flushingklachten. Gastro-intestinale klachten treden op bij maximaal 60% van patiënten, voornamelijk in de eerste paar weken na begin van de behandeling, en omvatten vooral een frequente stoelgang, misselijkheid en buikkrampen. Flushingklachten (lijkend op ‘opvliegers’) kunnen gepaard gaan met een breed scala aan klachten, zoals een gevoel van warmte, rood worden van het gelaat en hoofdpijn, die minuten tot uren aanhouden.

 

Gedurende de fumaratenbehandeling kunnen een leukocytopenie, lymfocytopenie en eosinofilie optreden. Adequate monitoring van het bloedbeeld en opvolging van adviezen omtrent voortijdig staken van de behandeling zijn van belang. Een lang-bestaande lymfopenie verhoogt het risico op opportunistische infecties. JC-polyoma virusgeassocieerde progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is enkele malen gerapporteerd in patiënten behandeld met fumaraten en bij wie het lymfocytenaantal langdurig daalde tot onder de 500 cellen per μl. PML is echter ook enkele malen beschreven in patiënten blootgesteld aan een milde lymfocytopenie. Twee psoriasispatiënten hebben een PML ontwikkeld gedurende een behandeling met Nederlandse fumaraatpreparaten. [Nieuwkamp 2015, van Oosten 2013] Een stijging van het eosinofielenaantal is tijdelijk en is meestal zichtbaar tussen de vierde en tiende week van behandeling. In geval van ernstige nierfunctiestoornissen is voorzichtigheid geboden. Bij een stijging van het serumgehalte creatinine tijdens fumaratenbehandeling kan overlegd worden met een nefroloog omtrent eventuele dosis-aanpassing van fumaraten. Proteïnurie treedt wel eens op tijdens fumaratentherapie, maar verdwijnt na dosisverlaging of stopzetting van de behandeling. In zeldzame gevallen kan een geïsoleerde verhoging van alanine-aminotransferase (ALAT) of bilirubine worden gezien.

 

Overdosering/maatregelen in geval van overdosering

Geen.

 

Vaccinaties

Er zijn op dit moment geen contra-indicaties bekend omtrent gebruik van vaccinaties bij fumaraat-behandeling voor psoriasis. Op theoretische gronden (mogelijke immunosuppressieve effecten van fumaraten) raadt de werkgroep af levend verzwakte vaccins toe te dienen bij fumaraten-gebruik.

Zekerheidshalve wordt geadviseerd dat er 3 maanden gewacht moet worden met levend verzwakte vaccins na het staken van fumaarzuur.

 

Behandeling van bijwerkingen

In geval van hevige of ongemakkelijke bijwerkingen kan de dosering worden verlaagd en/of langzamer worden opgehoogd. De gastro-intestinale tolerantie van fumaraten kan worden verbeterd door het innemen van de tabletten met melk of met voedsel. Verder kunnen gastro-intestinale bijwerkingen symptomatisch behandeld worden met bijvoorbeeld een anti-emeticum of antidiarrhoicum. Flushingklachten kunnen verminderd worden met acetylsalicylzuur. [O’Gorman 2015] Toediening van 325 mg acetylsalicylzuur 30 minuten voorafgaand aan inname van fumaraten leidt tot vermindering van het optreden en ernst van flushing. [O'Gorman 2015] Langdurig gebruik van acetylsalicylzuur wordt echter niet aanbevolen. [SmPC tekst dimethylfumaraat] Mogelijk zouden lagere doseringen acetylsalicylzuur (bijvoorbeeld 80 mg) eveneens kunnen leiden tot afname van flushing klachten. [Linker 2016] De antihistaminicum cetirizine is niet werkzaam gebleken om de bijwerkingen van fumaraten te doen reduceren. [Balak 2015].

 

Interacties tussen geneesmiddelen

Er zijn tot op heden geen geneesmiddelenreacties van fumaraten bekend. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een bekende potentiële nefrotoxiciteit dient vermeden te worden, omdat fumaraten mogelijk de nierfunctie verminderen.

 

Langetermijnveiligheid

Er zijn gegevens beschikbaar van meerdere open-labelstudies waarin patiënten met plaque psoriasis zijn behandeld met fumaraten (Fumaderm) gedurende 1 jaar. In deze studies werden, naast een zeer goede effectiviteit, geen bijwerkingen waargenomen die leidden tot voortijdig staken van langetermijnbehandeling met fumaraten. Enkele psoriasispatiënten (n = 12) zijn tien tot veertien jaar continu behandeld met fumaraten (Fumaderm); bij deze patiënten zijn geen maligniteiten of een verhoogde gevoeligheid voor infecties waargenomen. Deze gegevens waren wel afkomstig van een kleine retrospectieve single-center studie. [Hoefnagel 2003] Observationele studies met grotere aantallen patiënten uit onder andere Duitsland, Nederland en Ierland lieten echter evenmin een verhoogd risico op infecties of maligniteiten zien gedurende langetermijnbehandeling met fumaraten. [Ismail 2014, Lijnen 2015, Reich 2009] In geen van de observationele studies werd PML gerapporteerd. De incidentie van het optreden van PML gedurende behandeling met fumaraten is vooralsnog onbekend.

 

Bijzondere aspecten van de behandeling

Infectierisico

Om het risico op opportunistische infecties zoals PML te minimaliseren is het van belang de leukocyten- en lymfocytenaantallen regelmatig te monitoren en de adviezen omtrent voortijdig staken van de behandeling op te volgen (zoals vermeld in Tabel 30).

 

Chirurgie

Er zijn geen specifieke maatregelen noodzakelijk rondom chirurgische ingrepen.

 

Zwangerschap

Hoewel er geen studies beschikbaar zijn omtrent het gebruik van fumaraten tijdens de zwangerschap of borstvoeding, wordt het gebruik van fumaraten tijdens de zwangerschap afgeraden. Gebruik ontraden, tenzij het potentiële voordeel opweegt tegen het risico voor de foetus.

 

Middelspecifieke aspecten

Dosisaanpassingen zijn niet nodig bij oudere patiënten of bij patiënten met een gestoorde leverfunctie.

 

Kwaliteit van bewijs

Fumaraten versus placebo [Altmeyer 1994, Mrowietz (b)2005, Mrowietz 2006, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990]

Fumaraten zijn vergeleken met placebo superieur als inductiebehandeling in het bereiken van een PASI 75-respons (lage kwaliteit van bewijs) en een PGA-score ‘clear/almost clear’ (matige kwaliteit van bewijs). Fumaraten zijn echter wel geassocieerd met een hoger risico op bijwerkingen vergeleken met placebo (matige kwaliteit van bewijs). Er werden geen significante verschillen gevonden voor het bereiken van een PGA-score ‘clear’ (zeer lage kwaliteit van bewijs) en het aantal bijwerkingen leidend tot voortijdig staken van de behandeling tijdens de inductiefase (lage kwaliteit van bewijs).

 

Fumaraten versus methotrexaat [Fallah Arani, 2011]

Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen fumaraten en methotrexaat (MTX) voor het bereiken van de eindpunten PASI 75-, PASI 90- en PGA-score ‘clear/almost clear’ (lage kwaliteit van bewijs voor alle uitkomstmaten). MTX was wel superieur gemeten naar de gemiddelde PASI-score aan het einde van de behandeling (lage kwaliteit van bewijs). Het aantal patiënten met ten minste één bijwerking (middelmatige kwaliteit) en bijwerkingen leidend tot voortijdig staken van de behandeling (lage kwaliteit van bewijs) was niet statistisch significant verschillend. Er werden gedurende de inductiefase van de behandeling geen ernstige bijwerkingen gerapporteerd voor fumaraten noch voor MTX (zeer lage kwaliteit van bewijs).

 

Fumaraten versus fumaraten in combinatie met calcipotriol 50 μg/g tweemaal daags [Gollnick, 2002]

Behandeling van fumaraten gecombineerd met een topicale behandeling met calcipotriolzalf (50 μg/g tweemaal daags) was superieur ten opzichte van fumaraten monotherapie gemeten naar de gemiddelde PASI-reductie na de inductiebehandeling (matige kwaliteit van bewijs). In de combinatiegroep werd tijdens de inductiefase een PGA-score ‘clear’ vaker behaald dan in de fumaraten monotherapiegroep, maar het verschil was niet statistisch significant (lage kwaliteit van bewijs). Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen de combinatiebehandeling en de monotherapie in het aantal patiënten met minimaal één bijwerking (matige kwaliteit van bewijs) en het aantal patiënten met minimaal één ernstige bijwerking (lage kwaliteit van bewijs). De combinatie van fumaraten met calcipotriol gaf sneller een verbetering vergeleken met fumaraten monotherapie (zeer lage kwaliteit van bewijs).

 

Fumaderm versus octylfumaraat [Nugteren-Huying, 1990; Nugteren-Huying, 1990]

Het bereiken van het eindpunt PGA-score ‘clear’ na inductiebehandeling was beter voor DMF/MEF dan voor een octylfumaraatpreparaat (lage kwaliteit van bewijs), maar het verschil was niet statistisch significant; er bestaan onzekerheden over deze conclusie. Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden voor het aantal bijwerkingen leidend tot voortijdig staken van de inductiebehandeling (lage kwaliteit van bewijs). Octylfumaraat wordt tegenwoordig niet toegepast in de behandeling van psoriasis.

Er konden vijf studies worden geïncludeerd die de effectiviteit van fumaraten bij patiënten met psoriasis hebben onderzocht. [Altmeyer 1994, Fallah Arani 2011, Gollnick 2002, Mrowietz (b) 2005, Mrowietz 2006, Nugteren-Huying 1990, Nugteren-Huying 1990] Alle vijf studies betroffen RCTs. Downgrading van de kwaliteit van bewijs vond plaats o.a. op basis van onduidelijke randomisatiemethoden en incomplete rapportage van de studie-uitkomsten. Een tabel met de samenvatting van de bevindingen is opgenomen in de evidence tabellen (fumaraten).

  1. Altmeyer PJ, Matthes U, Pawlak F, et al. Antipsoriatic effect of fumaric acid derivatives. Results of a multicenter double-blind study in 100 patients. J Am Acad Dermatol 1994;30(6):977-81.
  2. Balak DM, Fallah-Arani S, Venema CM, Neumann HA, Thio HB. Addition of an oral histamine antagonist to reduce adverse events associated with fumaric acid esters in the treatment of psoriasis: a randomized double-blind placebo-controlled trial. Br J Dermatol 2015;172(3):754-9.
  3. Fallah Arani S, Neumann H, Hop WC, Thio HB. Fumarates vs. methotrexate in moderate to severe chronic plaque psoriasis: a multicentre prospective randomized controlled clinical trial. Br J Dermatol 2011;164(4):855-61.
  4. Gollnick H, Altmeyer P, Kaufmann R, et al. Topical calcipotriol plus oral fumaric acid is more effective and faster acting than oral fumaric acid monotherapy in the treatment of severe chronic plaque psoriasis vulgaris. Dermatology 2002;205(1):46-53.
  5. Hoefnagel JJ, Thio HB, Willemze R, Bouwes Bavinck JN. Long-term safety aspects of systemic therapy with fumaric acid esters in severe psoriasis. Br J Dermatol 2003;149(2):363-9.
  6. Ismail N, Collins P, Rogers S, Kirby B, Lally A. Drug survival of fumaric acid esters for psoriasis: a retrospective study. Br J Dermatol 2014;171(2):397-402.
  7. Lijnen R, Otters E, Balak D, Thio B. Long-term safety and effectiveness of high-dose dimethylfumarate in the treatment of moderate to severe psoriasis: a prospective single-blinded follow-up study. J Dermatolog Treat 2015;19:1-6.
  8. Linker RA, Haghikia A. Dimethyl fumarate in multiple sclerosis: latest developments, evidence and place in therapy. Ther Adv Chronic Dis 2016;7(4):198-207.
  9. Mrowietz (a) U, Asadullah K. Dimethylfumarate for psoriasis: more than a dietary curiosity. Trends Mol Med 2005;11(1):43-8.
  10. Mrowietz (b) U, Spellman M. Dimethyl fumarate (BG00012) as an oral therapy for moderate to severe psoriasis: results of a multicenter, randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Abstract 406. 35th Annual ESDR Meeting 22-24th September 2005, Tübingen, Germany. J Invest Dermatol 2005;125(Suppl 1):A69.
  11. Mrowietz U, Reich K, Spellman MC. Efficacy, safety, and quality of life effects of a novel oral formulation of dimethyl fumarate in patients with moderate to severe plaque psoriasis: Results of a phase 3 study (Abstract P2816) American Academy of Dermatology 64th Annual Meeting March 3-7, 2006. J Am Acad Dermatol 2006;54(3 Suppl):Ab202.
  12. Nieboer C, de Hoop D, Langendijk PN, van Loenen AC, Gubbels J. Fumaric acid therapy in psoriasis: a double-blind comparison between fumaric acid compound therapy and monotherapy with dimethylfumaric acid ester. Dermatologica 1990;181(1):33-7.
  13. Nieuwkamp DJ, Murk JL, van Oosten BW, et al.; PML in Dutch MS Patients Consortium. PML in a patient without severe lymphocytopenia receiving dimethyl fumarate. N Engl J Med 2015;372(15):1474-6.
  14. Nugteren-Huying WM, van der Schroeff JG, Hermans J, Suurmond D. [Fumaric acid therapy in psoriasis; a double-blind, placebo-controlled study]. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134(49):2387-91.
  15. Nugteren-Huying WM, van der Schroeff JG, Hermans J, Suurmond D. Fumaric acid therapy for psoriasis: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. J Am Acad Dermatol 1990;22(2 Pt 1):311-2.
  16. O'Gorman J, Russell HK, Li J, Phillips G, Kurukulasuriya NC, Viglietta V. Effect of aspirin pretreatment or slow dose titration on flushing and gastrointestinal events in healthy volunteers receiving delayed-release dimethyl fumarate. Clin Ther 2015;37(7):1402-1419.e5.
  17. Reich K, Thaci D, Mrowietz U, Kamps A, Neureither M, Luger T. Efficacy and safety of fumaric acid esters in the long-term treatment of psoriasis--a retrospective study (FUTURE). J Dtsch Dermatol Ges 2009;7(7):603-11.
  18. SmPC tekst dimethylfumaraat.
  19. van Oosten BW, Killestein J, Barkhof F, Polman CH, Wattjes MP. PML in a patient treated with dimethyl fumarate from a compounding pharmacy. N Engl J Med 2013;368(17):1658-9.

Fumaric acid esters compared to placebo for psoriasis

Patient or population: psoriasis

Intervention: fumaric acid esters

Comparison: placebo

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Quality

What happens

Placebo

With fumaric acid esters

Difference

PASI 75 - induction
№ of participants: 175
(1 RCT)

RR 27.33
(3.85 to 194.15)

1.4%

39.0%
(5.5 to 100.0)

37.6% more
(4,1 more to 275,9 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

Fumaric acid esters yields a significantly greater PASI 75 induction compared to placebo.

PGA: clear - induction
№ of participants: 34
(1 RCT)

RR 1.31
(0.04 to 42.03)

8.3%

10.9%
(0.3 to 100.0)

2.6% more
(8 fewer to 341,9 more)

⨁◯◯◯
VERY LOW 3,4,5

Fumaric acid esters yields a significantly greater PGA clear compared to placebo.

PGA: clear/almost clear (≥95% reduction) - induction
№ of participants: 99
(1 RCT)

RR 6.12
(1.44 to 25.95)

4.0%

24.5%
(5.8 to 100.0)

20.5% more
(1,8 more to 99,8 more)

⨁⨁⨁◯
MODERATE 1

 

Withdrawal due to AE - induction
№ of participants: 138
(2 RCTs)

RR 3.18
(0.71 to 14.23)

1.6%

5.0%
(1.1 to 22.6)

3.5% more
(0,5 fewer to 21 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,3,5

There is no significant difference between fumaric acid esters and placebo.

Pts. with at least 1 AE - induction
№ of participants: 99
(1 RCT)

RR 4.72
(2.45 to 9.08)

16.0%

75.5%
(39.2 to 100.0)

59.5% more
(23,2 more to 129,3 more)

⨁⨁⨁◯
MODERATE 1

 

Time till onset of action: time until a 25% reduction of the mean initial PASI is achieved
№ of participants: 100
(1 RCT)

-

The mean time till onset of action: time until a 25% reduction of the mean initial PASI is achieved was 0

-

MD 0
(0 to 0)

⨁◯◯◯
VERY LOW 1,6

Time until 25% of patients achieve PASI 75: placebo: not achieved within 16 weeks FAE: 4.1 weeks

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI).

CI: Confidence interval; RR: Risk ratio; MD: Mean difference

GRADE Working Group grades of evidence
High quality: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate quality: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low quality: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low quality: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

  1. Unclear randomisation methods, incomplete outcome data (results given in% only)
  2. Wide CI
  3. No ITT, small study size
  4. Statistical heterogeneity (I² = 65%) maybe due to clinical heterogeneity (DMF and octyl hydrogen fumarates)
  5. CI crosses line of no effect and MID thresholds: uncertain whether there is any difference
  6. Data calculated in secondary analysis, no measures of variance available, degree of imprecision is not estimable

 

Octyl hydrogen fumarate compared to DMF/monoethylfumarate for psoriasis

Patient or population: psoriasis

Intervention: octyl hydrogen fumarate

Comparison: DMF/monoethylfumarate

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Quality

What happens

With DMF/monoethylfumarate

With octyl hydrogen fumarate

Difference

PGA: clear - induction
№ of participants: 22
(1 RCT)

RR 0.09
(0.01 to 1.44)

50.0%

4.5%
(0.5 to 72.0)

45.5% fewer
(49,5 fewer to 22 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

There is no significant difference between Octyl hydrogen fumarate compared to DMF/monoethylfumarate.

Withdrawal due to AE - induction
№ of participants: 26
(1 RCT)

RR 3.00
(0.36 to 25.21)

7.7%

23.1%
(2.8 to 100.0)

15.4% more
(4,9 fewer to 186,2 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI).

CI: Confidence interval; RR: Risk ratio

GRADE Working Group grades of evidence
High quality: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate quality: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low quality: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low quality: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

  1. unclear randomisation methods, incomplete outcome data (results given in% only)
  2. CI crosses line of no effect and MID thresholds: uncertain whether there is any difference

 

Fumaric acid esters compared to MTX for psoriasis

Patient or population: psoriasis

Intervention: fumaric acid esters

Comparison: MTX

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Quality

What happens

MTX

With fumaric acid esters

Difference

PASI 75 - induction
№ of participants: 51
(1 RCT)

RR 0.80
(0.28 to 2.29)

24.0%

19.2%
(6.7 to 55.0)

4.8% fewer
(17,3 fewer to 31 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

Fumaric acid esters yields a significantly higher PASI 75-response compared to MTX.

PASI 90 - induction
№ of participants: 51
(1 RCT)

RR 0.48
(0.05 to 4.98)

8.0%

3.8%
(0.4 to 39.8)

4.2% fewer
(7,6 fewer to 31,8 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

PASI: final score - induction
№ of participants: 51
(1 RCT)

-

The mean PASI: final score - induction was 0

-

MD 3.8 higher
(0.68 higher to 6.92 higher)

⨁⨁◯◯
LOW 1,3

 

PGA: clear/almost clear - induction
№ of participants: 41
(1 RCT)

RR 0.58
(0.11 to 3.09)

15.8%

9.2%
(1.7 to 48.8)

6.6% fewer
(14,1 fewer to 33 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

Withdrawal due to AE - induction
№ of participants: 54
(1 RCT)

RR 0.20
(0.02 to 1.60)

18.5%

3.7%
(0.4 to 29.6)

14.8% fewer
(18,1 fewer to 11,1 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

Pts. with at least 1 AE - induction
№ of participants: 54
(1 RCT)

RR 0.89
(0.77 to 1.03)

100.0%

89.0%
(77.0 to 100.0)

11.0% fewer
(23 fewer to 3 more)

⨁⨁⨁◯
MODERATE 1

There is no significant difference between fumaric acid esters and MTX.

Pts. with at least 1 SAE - induction
№ of participants: 54
(1 RCT)

RR 0.89
(0.77 to 1.03)

0.0%

0.0%
(0.0 to 0.0)

0.0% fewer
(0 fewer to 0 fewer)

⨁◯◯◯
VERY LOW 1,4

 

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI).

CI: Confidence interval; RR: Risk ratio; MD: Mean difference

GRADE Working Group grades of evidence
High quality: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate quality: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low quality: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low quality: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

  1. open study, incomplete outcome data
  2. CI crosses line of no effect and MID thresholds: uncertain whether there is any difference
  3. CI crosses MID threshold: stat. sign. difference of uncertain clinical importance
  4. effect not estimable, 0 events in both groups

 

Fumaric acid esters compared to combination of FAE + calcipotriol for psoriasis

Patient or population: psoriasis

Intervention: fumaric acid esters

Comparison: combination of FAE + calcipotriol

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Quality

What happens

Combination of FAE + calcipotriol

With fumaric acid esters

Difference

PASI:% reduction - induction
№ of participants: 128
(1 RCT)

-

The mean PASI:% reduction - induction was 0

-

MD 24.2 lower
(34.2 lower to 14.2 lower)

⨁⨁⨁◯
MODERATE 1

A combination of FAE + calcipotriol yields a higher PASI% reduction compared to fumaric acid esters monotherapy. 76%-vs-52%.

PGA: clear - induction
№ of participants: 132
(1 RCT)

RR 0.07
(0.00 to 1.21)

10.3%

0.7%
(0.0 to 12.5)

9.6% fewer
(10,3 fewer to 2,2 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

Pts. with at least 1 AE - induction
№ of participants: 134
(1 RCT)

RR 0.96
(0.81 to 1.13)

82.4%

79.1%
(66.7 to 93.1)

3.3% fewer
(15,6 fewer to 10,7 more)

⨁⨁⨁◯
MODERATE 1

 

Pts. with at least 1 SAE - induction
№ of participants: 134
(1 RCT)

RR 0.34
(0.01 to 8.28)

1.5%

0.5%
(0.0 to 12.2)

1.0% fewer
(1,5 fewer to 10,7 more)

⨁⨁◯◯
LOW 1,2

 

Time till onset of action: time until a 25% reduction of the mean initial PASI is achieved
№ of participants: 74
(1 RCT)

-

The mean time till onset of action: time until a 25% reduction of the mean initial PASI is achieved was 0

-

MD 0
(0 to 0)

⨁◯◯◯
VERY LOW 1,3

Time until a 25% reduction of the mean initial PASI is achieved:

combination: 1.1 weeks

monotherapy: 3.7 weeks

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI).

CI: Confidence interval; MD: Mean difference; RR: Risk ratio

GRADE Working Group grades of evidence
High quality: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate quality: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low quality: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low quality: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

  1. Unclear randomisation methods
  2. CI crosses line of no effect and MID thresholds: uncertain whether there is any difference
  3. Data calculated in secondary analysis, no measures of variance available, degree of imprecision is not estimable

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-11-2018

Laatst geautoriseerd  : 30-11-2018

De richtlijn dateert uit 2012 en is in 2015-2017 modulair herzien. Daarbij werden de enkele hoofdstukken systemische therapie, gericht op biologicals, biosimilars, fumaraten en combinatiebehandelingen, geüpdatet en zijn enkele nieuwe systemische behandelmogelijkheden (‘Secukinumab’ en ‘Apremilast’) toegevoegd.  Daarnaast is het hoofdstuk psoriasis bij kinderen geheel herzien en in samenwerking met de reumatologen is een hoofdstuk ‘Artritis Psoriatica aan de richtlijn toegevoegd. Tevens zijn er hoofdstukken over biosimilars, combinatiebehandeling met biologics, en zwangerschap opgenomen.  

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Huidpatiënten Nederland
  • Psoriasisvereniging Nederland
  • Vereniging Psorinovo

Algemene gegevens

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun vanuit het SKMS-programma.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering voor de tweede lijn. De richtlijn berust deels op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis en schenkt aandacht aan de psychosociale zorg en patiëntenvoorlichting.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep, waartoe behoren: dermatologen, huisartsen (deze richtlijn dient zich voor verdere verdieping voor de huisarts en sluit aan bij de NHG-standaard, die voornamelijk topicale middelen bespreekt) huidtherapeuten en huidverpleegkundigen. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van dermatologen, een reumatoloog, verpleegkundige en patiënten. De huisartsen waren niet betrokken bij de gezamenlijke ontwikkeling en aanvraag van deze richtlijn. De NHG heeft wel geparticipeerd in de commentaarfase van de richtlijn. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkplekken. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Drs. D.M.W. Balak

NVDV

Drs. C.I.M. Busard

NVDV

Dr. O.D. van Cranenburgh

Stichting Nationaal Huidfonds

Drs. Y. Chung-secretaris (vanaf september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Dr. R.J.B. Driessen

NVDV

Dr. J.J.E. van Everdingen

Directeur NVDV

Dr. F. van Gaalen

NVR

Dr. M. de Groot

NVDV

J.F.H. Hulshuizen

Vice voorzitter PVN Patiëntvertegenwoordiger

Prof. dr. E.M.G.J. de Jong

NVDV

Drs. P.M.J.H. Kemperman

NVDV

Drs. W.J.A. de Kort

NVDV

Drs. S. Karsch-secretaris (SK, tot september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Drs. G.E. van der Kraaij-secretaris (GvdK)

Arts-onderzoeker NVDV

I. Laffra

V&VN

Drs. A. Lamberts (tot september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Dr. L.L.A. Lecluse

NVDV

Dr. P.P.M. van Lümig

NVDV

Dr. S.P. Menting

NVDV

Prof. dr. E.P. Prens

NVDV

Dr. J.M.P.A. van den Reek

NVDV

Dr. M.M.B. Seyger

NVDV

Prof. dr. P.I. Spuls - voorzitter (PS)

NVDV

Dr. H.B. Thio

NVDV

Drs. W.R. Veldkamp

NVDV

Dr. M. Wakkee

NVDV

Overige contributors

Vereniging

A. Jacobs

EDF Psoriasis guideline development groep

Prof. dr. A. Nast

EDF Psoriasis guideline development groep

S. Rosumeck

EDF Psoriasis guideline development groep

Drs. E.J. van Zuuren

NVDV, editor Skin Group Cochrane Collaboration

Dr. Q. de Mast

NIV, internist-infectioloog Radboudumc heeft bijgedragen aan hoofstuk Vaccinatie

Belangenverklaringen

Alle werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld, waarin ze hun banden met de farmaceutische industrie aangeven gedurende het richtlijntraject.

 

Werkgroeplid

Firma

Activiteit

Drs. D.M.W. Balak

Janssen-Cilag

Spreker op symposium psoriasis

Drs. C.I.M. Busard

Geen

Geen

Dr. O.D. van Cranenburgh

Abbvie

LEO Pharma

Pfizer

 

Celgene, LEO pharma, Pfizer

Nascholing aios

Unrestricted educational grant

Unrestricted educational grant

 

Sponsoring proefschrift

Dr. R.J.B. Driessen

Abbvie

Galderma

Cutanea life Sciences

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. J.J.E. van Everdingen

Geen

Geen

Dr. F. van Gaalen

Abbvie

Pfizer

 

MSD

 

Novartis

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering

Dr. M. de Groot

Novartis

Spreker ‘masterclass psoriasis’

Hr. J.F.H. Hulshuizen

Geen

Geen

Prof. dr. E.M.G.J. de Jong

Pfizer

Abbvie

 

Janssen-Cilag

 

Celgene

Lilly

Amgen

Wetenschappelijk onderzoek, congres/andere reis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Drs. P.M.J.H. Kemperman  

Geen

Geen

Dr. W.J.A. de Kort

Amgen

 

Novartis

 

Lilly

 

Celgene

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering

Drs. G.E. van der Kraaij

Novartis

Celgene

Pfizer

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

I. Laffra

Geen

Geen

Dr. L.L.A. Lecluse

Geen

Geen

Dr. P.P.M. van Lümig

Abbvie,

Janssen-Cilag, Wyeth

 

Sponsoring proefschrift

 

Drs. S.P. Menting

Abbvie

Congresorganisatie

Prof. dr. E.P. Prens

Abbvie

 

 

Astra Zeneca

 

 

Janssen-Cilag

 

 

Novartis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Congres/andere reis, spreken

Dr. J.M.P.A. van den Reek

Abbvie

 

Lilly

Pfizer

Janssen

Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, Speaking fee

Speaking fee

Congres/andere reis

Wetenschappelijk onderzoek, congres/andere reis

Dr. M.M.B. Seyger

Abbvie

 

Pfizer

 

Janssen-Cilag

 

Boehringer Ingelheim

Allmirall

 

Leo Pharma

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis

Consultatie/advisering, Congres/andere reis,

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Prof. dr. P.I. Spuls – voorzitter

Abbvie

 

Novartis

 

LEO Pharma

 

Celgene

Pfizer

Janssen-Cilag

Lilly

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. H.B. Thio

Novartis

 

Abbvie

 

Lilly

Janssen

 

Celgene

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Drs. W. Veldkamp

Novartis

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. M. Wakkee

Abbvie

 

Janssen-Cilag

Organisatie congresspreker op door Abbvie gesponsord congres

Spreker op congres, cursus

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bij het opstellen van deze richtlijn is veel aandacht besteed aan de implementatie en de praktische uitvoerbaarheid, effectiviteit, nut en noodzaak. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Een samenvatting van de richtlijn zal worden gepubliceerd het Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie (NTvDV). Daarnaast is de richtlijn gepresenteerd op de nascholingsdagen van de NVDV in 2017. Tevens zal een patiëntenversie worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Op basis van de richtlijn wordt ook gewerkt aan een consultkaart en keuzehulp waar patiënten bij betrokken zijn

Werkwijze

Hoewel de grote lijnen hetzelfde zijn wijkt de werkwijze en opbouw van de update van 2017 enigszins af van de werkwijze van de richtlijn 2011. Hieronder zullen de werkwijze van de richtlijn 2011 en de werkwijze van de geüpdatete modules in 2017 apart van elkaar worden toegelicht:

 

Afbakening onderwerp

De werkgroep Psoriasis heeft in 2011 de volgende vraag- en doelstellingen geformuleerd:

  • Analyse van de effecten van de behandelingen bij inductie van remissie (de richtlijn doet vooralsnog bijna geen uitspraken over onderhoudsbehandelingen) op basis van het beste bewijs dat voorhanden is
    • Het percentage patiënten met nagenoeg volledige remissie (≥ 90%), het percentage met partiële remissie (≥ 75%)
    • De remissieduur
    • Het uitvalpercentage
    • Het is niet in alle modules gelukt deze criteria voor effectiviteit strikt te volgen, aangezien daar internationaal geen overeenstemming over bestaat (percentages verbetering, PASI, ‘global severity’, ‘area’, etc). Waar dat niet het geval is, wordt dit expliciet vermeld.
  • Het in kaart brengen van de dosering, de toepassingswijze, de bijwerkingen en adviezen bij bijwerkingen, de contra-indicaties en de interacties die een rol spelen bij het maken van een keuze voor behandeling van patiënten met een middelmatige tot ernstige vorm van psoriasis
  • Analyse van de factoren die de voorkeur van patiënten bij een behandeling bepalen
  • Analyse van de kosten van de verschillende behandelingen
  • In hoeverre kan een prioritering worden aangebracht in de behandelingen voor vergelijkbare patiënten? Ofwel welke behandeling heeft de voorkeur op basis van effectiviteit, veiligheid en belasting voor de patiënt bij vergelijkbare patiënten met het ernstige chronische type plaque psoriasis ook rekening houdend met de voorkeur van de patiënt en de kosten van de behandelingen?

 

Werkwijze en wetenschappelijke onderbouwing update 2017

Deze update van 2017 is gebaseerd op de update van de European Dermatology Forum (EDF) guideline Psoriasis 2015 en de Nederlandse richtlijn psoriasis 2011. Minimale noodzakelijke wijzingen zijn ook gedaan in sommige oude modules uit 2011 (‘Ditranol’, ‘Ciclosporine’, ‘Retinoiden’ [titel gewijzigd naar ‘Acitretine’] en ‘Corticosteroïden’) dit om de richtlijn zoveel mogelijk te stroomlijnen en te uniformeren. Dit is met een sterretje verduidelijkt voor transparantie en ten behoeve van aandachtspunt voor de volgende herziening van de richtlijn.

 

De werkgroep startte in 2015 en werkte gedurende 2 jaar aan deze modulaire herziening van de richtlijn uit 2011. In de voorbereidingsfase werd een ‘stakeholdersbijeenkomst’ georganiseerd, waarbij vertegenwoordigers van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) werden uitgenodigd. (ZN heeft echter geen gebruikgemaakt van de uitnodiging). Tijdens deze bijeenkomst werden de door de werkgroep opgestelde vraag- en doelstellingen besproken en nader geëxpliceerd. Tevens werden de uitkomstparameters die van belang werden geacht voor de keuzematrix zoveel mogelijk op een rijtje gezet en geprioriteerd. Naast inductie van remissie (16 weken) werden ook de data voor de lange termijn (24 weken) samengevat.

 

De geplande herziening van de module ‘TBC-screening’ werd uitgesteld. De reden was dat in dezelfde periode gewerkt wordt aan een multidisciplinair consensusdocument omtrent TBC-screening bij biologics. Naast de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) en Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en NVR, zal ook de NVDV hieraan bijdragen en een vertegenwoordiger afvaardigen.

 

Zoekstrategie

De zoekstrategie van de EDF guideline werd herhaald vanaf de laatste search update van de EDF- guideline: oktober 2014. Voor de literatuur werd systematisch gezocht in MEDLINE, Embase en Cochrane library. De search werd uitgevoerd door de arts-onderzoeker van de NVDV, met ondersteuning van een literatuurspecialist. De searches zijn verricht op 16 juli 2015 en 22 juli 2015.

Voor de modules die niet in de EDF voorkomen (‘Secukinumab’, ‘Apremilast’, ‘Combinatietherapie’, ‘Psoriasis bij kinderen’, ‘Kwaliteit van leven en behandeltevredenheid bij psoriasis’) werden aparte searches verricht. De volledige zoekstrategieën, data en resultaten zijn in te zien bij de desbetreffende modules.

 

Inclusiecriteria

Voor de samenvatting van de literatuur, met uitzondering van de module ‘Psoriasis bij kinderen’, ‘Artritis psoriatica’ en ‘Kwaliteit van leven en behandeltevredenheid bij psoriasis’ werden de volgende inclusiecriteria gehanteerd:

  • De studies waren in opzet RCTs (inclusief placebogecontroleerde en head-to-head trials)
  • Klinische diagnose van psoriasis vulgaris.
  • Minimaal tien patiënten per studiearm
  • Minimale studieduur van acht weken.

 

Criteria voor de studiepopulatie: minstens 80% van patiënten voldeed aan onderstaande criteria:

  • Psoriasis vulgaris/chronische plaque type psoriasis
  • Volwassen patiënten (≥18 jaar).

 

Voor de overige overwegingen en de keuzematrix komen alle soorten artikelen en studietypen in aanmerking. Ook artikelen over de behandeling met biologics bij patiënten met psoriasis arthropathica en andere huidafwijkingen kunnen worden meegenomen. Zo ook artikelen over specifieke bijwerkingen van biologics.

 

Alle artikelen werden geselecteerd op basis van titel en abstract door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar (GvdK en SK). Bij discrepantie werd een derde persoon gevraagd (PS). De beoordeling en uiteindelijke selectie o.b.v. de in- of exclusie werd gedaan door de auteurs van de modules op de volledige teksten van de eerder geselecteerde artikelen.

 

Opbouw van de modules

Inleiding

In de inleiding van elke module wordt aangegeven op welke uitgangsvragen de module antwoorden geeft en wordt een korte beschrijving van een therapie gegeven.

Daarnaast bevat de inleiding paragrafen met instructies voor gebruik (zoals laboratoriumcontroles), bijwerkingen en veiligheid en bijzondere aspecten van de behandeling (zoals hoe te handelen bij een geplande chirurgische ingreep of zwangerschapswens) worden toegelicht.

 

Kwaliteit van bewijs

De beoordeling van de kwaliteit van bewijs is in de modulaire herziening van de richtlijn voor het grootste deel tot stand gekomen met de GRADE-methode. De module ‘Psoriasis bij kinderen’ en ‘Kwaliteit van leven bij psoriasis’ is nog met de EBRO-methode gewerkt.

 

Bij de GRADE-methode wordt wetenschappelijk bewijs beoordeeld aan de hand van uitkomstmaten. GRADE veronderstelt dat de werkgroep in het beginstadium van de richtlijnontwikkeling uitkomstmaten vaststelt. Een volledig uitleg over de GRADE-methode valt buiten het bestek van deze richtlijn, zie hiervoor het ‘GRADE handbook’. [Schünemann 2013].

Bij de EBRO-methode ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgrading en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.

 

Om uniformiteit met de recent verschenen EDF guideline Psoriasis 2015 te waarborgen, en de uitkomsten met elkaar te kunnen vergelijken, heeft de werkgroep ervoor gekozen de in de EDF guideline gehanteerde uitkomstmaten ook te gebruiken in de Nederlandse richtlijn. Zie Tabel 1.

 

Tabel 1. Uitkomstmaten van de richtlijn psoriasis 2017

Uitkomstmaat

Belangrijkheid

Effectiviteit

Inductietherapie (16 weken)

PASI 75-respons

Cruciaal

PASI 90-respons

 

Belangrijk

Afname in gemiddelde PASI/laatste PASI-score

Belangrijk

Clearance (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’)

Belangrijk

PGA 0/1 (bijv. ‘clear’/‘almost clear’)

Cruciaal

Langetermijntherapie (24 weken)

PASI 75-respons

Cruciaal

PASI 90-respons

Belangrijk

Afname in mean PASI

Belangrijk

Clearance (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’)

Belangrijk

PGA 0/1 (bijv. ‘clear/almost clear’)

Cruciaal

Veiligheid

 

Proportie patiënten voortijdig gestopt met de studie vanwege bijwerking

Cruciaal

Proportie patiënten met ten minste één bijwerking

Belangrijk

Proportie patiënten met ten minste één ernstige bijwerking (zoals vermeld in de studie)

Cruciaal

Patiënt gerapporteerde uitkomsten

 

 DLQI-score ≤ 5

Belangrijk

Afname in gemiddelde DLQI-score

Belangrijk

Overig

 

Time till onset of action: tijd tot 25% van de patiënten PASI 75 bereikt

 Belangrijk

Important

Time till onset of action: tijd tot een 25% afname van de gemiddelde baseline PASI-score is bereikt.

 Belangrijk

Tijd tot terugval (remissieduur) (na staken van de behandeling)

Belangrijk

Percentage patiënten met terugval op enig tijdstip X in de behandeling.

Belangrijk

 

Om zoveel mogelijk overeenstemming met de EDF te verkrijgen werden de nieuwe artikelen op dezelfde manier beoordeeld en werd de data-analyse op dezelfde manier verricht als in de EDF guideline psoriasis 2015. Enige variatie in het beoordelen kan voorkomen.

 

Voor een gedetailleerde beschrijving hiervan wordt verwezen naar de Methods bijlage van de EDF. [Nast 2015] Samengevat was de werkwijze als volgt:

De geselecteerde artikelen uit de aanvullende search zijn beoordeeld op kwaliteit door de werkgroepleden en de arts-onderzoeker van de NVDV. Hiervoor is gebruikgemaakt van de Cochrane risk of bias tool. [Higgins 2011]

 

In een data-extractieformulier (zie aanverwante producten) werden de uitkomsten van de studies genoteerd. Aan de hand van deze gegevens werden met GRADEpro GTD een Summary of Findings (SoF)-tabellen gemaakt. Indien mogelijk werden resultaten van verschillende studies gepoold, hiervoor werd gebruikgemaakt van Review Manager 5.3.

 

Voor de indeling van methodologische kwaliteit van studies volgens EBRO en GRADE zie tabel 2 en 5. Beschrijving en beschouwing van de gepubliceerde artikelen zijn, indien van toepassing, te vinden per module onder het kopje ‘Samenvatting van de literatuur’. Meer gedetailleerde informatie is beschreven in de SoF- en evidence tabellen.

 

De module ‘Artritis psoriatica’ is in samenwerking met de NVR tot stand gebracht. Het is gebaseerd op de recente internationale EULAR en GRAPPA-richtlijnen [Coates 2016, Gossec 2016] van de reumatologie in combinatie met de module ‘Artritis psoriatica’ van de EDF- guideline psoriasis. Omdat deze drie richtlijnen recent zijn herzien (2015 en 2016) werd hiervoor geen nieuwe search verricht. Deze module is bedoeld om dermatologen te attenderen op het belang van screening naar artritis psoriatica bij psoriasis. In deze module worden handvatten gegeven voor anamnese en lichamelijk onderzoek door dermatologen zodat zij in staat zijn artritis psoriatica vroegtijdig te signaleren. Daarnaast is beschreven wanneer verwijzing naar een reumatoloog geïndiceerd is.

 

Conclusies

Het wetenschappelijk materiaal is per uitkomstmaat weergegeven in conclusies. Tevens is hierbij vermeld op basis van welke artikelen de conclusie tot stand gekomen is. Voor het niveau van conclusies volgens EBRO en GRADE zie Tabel 3 en 6. De conclusies zijn apart weergegeven voor inductie- en onderhoudsbehandeling.

 

Overige overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten van belang, zoals toxiciteit van behandelingen, teratogeniteit, risico op maligniteit, drug survival, patiëntenvoorkeuren, etc., de zogenaamde overige overwegingen. De gebruikte literatuur hiervoor is niet gelimiteerd (evt. ook meegenomen zijn recente net gepubliceerde of gepresenteerde data) en verwerkt naar inzicht van de auteurs. In de overige overwegingen worden de conclusies op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende behandelopties. Verschillende aspecten uit deze overige overwegingen zijn ook terug te vinden in de keuzematrix.

 

Aanbevelingen

De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overige overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn. Voor de gebruikte niveaus van aanbevelingen volgens EBRO en GRADE zie Tabel 4 en 7.

 

Uitwerking volgens de EBRO-methode

 

Tabel 2. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies volgens EBRO

Kwaliteit

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

 

 

 

 

 

 

 

 

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controleonderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Tabel 3. Niveau van conclusies volgens EBRO

Niveau

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

Eén onderzoek van niveau A2 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

Eén onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Tabel 4. Niveau van aanbeveling volgens EBRO

Aanbeveling

Balans

Sterk positief

De interventie doet duidelijk meer goed dan kwaad: Doe…

Zwak positief

Het is onzeker of alle patiënten gebaat zijn bij de interventie: doe bij voorkeur…

Zwak negatief

Het is onzeker of alle patiënten gebaat zijn bij de interventie: doe bij voorkeur niet…

Sterk negatief

De interventie doet meer kwaad dan goed: doe niet…

 

Uitwerking volgens de GRADE-methode

 

Tabel 5. Indeling van methodologische kwaliteit van studies volgens GRADE

GRADE-systeem

Type bewijs

Gerandomiseerd onderzoek = hoog
Observationele studie = laag
Elk ander bewijs = zeer laag

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verlagen*:

  • Ernstige of zeer ernstige beperkingen in de kwaliteit van de studie
  • Indirectheid van het bewijs
  • Belangrijke inconsistentie tussen studies
  • Imprecisie
  • Grote kans op ‘publicatiebias’

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verhogen**:

  • Sterk bewijs voor een associatie—significant relatief risico van > 2 (< 0,5) gebaseerd op consistent bewijs uit twee of meer observationele studies, zonder plausibele ‘confounders’ (+1)
  • Zeer sterk bewijs voor een associatie—significant relatief risico van > 5 (< 0,2) gebaseerd op direct bewijs zonder belangrijke bedreigingen voor de validiteit (+2)
  • Bewijs voor een dosis respons gradiënt (+1)
  • Alle plausibele ‘confounders’ zouden het effect hebben verminderd (+1)

*Elk criterium kan de kwaliteit verminderen met één stap of bij zeer ernstige beperkingen met twee stappen.

** Verhogen kan alleen indien er geen beperkingen zijn t.a.v. de studiekwaliteit, imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

Tabel 6. Niveau van conclusies volgens GRADE

  • Hoog = nader onderzoek zal zeer onwaarschijnlijk het vertrouwen in de inschatting van een effect veranderen
  • Middelmatig = nader onderzoek zal waarschijnlijk een belangrijke invloed hebben op het vertrouwen in de inschatting van een effect en kan de inschatting van een effect veranderen
  • Laag = nader onderzoek zal zeer waarschijnlijk een belangrijke invloed hebben op het vertrouwen in de inschatting van een effect en zal waarschijnlijk de inschatting van een effect veranderen
  • Zeer laag = elke inschatting van een effect is zeer onzeker

 

Tabel 7. Niveau van aanbevelingen volgens GRADE

  • Sterk voor/tegen = als clinici, gebaseerd op het beschikbare bewijs, zeer zeker zijn dat de voordelen de nadelen of risico’s overtreffen, of andersom, dan zal er een sterke aanbeveling worden gedaan
  • Zwak voor/tegen = als clinici, gebaseerd op het beschikbare bewijs, denken dat de voordelen en de nadelen of risico’s in balans zijn of als er een bepaalde onzekerheid bestaat over de grootte van de voordelen en risico’s, moeten ze een zwakke aanbeveling maken
  • De werkgroep heeft ervoor gekozen de volgende formuleringen te hanteren.

 

Sterk voor: Behandeling X wordt aanbevolen

Zwak voor: Behandeling X kan overwogen worden

Sterk tegen: Behandeling X wordt ontraden

Zwak tegen: Behandeling X wordt niet aangeraden

 

Keuzematrix

In de keuzematrix zijn de -naar mening van de werkgroep- belangrijkste aspecten van de behandeling van psoriasis samengevat in één tabel. De keuzematrix heeft als doel de dermatoloog te ondersteunen bij het maken van een patiëntspecifieke keuze voor behandeling van psoriasis. De Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen heeft gelegenheid gekregen om informatie aan te leveren voor deze keuzematrix. De werkgroep heeft de informatie naar eigen inzicht verwerkt en aangevuld waar nodig.

 

Indicatiestelling

De indicatiestelling volgens de huidige samenvatting van de productkenmerken (Summary of Product Characteristics: SmPC) tekst wordt in alle modules benoemd. De aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het maken van een keuze voor behandeling worden uitgebreid beschreven in de module ‘Keuze van behandeling bij patiënten met psoriasis’. Aspecten uit de keuzematrix worden hierbij betrokken.

Het advies van de werkgroep ten aanzien van de behandeling met biologics is als volgt:

 

De werkgroep is van mening dat biologics verantwoord ingezet moeten worden, mede gezien de hoge kosten. De huidige labels van de middelen adalimumab, secukinumab en ixekizumab zijn minder stringent voor volwassen patiënten dan van de andere biologics en apremilast (zie de module ‘Psoriasis bij kinderen’ voor het advies bij kinderen). De werkgroep raadt desondanks aan om patiënten met matig tot ernstige psoriasis in aanmerking te laten komen voor behandeling met biologics en/of apremilast bij falen van, intolerantie of contra-indicatie voor lichttherapie en één of meerdere conventionele systemische middel(en). Bij hoge ziekteactiviteit, contra-indicaties en/of prognostische ongunstige kenmerken kan van dit advies afgeweken worden.

 

Behandeldoelen

Voor alle systemische behandelingen adviseert de werkgroep behandeldoelen te hanteren zoals deze zijn beschreven naar aanleiding van een Europese consensusmeeting door Mrowietz et al. [Mrowietz 2011] Door deze behandeldoelen in acht te nemen wordt verondersteld dat patiënten een optimale behandeling krijgen, en bij onvoldoende effectiviteit of afgenomen effectiviteit van de behandeling tijdig overstappen op een andere therapie. De behandeldoelen bevatten uitkomsten wat betreft effectiviteit (PASI-score) en kwaliteit van leven (DLQI-score).

 

Behandeldoelen volgens Mrowietz 2011:

≥ PASI 75 verbetering na inductietherapie: behandeling continueren

< PASI 50 verbetering na inductietherapie: behandeling wijzigen

≥ PASI 50 en < PASI 75 verbetering na inductietherapie: behandeling continueren bij DLQI ≤ 5, en behandeling wijzigen bij DLQI > 5

 

Organisatie van zorg

Deze richtlijn richt zich op de verwezen patiënt en follow-up dient dan ook door de dermatoloog plaats te vinden. Verwijs terug naar eerste lijn wanneer een tweedeelijnsbehandeling geen meerwaarde heeft boven behandeling door de huisarts met een advies t.a.v. therapie en indicaties voor terugverwijzing of overleg.

 

Externe commentaarfase

De conceptrichtlijn is ter commentaar voorgelegd aan alle leden van de NVDV. Daarnaast hebben ook andere wetenschappelijke verenigingen (Nederlandse Vereniging voor Reumatologie, Nederlands Huisartsen Genootschap) de richtlijn ter beoordeling ontvangen, evenals Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en patiëntenverenigingen (Huidpatiënten Nederland, Psoriasis vereniging Nederland, Psorinovo)

Al het commentaar is door de werkgroep beoordeeld en zo nodig verwerkt.

 

Verspreiding

De richtlijn is digitaal beschikbaar voor iedereen via de website van de NVDV (www.nvdv.nl) en zal worden aangeboden aan de richtlijnendatabase (http://www.richtlijnendatabase.nl). Tevens zal de richtlijn onder de aandacht worden gebracht van de wetenschappelijke verenigingen.

 

Juridische betekenis van de richtlijn

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van gemiddelde patiënten, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Wanneer er bewust van een belangrijke aanbeveling in de richtlijn wordt afgeweken, wordt dit met argumenten omkleed gedocumenteerd en er wordt aangegeven dat dit met de patiënt zo is besproken.

 

Actualisering

Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Omdat deze richtlijn modulair is opgebouwd, kan herziening op onderdelen eenvoudig plaatsvinden Een evaluatie of de richtlijn herzien moet worden, zal jaarlijks vanuit de NVDV gebeuren. De huidige werkgroep van deze herziening zal na autorisatie van deze versie eindigen.

 

Referenties

  • Coates LC, Kavanaugh A, Mease PJ, et al. Group for Research and Assessment of Psoriasis and Psoriatic Arthritis 2015 treatment recommendations for psoriatic arthritis. Arthritis Rheumatol 2016;68(5):1060-71.
  • Gossec L, Smolen JS, Ramiro S, et al. European League Against Rheumatism (EULAR) recommendations for the management of psoriatic arthritis with pharmacological therapies: 2015 update. Ann Rheum Dis 2016;75(3):499-510. doi: 10.1136/annrheumdis-2015-208337.
  • Higgins J, Green S. Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions, Version 5.1.0. The Cochrane Collaboration. 2011 (Last accessed: 12 January 2015; www.cochrane-handbook.org).
  • Mrowietz U, Kragballe K, Reich K, et al. Definition of treatment goals for moderate to severe psoriasis: a European consensus. Arch Dermatol Res 2011;303(1):1-10.
  • Nast A, Jacobs A, Rosumeck S, Werner RN. Methods Report: European S3-Guidelines
  • on the systemic treatment of psoriasis vulgaris-update 2015-EDF in cooperation with EADV
  • and IPC. J Eur Acad Dermatol Venereol 2015;29(12):e1-22.
  • Richtlijn Psoriasis. Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. 2011.
  • Zweegers J, de Jong EM, Nijsten TE, et al. 2011. Summary of the Dutch S3-guidelines on the treatment of psoriasis. Dutch Society of Dermatology and Venereology. Dermatol Online J 2014;20(3).
  • Schünemann H, Brozek J, Guyatt G, and Oxman A. 2013. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from www.guidelinedevelopment.org/handbook.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Combinatietherapie