Psoriasis

Initiatief: NVDV Aantal modules: 93

Dosisreductie van biologics

Uitgangsvraag

Wanneer kan een dosisreductie van biologics worden aanbevolen?

 

Wat zijn de (on)gunstige effecten van dosisreductie van biologics?

Aanbeveling

Algemeen

  • Benoem zowel vóór als tijdens behandeling met een biologic de mogelijkheid van dosisreductie bij lage ziekteactiviteit gedurende ≥6 maanden.

Indicatie dosisreductie

  • Overweeg een stapsgewijze dosisreductie door middel van intervalverlenging van de biologics adalimumab, etanercept en ustekinumab bij patiënten met psoriasis vulgaris met een behandelduur van ≥6 maanden met dezelfde biologic en lage ziekteactiviteit gedurende ≥6 maanden.
    • Bespreek door middel van ‘Samen Beslissen’ met de patiënt of dosisreductie bij de betreffende patiënt wenselijk is.
    • Benoem daarbij de voor- en nadelen van dosisreductie en benoem dat bij een toenemende ziekteactiviteit altijd kan worden teruggegaan naar een eerder effectief interval.
  • Overweeg dosisreductie van de overige biologics (m.u.v. infliximab) in individuele gevallen in afwachting van meer wetenschappelijke literatuur.
  • Overleg met de reumatoloog voorafgaand aan het inzetten van dosisreductie bij patiënten met artritis psoriatica (PsA) waarbij de biologic voor zowel psoriasis als PsA wordt gegeven.
    • Houd hierbij rekening met de mogelijkheid dat dosisreductie van invloed kan zijn op de ziekteactiviteiten van geassocieerde comorbiditeiten.

Starten met dosisreductie

  • Hanteer voor dosisreductie een stapsgewijze aanpak; gebruik hierbij figuur 1 als leidraad.
  • Instrueer de patiënt om tussentijds contact op te nemen bij toename van psoriasis.
  • Stop met dosisreductie in het geval van toename van ziekteactiviteit en/of op verzoek van de patiënt: ga terug naar de vorige effectieve dosering of de standaarddosering.

Overwegingen

Kwaliteit van het bewijs

Voor het beantwoorden van de uitgangsvraag is er een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. De resultaten uit de verschillende geïncludeerde studies kunnen over het algemeen worden beoordeeld als redelijk hoge kwaliteit. De geïncludeerde studies waren voor het merendeel goed uitgevoerde RCT’s. 

 

Balans van gewenste en ongewenste effecten

In eerdere studies, zowel gerandomiseerd als observationeel, leidde DR middels stapsgewijze intervalverlening van biologics bij psoriasis vulgaris tot minder gebruik van de biologics met behoud van effectiviteit bij vele patiënten [Atalay, 2020a; Michielsens, 2021; Atalay, 2022a; Atalay, 2021; Di Altobrando, 2022; Herranz-Pinto, 2023]. In deze studies werd ook gekeken naar het voorkomen van bijwerkingen. In één gerandomiseerde studie werden er meer niet-specifieke musculoskeletale klachten gerapporteerd in de groep patiënten met DR vergeleken met patiënten met de standaarddosering [Atalay, 2020a]. Zowel in de groep patiënten met DR als met de standaarddosering was er één patiënt met milde toename van klachten bij pre-existente PsA [Atalay, 2020a]. Daartegenover werd er in een andere studie, waarin een deel van de patiënten uit de gerandomiseerde studie gedurende maximaal twee jaar werden geobserveerd, minder musculoskeletale klachten gerapporteerd in de groep patiënten met DR ten opzichte van patiënten met de standaarddosering [Atalay, 2022a]. In andere studies werd er geen verschil gevonden in het voorkomen van bijwerkingen tussen patiënten met DR of de standaarddosering [Atalay, 2021; Herranz-Pinto, 2023]. In geen enkele studie werd een verschil in ‘serious adverse events’ (SAEs) waargenomen tussen patiënten met DR en patiënten met de standaarddosering. Tevens werden de SAEs in geen geval oorzakelijk gerelateerd aan DR. Een aantal studies onderzochten ook het voorkomen van antilichamen tegen ADA, ETN en UST (‘antidrug antibodies') in patiënten met DR ten opzichte van patiënten met de standaarddosering. Geen van deze studies toonden een verschil in aanwezigheid van antilichamen tegen ADA, ETN of UST tussen de twee patiëntgroepen [Atalay, 2022b; Benzaquen, 2022; Blauvelt, 2017].

 

Professioneel perspectief

Verschillende studies onderzochten middels vragenlijsten en interviews óf en hoe DR in de praktijk wordt toegepast en wat belemmerende en bevorderende factoren zijn in het toepassen. Deze studies toonden aan dat dermatologen DR van biologics bij psoriasis vulgaris toepassen maar dat er tegelijkertijd nog maar weinig tot onvoldoende wetenschappelijk bewijs is over de effectiviteit en veiligheid [van Muijen, 2021b]. Tevens wordt vaak aangegeven dat dermatologen een duidelijke richtlijn missen, wat als barrière wordt gezien voor het toepassen van DR [van Muijen, 2021b; van der Schoot, 2023a]. Andere barrières die vaker naar voren kwamen, waren de tijdsinvestering, het missen van (technische) ondersteuning en angst voor exacerbaties of vorming van antilichamen tegen de biologic [van Muijen, 2021b; van der Schoot, 2023a; Aubert, 2022]. Tegelijkertijd werden haalbare en realistische protocollen, voldoende beschikbaar personeel en technische ondersteuning, minder kans op bijwerkingen en het hebben van lagere zorgkosten gezien als  bevorderende factoren [van Muijen, 2021b; van der Schoot, 2023a]. Eerder werd een nationale consensus studie gedaan onder Nederlandse dermatologen over DR van biologics bij psoriasis vulgaris [van der Schoot, 2022b]. Hierbij werden 15 criteria voorgelegd omtrent voorwaarden waaraan voldaan moet worden voor het toepassen van DR, het (dis)continueren van DR, en de strategie van DR welke DR door intervalverlenging behelsde. In totaal hadden 27 dermatologen deelgenomen en was consensus bereikt over alle 15 criteria.

 

Over de volgende voorwaarden werd consensus bereikt: patiënten dienen hun biologic (TNF-α remmers en IL-12/23 remmer) gedurende minimaal zes maanden te gebruiken en minstens zes maanden een lage ziekteactiviteit hebben, gemeten als een PASI ≤5 en/of PGA 0-2 en DLQI ≤5, alvorens DR gestart wordt; als er sprake is van PsA moet een reumatoloog geconsulteerd worden alvorens te starten met DR; het aantal polikliniekbezoeken mag niet toenemen door het toepassen van DR; het toepassen van DR van IL-17 en IL-23 remmers kan per individuele patiënt bekeken worden totdat er meer wetenschappelijk bewijs is over deze middelen.

 

Over de volgende criteria voor het (dis)continueren van DR werd consensus bereikt: DR kan gecontinueerd worden wanneer PASI ≤5 en/of PGA 0-2 en DLQI ≤5; ga over op de standaarddosering of voorgaande effectieve dosering wanneer PASI >5/ PGA >2/ DLQI >5 of op verzoek van patiënt of wanneer noodzakelijk geacht door de dermatoloog; overweeg verdere dosisverlaging pas na 3 maanden na een eerste dosisverlaging bij biologics met een standaardinterval <8 weken en pas na 6 maanden bij biologics met een standaardinterval ≥8 weken.

 

Consensus werd bereikt over de volgende strategie: pas DR in twee stappen toe waarin eerst 67% en daarna 50% van de standaarddosering wordt toegepast, met name bij ADA en ETN; pas bij UST (zowel 45 mg als 90 mg) DR eventueel toe in vier stappen: eerst 80%, dan 67%, dan 57% en daarna 50% van de standaarddosering [van der Schoot, 2022b]. Op basis van deze consensus is een behandelalgoritme opgesteld voor ADA, ETN en UST (figuur 1).

 

 

Figuur 1. Dosisreductie van biologics bij patiënten met psoriasis (gebaseerd op figuur 2 in van der Schoot et al, 2022)

Afkortingen: DR, dosisreductie; PASI, Psoriasis Area and Severity Index; PGA, Physician Global Assessment; PsA, artritis psoriatica; DLQI, Dermatology Life Quality Index.

*DR kan worden gestaakt op elk moment in het geval van toename van psoriasis of op verzoek van de patiënt.

**Continueer DR: ga naar de volgende stap of ga door met de verlaagde dosering. Zie voor doseringen het onderste gedeelte van het algoritme.

***Bij dosisreductie van ustekinumab kan gekozen worden om extra stappen bij 15 en 21 weken in te voegen.

 

Bij dosisreductie wordt afgeweken van de geregistreerde dosering, wat valt onder off-label voorschrijven. De patiënt dient over off-label voorschrijven geïnformeerd te worden en moet hiermee (vanzelfsprekend) instemmen voordat de dosisreductie wordt toegepast. Het is aan te raden dit vast te leggen in het EPD.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

In een kwalitatieve studie werd middels interviews naar de ervaringen, overtuigingen en wensen/behoeften van 15 psoriasis patiënten omtrent DR gevraagd [van der Schoot, 2023b]. Uit deze interviews kwamen belemmerende en bevorderende factoren naar voren welke in de volgende zeven thema’s te verdelen waren.

 

Thema I: ‘disease control’. De bereidheid van patiënten tot het starten met DR bleek afhankelijk van de moeite die het kostte om de psoriasis onder controle te krijgen.  DR zou daarom het beste gestart kunnen worden nadat de patiënt zijn/haar biologic gedurende langere tijd in gebruik heeft en de psoriasis langere tijd onder controle is. Hierdoor zou het vertrouwen in het effect van DR kunnen toenemen en de angst op exacerbatie afnemen.

 

Thema II: attitude naar medicatie en DR. Patiënten gaven aan dat het hebben van vertrouwen in DR en in het behalen van een adequate respons na het teruggaan op een standaarddosering na DR erg belangrijk zijn alvorens gestart wordt met DR. De aanwezigheid van bijwerkingen van de biologic werd door patiënten gezien als een facilitator voor het toepassen van DR gezien het de kans op bijwerkingen verlaagd. Andere factoren die werden genoemd waren minder medicatiegebruik, minder (onprettige) injecties, en minder apotheekbezoeken/levermomenten om rekening mee te moeten houden.

 

Thema III: toegang tot gezondheidszorg en organisatorische aspecten. Om de voorwaarden voor het starten van DR nauwkeurig te kunnen beoordelen, vinden patiënten het belangrijk dat ze door zoveel mogelijk dezelfde behandelaar worden gezien. Tevens werd snelle toegang tot zorg in het geval van een exacerbatie en monitoring van de ziekteactiviteit als bevorderende factor voor DR gezien.

 

Thema IV: kostenbesparing. Patiënten zagen de meerwaarde van het effect van DR in de vorm van minder zorgverbruik en lagere zorgkosten op nationaal niveau, en daardoor hopelijk ook de beschikbaarheid van biologics te kunnen vergroten, als facilitator voor het toepassen van DR.

 

Thema V: behoefte aan informatie. Volgens patiënten zou informatie over de rationale achter DR, beschikbaar wetenschappelijk bewijs, verwachte effectiviteit, potentiële risico’s en behandelopties in geval van een exacerbatie al vroeg in de behandelrelatie moeten worden aangehaald tijdens een polikliniekbezoek, het liefst aangevuld met schriftelijke informatie.

 

Thema VI: sociale aspecten. Het is belangrijk dat patiënten de optie tot DR met naasten kunnen bespreken alvorens te starten en dat patiënten zelf mogen nadenken en beslissen over het wel/niet toepassen van DR. Hiervoor is het belangrijk dat zorgverleners de tijd nemen en luisteren naar de patiënt.

 

Thema VII: besluitvorming. Voor het verkrijgen van vertrouwen en een gepersonaliseerde behandeling is het van belang dat de patiënt in elke stap in het proces van DR wordt betrokken zodat patiënten ook de kans hebben om mee te beslissen en dat hun fysieke en mentale gezondheid besproken kan worden [van der Schoot, 2023b].  

 

Tot slot, is niet alleen een lage ziekteactiviteit belangrijk bij het overwegen van DR, maar ook wanneer de patiënt zijn/haar behandeldoel heeft behaald, ofwel tevreden is met het behaalde resultaat.

 

Aanvaardbaarheid en haalbaarheid

Gezien het feit dat DR, en met name DR middels intervalverlenging, in de praktijk wordt toegepast, lijkt het door velen een aanvaarde behandelmethode. Echter, DR wordt nog op verschillende manieren toegepast en kent nog barrières. De door dermatologen vaak genoemde barrières voor het toepassen van DR zijn het missen van een richtlijn, weinig tot onvoldoende wetenschappelijk bewijs over effectiviteit en veiligheid, de tijdsinvestering, en een tekort in zorgpersoneel of onvoldoende technische ondersteuning [van Muijen, 2021b; van der Schoot, 2023a]. Intussen is het wetenschappelijke bewijs aanzienlijk toegenomen. Genoemde bevorderende factoren waren onder andere minder kans op bijwerkingen, lagere zorgkosten, haalbare/realistische protocollen, en voldoende beschikbaar personeel en technische ondersteuning [van Muijen, 2021b; van der Schoot, 2023a]. Toepassing van DR in de praktijk zou haalbaarder kunnen zijn wanneer deze belemmerende en bevorderende factoren worden meegenomen in het implementatieproces.

In een studie naar de kosteneffectiviteit van DR van ADA, ETN en UST werd een kosten-utiliteit analyse gedaan binnen een gerandomiseerde studie [Atalay, 2020b]. Deze studie toonde aan dat het gemiddelde verschil in Quality Adjusted Life Years (QALYs) -0.02 (95e percentiel -0.06 tot 0.02) was en in kosten - €3820,00 (95e percentiel - €3099,00 tot - €4509,00) per patiënt in 1 jaar tussen patiënten met DR en met de standaarddosering [Atalay, 2020]. Dit houdt dus in dat patiënten met DR in 1 jaar minimaal inleveren op hoe ze hun gezondheid ervaren (met gemiddeld -0,02 QALY ten opzichte van standaarddosering) en dat deze patiënten in 1 jaar tot duizenden euro’s kosten kunnen besparen (met gemiddeld €3820,00 ten opzichte van standaarddosering) en dat DR als kosteneffectief kan worden beschouwd. Andere observationele studies hebben ook naar kostenbesparing gekeken bij DR van TNF-α remmers en IL-12/23 remmer. Alle studies beschreven een aanzienlijke relevante kostenreductie per jaar wanneer DR werd toegepast [Michielsens, 2021; Atalay, 2021; Di Altobrando, 2022].

Onderbouwing

Biologics zijn effectieve geneesmiddelen voor patiënten met matige tot ernstige psoriasis vulgaris en worden vaak langdurig voorgeschreven in een standaarddosering. Eerder onderzoek liet zien dat niet elke patiënt deze standaarddosering nodig heeft om een goed effect van de behandeling te behouden [Menting, 2015]. Stapsgewijze dosisreductie (DR) door middel van intervalverlenging van de biologics ADA, ETN en UST bij patiënten met psoriasis vulgaris met lage ziekteactiviteit en goede kwaliteit van leven leidt tot (kosten-)efficiënter gebruik op een veilige manier, zoals aangetoond in een gerandomiseerde studie [Atalay, 2020a; Atalay, 2020b].

DR middels intervalverlenging wordt bij voorkeur ingezet middels een gecontroleerde strategie, omdat DR in theorie kan leiden tot toename van ziekteactiviteit. Binnen een gecontroleerde strategie wordt gestreefd naar de laagst mogelijke effectieve dosis waarbij tijdig ingrijpen voorkomt dat een goed behandeleffect verloren gaat. Tevens liet eerder onderzoek zien dat het teruggaan naar de standaarddosering bij toename van ziekteactiviteit onder DR, in de meeste gevallen resulteerde in een ziekteactiviteit gelijk aan voor het toepassen van DR [van der Schoot, 2022a]. Door middel van een gecontroleerde strategie blijft het risico op blijvende toename van ziekteactiviteit door DR dus laag tot verwaarloosbaar.

Uit literatuuronderzoek blijkt dat DR voornamelijk toegepast wordt middels het verlengen van het interval tussen injecties. Er is met name literatuur beschikbaar over DR van de eerste generatie biologics voor psoriasis (TNF-alfa remmers en UST) en minder over de nieuwere IL-17 en IL-23 remmers [Michielsens, 2021; van Riel, 2024]. DR bij IFX wordt niet aanbevolen in verband met het verhoogde risico op infusiereacties [Reich, 2013]. De succespercentages van DR verschillen tussen studies en zijn afhankelijk van de succesdefinitie, de DR strategie en de studiepopulatie. De meeste beschikbare studies hebben een observationeel design. In het merendeel van de beschreven DR strategieën werd een minimale behandelduur en/of bereiken van stabiele lage ziekteactiviteit van 6-12 maanden gehanteerd voorafgaand aan het starten met DR. Definities voor stabiele lage ziekteactiviteit wisselden tussen studies maar de meeste hanteerden de absolute of relatieve PASI score, of de PGA score. In een paar studies werd tevens kwaliteit van leven meegenomen, gemeten middels de DLQI. De dosering werd meestal verlaagd middels intervalverlenging in vaste stappen tot eerst 67% en daarna 50% van het interval van de standaarddosering [Michielsens, 2021; van Riel, 2024]. 

In twee kleine studies naar antistofvorming tegen ADA, ETN en UST bij DR in patiënten met stabiele lage ziekteactiviteit werd geen toename van antistofvorming gezien [Atalay, 2022b; Benzaquen, 2022].

 

Uit internationale en nationale enquêtes onder dermatologen bleek dat DR voor biologics bij psoriasis al werd toegepast, maar op uiteenlopende manieren. Respondenten gaven aan behoefte te hebben aan duidelijke richtlijnen over DR [Michielsens, 2021; van Muijen, 2021a; van Muijen, 2021b]. In 2022 werd middels een Delphi procedure in samenwerking met de NVDV een Nederlandse consensus verkregen over criteria voor het toepassen van DR van biologics bij patiënten met psoriasis vulgaris [van der Schoot, 2022b]. Voorgestelde criteria werden gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke literatuur. In totaal werd er overeenstemming bereikt over 15 criteria voor het toepassen van DR onder 37 Nederlandse dermatologen. De relatief nieuwere biologics (IL-17 en IL-23 remmers) werden niet opgenomen in de consensus omdat er weinig studies over DR van deze middelen beschikbaar waren. Er werd wel vastgesteld dat DR van deze nieuwere biologics voorzichtig kan worden toegepast in individuele gevallen [van der Schoot, 2022b].

 

In deze module worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van het uniform toepassen van DR bij biologics voor psoriasis.

De observationele studie van Di Altobrando et al. (2022) werd niet meegenomen in de GRADE analyse van ‘opvlamming’ omdat er ook en RCT beschikbaar was. De studie van Atalay et al. (2022b) werd tevens niet meegenomen in de GRADE analyse gezien de juiste gegevens niet beschikbaar waren in het artikel en de supplementen.

 

Certainty assessment

Aantal patiënten

Effect

Certainty

Importantie

Aantal studies

Studieopzet

Risk of bias

Inconsistentie

Indirect bewijs

Onnauwkeurigheid

Andere factoren

dosis reduction

usual dosis biologics

Relatief
(95% CI)

Absoluut
(95% CI)

Behoud PGA 0/1  (follow up: range 40 weken tot 84 weken) [Blauvelt, 2017; Lebwohl, 2015]

2

gerandomiseerde trials

niet ernstig

ernstiga

ernstigb

niet ernstig

niet gevonden

480/1894 (25.3%)

459/752 (61.0%)

RR 0.42
(0.36 tot 0.47)

354 minder per 1.000
(from 391 minder tot 323 minder)

⨁⨁◯◯
Laag

CRUCIAAL

Behoud PASI 75  (follow up: range 28 weken tot 84 weken) [Blauvelt, 2017; Reich, 2020]

2

gerandomiseerde trials

niet ernstig

ernstigc

ernstigd

niet ernstig

niet gevonden

759/858 (88.5%)

683/720 (94.9%)

RR 0.96
(0.93 tot 0.99)

38 minder per 1.000
(from 66 minder tot 9 minder)

⨁⨁◯◯
Laag

CRUCIAAL

Behoud PASI 90 (follow up: 28 weken) [Reich 2020]

1

gerandomiseerde trials

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

496/662 (74.9%)

552/644 (85.7%)

RR 0.88
(0.81 tot 0.93)

103 minder per 1.000
(from 163 minder tot 60 minder)

⨁⨁⨁⨁
Hoog

CRUCIAAL

DLQI ≤5 (follow up: 12 maanden) [Atalay 2020a]

1

gerandomiseerde trials

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

zeer ernstige,f

niet gevonden

28/53 (52.8%)

49/58 (84.5%)

RR 0.63
(0.36 tot 0.87)

313 minder per 1.000
(from 541 minder tot 110 minder)

⨁⨁◯◯
Laag

BELANGRIJK

Mean change DLQI (follow up: 28 weken) [Reich, 2020]

1

gerandomiseerde trials

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

624

605

-

MD 1.3 hoger
(0.47 hoger tot 2.13 hoger)

⨁⨁⨁⨁
Hoog

BELANGRIJK

Opvlamming (follow up: 12 maanden) [Alalay 2020a]

1

gerandomiseerde trials

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

ernstige

niet gevonden

19/53 (35.8%)

8/58 (13.8%)

RR 2.60
(1.30 tot 4.26)

221 meer per 1.000
(from 41 meer tot 450 meer)

⨁⨁⨁◯
Redelijk

BELANGRIJK

CI: Confidence interval; MD: Mean difference; RR: Risk ratio

Explanations

a. Heterogeniteit. Geen overlap betrouwbaarheidsinterval, 93% heterogeniteit, p=0.0002, heterogeniteit te verklaren door verschillen in interventie.

b. Interventie van biologics is verschillend (brodalumab/ustekinumab)

c. Heteroginiteit tussen de studies van 88%, p=0.004, heterogeniteit te verklaren door verschillen in interventie.

d. De studies over ustekinumab en secukinumab gebruikte een andere uitkomstmaat

e. Kleine steekproef

f. Breed betrouwbaarheidsinterval

In de SR van Michielsens et al. [2021], welke als uitgangsstudie werd gebruikt, werden twee studies geïncludeerd voor de literatuuranalyse [Blauvelt, 2017; Lebwohl, 2015]. In de zoekactie werden in totaal 17 studies geïncludeerd op basis van beoordeling van titel en abstract. Uiteindelijk zijn er na full text screening 4 studies geincludeerd [Reich,2020; Atalay, 2020b/2022a; Di Altobrando, 2022]. Specifieke redenen voor exclusie zijn beschreven in de exclusietabel.

 

Beschrijving van de studies

 

Atalay 2020b/2022a

In een RCT uitgevoerd door Atalay et al. [2020b] werden 120 patiënten met psoriasis behandeld met ADA, ETN of UST. Ze werden willekeurig toegewezen aan ofwel DR (n=60) of normale dosering (n=60). DR werd gedaan door intervalverlening. Initieel met een intervalverlening met een factor 1,5. De ziekteactiviteit werd elke 3 maanden geëvalueerd, indien er sprake was van lage ziekte activiteit werd het interval verder gereduceerd tot 50% van het originele interval. Bij een korte flare gingen patiënten terug naar hun vorige effectieve dosis of originele dosis. De primaire uitkomst maat was de PASI, verder werd gekeken naar de DLQI, korte of persisterende flares (PASI of DLQI >5, persisterend ≥3 maanden), bijwerkingen  en aantal patiënten met een succesvolle DR (lagere dosis dan normaal bij PASI en DLQI ≤ 5).

 

De studie van Atalay et al. [2022a] is een vervolg van de eerdere studie uit 2020 waarbij de geïncludeerde patiënten 12 maanden langer werden vervolgd. Deze vervolg studie beperkte zich tot de patiënten die binnen het Radboud UMC onder controle waren (n=88). Hiervan zaten 44 in de normale dosis-groep en 44 in de DR-groep, waarvan 26 patiënten aan het einde van de originele studie nog steeds op een lage dosering zaten. Uitkomstmaten die werden gebruikt waren PASI en DLQI scores, aantal flares en succesvolle DR.

 

Blauvelt 2017

De gerandomiseerde fase IIIb-studie van Blauvelt et al. [2017] is een vervolg van een dubbelblinde gecontrollerde studie naar de effectiviteit van UST voor de behandeling van het psoriasis (PSTELLAR). In dit vervolg werden patiënten met ziektecontrole (PGA van 0 of 1 na 28 weken behandeling) gerandomiseerd in twee groepen; de controlegroep waarbij patiënten een dosisinterval van 12 weken bleven volgen (n=76) en een interventiegoep waarbij de dosisinterval werd verlengd (n=302). Op geleide van de PGA werd de duur van het interval bepaald, waarbij het interval kon worden verlengd naar 16, 20 of 24 weken. Als primaire uitkomstmaat werd gekenen naar het aantal bezoeken waar de PGA 0 of 1 was tussen week 88 en 112. 

 

Lebwohl 2015

De studie van Lebwohl et al. [2015] heeft twee fase-III RCT’s, AMAGINE-2 (n=1831) en AMAGINE-3 (n=1881), gecombineerd. Eén van de doelen van deze trials was om de veiligheid en effectiviteit van brodalumab in verschillende doseringn (door middel van DR) in vergelijking met placebo te onderzoeken. In beide trials werden na 12 weken behandeling met brodalumab met ofwel 210mg of 140 mg, opnieuw gerandomiseerd naar een standaarddosering (210mg brodalumab per 2 weken) of een van de afbouwgroepen (140mg brodalumab per 2 weken, per 4 weken en per 8 weken). Tevens werden patiënten uit de placebogroep op week 12 overgeschakeld op brodalumab 210mg per 2 weken. Vanaf week 16 werden patiënten die tijdens week 12 in de brodalumabg-roep werden toegewezen en die geen adequate respons hadden en patiënten die UST kregen en geen adequate respons hadden, overgeschakeld naar 210mg brodalumab per 2 weken. De uitkomsten waren sPGA, psoriasis symptom inventory (PSI) en bijwerkingen.

 

Reich 2020

In de gerandomiseerde open-label studie van Reich et al. [2020] werden van 662 patiënten die SEC kregen de dosis verlaagd naar 300 mg eens in de zes weken (Q6W) voor in totaal 28 weken, nadat ze gedurende 24 weken de standaard dosis (300 mg eens in de vier weken - Q4W) hadden gekregen en een PASI-90 hadden bereikt. De groep die de standaard dosering kreeg, omvatte 644 patiënten.

 

Di Altobrando, 2022

In de prospectieve cohort studie van Di Altobrando et al. [2022] werden patiënten met psoriasis behandeld met ADA, ETN, IFX en UST vervolgt (n=199). De DR-groep bestond uit 96 patiënten. Het interval werd bij ADA verlengt met 7 dagen, bij ETN met 3 dagen, bij IFX en UST met 14 dagen. De studie gebruikte als uitkomst flares gedefinieerd als een verslechtering van de PASI ≥ 50% van de originele waarde.

 

Risk of bias

De Risk of bias analyse is te vinden onder Evidence tabellen, hieronder wordt de Risk of bias kort beschreven.

 

Atalay 2020b/2022a

De RCT uitgevoerd door Atalay et al. [2020b] heeft een laag risico op bias. Er was geen sprake van risico op bias, behalve het risico op performance bias als gevolg van het niet blinderen van medewerkers en personeel. Aangezien DR werd gedaan door middel van het verlengen van het interval was het niet mogelijk de interventie voor patiënten en personeel te blinderen. Gezien Atalay et al. [2022a] een verlening is van de originele studie komt de risk of bias gedeeltelijk overeen. Echter is er een verhoogd risico op attrition bias en publication bias waardoor de studie van redelijk lage kwaliteit is.

 

Blauvelt 2017

De RCT van Blauvelt et al. [2017] is van redelijk lage kwaliteit. Dit wordt mede veroorzaakt door het onduidelijke randomisatie- en blinderingsproces. Daarnaast is er een hoge ‘lost to follow-up’ van 22%. Om deze redenen kan er sprake zijn van attrition en performance bias.

 

Lebwohl 2015

De RCT van Lebwohl et al. [2015] heeft een laag risico op bias. Er was geen sprake van selectie bias, performance bias en attrition bias. Het was onduidelijk of er sprake was van detection bias.

 

Reich 2020

De RCT van Reich et al. [2020] is van redelijke kwaliteit. Er is weinig risico op bias. Er is vooral onduidelijkheid over het randomisatie- en blinderingsproces.

 

Di Altobrando, 2022

De observationele cohort studie van Di Altobrando et al. [2022] werd middels de Newcastle-Ottawa scale (NOS) beoordeeld op risk of bias. Hierbij kreeg de studie 5 van de 9 sterren, hiermee is de studie van matige kwaliteit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de studie niet heeft gecorrigeerd op confounding.

 

Beschrijving van de resultaten

PASI behoud

Atalay et al. [2020b] rapporteerde dat de PASI-scores na 12 maanden 3,4 ( (IQR), 2,2-4,5) in de DR-groep en 2,1 (IQR, 0,6-3,6) in de normale dosis-groep waren (mean difference, 1,2; 95% CI, 0,7-1,8).

 

Bij de studie van Atalay et al. uit 2022 werd geen significant verschil gezien in de PASI na 24 maanden in de DR-groep ten opzichte van de normale dosis-groep.

 

Bij de studie van Blauvelt et al. [2017] werd behoud van ziektecontrole onder UST na 15 tot 21 maanden, (gedefinieerd als PASI-75) gezien in 71,4% in de DR-groep versus 69,7% in de controlegroep.

 

Reich et al. [2020] rapporteerden dat de PASI90-respons behouden bleef tot week 52 bij 85,7% van de patiënten in de controlegroep versus 74,9% in de DR-groep OR 1,91, 95% CI(1,44–2,55). De behandelschema's van Q4W en Q6W verschilden niet opvallend in hun PASI 75-respons (97,9% versus 93,5%) op week 52.

 

PGA behoud

Bij de studie van Blauvelt et al. [2017] werd behoud van ziektecontrole onder UST na 15 tot 21 maanden, (gedefinieerd als PGA van 0/1) gezien in 41,3% in de DR-groep versus 55,3% in de controlegroep.

 

Bij de studie van Lebwohl et al. [2015] konden de patiënten die 140mg brodalumab Q2W (n=337 in AMAGINE-2 en n=343 in AMAGINE-3) kregen, kon ongeveer 44% (n=144 en n=154) hun sPGA-score van 0/1 handhaven bij week 52, vergeleken met 62% (n=209 en n=208) van patiënten met 210mg brodalumab Q2W n=334 en n=342). In de DR-groepen van 140mg Q4W (n=335 en n=341) of Q8W (n=168 en n=174) kregen, was het behoud van sPGA 0/1 mogelijk bij respectievelijk 12,3% en 5,3% van de patiënten. Er werd een significant verschil in het behoud van PGA 0/1 gerapporteerd tussen de standaarddosering (210mg brodalumab Q2W) en DR-groepen (140mg Q2W, 140mg Q4W en 140mg Q8W) (p<0,001). Dit signficant verschil werd ook gerapporteerd wanneer 140mg Q2W groep werd vergeleken met 140mg Q4W of Q8W groepen (p<0,001).

 

De verhouding van patiënten met een SPGA score 0/1 was significant hoger in de groepen van 210mg Q2W en 140mg Q2W in vergelijking met 140mg Q4W en 140mg Q8W (p<0.001).

 

DLQI

In de studie van Atalay et al. [2020b] bleek dat de mediane DLQI-score op maand 12 was 1,0 (IQR, 0,0-2,0) in de dosis-groep en 0,0 (IQR, 0,0-2,0) in de normale dosis-groep (mean difference, 0,8; 95% CI, 0,3-1,3. In de DR-groep hielden 38 van de 53 patiënten een DLQI van 5 of lager ten op zichten van 49 van de 58 in de normale dosis-groep. Bij de studie van Atalay et al. uit 2022 werd geen significant verschil gezien in de DLQI na 24 maanden.

 

In de studie van Reich et al. [2020] hadden beide behandelingsgroepen aanvankelijk een vergelijkbaar gemiddeld totaal DLQI-niveau (Q4W: 0,88, Q6W: 0,90). Op week 52 was het verschil in de verandering van DLQI tussen Q4W versus Q6W -0,62 (P = 0,001), wat wijst op een grotere beperking van de kwaliteit van leven voor patiënten met het Q6W-regime in vergelijking met het Q4W-regime.

 

Opvlammingen

Door Atalay et al [2020b] werden een significant verschil gevonden tussen het aantal korte opvlammingen in de DR groep ((19 van 53 patiënten (36%;95% CI, 24%-50%)) en de normale dosis-groep (8 van 58 patiënten (14%; 95% CI, 7%-26%)) (p=0,04). Er werd geen significant verschil gevonden met betrekking tot persisterende opvlammingen tussen de groepen (n = 5 in beide groepen). Achtentwintig patiënten (53% 95% CI, 39%-67%) in de DR-groep bouwden hun dosis na 12 maanden succesvol af. In de verlengde studie werden in de DR-groep en in de normale dosis-groep drie persisterende opvlammingen geobserveerd (7% 95%CI 2–20%) [Atalay, 2022a].

 

Bij de studie van Di Altobrando et al. [2022] waren er bij de DR-groep 26 patiënten met een flare (27%), in de normale dosis groep waren dit er 27 (26%).

 

Herstart standaarddosering na falen DR

Na een follow up van 24 maanden waren er in de studie van Atalay et al. [2022a] in totaal 18 patiënten van de 44 (40%) die nog DR ontvingen, hiervan was er bij 15 patiënten sprake van een succesvolle DR. Van de 44 patiënten zijn 24 (55%) herstart met de standaarddosering na het falen van de DR.

Om de uitgangsvraag te beantwoorden is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Voor dit onderzoek is de volgende PICO opgesteld:

 

P:

Mensen met ziektecontrole van psoriasis vulgaris (plaque type) onder behandeling van biologic*.

*Voor psoriasis geregistreerde biologics: infliximab, etanercept, adalimumab, certolizumab, ustekinumab, secukinumab, brodalumab, ixekizumab, bimekizumab, tildrakizumab, guselkumab, risankizumab.

I: Dosisreductie of uitbouwen interval dosis
C: Continueren van standaarddosering
O: Zie onderstaand

 

De werkgroep definieerde de uitkomstmaten als volgt en hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

Primair (cruciaal):

  • Behouden van ziektecontrole
    • Effectiviteit gemeten met PGA of PASI
    • Kwaliteit van leven (DLQI)
    • Herstart standaarddosering (of ophogen dosering/versmallen interval)

Secundair (belangrijk):

  • Effectiviteit van herbehandeling na falen dosisreductie

De SR van Michielsens et al. [2021] werd als basis genomen en er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline vanaf na hun zoekdatum. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:

 

Inclusie:

  • Vergelijkend onderzoek (RCT’s en CCT’s of SRs van RCT’s of CCT’s)
  • N>30
  • Volledige tekst beschikbaar in Nederlands of Engels

Exclusie:

  • Niet vergelijkend onderzoek (eventueel meenemen voor overwegingen) mits vergelijkend onderzoek beschikbaar is.
  1. * Atalay, S, van den Reek, J., Otero, M., Njoo, M., Mommers, J., Ossenkoppele, P., Koetsier, M., Berends, M., Kerkhof, P., Groenewoud, H., Broeder, A., Jong, E., & Kievit, W. (2020). Health Economic Consequences of a tightly controlled dose reduction strategy for adalimumab, etanercept and ustekinumab compared with standard psoriasis care: A cost-utility analysis of the condor study. Acta Dermato Venereologica, 100(19). https://doi.org/10.2340/00015555-3692
  2. * Atalay, S, Schoot, L., Vandermaesen, L., Vugt, L., Eilander, M., Reek, J., & Jong, E. (2021). Evaluation of a one-step dose reduction strategy of adalimumab, etanercept and ustekinumab in patients with psoriasis in daily practice. Acta Dermato Venereologica, 101(5). https://doi.org/10.2340/00015555-3815
  3. * Atalay, S., van den Reek, J. M., Groenewoud, J. M., van de Kerkhof, P. C., Kievit, W., & de Jong, E. M. (2022). Two-year follow-up of a dose reduction strategy trial of biologics adalimumab, etanercept, and ustekinumab in psoriasis patients in daily practice. Journal of Dermatological Treatment, 33(3), 1591–1597. https://doi.org/10.1080/09546634.2020.1869147
  4. * Atalay, S., Berends, S. E., Groenewoud, H. M., Mathot, R. A., Njoo, D. M., Mommers, J. M., Ossenkoppele, P. M., Koetsier, M. I., Berends, M. A., de Vries, A., van de Kerkhof, P. C., den Broeder, A. A., de Jong, E. M., & van den Reek, J. M. (2022). Serum drug levels and anti-drug antibodies in the context of dose tapering by interval prolongation of adalimumab, etanercept and ustekinumab in psoriasis patients: Results of the condor trial. Journal of Dermatological Treatment, 33(5), 2680-2684. https://doi.org/10.1080/09546634.2022.2043546
  5. * Atalay, S., van den Reek, J. M., den Broeder, A. A., van Vugt, L. J., Otero, M. E., Njoo, M. D., Mommers, J. M., Ossenkoppele, P. M., Koetsier, M. I., Berends, M. A., van de Kerkhof, P. C., Groenewoud, H. M., Kievit, W., & de Jong, E. M. (2020). Comparison of tightly controlled dose reduction of biologics with usual care for patients with psoriasis. JAMA Dermatology, 156(4), 393. https://doi.org/10.1001/jamadermatol.2019.4897
  6. * Aubert, H., Mahé, E., Fougerousse, A.-C., Maccari, F., & Beneton, N. (2022). Dose spacing and reduction strategies in biotherapies for stable, clear or almost clear psoriasis: A survey of practices in France. Annales de Dermatologie et de Vénéréologie, 149(1), 68-70. https://doi.org/10.1016/j.annder.2021.07.001
  7. * Benzaquen, M., Munshi, M., Bossart, S., Feldmeyer, L., Emelianov, V., Yawalkar, N., Cazzaniga, S., & Heidemeyer, K. (2022). Long-term dose optimization of adalimumab via dose spacing in patients with psoriasis. Bioengineering, 9(8), 387. https://doi.org/10.3390/bioengineering9080387
  8. * Blauvelt, A., Ferris, L. K., Yamauchi, P. S., Qureshi, A., Leonardi, C. L., Farahi, K., Fakharzadeh, S., Hsu, M.-C., Li, S., Chevrier, M., Smith, K., Goyal, K., Chen, Y., Muñoz-Elías, E. J., & Callis Duffin, K. (2017). Extension of ustekinumab maintenance dosing interval in moderate-to-severe psoriasis: Results of a phase iiib, randomized, double-blinded, active-controlled, Multicentre Study (PSTELLAR). British Journal of Dermatology, 177(6), 1552-1561. https://doi.org/10.1111/bjd.15722
  9. * Di Altobrando, A., Magnano, M., Offidani, A., Parodi, A., Patrizi, A., Campanati, A., Burlando, M., & Bardazzi, F. (2020). Deferred time of delivery of biologic therapies in patients with stabilized psoriasis leads to a 'perceived satisfaction': A multicentric study. Journal of Dermatological Treatment, 33(1), 415–419. https://doi.org/10.1080/09546634.2020.1759769
  10. * Herranz-Pinto, P., Alonso-Pacheco, M. L., Feltes-Ochoa, R., Mayor-Ibarguren, A., Servera-Negre, G., Busto-Leis, J. M., Gonzalez-Fernández, M. A., & Herrero-Ambrosio, A. (2023). Real-world performance of a new strategy for off-label use of guselkumab in moderate to severe psoriasis: Super-responder patients as the epitome of efficacy and optimisation. Clinical Drug Investigation, 43(7), 517-527. https://doi.org/10.1007/s40261-023-01280-9
  11. * Menting, S. P., Coussens, E., Pouw, M. F., van den Reek, J. M., Temmerman, L., Boonen, H., de Jong, E. M., Spuls, P. I., & Lambert, J. (2015). Developing a therapeutic range of adalimumab serum concentrations in management of psoriasis. JAMA Dermatology, 151(6), 616. https://doi.org/10.1001/jamadermatol.2014.5479
  12. * Michielsens, C. A., van Muijen, M. E., Verhoef, L. M., van den Reek, J. M., & de Jong, E. M. (2021). Dose tapering of biologics in patients with psoriasis: A scoping review. Drugs, 81(3), 349-366. https://doi.org/10.1007/s40265-020-01448-z
  13. * Reich, K., Puig, L., Szepietowski, J. C., Paul, C., Lacour, J. P., Tsianakas, A., Sieder, C., Rissler, M., Pournara, E., & Orsenigo, R. (2020). Secukinumab dosing optimization in patients with moderate?to?severe plaque psoriasis: Results from the randomized, open?label            optimise            study. British Journal of Dermatology, 182(2), 304–315. https://doi.org/10.1111/bjd.18143
  14. * Reich, K., Wozel, G., Zheng, H., van Hoogstraten, H. J. F., Flint, L., & Barker, J. (2013). Efficacy and safety of infliximab as continuous or intermittent therapy in patients with moderate-to-severe plaque psoriasis: Results of a randomized, long-term extension trial (RESTORE2). British Journal of Dermatology, 168(6), 1325-1334. https://doi.org/10.1111/bjd.12404
  15. * van der Schoot, L. S., Atalay, S., Otero, M. E., Kievit, W., van den Reek, J. M. P. A., & de Jong, E. M. G. J. (2022). Regaining adequate treatment responses in patients with psoriasis who discontinued dose reduction of adalimumab, etanercept or ustekinumab. British Journal of Dermatology, 187(6), 1028-1030. https://doi.org/10.1111/bjd.21797
  16. * van der Schoot, L. S., Baerveldt, E. M., van Enst, W. A., Menting, S. P., Seyger, M. M., Wanders, S. L., van Ee, I., Pieterse, A. H., van den Reek, J. M., & de Jong, E. M. (2022). National consensus on biologic dose reduction in psoriasis: A modified eDelphi procedure. Journal of Dermatological Treatment, 34(1). https://doi.org/10.1080/09546634.2022.2154570
  17. * van der Schoot, L. S., Janssen, J. J., Bastiaens, M. T., de Boer-Brand, A., Christiaansen-Smit, C., Enomoto, D. N. H., Hovingh, R., Tupker, R. A., Seyger, M. M. B., Verhoef, L. M., van den Reek, J. M. P. A., & de Jong, E. M. G. J. (2023). Steps towards implementation of protocolized dose reduction of adalimumab, etanercept and ustekinumab for psoriasis in daily practice. Journal of Dermatological Treatment, 34(1). https://doi.org/10.1080/09546634.2023.2186728
  18. * van der Schoot, L. S., Verhoef, L. M., van Ee, I., van Oort, F. P., Pieterse, A. H., Seyger, M. M., de Jong, E. M., & van den Reek, J. M. (2023). Patients’ perspectives towards biologic dose reduction in psoriasis: A qualitative study. Archives of Dermatological Research, 315(6), 1735-1745. https://doi.org/10.1007/s00403-023-02566-w
  19. * van Muijen, M. E., van der Schoot, L. S., van den Reek, J. M., & de Jong, E. M. (2021). Attitudes and behaviour regarding dose reduction of biologics for psoriasis: A survey among dermatologists worldwide. Archives of Dermatological Research, 314(7), 687-695. https://doi.org/10.1007/s00403-021-02273-4
  20. * van Muijen, M.E., van der Schoot, L.S., Bovenschen, H.J., Dodemont, S.R.P., van Lümig, P.P.M., van Enst, W.A., et al. (2021). Dosisvermindering van biologics voor psoriasis. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie. 31(1),22-6.
  21. * van Riel, C. A., Michielsens, C. A., van Muijen, M. E., van der Schoot, L. S., van den Reek, J. M., & de Jong, E. M. (2024). Dose reduction of biologics in patients with plaque psoriasis: A Review. Frontiers in Pharmacology, 15. https://doi.org/10.3389/fphar.2024.1369805

Overzicht van geëxcludeerde studies

Artikel

Reden van exclusie

Atalay, 2022b

Voldoet niet aan PICO

Atalay, 2020a

Voldoet niet aan PICO

Atalay, 2021

Verkeerde studiedesign

Aubert, 2023

Voldoet niet aan PICO

Aubert, 2022

Verkeerd studiedesign

Bouhuys, 2022

Verkeerd studiedesign

Gambardela, 2021

Voldoet niet aan PICO

Kimball, 2020

Voldoet niet aan PICO

Llamas-Velasco

Full tekst niet beschikbaar

Michielsens, 2021

Uitgangsstudie

Morita, 2020

Verkeerde studiedesign

Schäkel, 2022

Full tekst niet beschikbaar

Van der Schoot, 2021

Studie protocol

 

Risico op bias tabellen

 

Randomized controlled trial (RCT)

Beoordeling risk of bias door middel van Cochrane collaboration tool.

Study reference

 

(first author, publication year)

Describe method of randomisation

Random sequence generation (selection bias)

 

 

 

(high/unclear/low risk)

Allocation concealment (selection bias)

 

 

 

 

(high/unclear/low risk)

Blinding of participants and personnel (performance bias)

All outcomes

 

(high/unclear/low risk)

Blinding of outcome assessor (detection bias)

All outcomes

 

 

(high/unclear/low risk)

Incomplete outcome data (attrition bias)

All outcomes

 

 

 

(high/unclear/low risk)

Selective reporting (reporting bias)

 

 

 

 

(high/unclear/low risk)

Other bias

 

 

 

 

 

 

(high/unclear/low risk)

Atalay, 2020b/2022a

 

Web-based with stratification by agent using variable permuted

blocks with concealment allocation

Low

Low

High

 

(Personnel and participants were not blinded)

Unclear

2020: Low

 

 

 

2022: High

Control group 32% lost to follow up

Intervention group 40% switch of treatment at start 

2020: Low

 

 

 

2022: High, short flares were not reported

Low

Blauvelt, 2017

Randomisation method not described

Unclear

Unclear

 

 

High

 

(personnel and participants were not blinded)

Unclear

High

 

Dropout 22%

Low

Low

Lebwohl, 2015

Randomization lists were generated with the use of a permuted block design within each stratum

Low

Low

High

 

(personnel and participants were not blinded)

Unclear

 Low

Low

Low

Reich, 2020

Randomisation method not described

Unclear

Unclear

High

 

(personnel and participants were not blinded)

Low

 

‘A blinded PASI assessor who had no access to the randomization details had to perform all PASI and IGA mod 2011 efficacy assessments for TP2 (weeks 24–52).’

Low

 

Dropout of 3,4%

Low

Low

 

Observationele studies

Beoordeling risk of bias middels Newcastle-Ottawa scale (NOS).

 

Selection

Comparability

Outcomes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Studie

Study design

Representativeness of the intervention cohort

Selection of the non intervention cohort

Ascertainment of intervention 

 

Demonstration that outcome of interest was not present

at start of study 

 

Comparability of cohorts on the basis of the design or analysis

 

Assessment of outcome

 

Was follow up long enough for outcomes to occur 

 

Adequacy of follow up of cohorts 

 

Explanations

Di Altobrando, 2022

Cohort

*

truly representative of the average population

*

drawn from the same community as the intervention cohort 

*

Trough questionnaires and PASI

X

 

X

No correction for confoundig

*

Records and questionnaires

*

 

X

Not described

 

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 22-11-2024

Laatst geautoriseerd  : 23-12-2024

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn psoriasis en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Psoriasisvereniging Nederland
  • NVK sectie Kinderreumatologie

Algemene gegevens

Aanleiding en afbakening onderwerp

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2023-2024 modulair herzien. Deze herziening betreft overwegend de toevoeging van nieuwe modules met klinische relevante onderwerpen welke ontbraken of toe waren aan  herziening: screening, topicale middelen, nieuwe biologics, dosisreductie van biologics, biologics voor kinderen/adolescenten en ouderen en voorlichting voor patiënten.

 

Tabel 1: Overzicht betrokken partijen modulaire herziening psoriasis 2023-2024

Overzicht betrokken partijen Psoriasis 2023-2024*

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR)

X

X

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)

 

 

X

X

 

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Nederlands

Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

X

Module screening

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Associatie Physsian Assistants (NAPA)

 

X

 

 

Geen knelpunten aangeleverd

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)

 

 

X

 

 

Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Patiëntenverenigingen

Psoriasispatiënten Nederland (PN)

X

X

X

X

 

Huid Nederland (HN)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

 

X

 

X

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Afgemeld voor knelpunten

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

 

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Dermatologen, verpleegkundig specialisten, physcian assistants, huidtherapeuten. Secundair kan de richtlijn nuttig zijn voor kinderartsen, reumatologen, geriaters, huisartsen en apothekers. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar tabel 1.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog (voorzitter)

NVDV

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. M. Seyger, (kinder)dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. J. van den Reek, wetenschappelijk onderzoeker

NVDV

Mw. Dr. L. van der Schoot, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Drs. C.A.M van Riel, PhD-kandidaat (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. N. Henckens, PhD-kandidaat (vanaf januari 2024)

NVDV

Mw. Dr. F.M. Bruins, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. W.P. Arnold, dermatoloog (tot maart 2024)

NVDV

Mw. Drs. E. ter Haar, PhD-kandidaat

NVDV

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. D.M.W. Balak, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. H.B. Thio, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. S. Dieleman, psychiater

NVVP

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé, kinderreumatoloog

NVK

Mw. Drs. E. Hoppenreijs, kinderreumatoloog

NVK

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog

NVR

Mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut

NVH

Mw. I. Laffra, verpleegkundig specialist

V&VN

Dhr. Drs. W. Eizenga, huisarts

NHG

Mw. I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger

PN

Mw. F. van Oort, patiëntvertegenwoordiger

PN

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Dhr. Drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. D.S. Adams, arts-onderzoeker (vanaf maart 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. M. Nlgisang, arts-onderzoeker (vanaf november 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. A. Teunissen, arts-onderzoeker (vanaf oktober 2024)

NVDV

Mw. Drs. L.J. van den Oord, arts-onderzoeker (vanaf april 2024)

NVDV

Mw. Dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog & directeur NVDV

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroepleden

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Actie

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt (voorzitter)

Dermatoloog Ijsselland ziekenhuis, SkinTwin

NVDV:
(1) lid domeingroep Inflammatoire aandoeningen (vacatiegelden)
(2) Voorzitter richtlijn psoriasis (vacatiegelden)
(3) (inhoudelijk) voorzitter Werkgroep Psoriasis | Uitkomstgerichte Zorg Lijn 1, ZI
(4) lid Zinnige Zorg-trajecten Eczeem en Psoriasis, ZI
(5) lid WG COVID-19 vaccinatie voor immuungecompromitteerde patienten, RIVM

FMS: (plaatsvervangend) Lid Raad voor wetenschap en innovatie (onbetaald)
SIILO, Prisma, lid dermatologie team (vergoeding)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

3-11-2022

Geen

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong

Dermatoloog, Radboud UMC

zie verder bij extern gefinancierd onderzoek

Geen

Geen

heeft onderzoeksbeurzen ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboud universitair medisch centrum Nijmegen, Nederland van AbbVie, BMS, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, Lilly, Novartis, en UCB voor onderzoek naar psoriasis.

heeft opgetreden als consultant en/of betaalde spreker en/of deelgenomen aan onderzoek gesponsord door bedrijven die medicijnen produceren voor de behandeling van psoriasis of eczeem, waaronder AbbVie, Amgen, Almirall, Boehringer-Ingelheim, Celgene, Galapagos, Janssen Pharmaceutica, Lilly, Novartis, Leo Pharma, Sanofi en UCB.

Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat direct naar de instelling (Radboudumc).

Geen

Geen

23-11-2022

Geen

Mw. Dr. M. Seyger

Dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Onderzoeksgrant Janssen (2020): Unmet needs regarding treatment in young people with psoriasis
Advisory boards/ consultant: Janssen, Lilly, Novartis.
Deelname aan trials van Janssen. Alle contracten zijn gesloten met het Radboudumc, en alle inkomsten gaan direct naar het Radboudumc.

Geen

Geen

31-10-2022

Geen

Mw. Dr. J. van den Reek

Dermatoloog, Radboud UMC

1. Adviseur psoriasis blad, Psoriasispatiënten Nederland (onbetaald)
2. Lid werkgroep 'regeldruk in onderzoek' - Ministerie van VWS (onbetaald)
3. Lid werkgroep 'immuungecompromiteerde patiënten en COVID-19 vaccinatie' RIVM (vacatiegelden aan Radboudumc)

Geen

Geen

Heeft klinische onderzoeken uitgevoerd voor AbbVie, Celgene, Almirall en Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Ontving studiebeurzen van ZonMw voor studies over doseringsverlaging van biologics

.

heeft vergoedingen voor voordrachten ontvangen/deelgenomen aan adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma, Novartis, UCB en Eli Lilly en vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie (voorzitter). Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Geen

Geen

6-9-2022

Geen

Mw. Dr. L. van der Schoot

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics, specifiek dosisreductie van biologics.

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. Drs. C.A.M van Riel

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-3-2024

Geen

Mw. Drs. N. Henckens,

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC. Onderzoek naar patiënten met psoriasis die behandeld worden middels biologicals (BioCAPTURE registry).

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

21-12-2023

Geen

Mw. Dr. F.M. Bruins

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker

Dermatoloog, Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

13-9-2022

Geen

Dhr. Dr. W.P. Arnold

Dermatoloog, Gelderse Vallei en Psoriasis dagcentrum Ede

1. Lid cie Kwaliteit ZKH Gelderse Vallei (ZGV)
2. Voorzitter MDO huidkanker ZGV

Mede-eigenaar Psoriasis dagcentrum Ede

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Drs. E. ter Haar

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van investigator-intiated research met financiele steun van Almirall en het uitvoeren van trials voor Novartis. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van psoriasis bij de oudere patiënt.

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé

Dermatoloog Rode Kruis ziekenhuis Beverwijk en
Erasmus MC

Centrum voor Lipoedeem. Behandeling van patiënten met lipoedeem. Betreft niet-verzekerde zorg

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

14-9-2022

Geen

Dhr. Dr. D.M.W. Balak

Dermatoloog, LUMC

Medisch adviseur Psoriasispatiënten NL (onbetaald)

- Organisatie nascholing Brugge dagen sept 2023 Ii.s.n. AbbVie (betaald) - Spreker nascholing Dermatology at sea juni 2-23 (ism met Janssen) (betaald) - Deelname world congress Dermatology juli 2023 (ism Admirall)

Geen

Geen

Geen

Geen

28-3-2023

Geen

Dhr. Dr. H.B. Thio

Dermatoloog Erasmus MC

Geen

 

Ik treed betaald op als onderzoeker, als spreker en als lid van de medische adviesaden van de firma's Boehringen Ingelheim, Janssen, AbbVie, Galderma, Leo Pharma, Eli Lilly, en UCB.

Geen

Zie eerder.

Geen

Geen

12-5-2023

Geen

Dhr. Dr. S. Dieleman

Psychiater en opleider psychiatrie Erasmus MC, deelnemer aan het multidisciplinaire psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

eigen profilering op het gebied van psychodermatologie, maar dat is ongeacht de inhoud van de richtlijn

7-11-2022

Geen

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé

Kinderreumatoloog/immunoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

secretaris Nederlands Vereniging voor Kinderreumatologie (NVKR): onbetaald

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

 20-10-2022

Geen

Mw. Drs. E. Hoppenreijs

Kinderreumatoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

1. lid NvK geneesmiddelen commissie
2. FMS dure geneesmiddelen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen

Reumatoloog LUMC

Lid van het ASAS uitvoerend comité

Penningmeester van ASAS

Adviesvergoedingen van Novartis, MSD, AbbVie, Bristol Myers Squibb, Eli Lilly

Geen

subsidies van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, UCB, Novartis en Jacobus Stichting

Geen

Geen

23-9-2021

Geen

Mw. K. Sterkenburg,

Huidtherapeut en beleidsmedewerker NVH

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. I. Laffra

Verpleegkundig specialist Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

11-9-2022

Geen

Dhr. Drs. W. Eizenga

Huisarts in Utrecht, manager bij de huisartsopleiding te Utrecht

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

8-11-2022

Geen

Mw. I. van Ee

Adviseur patientenbelang, PatientenfederatieNederland

Coordinator patientenparticipatie Psoriasispatienten Nederland
- Lid centrale redactie Psoriasispatienten Nederland
- Patient-partner / Eupatiefellow in onderzoek, beleid, zorg etc.
- Eupatiefellow- mentor
allen onbetaald

Geen

Geen

Freedom of disease Psoriasis: hoofdauteur
- Dosisreductie biological i.s.m. Radboud(zonMW) coauteur
- Onderzoek Zorg op afstand i.s.m. NVDV en radboud(zonMW)

Alle contracten zijn gesloten met de Psoriasispatienten Nederland, incl fees. persoonlijk onbetaald

Geen

Geen

7-8-2022

Geen

Mw. F. van Oort

Staffunctionaris beleid, zorg en kwaliteit.
Ouderenzorgorganisatie Van Neynsel te 's-Hertogenbosch

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-11-2022

Geen

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiënten perspectief in alle modules van de herziende richtlijn psoriasis door zitting neming van afgevaardigden van Psoriasispatiënten Nederland (PN). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PN.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Dosisreductie van biologics

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. In verband met het modulaire onderhoud van deze richtlijn wordt het implementatieplan per module weergegeven in de bijlage van de betreffende module.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerde van verschillende (wetenschappelijke) verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel 1.  

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 2.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 4).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

 

Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]

 

Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Combinatietherapie