Psoriasis

Initiatief: NVDV Aantal modules: 61

Psoriasis bij zwangerschap

Uitgangsvraag

  • Hoe lang moet een vrouwelijke patiënt na staken van een biologic wachten om zwanger te geraken?
  • Is er een voorkeur voor een biologic bij vrouwelijke patiënten die zwanger willen worden en ook willen/moeten starten met een biologic?

Aanbeveling

De termijn hoe lang een vrouwelijke patiënt moet wachten om na staken van een biologic zwanger te geraken is afhankelijk van de halfwaardetijd van de betreffende biologic (zie Tabel 49).

↑*

 

Voor vrouwen met een kinderwens of die zwanger zijn met een ernstige psoriasis, waarbij een biologic geïndiceerd is en de voordelen opwegen tegen de nadelen, zou eventueel overwogen kunnen worden om een biologic te starten of te continueren.

↑*

 

Mogelijk is er een lichte voorkeur in bovengenoemde situaties voor etanercept in verband met de korte halfwaardetijd en de relatief geringe transplacentaire passage naar de foetus.

↑*

 

Het wordt geadviseerd om biologics, met name van het type IgG-antilichamen zoals infliximab en adalimumab, te stoppen voor het einde van het tweede trimester om het risico op neonatale immunosuppressie via transplantaire passage te minimaliseren.

↑*

 

Zwangerschap van een vrouw die behandeld wordt met een biologic vereist een multidisciplinaire aanpak. Zwangerschapsbegeleiding door een gynaecoloog is geadviseerd.

↑*

 

In verband met mogelijke immunosuppressie wordt geadviseerd om toediening van levend verzwakte vaccinaties en BCG-vaccinaties uit te stellen tot zes maanden na de geboorte bij neonaten, die in utero blootgesteld zijn aan biologics met name in het derde trimester.

↑*

 

Het wordt geadviseerd om biologicbehandelingen voor zwangere patiënten in een academisch centrum te laten plaatsvinden. Gegevens omtrent de zwangerschap dienen bij voorkeur in een register bijgehouden te worden.

↑*

* Sterkte van de aanbeveling.

Onderbouwing

Zwangerschapswens, zwangerschap, borstvoeding en behandeling met biologics

D.M.W. Balak, H.B. Thio, G.E. van der Kraaij, Ph.I. Spuls

 

In geval van een zwangerschapswens in de nabije toekomst is de belangrijkste overweging om de risico’s te minimaliseren. Zowel de behandelaar als de patiënt moeten gezamenlijk het risico op exacerbatie van psoriasis en een eventuele artritis psoriatica afwegen tegen de risico’s van het starten of voortzetten van een biologic behandeling op het zwanger worden, de zwangerschap en het ongeboren kind. Ook na de bevalling kunnen biologics door eerdere doorgifte via de placenta leiden tot significante en langdurige neonatale immunosuppressie. Tijdens de zwangerschap verbetert door hormonale invloeden psoriasis bij circa 55% van de patiënten, terwijl 23% een exacerbatie ontwikkelt tijdens de zwangerschap. [Murase 2005] Echter, postpartum zijn er meer patiënten met een psoriasisexacerbatie. [Murase 2005] Daarnaast heeft psoriasis waarschijnlijk een invloed op zwangerschapsuitkomsten, onafhankelijk van behandeling. In een kleine studie onder 162 zwangerschappen was psoriasis na correctie van confounders geassocieerd met prematuriteit en een laag geboortegewicht. [Lima 2012]

In toxicologische dierstudies zijn voor de anti-TNF-alfa biologics etanercept, infliximab en adalimumab geen aanwijzingen gevonden voor teratogene of embryotoxische effecten. [Yiu 2014] In een review van rapportages van de Food and Drug Administration (FDA) werd mogelijk een verhoogd risico op het VACTERL-syndroom (vertebral defects, anal atresia, cardiac defects, tracheo-esophageal fistula, renal anomalies, limb abnormalities) [Carter 2009] vastgesteld, maar de conclusies van deze rapportage waren gebaseerd op onjuiste definities en vaststelling. [Crijns 2011, Murase 2014] De huidige consensus is dat het gebruik van anti-TNF-alfa biologics niet geassocieerd is met een verhoogd risico op dergelijke afwijkingen. [Winger (a) 2009] Voor secukinumab zijn er geen gegevens beschikbaar omtrent zwangerschap/lactatie.

 

In de Britse Society for Rheumatology Biologics Registers (BSRBR)-register werd bij 130 zwangerschappen in patiënten met reumatoïde artritis een verhoogd risico op spontane abortus gevonden in geval van anti-TNF-alfa biologic gebruik in het eerste trimester. Het percentage met een spontane abortus lag hoger voor patiënten met gelijktijdig gebruik van methotrexaat of leflunomide (33%) dan voor anti-TNF-alfa biologic monotherapie (24%) en voor de controlegroep zonder blootstelling aan een anti-TNF-alfa biologic (10%). [Verstappen 2011] In een cohort van 187 zwangerschappen van patiënten met inflammatoire darmziekten was anti-TNF-alfa-behandeling niet meer geassocieerd met ongunstige uitkomsten, complicaties, congenitale malformaties, laag geboortegewicht of miskramen ten opzichte van blootstelling aan thiopurinebehandeling (respectievelijk 35% vs. 32%). [Casanova 2013] Adalimumab wordt zelfs gebruikt als onderdeel van ivf-protocollen ter behandeling van immuungemedieerde subfertiliteit, zonder een verhoogd risico op geboortedefecten. [Winger (b) 2009]

 

In de Crohn’s Therapy Resource Evaluation Assessment (TREAT)-database werd bij 142 zwangerschappen geen toename in miskramen of neonatale complicaties gezien na blootstelling aan infliximab. [Lichtenstein 2012] Een systematische review aangaande 472 zwangerschappen bij patiënten met inflammatoire darmziekten behandeld met infliximab, adalimumab of certolizomab vond vergelijkbare risico’s op congenitale afwijkingen en spontane abortus vergeleken met de normale populatie. [Marchioni 2013]

 

The Organisation of Teratology Information Services (OTIS) vergeleek de uitkomsten van 38 prospectieve en 133 retrospectieve uitkomsten van intra-uteriene blootstelling aan adalimumab en vond vergelijkbare resultaten vergeleken met de normale populatie. [Yiu 2014]

 

Ustekinumab had geen nadelige effecten op foetale ontwikkeling of het pre- en postnatale immuunsysteem in toxicologisch onderzoek in primaten. [Martin 2010] Er zijn slechts enkele casereports beschikbaar omtrent het gebruik van ustekinumab in de zwangerschap; naast normale uitkomsten werd één casus beschreven van een spontane abortus bij een patiënte die ook fors rookte. [Yiu 2014] Momenteel is er weinig bewijskracht voorhanden om conclusies te trekken over de veiligheid van ustekinumab in de zwangerschap.

 

Farmacologische gegevens

Er zijn enkele farmacologische studies beschikbaar omtrent foetale blootstelling bij maternaal gebruik van anti-TNF-alfa biologics. Immunoglobuline G wordt vanaf week 16 tot aan het derde trimester actief getransporteerd naar de foetus ter versterking van het foetale immuunsysteem. Monoclonale IgG-antilichamen kunnen via dezelfde route worden getransporteerd naar de foetus. De infliximabconcentratie in de navelstreng is driemaal hoger dan in het maternale bloed. [Zelinkova 2013] Er zijn meerdere publicaties met casereports beschikbaar betreffende het gebruik van ustekinumab, naast vijf normale uitkomsten werd één spontane abortus beschreven: waarin een kind, dat intra-uterien was blootgesteld aan infliximab, op drie maanden oude leeftijd overleed aan een gedissemineerde mycobacteriële infectie volgend op een Bacillus Calmette-Gueurin (BCG)-vaccinatie. Ook adalimumab kan actief worden getransporteerd via de placenta. [Yiu 2014] Etanercept ondergaat als fusie-eiwit geen actief transport en heeft daardoor in mindere mate doorgang tot de placenta. Daarnaast heeft etanercept een kortere halfwaardetijd, waardoor er minder langdurig neonatale immunosuppresie is. Concentraties van etanercept in navelstrengbloed is 1/30 tot 1/14 ten opzichte van de concentratie in maternaal bloed. [Berthelsen 2010, Murashima 2009, Yiu 2014]

 

Er is geen bewijskracht voor abortieve of teratogene effecten van anti-TNF-alfa biologics. De neonatale immunosuppressieve effecten van biologics kunnen voorkomen worden door het gebruik van IgG-antilichamen, zoals infliximab en adalimumab, te stoppen in het laatste trimester. Etanercept heeft mogelijk in het laatste trimester minder nadelige effecten op het foetale immuunsysteem door een kortere halfwaardetijd en een lagere placentaire passage. Gebruik van anti-TNF-alfa biologics gedurende het eerste en tweede trimester lijkt relatief veilig te zijn. [Götestam Skorpen 2016] Neonaten die blootgesteld zijn aan anti-TNF-alfa biologics in het derde trimester moeten geen levend verzwakte vaccinaties ontvangen gedurende de eerste zes maanden na de geboorte. [Götestam Skorpen 2016] Ustekinumab bleek persisterend aanwezig tot 120 dagen in foetaal bloed. Gezien de persisterende aanwezigheid van ustekinumab in foetaal bloed, moet er rekening gehouden worden met eventuele immunosuppressie.

 

Borstvoeding

Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over de effecten van maternaal gebruik van anti-TNF-alfa biologics op borstvoeding. De aanwezigheid van biologics in borstvoeding is aangetoond, maar het is onduidelijk in hoeverre biologics opgenomen kunnen worden in de gastro-intestinale tractus van de zuigeling. [Yiu 2014] Wegens het mogelijke risico op immunosuppressie wordt vrouwen behandeld met een anti-TNF-alfa biologic ontraden om borstvoeding te geven. [Yiu 2014] Er is voor ustekinumab en secukinumab vooralsnog onvoldoende bewijs om aanbevelingen te formuleren omtrent borstvoeding.

 

Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over de effecten van maternaal gebruik van anti-TNF-alfa biologics op borstvoeding. [Flint 2016, Götestam 2016] De aanwezigheid van biologics in borstvoeding is aangetoond, maar het is onduidelijk in hoeverre biologics opgenomen kunnen worden in de gastro-intestinale tractus van de zuigeling. [Yiu 2014] Op basis van beperkte data worden vrouwen behandeld met een anti-TNF-alfa biologic niet afgeraden om borstvoeding te geven. Er is voor ustekinumab en secukinumab vooralsnog onvoldoende bewijs om aanbevelingen te formuleren omtrent borstvoeding.

 

Paternaal gebruik

Er zijn geen aanwijzingen dat paternaal gebruik van een anti-TNF-alfa biologic leidt tot teratogene effecten of nadelige effecten op de fertiliteit. [Yiu 2014] Infliximab lijkt de kwaliteit (zowel motiliteit en volume) van het sperma te verbeteren. Drie caseseries (n = 24) onderzochten de effecten van paternaal gebruik van infliximab op de gezondheid van het kind. Er werd geen associatie gevonden tussen paternaal gebruik van infliximab en het optreden van spontane abortus, premature geboorte of congenitale abnormaliteiten. Gezien de beperkte literatuur wordt aangeraden om paternaal gebruik van biologics toch te vermijden bij een actieve kinderwens. De beschikbare gegevens zijn echter beperkt. Voor mannen die kinderen willen verwekken lijken er geen contra-indicaties te zijn voor een anti-TNF-alfa biologic. Er zijn geen gegevens beschikbaar omtrent paternaal gebruik van ustekinumab en secukinumab.

 

Tabel 49. Overzicht van biologics en apremilast op zwangerschapswens, zwangerschap en borstvoeding


 

Infliximab

Adalimumab

Etanercept

Ustekinumab

Secukinumab

Apremilast*

Minimale periode na staken behandeling zwangerschap voorkomen

6 maanden

5 maanden

3 weken

15 weken

20 weken

28 dagen (advies Celgene)

Toediening gedurende zwangerschap

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen.

Voor vrouwen met een kinderwens met een ernstige psoriasis, waarbij een biologic geïndiceerd is en de voordelen opwegen tegen de nadelen, zou eventueel overwogen kunnen worden om te starten met etanercept

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Borstvoeding

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Niet aanbevolen

Kinderwens bij de man**

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Overzicht geraadpleegde bronnen voor anticonceptie en kinderwens bij de man

 

Anticonceptie

Infliximab

Adalimumab

Etanercept

Ustekinumab

Secukinumab

Apremilast*

SmPC tekst

Tijdens en tot ten minste 6 maanden na de laatste behandeling

Tijdens behandeling en ten minste vijf maanden na

de laatste Humira behandeling

Tijdens behandeling met Enbrel en gedurende drie weken

na het stoppen van de behandeling

Tjdens de

behandeling en gedurende ten minste 15 weken na de behandeling

Tijdens de behandeling en gedurende ten minste 20 weken na de behandeling

Tijdens de behandeling;

Zwanger-schap is implicitiet genoemd als contra-indicatie

Kinderwens bij de man**

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Niet afgeraden op basis van beperkte data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Afgeraden wegens gebrek aan data

Farmacotherapeutisch Kompas

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

SmPC tekst

Er zijn onvoldoende preklinische data om conclusies over de effecten van infliximab op

vruchtbaarheid en algemene voortplanting-swerking te trekken

Er zijn geen preklinische gegevens beschikbaar met betrekking tot de invloed van adalimumab op de vrucht-baarheid

Preklinische gegevens over peri- en postnatale toxiciteit van etanercept en effecten van etanercept op

vruchtbaarheid en algemene voortplantingspres-tatie zijn niet beschikbaar.

Het effect van ustekinumab op de vruchtbaarheid bij de mens werd nog niet geëvalueerd

Het effect van secukinumab op de vruchtbaarheid bij mensen is niet beoordeeld.

Geen gegevens beschikbaar met betrek-king tot de vruchtbaar-heid bij de mens

Yiu 2014

No evidence of teratogenicity.

May improve fertility. Reassurance in

cases postconcep-tion

No evidence of teratogenicity.

May improve fertility. Reassurance in

cases postconcep-tion

No evidence of teratogenicity.

May improve fertility. Reassurance in

cases postconception

Contra-indicated due to lack of evidence

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Grunewald 2015

Mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

Geen data

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Flint 2016

Compatible with paternal exposure (limited evidence)

Compatible with paternal exposure (limited evidence)

Compatible with paternal exposure (limited evidence)

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Wordt niet vermeld

Bronnen: [SmPC teksten, FK, EDF- guideline psoriasis 2015, Yiu 2014]

*Apremilast is geen biologic, maar een small molecule inhibitor of PDE4.

** zie ook [Garritsen 2017]

 

Overzicht per biologic

Infliximab (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling met infliximab.

 

Zwangerschap

Het relatief klein aantal (ongeveer 450) van prospectief verzamelde, aan infliximab blootgestelde zwangerschappen met bekende uitkomsten, waaronder een beperkt aantal (ongeveer 230) blootgesteld tijdens het eerste trimester, wijst niet op onverwachte effecten op het resultaat van de zwangerschap. Aangezien infliximab TNF-alfa remt, kan de toediening van infliximab gedurende de zwangerschap de normale immuunreacties van de pasgeborene aantasten.

 

In een toxiciteitsonderzoek naar de ontwikkeling dat uitgevoerd werd op muizen, waarbij een analoge antistof werd gebruikt die de functionele activiteit van muis-TNF-alfa selectief remt, was er geen aanwijzing van zwangerschapstoxiciteit, embryotoxiciteit of teratogeniteit. De beschikbare klinische ervaring is te beperkt om een risico uit te sluiten; de toediening van infliximab wordt daarom afgeraden. Infliximab passeert de placenta en is bij zuigelingen tot zes maanden na de geboorte in het serum gedetecteerd. Na in-uteroblootstelling aan infliximab kunnen zuigelingen een verhoogd risico hebben op een infectie, waaronder een ernstige gedissemineerde infectie die fataal kan worden. Toediening van levend verzwakte vaccins (bijv. het BCG-vaccin) aan zuigelingen die in utero aan infliximab zijn blootgesteld, wordt niet aanbevolen gedurende ten minste zes maanden na de geboorte. Daarnaast zijn ook gevallen van agranulocytose gemeld.

 

Adalimumab (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste vijf maanden na de laatste behandeling met adalimumab.

 

Zwangerschap

Er is een beperkte hoeveelheid klinische gegevens beschikbaar over het gebruik van adalimumab bij zwangere vrouwen. Bij een onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij apen waren er geen aanwijzingen voor maternale toxiciteit, embryotoxiciteit of teratogeniciteit. Er zijn geen preklinische gegevens beschikbaar over de postnatale toxiciteit van adalimumab. Doordat adalimumab remmend werkt op TNF-alfa, kan toediening van het middel tijdens de zwangerschap invloed hebben op de normale immuunresponsen bij de pasgeborene. Toediening van adalimumab tijdens de zwangerschap wordt niet aanbevolen. Adalimumab kan de placenta passeren naar het serum van kinderen van vrouwen die tijdens hun zwangerschap met adalimumab worden behandeld. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levend verzwakte vaccins aan zuigelingen die in utero aan adalimumab zijn blootgesteld, wordt niet aanbevolen voor vijf maanden na de laatste injectie van de moeder tijdens de zwangerschap.

 

Etanercept (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste drie weken na de laatste behandeling met etanercept.

 

Zwangerschap

Toxiciteitstudies die zijn uitgevoerd bij ratten en konijnen toonden geen tekenen van schade aangebracht aan de foetus of aan de neonatale rat als gevolg van etanercept. Een hoger percentage ernstige geboorteafwijkingen werd waargenomen in een observationele studie die zwangerschappen vergeleek waarin de vrouw in het eerste trimester was blootgesteld aan etanercept, met zwangerschappen waarin de vrouw niet was blootgesteld aan etanercept of andere TNF-alfa-antagonisten (aangepaste oddsratio 2,4, 95%-betrouwbaarheidsinterval: 1,0-5,5). De typen ernstige geboorteafwijkingen kwamen overeen met de meest gemelde in de algemene populatie en er is geen specifiek patroon van afwijkingen geconstateerd. Er werd geen verandering waargenomen in de mate van voorkomen van miskramen, doodgeboorten of kleine misvormingen. Het gebruik van etanercept wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap. Etanercept passeert de placenta en is gedetecteerd in het serum van zuigelingen van vrouwelijke patiënten behandeld met etanercept tijdens de zwangerschap. De klinische impact hiervan is onbekend. Bij zuigelingen kan het risico op infectie echter verhoogd zijn. Toediening van levend verzwakte vaccins aan zuigelingen gedurende zestien weken nadat de moeder de laatste dosis etanercept toegediend heeft gekregen, wordt over het algemeen niet aanbevolen.

 

Ustekinumab (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste vijftien weken na de laatste behandeling met ustekinumab.

 

Zwangerschap

Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van ustekinumab bij zwangere vrouwen. Experimenteel onderzoek bij dieren wijst geen directe of indirecte schadelijke effecten uit voor de zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling. Als voorzorgsmaatregel wordt geadviseerd om het gebruik van ustekinumab tijdens de zwangerschap vermijden

 

Secukinumab (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste twintig weken na de laatste behandeling met secukinumab.

 

Zwangerschap

Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van secukinumab bij zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft zwangerschap, embryonale/foetale ontwikkeling, baring of postnatale ontwikkeling. Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van secukinumab te vermijden tijdens de zwangerschap.

 

Apremilast (zie ook SmPC tekst)

Vrouwen die zwanger kunnen worden

Apremilast is geen biologic, maar een small molecule inhibitor. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken om zwangerschap te voorkomen en moeten dit voortzetten tot ten minste vier weken na de laatste behandeling met apremilast

Zwangerschap

Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van apremilast bij zwangere vrouwen. Apremilast is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap. Effecten van apremilast op de zwangerschap waren onder meer embryo-foetale sterfte bij muizen en apen, en een verminderd foetaal gewicht en vertraagde ossificatie bij muizen met doses die hoger waren dan de momenteel aanbevolen hoogste humane dosis. Dergelijke effecten werden niet waargenomen wanneer de blootstelling bij dieren 1,3 maal de klinische blootstelling was.

Ter beantwoording van bovengenoemde uitgangsvragen werd gebruikgemaakt van gegevens afkomstig van de SmPC teksten van de biologics, wetenschappelijke richtlijnen waaronder de EDF- guideline psoriasis [Richtlijn verantwoord gebruik van biologicals, versie 2011], de richtlijn verantwoord gebruik van biologicals (versie januari 2011) en de European League Against Rheumatism standpunt (versie 2016), systematic reviews en narratieve reviews. Goed gecontroleerde studies naar de effecten van biologics op fertiliteit, zwangerschap en borstvoeding zijn vooralsnog niet voorhanden. De beschikbare gegevens zijn derhalve beperkt. De aanbevelingen zijn gebaseerd op gegevens afkomstig van toxiciteitsstudies in dieren, farmacologische studies en casuïstiek uit de dagelijkse praktijk en registers. [Richtlijn verantwoord gebruik van biologicals, versie 2011]

 

Er zijn enkele reviews beschikbaar omtrent de effecten van psoriasisbehandelingen op zwangerschap. Bae et al. beschreven in een review 38 studies uit de periode 1947-2011; de kwaliteit van de geïncludeerde studies varieerde van level IV tot level Ib. [Bae 2012] Een narratieve review uit 2014 beschreef de effecten van verschillende dermatologische behandelingen op zwangerschap en lactatie. [Murase 2014] Yiu et al. beoordeelden in een review uit 2014 specifiek de invloed van biologics op zwangerschapsuitkomsten en congenitale malformaties. [Yiu 2014]

  1. Bae YS, Van Voorhees AS, Hsu S, et al. Review of treatment options for psoriasis in pregnant or lactating women: from the Medical Board of the National Psoriasis Foundation. J Am Acad Dermatol 2012;67(3):459-77.
  2. Berthelsen BG, Fjeldsoe-Nielsen H, Nielsen CT, Hellmuth E. Etanercept concentrations in maternal serum, umbilical cord serum, breast milk and child serum during breastfeeding. Rheumatology (Oxford) 2010;49(11):2225-7.
  3. Carter JD, Ladhani A, Ricca LR, Valeriano J, Vasey FB. A safety assessment of tumor necrosis factor antagonists during pregnancy: a review of the Food and Drug Administration database. J Rheumatol 2009;36(3):635-41.
  4. Casanova MJ, Chaparro M, Domenech E, et al. Safety of thiopurines and anti-TNF-alpha drugs during pregnancy in patients with inflammatory bowel disease. Am J Gastroenterol 2013;108(3):433-40.
  5. Crijns HJ, Jentink J, Garne E, et al. The distribution of congenital anomalies within the VACTERL association among tumor necrosis factor antagonist-exposed pregnancies is similar to the general population. J Rheumatol 2011;38(9):1871-4.
  6. Farmacotherapeutisch Kompas.
  7. Flint J, Panchal S, Hurrell A, et al. BSR and BHPR Standards, Guidelines and Audit Working Group. BSR and BHPR guideline on prescribing drugs in pregnancy and breastfeeding-Part I: standard and biologic disease modifying anti-rheumatic drugs and corticosteroids. Rheumatology (Oxford) 2016;55(9):1693-7.
  8. Garritsen FM, van den Broek MPH, van Zuilen AD, Fidder HH, de Bruin-Weller MS, Spuls PI. Pregnancy and fetal outcomes after paternal exposure to azathioprine, methotrexate or mycophenolic acid: a critically appraised topic (CAT); Br J Dermatol. 2017 Apr;176(4):866-877.
  9. Götestam Skorpen C, Hoeltzenbein M, Tincani A, et al. The EULAR points to consider for use of antirheumatic drugs before pregnancy, and during pregnancy and lactation. Ann Rheum Dis 2016;75(5):795-810.
  10. Grunewald S, Jank A. New systemic agents in dermatology with respect to fertility, pregnancy, and lactation. J Dtsch Dermatol Ges. 2015 Apr;13(4):277-89; quiz 290.
  11. Lichtenstein GR, Feagan BG, Cohen RD, et al. Serious infection and mortality in patients with Crohn's disease: more than 5 years of follow-up in the TREAT registry. Am J Gastroenterol 2012;107(9):1409-22.
  12. Lima XT, Janakiraman V, Hughes MD, Kimball AB. The impact of psoriasis on pregnancy outcomes. J Invest Dermatol 2012;132(1):85-91.
  13. Marchioni RM, Lichtenstein GR. Tumor necrosis factor-alpha inhibitor therapy and fetal risk: a systematic literature review. World J Gastroenterol 2013;19(17):2591-602.
  14. Martin PL, Sachs C, Imai N, et al. Development in the cynomolgus macaque following administration of ustekinumab, a human anti-IL-12/23p40 monoclonal antibody, during pregnancy and lactation. Birth Defects Res B Dev Reprod Toxicol 2010;89(5):351-63.
  15. Murashima A, Watanabe N, Ozawa N, Saito H, Yamaguchi K. Etanercept during pregnancy and lactation in a patient with rheumatoid arthritis: drug levels in maternal serum, cord blood, breast milk and the infant's serum. Ann Rheum Dis 2009;68(11):1793-4.
  16. Murase JE, Chan KK, Garite TJ, Cooper DM, Weinstein GD. Hormonal effect on psoriasis in pregnancy and post partum. Arch Dermatol 2005;141(5):601-6.
  17. Murase JE, Heller MM, Butler DC. Safety of dermatologic medications in pregnancy and lactation: Part I. Pregnancy. J Am Acad Dermatol 2014;70(3):401 e1-14; quiz 15.
  18. Richtlijn verantwoord gebruik van biologicals; versie januari 2011.
  19. SmPC tekst.
  20. Verstappen SM, King Y, Watson KD, Symmons DP, Hyrich KL, Bsrbr Control Centre Consortium BSRBR. Anti-TNF therapies and pregnancy: outcome of 130 pregnancies in the British Society for Rheumatology Biologics Register. Ann Rheum Dis 2011;70(5):823-6.
  21. Winger (a) EE, Reed JL. Was risk properly assessed in Carter, et al's safety assessment of tumor necrosis factor antagonists during pregnancy? J Rheumatol 2009;36(9):2122; author reply 3.
  22. Winger (b) EE, Reed JL, Ashoush S, Ahuja S, El-Toukhy T, Taranissi M. Treatment with adalimumab (Humira) and intravenous immunoglobulin improves pregnancy rates in women undergoing IVF. Am J Reprod Immunol 2009;61(2):113-20.
  23. Yiu ZZ, Griffiths CE, Warren RB. Safety of biological therapies for psoriasis: effects on reproductive potential and outcomes in male and female patients. Br J Dermatol 2014;171(3):485-91.
  24. Zelinkova Z, van der Ent C, Bruin KF, et al. Effects of discontinuing anti-tumor necrosis factor therapy during pregnancy on the course of inflammatory bowel disease and neonatal exposure. Clin Gastroenterol Hepatol 2013;11(3):318-21.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-11-2018

Laatst geautoriseerd  : 30-11-2018

De richtlijn dateert uit 2012 en is in 2015-2017 modulair herzien. Daarbij werden de enkele hoofdstukken systemische therapie, gericht op biologicals, biosimilars, fumaraten en combinatiebehandelingen, geüpdatet en zijn enkele nieuwe systemische behandelmogelijkheden (‘Secukinumab’ en ‘Apremilast’) toegevoegd.  Daarnaast is het hoofdstuk psoriasis bij kinderen geheel herzien en in samenwerking met de reumatologen is een hoofdstuk ‘Artritis Psoriatica aan de richtlijn toegevoegd. Tevens zijn er hoofdstukken over biosimilars, combinatiebehandeling met biologics, en zwangerschap opgenomen.  

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Huidpatiënten Nederland
  • Psoriasisvereniging Nederland
  • Vereniging Psorinovo

Algemene gegevens

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun vanuit het SKMS-programma.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering voor de tweede lijn. De richtlijn berust deels op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis en schenkt aandacht aan de psychosociale zorg en patiëntenvoorlichting.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep, waartoe behoren: dermatologen, huisartsen (deze richtlijn dient zich voor verdere verdieping voor de huisarts en sluit aan bij de NHG-standaard, die voornamelijk topicale middelen bespreekt) huidtherapeuten en huidverpleegkundigen. Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van dermatologen, een reumatoloog, verpleegkundige en patiënten. De huisartsen waren niet betrokken bij de gezamenlijke ontwikkeling en aanvraag van deze richtlijn. De NHG heeft wel geparticipeerd in de commentaarfase van de richtlijn. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkplekken. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Drs. D.M.W. Balak

NVDV

Drs. C.I.M. Busard

NVDV

Dr. O.D. van Cranenburgh

Stichting Nationaal Huidfonds

Drs. Y. Chung-secretaris (vanaf september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Dr. R.J.B. Driessen

NVDV

Dr. J.J.E. van Everdingen

Directeur NVDV

Dr. F. van Gaalen

NVR

Dr. M. de Groot

NVDV

J.F.H. Hulshuizen

Vice voorzitter PVN Patiëntvertegenwoordiger

Prof. dr. E.M.G.J. de Jong

NVDV

Drs. P.M.J.H. Kemperman

NVDV

Drs. W.J.A. de Kort

NVDV

Drs. S. Karsch-secretaris (SK, tot september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Drs. G.E. van der Kraaij-secretaris (GvdK)

Arts-onderzoeker NVDV

I. Laffra

V&VN

Drs. A. Lamberts (tot september 2016)

Arts-onderzoeker NVDV

Dr. L.L.A. Lecluse

NVDV

Dr. P.P.M. van Lümig

NVDV

Dr. S.P. Menting

NVDV

Prof. dr. E.P. Prens

NVDV

Dr. J.M.P.A. van den Reek

NVDV

Dr. M.M.B. Seyger

NVDV

Prof. dr. P.I. Spuls - voorzitter (PS)

NVDV

Dr. H.B. Thio

NVDV

Drs. W.R. Veldkamp

NVDV

Dr. M. Wakkee

NVDV

Overige contributors

Vereniging

A. Jacobs

EDF Psoriasis guideline development groep

Prof. dr. A. Nast

EDF Psoriasis guideline development groep

S. Rosumeck

EDF Psoriasis guideline development groep

Drs. E.J. van Zuuren

NVDV, editor Skin Group Cochrane Collaboration

Dr. Q. de Mast

NIV, internist-infectioloog Radboudumc heeft bijgedragen aan hoofstuk Vaccinatie

Belangenverklaringen

Alle werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld, waarin ze hun banden met de farmaceutische industrie aangeven gedurende het richtlijntraject.

 

Werkgroeplid

Firma

Activiteit

Drs. D.M.W. Balak

Janssen-Cilag

Spreker op symposium psoriasis

Drs. C.I.M. Busard

Geen

Geen

Dr. O.D. van Cranenburgh

Abbvie

LEO Pharma

Pfizer

 

Celgene, LEO pharma, Pfizer

Nascholing aios

Unrestricted educational grant

Unrestricted educational grant

 

Sponsoring proefschrift

Dr. R.J.B. Driessen

Abbvie

Galderma

Cutanea life Sciences

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. J.J.E. van Everdingen

Geen

Geen

Dr. F. van Gaalen

Abbvie

Pfizer

 

MSD

 

Novartis

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering

Dr. M. de Groot

Novartis

Spreker ‘masterclass psoriasis’

Hr. J.F.H. Hulshuizen

Geen

Geen

Prof. dr. E.M.G.J. de Jong

Pfizer

Abbvie

 

Janssen-Cilag

 

Celgene

Lilly

Amgen

Wetenschappelijk onderzoek, congres/andere reis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Drs. P.M.J.H. Kemperman  

Geen

Geen

Dr. W.J.A. de Kort

Amgen

 

Novartis

 

Lilly

 

Celgene

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering

Drs. G.E. van der Kraaij

Novartis

Celgene

Pfizer

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

I. Laffra

Geen

Geen

Dr. L.L.A. Lecluse

Geen

Geen

Dr. P.P.M. van Lümig

Abbvie,

Janssen-Cilag, Wyeth

 

Sponsoring proefschrift

 

Drs. S.P. Menting

Abbvie

Congresorganisatie

Prof. dr. E.P. Prens

Abbvie

 

 

Astra Zeneca

 

 

Janssen-Cilag

 

 

Novartis

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, spreken

Consultatie/advisering, Congres/andere reis, spreken

Dr. J.M.P.A. van den Reek

Abbvie

 

Lilly

Pfizer

Janssen

Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, Speaking fee

Speaking fee

Congres/andere reis

Wetenschappelijk onderzoek, congres/andere reis

Dr. M.M.B. Seyger

Abbvie

 

Pfizer

 

Janssen-Cilag

 

Boehringer Ingelheim

Allmirall

 

Leo Pharma

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis, cursus

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek, Congres/andere reis

Consultatie/advisering, Congres/andere reis,

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Prof. dr. P.I. Spuls – voorzitter

Abbvie

 

Novartis

 

LEO Pharma

 

Celgene

Pfizer

Janssen-Cilag

Lilly

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Consultatie/advisering, Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. H.B. Thio

Novartis

 

Abbvie

 

Lilly

Janssen

 

Celgene

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Consultatie/advisering

Cursus organisatie

Drs. W. Veldkamp

Novartis

Wetenschappelijk onderzoek

Dr. M. Wakkee

Abbvie

 

Janssen-Cilag

Organisatie congresspreker op door Abbvie gesponsord congres

Spreker op congres, cursus

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bij het opstellen van deze richtlijn is veel aandacht besteed aan de implementatie en de praktische uitvoerbaarheid, effectiviteit, nut en noodzaak. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Een samenvatting van de richtlijn zal worden gepubliceerd het Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie (NTvDV). Daarnaast is de richtlijn gepresenteerd op de nascholingsdagen van de NVDV in 2017. Tevens zal een patiëntenversie worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Op basis van de richtlijn wordt ook gewerkt aan een consultkaart en keuzehulp waar patiënten bij betrokken zijn

Werkwijze

Hoewel de grote lijnen hetzelfde zijn wijkt de werkwijze en opbouw van de update van 2017 enigszins af van de werkwijze van de richtlijn 2011. Hieronder zullen de werkwijze van de richtlijn 2011 en de werkwijze van de geüpdatete modules in 2017 apart van elkaar worden toegelicht:

 

Afbakening onderwerp

De werkgroep Psoriasis heeft in 2011 de volgende vraag- en doelstellingen geformuleerd:

  • Analyse van de effecten van de behandelingen bij inductie van remissie (de richtlijn doet vooralsnog bijna geen uitspraken over onderhoudsbehandelingen) op basis van het beste bewijs dat voorhanden is
    • Het percentage patiënten met nagenoeg volledige remissie (≥ 90%), het percentage met partiële remissie (≥ 75%)
    • De remissieduur
    • Het uitvalpercentage
    • Het is niet in alle modules gelukt deze criteria voor effectiviteit strikt te volgen, aangezien daar internationaal geen overeenstemming over bestaat (percentages verbetering, PASI, ‘global severity’, ‘area’, etc). Waar dat niet het geval is, wordt dit expliciet vermeld.
  • Het in kaart brengen van de dosering, de toepassingswijze, de bijwerkingen en adviezen bij bijwerkingen, de contra-indicaties en de interacties die een rol spelen bij het maken van een keuze voor behandeling van patiënten met een middelmatige tot ernstige vorm van psoriasis
  • Analyse van de factoren die de voorkeur van patiënten bij een behandeling bepalen
  • Analyse van de kosten van de verschillende behandelingen
  • In hoeverre kan een prioritering worden aangebracht in de behandelingen voor vergelijkbare patiënten? Ofwel welke behandeling heeft de voorkeur op basis van effectiviteit, veiligheid en belasting voor de patiënt bij vergelijkbare patiënten met het ernstige chronische type plaque psoriasis ook rekening houdend met de voorkeur van de patiënt en de kosten van de behandelingen?

 

Werkwijze en wetenschappelijke onderbouwing update 2017

Deze update van 2017 is gebaseerd op de update van de European Dermatology Forum (EDF) guideline Psoriasis 2015 en de Nederlandse richtlijn psoriasis 2011. Minimale noodzakelijke wijzingen zijn ook gedaan in sommige oude modules uit 2011 (‘Ditranol’, ‘Ciclosporine’, ‘Retinoiden’ [titel gewijzigd naar ‘Acitretine’] en ‘Corticosteroïden’) dit om de richtlijn zoveel mogelijk te stroomlijnen en te uniformeren. Dit is met een sterretje verduidelijkt voor transparantie en ten behoeve van aandachtspunt voor de volgende herziening van de richtlijn.

 

De werkgroep startte in 2015 en werkte gedurende 2 jaar aan deze modulaire herziening van de richtlijn uit 2011. In de voorbereidingsfase werd een ‘stakeholdersbijeenkomst’ georganiseerd, waarbij vertegenwoordigers van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) werden uitgenodigd. (ZN heeft echter geen gebruikgemaakt van de uitnodiging). Tijdens deze bijeenkomst werden de door de werkgroep opgestelde vraag- en doelstellingen besproken en nader geëxpliceerd. Tevens werden de uitkomstparameters die van belang werden geacht voor de keuzematrix zoveel mogelijk op een rijtje gezet en geprioriteerd. Naast inductie van remissie (16 weken) werden ook de data voor de lange termijn (24 weken) samengevat.

 

De geplande herziening van de module ‘TBC-screening’ werd uitgesteld. De reden was dat in dezelfde periode gewerkt wordt aan een multidisciplinair consensusdocument omtrent TBC-screening bij biologics. Naast de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) en Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en NVR, zal ook de NVDV hieraan bijdragen en een vertegenwoordiger afvaardigen.

 

Zoekstrategie

De zoekstrategie van de EDF guideline werd herhaald vanaf de laatste search update van de EDF- guideline: oktober 2014. Voor de literatuur werd systematisch gezocht in MEDLINE, Embase en Cochrane library. De search werd uitgevoerd door de arts-onderzoeker van de NVDV, met ondersteuning van een literatuurspecialist. De searches zijn verricht op 16 juli 2015 en 22 juli 2015.

Voor de modules die niet in de EDF voorkomen (‘Secukinumab’, ‘Apremilast’, ‘Combinatietherapie’, ‘Psoriasis bij kinderen’, ‘Kwaliteit van leven en behandeltevredenheid bij psoriasis’) werden aparte searches verricht. De volledige zoekstrategieën, data en resultaten zijn in te zien bij de desbetreffende modules.

 

Inclusiecriteria

Voor de samenvatting van de literatuur, met uitzondering van de module ‘Psoriasis bij kinderen’, ‘Artritis psoriatica’ en ‘Kwaliteit van leven en behandeltevredenheid bij psoriasis’ werden de volgende inclusiecriteria gehanteerd:

  • De studies waren in opzet RCTs (inclusief placebogecontroleerde en head-to-head trials)
  • Klinische diagnose van psoriasis vulgaris.
  • Minimaal tien patiënten per studiearm
  • Minimale studieduur van acht weken.

 

Criteria voor de studiepopulatie: minstens 80% van patiënten voldeed aan onderstaande criteria:

  • Psoriasis vulgaris/chronische plaque type psoriasis
  • Volwassen patiënten (≥18 jaar).

 

Voor de overige overwegingen en de keuzematrix komen alle soorten artikelen en studietypen in aanmerking. Ook artikelen over de behandeling met biologics bij patiënten met psoriasis arthropathica en andere huidafwijkingen kunnen worden meegenomen. Zo ook artikelen over specifieke bijwerkingen van biologics.

 

Alle artikelen werden geselecteerd op basis van titel en abstract door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar (GvdK en SK). Bij discrepantie werd een derde persoon gevraagd (PS). De beoordeling en uiteindelijke selectie o.b.v. de in- of exclusie werd gedaan door de auteurs van de modules op de volledige teksten van de eerder geselecteerde artikelen.

 

Opbouw van de modules

Inleiding

In de inleiding van elke module wordt aangegeven op welke uitgangsvragen de module antwoorden geeft en wordt een korte beschrijving van een therapie gegeven.

Daarnaast bevat de inleiding paragrafen met instructies voor gebruik (zoals laboratoriumcontroles), bijwerkingen en veiligheid en bijzondere aspecten van de behandeling (zoals hoe te handelen bij een geplande chirurgische ingreep of zwangerschapswens) worden toegelicht.

 

Kwaliteit van bewijs

De beoordeling van de kwaliteit van bewijs is in de modulaire herziening van de richtlijn voor het grootste deel tot stand gekomen met de GRADE-methode. De module ‘Psoriasis bij kinderen’ en ‘Kwaliteit van leven bij psoriasis’ is nog met de EBRO-methode gewerkt.

 

Bij de GRADE-methode wordt wetenschappelijk bewijs beoordeeld aan de hand van uitkomstmaten. GRADE veronderstelt dat de werkgroep in het beginstadium van de richtlijnontwikkeling uitkomstmaten vaststelt. Een volledig uitleg over de GRADE-methode valt buiten het bestek van deze richtlijn, zie hiervoor het ‘GRADE handbook’. [Schünemann 2013].

Bij de EBRO-methode ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgrading en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.

 

Om uniformiteit met de recent verschenen EDF guideline Psoriasis 2015 te waarborgen, en de uitkomsten met elkaar te kunnen vergelijken, heeft de werkgroep ervoor gekozen de in de EDF guideline gehanteerde uitkomstmaten ook te gebruiken in de Nederlandse richtlijn. Zie Tabel 1.

 

Tabel 1. Uitkomstmaten van de richtlijn psoriasis 2017

Uitkomstmaat

Belangrijkheid

Effectiviteit

Inductietherapie (16 weken)

PASI 75-respons

Cruciaal

PASI 90-respons

 

Belangrijk

Afname in gemiddelde PASI/laatste PASI-score

Belangrijk

Clearance (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’)

Belangrijk

PGA 0/1 (bijv. ‘clear’/‘almost clear’)

Cruciaal

Langetermijntherapie (24 weken)

PASI 75-respons

Cruciaal

PASI 90-respons

Belangrijk

Afname in mean PASI

Belangrijk

Clearance (bijv. PGA 0, PASI 100, ‘clear’)

Belangrijk

PGA 0/1 (bijv. ‘clear/almost clear’)

Cruciaal

Veiligheid

 

Proportie patiënten voortijdig gestopt met de studie vanwege bijwerking

Cruciaal

Proportie patiënten met ten minste één bijwerking

Belangrijk

Proportie patiënten met ten minste één ernstige bijwerking (zoals vermeld in de studie)

Cruciaal

Patiënt gerapporteerde uitkomsten

 

 DLQI-score ≤ 5

Belangrijk

Afname in gemiddelde DLQI-score

Belangrijk

Overig

 

Time till onset of action: tijd tot 25% van de patiënten PASI 75 bereikt

 Belangrijk

Important

Time till onset of action: tijd tot een 25% afname van de gemiddelde baseline PASI-score is bereikt.

 Belangrijk

Tijd tot terugval (remissieduur) (na staken van de behandeling)

Belangrijk

Percentage patiënten met terugval op enig tijdstip X in de behandeling.

Belangrijk

 

Om zoveel mogelijk overeenstemming met de EDF te verkrijgen werden de nieuwe artikelen op dezelfde manier beoordeeld en werd de data-analyse op dezelfde manier verricht als in de EDF guideline psoriasis 2015. Enige variatie in het beoordelen kan voorkomen.

 

Voor een gedetailleerde beschrijving hiervan wordt verwezen naar de Methods bijlage van de EDF. [Nast 2015] Samengevat was de werkwijze als volgt:

De geselecteerde artikelen uit de aanvullende search zijn beoordeeld op kwaliteit door de werkgroepleden en de arts-onderzoeker van de NVDV. Hiervoor is gebruikgemaakt van de Cochrane risk of bias tool. [Higgins 2011]

 

In een data-extractieformulier (zie aanverwante producten) werden de uitkomsten van de studies genoteerd. Aan de hand van deze gegevens werden met GRADEpro GTD een Summary of Findings (SoF)-tabellen gemaakt. Indien mogelijk werden resultaten van verschillende studies gepoold, hiervoor werd gebruikgemaakt van Review Manager 5.3.

 

Voor de indeling van methodologische kwaliteit van studies volgens EBRO en GRADE zie tabel 2 en 5. Beschrijving en beschouwing van de gepubliceerde artikelen zijn, indien van toepassing, te vinden per module onder het kopje ‘Samenvatting van de literatuur’. Meer gedetailleerde informatie is beschreven in de SoF- en evidence tabellen.

 

De module ‘Artritis psoriatica’ is in samenwerking met de NVR tot stand gebracht. Het is gebaseerd op de recente internationale EULAR en GRAPPA-richtlijnen [Coates 2016, Gossec 2016] van de reumatologie in combinatie met de module ‘Artritis psoriatica’ van de EDF- guideline psoriasis. Omdat deze drie richtlijnen recent zijn herzien (2015 en 2016) werd hiervoor geen nieuwe search verricht. Deze module is bedoeld om dermatologen te attenderen op het belang van screening naar artritis psoriatica bij psoriasis. In deze module worden handvatten gegeven voor anamnese en lichamelijk onderzoek door dermatologen zodat zij in staat zijn artritis psoriatica vroegtijdig te signaleren. Daarnaast is beschreven wanneer verwijzing naar een reumatoloog geïndiceerd is.

 

Conclusies

Het wetenschappelijk materiaal is per uitkomstmaat weergegeven in conclusies. Tevens is hierbij vermeld op basis van welke artikelen de conclusie tot stand gekomen is. Voor het niveau van conclusies volgens EBRO en GRADE zie Tabel 3 en 6. De conclusies zijn apart weergegeven voor inductie- en onderhoudsbehandeling.

 

Overige overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten van belang, zoals toxiciteit van behandelingen, teratogeniteit, risico op maligniteit, drug survival, patiëntenvoorkeuren, etc., de zogenaamde overige overwegingen. De gebruikte literatuur hiervoor is niet gelimiteerd (evt. ook meegenomen zijn recente net gepubliceerde of gepresenteerde data) en verwerkt naar inzicht van de auteurs. In de overige overwegingen worden de conclusies op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende behandelopties. Verschillende aspecten uit deze overige overwegingen zijn ook terug te vinden in de keuzematrix.

 

Aanbevelingen

De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overige overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn. Voor de gebruikte niveaus van aanbevelingen volgens EBRO en GRADE zie Tabel 4 en 7.

 

Uitwerking volgens de EBRO-methode

 

Tabel 2. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies volgens EBRO

Kwaliteit

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

 

 

 

 

 

 

 

 

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controleonderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Tabel 3. Niveau van conclusies volgens EBRO

Niveau

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

Eén onderzoek van niveau A2 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

Eén onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Tabel 4. Niveau van aanbeveling volgens EBRO

Aanbeveling

Balans

Sterk positief

De interventie doet duidelijk meer goed dan kwaad: Doe…

Zwak positief

Het is onzeker of alle patiënten gebaat zijn bij de interventie: doe bij voorkeur…

Zwak negatief

Het is onzeker of alle patiënten gebaat zijn bij de interventie: doe bij voorkeur niet…

Sterk negatief

De interventie doet meer kwaad dan goed: doe niet…

 

Uitwerking volgens de GRADE-methode

 

Tabel 5. Indeling van methodologische kwaliteit van studies volgens GRADE

GRADE-systeem

Type bewijs

Gerandomiseerd onderzoek = hoog
Observationele studie = laag
Elk ander bewijs = zeer laag

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verlagen*:

  • Ernstige of zeer ernstige beperkingen in de kwaliteit van de studie
  • Indirectheid van het bewijs
  • Belangrijke inconsistentie tussen studies
  • Imprecisie
  • Grote kans op ‘publicatiebias’

Factoren die de kwaliteit van bewijs kunnen verhogen**:

  • Sterk bewijs voor een associatie—significant relatief risico van > 2 (< 0,5) gebaseerd op consistent bewijs uit twee of meer observationele studies, zonder plausibele ‘confounders’ (+1)
  • Zeer sterk bewijs voor een associatie—significant relatief risico van > 5 (< 0,2) gebaseerd op direct bewijs zonder belangrijke bedreigingen voor de validiteit (+2)
  • Bewijs voor een dosis respons gradiënt (+1)
  • Alle plausibele ‘confounders’ zouden het effect hebben verminderd (+1)

*Elk criterium kan de kwaliteit verminderen met één stap of bij zeer ernstige beperkingen met twee stappen.

** Verhogen kan alleen indien er geen beperkingen zijn t.a.v. de studiekwaliteit, imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

Tabel 6. Niveau van conclusies volgens GRADE

  • Hoog = nader onderzoek zal zeer onwaarschijnlijk het vertrouwen in de inschatting van een effect veranderen
  • Middelmatig = nader onderzoek zal waarschijnlijk een belangrijke invloed hebben op het vertrouwen in de inschatting van een effect en kan de inschatting van een effect veranderen
  • Laag = nader onderzoek zal zeer waarschijnlijk een belangrijke invloed hebben op het vertrouwen in de inschatting van een effect en zal waarschijnlijk de inschatting van een effect veranderen
  • Zeer laag = elke inschatting van een effect is zeer onzeker

 

Tabel 7. Niveau van aanbevelingen volgens GRADE

  • Sterk voor/tegen = als clinici, gebaseerd op het beschikbare bewijs, zeer zeker zijn dat de voordelen de nadelen of risico’s overtreffen, of andersom, dan zal er een sterke aanbeveling worden gedaan
  • Zwak voor/tegen = als clinici, gebaseerd op het beschikbare bewijs, denken dat de voordelen en de nadelen of risico’s in balans zijn of als er een bepaalde onzekerheid bestaat over de grootte van de voordelen en risico’s, moeten ze een zwakke aanbeveling maken
  • De werkgroep heeft ervoor gekozen de volgende formuleringen te hanteren.

 

Sterk voor: Behandeling X wordt aanbevolen

Zwak voor: Behandeling X kan overwogen worden

Sterk tegen: Behandeling X wordt ontraden

Zwak tegen: Behandeling X wordt niet aangeraden

 

Keuzematrix

In de keuzematrix zijn de -naar mening van de werkgroep- belangrijkste aspecten van de behandeling van psoriasis samengevat in één tabel. De keuzematrix heeft als doel de dermatoloog te ondersteunen bij het maken van een patiëntspecifieke keuze voor behandeling van psoriasis. De Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen heeft gelegenheid gekregen om informatie aan te leveren voor deze keuzematrix. De werkgroep heeft de informatie naar eigen inzicht verwerkt en aangevuld waar nodig.

 

Indicatiestelling

De indicatiestelling volgens de huidige samenvatting van de productkenmerken (Summary of Product Characteristics: SmPC) tekst wordt in alle modules benoemd. De aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het maken van een keuze voor behandeling worden uitgebreid beschreven in de module ‘Keuze van behandeling bij patiënten met psoriasis’. Aspecten uit de keuzematrix worden hierbij betrokken.

Het advies van de werkgroep ten aanzien van de behandeling met biologics is als volgt:

 

De werkgroep is van mening dat biologics verantwoord ingezet moeten worden, mede gezien de hoge kosten. De huidige labels van de middelen adalimumab, secukinumab en ixekizumab zijn minder stringent voor volwassen patiënten dan van de andere biologics en apremilast (zie de module ‘Psoriasis bij kinderen’ voor het advies bij kinderen). De werkgroep raadt desondanks aan om patiënten met matig tot ernstige psoriasis in aanmerking te laten komen voor behandeling met biologics en/of apremilast bij falen van, intolerantie of contra-indicatie voor lichttherapie en één of meerdere conventionele systemische middel(en). Bij hoge ziekteactiviteit, contra-indicaties en/of prognostische ongunstige kenmerken kan van dit advies afgeweken worden.

 

Behandeldoelen

Voor alle systemische behandelingen adviseert de werkgroep behandeldoelen te hanteren zoals deze zijn beschreven naar aanleiding van een Europese consensusmeeting door Mrowietz et al. [Mrowietz 2011] Door deze behandeldoelen in acht te nemen wordt verondersteld dat patiënten een optimale behandeling krijgen, en bij onvoldoende effectiviteit of afgenomen effectiviteit van de behandeling tijdig overstappen op een andere therapie. De behandeldoelen bevatten uitkomsten wat betreft effectiviteit (PASI-score) en kwaliteit van leven (DLQI-score).

 

Behandeldoelen volgens Mrowietz 2011:

≥ PASI 75 verbetering na inductietherapie: behandeling continueren

< PASI 50 verbetering na inductietherapie: behandeling wijzigen

≥ PASI 50 en < PASI 75 verbetering na inductietherapie: behandeling continueren bij DLQI ≤ 5, en behandeling wijzigen bij DLQI > 5

 

Organisatie van zorg

Deze richtlijn richt zich op de verwezen patiënt en follow-up dient dan ook door de dermatoloog plaats te vinden. Verwijs terug naar eerste lijn wanneer een tweedeelijnsbehandeling geen meerwaarde heeft boven behandeling door de huisarts met een advies t.a.v. therapie en indicaties voor terugverwijzing of overleg.

 

Externe commentaarfase

De conceptrichtlijn is ter commentaar voorgelegd aan alle leden van de NVDV. Daarnaast hebben ook andere wetenschappelijke verenigingen (Nederlandse Vereniging voor Reumatologie, Nederlands Huisartsen Genootschap) de richtlijn ter beoordeling ontvangen, evenals Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en patiëntenverenigingen (Huidpatiënten Nederland, Psoriasis vereniging Nederland, Psorinovo)

Al het commentaar is door de werkgroep beoordeeld en zo nodig verwerkt.

 

Verspreiding

De richtlijn is digitaal beschikbaar voor iedereen via de website van de NVDV (www.nvdv.nl) en zal worden aangeboden aan de richtlijnendatabase (http://www.richtlijnendatabase.nl). Tevens zal de richtlijn onder de aandacht worden gebracht van de wetenschappelijke verenigingen.

 

Juridische betekenis van de richtlijn

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van gemiddelde patiënten, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Wanneer er bewust van een belangrijke aanbeveling in de richtlijn wordt afgeweken, wordt dit met argumenten omkleed gedocumenteerd en er wordt aangegeven dat dit met de patiënt zo is besproken.

 

Actualisering

Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Omdat deze richtlijn modulair is opgebouwd, kan herziening op onderdelen eenvoudig plaatsvinden Een evaluatie of de richtlijn herzien moet worden, zal jaarlijks vanuit de NVDV gebeuren. De huidige werkgroep van deze herziening zal na autorisatie van deze versie eindigen.

 

Referenties

  • Coates LC, Kavanaugh A, Mease PJ, et al. Group for Research and Assessment of Psoriasis and Psoriatic Arthritis 2015 treatment recommendations for psoriatic arthritis. Arthritis Rheumatol 2016;68(5):1060-71.
  • Gossec L, Smolen JS, Ramiro S, et al. European League Against Rheumatism (EULAR) recommendations for the management of psoriatic arthritis with pharmacological therapies: 2015 update. Ann Rheum Dis 2016;75(3):499-510. doi: 10.1136/annrheumdis-2015-208337.
  • Higgins J, Green S. Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions, Version 5.1.0. The Cochrane Collaboration. 2011 (Last accessed: 12 January 2015; www.cochrane-handbook.org).
  • Mrowietz U, Kragballe K, Reich K, et al. Definition of treatment goals for moderate to severe psoriasis: a European consensus. Arch Dermatol Res 2011;303(1):1-10.
  • Nast A, Jacobs A, Rosumeck S, Werner RN. Methods Report: European S3-Guidelines
  • on the systemic treatment of psoriasis vulgaris-update 2015-EDF in cooperation with EADV
  • and IPC. J Eur Acad Dermatol Venereol 2015;29(12):e1-22.
  • Richtlijn Psoriasis. Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. 2011.
  • Zweegers J, de Jong EM, Nijsten TE, et al. 2011. Summary of the Dutch S3-guidelines on the treatment of psoriasis. Dutch Society of Dermatology and Venereology. Dermatol Online J 2014;20(3).
  • Schünemann H, Brozek J, Guyatt G, and Oxman A. 2013. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from www.guidelinedevelopment.org/handbook.
Volgende:
Psoriasis bij kinderen