PSA bij kinderen op locaties buiten de OK

Initiatief: NVA / NVK Aantal modules: 65

Organisatie opleiding PSA bij kinderen

De Landelijke Begeleidingscommissie PSA (BC) voor PSA

In Groot-Brittannië bestaat er specifiek voor de beroepsgroep tandartsen een opleidersgroep die zich ten doel stelt (http://www.dstg.co.uk/): 

      • Het onderwijs in PSA voor het specialisme te bevorderen
      • op te treden als oriëntatiepunt aangaande PSA
      • te werken aan een gemeenschappelijk curriculum voor PSA
      • de verantwoorde toepassing van PSA in het specialisme te bevorderen
      • ideeën uit te wisselen over de praktijk en research in het specialisme.

 

In Nederland kan de opleiding naar de mening van de werkgroep het beste ondergebracht worden in één centrale begeleidingscommissie PSA met de bovenstaande doelstellingen, die de kwaliteit van PSA in het algemeen en bij alle specialismen bevordert. Deze landelijke begeleidingscommissie PSA kan ook worden belast met de implementatie van de richtlijn. De beroepsverenigingen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen door een professional namens hen af te vaardigen. Behalve bovengenoemde taken zou de BC op zich kunnen nemen de registratie van PSA, incidenten en complicaties te verzorgen (via internet, zoals nu voor algemene anesthesie in enkele klinieken onder auspiciën van de NVA plaatsvindt). Het ligt voor de hand dat de BC voor het eerst wordt samengesteld uit leden van de werkgroep die de onderhavige richtlijn heeft samengesteld.

 

De Lokale Kwaliteitscommissies voor PSA (KC’s)

Om de opleiding van PSA-praktijkspecialisten in een instelling te bevorderen kan deze gecoördineerd te worden door een lokale kwaliteitscommissie PSA (KC) waar minstens vertegenwoordigers van de afdeling anesthesiologie, de bij PSA betrokken specialismen en verpleegkundigen op basis van gelijkwaardigheid in vertegenwoordigd zijn. De lokale opleiding zou geaccrediteerd kunnen worden door de landelijke begeleidingscommissie PSA (BC) waarna de anesthesiologen in de KC‘s de professionals kunnen certificeren. Zelfstandige Behandel Centra en vergelijkbare instellingen waar niet-anesthesiologen PSA toepassen, zoals klinieken voor zwangerschapsafbreking, dienen een overeenkomst met een anesthesieafdeling van een ziekenhuis dan wel met een anesthesioloog te hebben. Accreditatie van de lokale kwaliteitscommissie PSA door de BC kan dan op analoge wijze als intramuraal plaatsvinden. 

Onderbouwing

Niveau 4

PSA wordt beschouwd als een onafhankelijke medische procedure.

 

D                CBO Sedatie en/of analgesie (PSA) door niet-anesthesiologen 1998

 

Niveau 4

Hoewel de behoefte aan PSA bij ingrepen toeneemt, ontbreekt veelal de specifieke opleiding hiervoor binnen de betrokken specialistische en verpleegkundige opleidingen

 

D             Wilson 2006, Babl 2006, Boynes 2006

 

Niveau 4

Belangrijke elementen in een trainingsprogramma voor PSA zijn: het sedatiehandboek, klinische lessen, formulieren voor het aanvragen van PSA, waarin opgenomen een checklist voor contra-indicaties en schriftelijke informatie voor de patiënt of de ouders en praktijktraining.

 

D             Babl 2006

 

Niveau 3

Een specifiek op PSA gericht opleidingsprogramma verbetert de documentatie, risico-inschatting en patiëntenzorg.

 

B             Priestley 2006

 

Niveau 4

Een specifiek op PSA gericht ―teachers‖ forum, waarin vanuit elk (opleidings) instituut een vertegenwoordiger zitting heeft, draagt bij aan de implementatie van nationale richtlijnen in de praktijk.

 

D             Leitch 2006

 De internationale literatuur over opleidingen voor niet-anesthesiologen is beperkt. De belangrijkste artikelen worden hier samengevat.

 

Alleen Babl (2006) beschrijft uitvoerig de ontwikkeling en implementatie van een opleiding voor PSA bij kinderen in een IC-omgeving. De invloed van het programma op de zorgkwaliteit werd geëvalueerd in een apart artikel van dezelfde auteurs (Priestley 2006). Babl beschrijft de ontwikkeling van een trainingsprogramma voor PSA en noemt als belangrijkste elementen: het sedatiehandboek, klinische lessen, formulieren voor het aanvragen van PSA waarin opgenomen een checklist voor contra-indicaties en schriftelijke informatie voor de patiënt of de ouders. Ervaringen met de opleiding van 294 professionals op het gebied van spoedeisende hulp bij kinderen en de invloed daarvan op het opleidingsprogramma worden besproken.

 

Priestley (2006) vergeleek de veranderingen die bovengenoemd opleidingsprogramma teweegbracht ten aanzien van documentatie, risico-inschatting en patiëntenzorg bij 200 patiënten in een spoedeisende hulpafdeling en een spoedeisende hulpafdelingen voor kinderen. Duidelijke verbeteringen waren de documentatie van informed consent (87 vs. 15%, P < 0.0001); aantoonbare risicoschatting vóór de procedure (87 vs. 1%, P < 0.0001) en correcte vastlegging van vitale functies (58 vs. 27%, P < 0.0001). Er werden ook verbeteringen geconstateerd in het vastleggen van het gewicht, overgevoeligheden, nuchter zijn en monitoring en overige informatie van belang voor veilige PSA. 

 

Leitch (2006) vergeleek in een follow-up studie de omvang en de kwaliteit van vijftien sedatieopleidingen voor tandartsen met die van een voorgaande studie in 1998. Hij constateert een toename in het onderwijs en in de hands-on training. Leitch beschrijft dat in Groot Brittannië door de beroepsgroep van tandartsen richtlijnen worden uitgegeven, maar dat bij de implementatie de Dental Sedation Teachers Group een belangrijke rol speelt. Dit is een nationaal forum voor beroepsbeoefenaren die sedatieopleidingen willen geven. Elk (opleidings)instituut heeft hierin een vertegenwoordiger. Deze personen zijn op de hoogte van de actuele richtlijnen en de praktijk in hun instituut.

De DSTG hanteert voor de opleiding in conscious sedation kwantitatieve criteria voor risicoinschatting (5 gevallen), inhalatiesedatie (10 gevallen) en intraveneuze sedatie (20 gevallen).

 

Boynes (2006) deed een prospectief enquêteonderzoek met negen vragen bij tandartsen die in 2003 afstudeerden. Van de 1328 formulieren kwamen er 718 ingevuld terug (respons 54%). De meerderheid constateerde dat er behoefte was aan PSA maar dat de kwaliteit van de opleiding daarvan in de Amerikaanse tandartsopleidingen overall laag was. Hands-on training ontbrak vrijwel geheel.

 

Wilson (2006) onderzocht de training in sedatietechnieken van kaakchirurgen i.o. in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 81 vragenlijsten verzonden naar afgestudeerden in de laatste drie jaar. Er werden 67 formulieren terug ontvangen (83%). Het bleek dat 44 (69%) artsen tijdens hun opleiding sedatietraining had gekregen en dat 50 (78%) tijdens hun opleiding behandeling onder PSA sedatie hadden uitgevoerd. Van degenen die sedatie toepasten had 32% het laatste jaar geen resuscitatiecursus gevolgd. Algemeen (92%) heerste de overtuiging dat alle kaakchirurgen sedatietraining zouden moeten krijgen en 71% dacht dat een gestructureerde kerncursus daarvoor de meest geschikte vorm was. Twite (2004) stuurde 59 directeuren van geaccrediteerde pediatrische intensive care opleidingen in de VS vragenlijsten en ontving er 35 terug (59,3%). De meeste (66%) van de afdelingen hebben procesbeschrijvingen voor sedatie op papier. Van de respondenten gebruikt 85,7% een scoringssysteem om onrust en pijn bij kinderen te schatten, met name in de onttrekkingsfase van de medicamenten. Maar een objectieve maatstaf om het welzijn van ernstig zieke kinderen onder sedatie te beoordelen ontbreekt.

 

Het artikel van de American Society for Gastrointestinal Endoscopy uit 1998 beschrijft 12 eindtermen voor de opleiding van artsen die sedatie willen toepassen bij gastro-intestinale ingrepen (American Society for Gastrointestinal Endoscopy 1998). Men meent dat de training het beste kan worden ingepast in de algemene opleiding voor assistenten in gastrointestinale endoscopie , pediatrische gastro-enterologie of chirurgie. Training buiten deze setting zou voorstelbaar zijn, maar lijkt niet praktisch.

 

In ieder geval zijn weekend- of korte cursussen niet voldoende.

Toetsing van de verkregen kennis en kunde dient plaats te vinden door de endoscopieopleider en de directeur van het trainingsprogramma. Nascholing blijft de verantwoordelijkheid van ―hospital credentialling bodies.

Medline werd doorzocht op literatuur gepubliceerd betreffende opleiding en nascholing rondom PSA. Gezocht werd op het titelwoord ―sedation en op de woorden ―training of

―education in de titel of het abstract. 

 

Dit leverde op 31 juli 2007 143 resultaten op. Na exclusie van de artikelen tot 1998 bleven er 89 over. Na doorlezen van de titels en abstracts bleken er 18 een relatie te hebben met de bovengenoemde uitgangsvraag (opleiding). Vijf artikelen hadden betrekking op PSA bij kinderen, vier op PSA in de tandheelkunde, vijf op PSA bij gastro-intestinale endoscopie, twee op spoedeisende hulp en twee artikelen op de opleiding van verpleegkundigen.

  1. ACTA www.acta-de.nl.
  2. American Society for Gastrointestinal Endoscopy. Guidelines for training in patiënt monitoring and sedation and analgesia. American Society for Gastrointestinal Endoscopy. Gastrointest.Endosc. 1998; 48: 669-71.
  3. Babl F, Priestley S, Krieser D, Miller J, Tully M, Spicer M et al. Development and implementation of an education and credentialing programme to provide safe paediatric procedural sedation in emergency departments. Emerg.Med.Australas. 2006; 18: 489-97.
  4. Beekhuizen, W., De Zwaan, N., Denteneer, M., and Porcelijn, T. Intraveneus Sedation by NonAnesthesiologists in Outpatiënt Clinics. 7th International Congress on Ambulatory Surgery. 417-2007. Amsterdam.
  5. Boynes SG, Lemak AL, Close JM. General dentists' evaluation of anesthesia sedation education in u.s. Dental schools. J.Dent.Educ. 2006; 70: 1289-93.
  6. Hoffman GM, Nowakowski R, Troshynski TJ, Berens RJ, Weisman SJ. Risk reduction in pediatric procedural sedation by application of an American Academy of Pediatrics/American Society of Anesthesiologists process model. Pediatrics 2002; 109: 236-43.
  7. Innes G, Murphy M, Nijssen-Jordan C, Ducharme J, Drummond A. Procedural sedation and analgesia in the emergency department. Canadian Consensus Guidelines. J.Emerg.Med. 1999; 17: 145-56.
  8. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Sedatie en/of analgesie door nietanesthesiologen. Alphen aan den Rijn, 1998. www.cbo.nl
  9. Leitch J, Jauhar S. A follow-up survey of the teaching of conscious sedation in dental schools of the United Kingdom and Ireland. Anesth.Prog. 2006; 53: 43-48.
  10. Priestley S, Babl FE, Krieser D, Law A, Miller J, Spicer M et al. Evaluation of the impact of a paediatric procedural sedation credentialing programme on quality of care. Emerg.Med.Australas. 2006; 18: 498-504.
  11. Robins EV. Nursing education, competency, and role in intravenous conscious sedation. Int.Anesthesiol.Clin. 1999; 37: 59-71.
  12. Twite MD, Rashid A, Zuk J, Friesen RH. Sedation, analgesia, and neuromuscular blockade in the pediatric intensive care unit: survey of fellowship training programs. Pediatr.Crit Care Med. 2004; 5: 521-32.
  13. Visser, L. W. and Vaessen, H. H. B. Opleidingsplan Sedation Practitioner / Sedatie Anesthesie Medewerker Concept 02. 2007. Utrecht, UMC. 8-1-2007.
  14. Wilson PH, Boyle CA, Smith BJ. Conscious sedation training received by specialist registrars in restorative dentistry in the UK: a survey. Br.Dent.J. 2006; 201: 373-77.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-03-2012

Laatst geautoriseerd  : 08-03-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Organisatie

  • Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO

 

De verenigingen die in deze richtlijn (deel I, II en III) participeren zijn: 

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch pedagogen met een Academische Opleiding
  • Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandsche Internisten Vereeniging
  • Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Tandheelkunde 
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging van Intensive Care Verpleegkundigen
  • Nederlandse Vereniging van Nurse Practitioners
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care 
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen 

 

De verenigingen die in de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer (deel III) participeren zijn:

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding 
  • Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

Financiering

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de ZonMW in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO).'

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn wil op basis van een uitgebreide literatuurstudie en werkgroepbrede discussie aan drie doelstellingen voldoen:

 

A. Het vastleggen van de kwaliteitseisen waaraan PSA in het algemeen op de kinderleeftijd moet voldoen zodat die veilig en effectief is. Deze kwaliteitseisen hebben met name betrekking op: 

(1) de selectie van procedures en de selectie en voorbereiding van patiënten die voor PSA in aanmerking komen

(2)  de professional-afhankelijke voorwaarden en competenties, 

(3)  de noodzakelijke monitoring tijdens en na de procedure, 

(4)  de specifieke kindgerichte randvoorwaarden en omstandigheden

(5)  het gebruik van niet-farmacologische technieken

(6)  het voorkómen van procedurele dwang en geforceerde fixatie (restraint)

 

B. Het definiëren van specifieke en praktische aanbevelingen ten aanzien van PSA voor de meest courante medische procedures op de kinderleeftijd. 

 

C. Het uitwerken van een praktisch en implementeerbaar kader waarbinnen de

aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkst reden hiervoor zijn 

(1)  de verwachting dat ook in de toekomst de anesthesiologen niet volledig zullen kunnen voldoen aan de (steeds stijgende) vraag naar effectieve en veilige PSA 

(2)  het feit dat de vorige CBO richtlijn uit 1998 beperkt in de pediatrische sedatiepraktijk is doorgedrongen als gevolg van het ontbreken van een implementatietraject.

(3)  De vaststelling dat de meeste aanbevelingen van de nieuwe richtlijn niet zondermeer realiseerbaar zijn binnen de bestaande gezondheidszorg voor kinderen

 

De werkgroep wil met nadruk vermijden dat door het verwaarlozen van een traject voor implementatie de aanbevelingen van deze nieuwe richtlijn uiteindelijk niet zouden worden gerealiseerd. Specifieke aandacht werd daarom besteed aan de juridische verantwoordelijkheden, opleiding en de inzet van PSA-praktijkspecialisten en een lokale kwaliteitscommissie PSA. Tevens werd een eerste aanzet geschreven voor een specifiek implementatieplan.  

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor professionals die te maken kunnen hebben met pijnlijke en/of stresserende diagnostische of therapeutische procedures bij kinderen zoals kinderartsen, (kinder)chirurgen, SEH artsen, (kinder)radiologen, (kinder)anesthesiologen, (kinder)neurologen, orthopedagogen, kinderintensivisten, tandartsen, anesthesiemedewerkers, maar ook bevoegde en bekwame intensive care verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen, physician assistants en nurse practitioners.

 

Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling ervan hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

 

Hoewel deze richtlijn in de eerste plaats procedures en handelingen betreft die binnen een ziekenhuis plaatsvinden, gelden de aanbevelingen eveneens voor PSA‘s buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld binnen de tandheelkunde en de zelfstandige behandelcentra (ZBC).

Samenstelling werkgroep

  • P.L.J.M. Leroy, kinderarts (voorzitter)
  • mw. M.E.A. van Bergen-Rodts, vertegenwoordiger Vereniging Kind en Ziekenhuis 
  • mw. H.E. Blokland-Loggers, kinderarts
  • J.J. Dogger, anesthesiemedewerker
  • M.P. Gorzeman, spoedeisende-hulparts
  • mw. drs. M.M.L. van der Hall, orthopedagoog
  • F.T.M. ten Have, anesthesioloog
  • G. Jorna, kinderverpleegkundige en nurse practitioner kinderneurologie
  • mw. dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren, kinderarts 
  • mw. dr. M.H. Rövekamp, kinderarts
  • mw. I.N. Snoeck, kinderneuroloog
  • L.K.P. Tielens, anesthesioloog
  • J.I.M.L. Verbeke, radioloog
  • dr. J.S.J. Veerkamp, tandarts
  • drs. D.M. Schipper, adviseur CBO, secretaris
  • ir. T.A. van Barneveld, programmaleider CBO (tot en met september 2008)

 

Met dank aan:

  • Prof. mr. dr. J. Legemaate, juridisch adviseur Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • T. Porcelijn, anesthesioloog
  • mw. dr. D. Vieira-Travassos, kinderchirurg
  • dr. P.C. Makkes, adviseur tandheelkundig beleid

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroep kinderen

 

Firma

Activiteit

Anders

Bergen M.E.A. van 

geen

 

 

Blokland H. 

geen

 

 

Dogger J.J. 

geen

 

 

Gorzeman M.P. 

geen

 

 

Hall drs. M.M.L. van der 

geen

 

 

Have F.T.M. ten 

geen

 

 

Jorna G.W.

geen

 

 

Leroy P. 

geen

 

 

Rövekamp M.H. 

Nutricia

 

congresbezoek juli

2005  

Schouten-van Meeteren A.Y.N. 

Schering Plough

Wetenschappelijk onderzoek

 

Snoeck I.N. 

geen

 

 

Tielens L.K.P.

geen

 

 

Verbeke J.I.M.L. 

geen

 

 

Veerkamp J.S.J.

geen

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Patiënten kijken met een ander perspectief naar de zorg dan hulpverleners. Hun ervaringsdeskundigheid is een belangrijke en waardevolle aanvulling in een richtlijn. Om het patiëntenperspectief gedurende het gehele richtlijnontwikkeltraject zo veel mogelijk te kunnen borgen, heeft in de werkgroep kinderen een vertegenwoordiger van de Vereniging Kind en Ziekenhuis zitting genomen als werkgroeplid. Deze vertegenwoordiger woonde als toehoorder tevens de plenaire werkgroepvergaderingen (van de werkroep Volwassenen, IC en kinderen tezamen) bij.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie van de richtlijn is deze van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. Ook is er een hoorzitting gehouden ten behoeve van ziekenhuisdirecteuren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de betrokken beroepsgroepen. Voor meer gedetailleerde implementatieactiviteiten zie aanverwanten.

 

Deze richtlijn wordt verspreid onder de leden van de beroepsgroepen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd en medische staven en directies van ziekenhuizen in Nederland. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. Ten tijde van het uitbrengen van deze richtlijn waren de indicatoren echter nog niet becommentarieerd waardoor deze separaat van de richtlijn zullen worden uitgebracht. 

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen:

  •  Werkgroep revisie richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij volwassenen.
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij intensive care patiënten

 

Iedere werkgroep krijgt de opdracht voorstellen te formuleren over inhoud, implementatie, 25 financiering, opleiding, kwaliteitsindicatoren en wetenschappelijk onderzoek.

 

De subwerkgroep kinderen heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar zo veel mogelijk relevante artikelen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de uitgangsvragen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidencetabellen, toelichtende teksten en conclusies zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld. Na vaststelling van de conceptrichtlijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie naar aan de verenigingen voorgelegd en goedgekeurd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. Daarnaast waren werkgroepleden in de gelegenheid literatuur aan te dragen. Er werd gezocht vanaf 1996 (Medline) en, afhankelijk van de context van de vragen, voor sommige vragen ook in Embase of Cinahl tot in ieder geval april 2006. 

 

De trefwoorden voor de patiëntenpopulatie (=P) in Medline zijn

-          de volgende gecontroleerde trefwoorden (de MESH, Medical Subject Heading) 

"Conscious-Sedation"/ all  explode "Analgesia"/ all  explode "Analgesics"/ all  en als vrije teksttermen  (sedation or analge*) in ti,ab

 

Dit resultaat is met een sensitief zoekfilter voor kinderen ingeperkt tot de juiste leeftijdsgroep en tot een van de volgende 4 talen: (dutch or german or french or english) in la

 

Aan deze algemene P + kinderen + talen zijn per vraag extra termen toegevoegd. Details van de zoekstrategie zijn te vinden in bijlage 5: Literatuursearches.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld en zijn de artikelen beoordeeld op bruikbaarheid. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel in de selectie opgenomen. De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt. 

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede

kwaliteit van voldoende

omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‗gouden standaard‘) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor

‗confounding‘ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2

(hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventie       

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Enquête

In het najaar 2006 en voorjaar van 2007 werd een landelijke enquête verricht naar het gebruik van procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) bij Nederlandse algemeen kinderartsen werkzaam in universitaire en regionale ziekenhuizen. Deze enquête was een initiatief van de Afdeling Kindergeneeskunde en de afdeling Klinische Epidemiologie en Medical Technology Assessment (KEMTA) van het academisch ziekenhuis Maastricht. De enquête werd ontworpen en gecoördineerd door Piet Leroy, kinderarts-intensivist aan het azM en tevens voorzitter van de CBO-richtlijnenwerkgroep “Sedatie en Analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer”. De opbouw en resultaten van het onderzoek zijn te vinden bij de aanverwanten.

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Gastro-intestinale Endoscopie PSA kinderen