PSA bij kinderen op locaties buiten de OK

Initiatief: NVA / NVK Aantal modules: 65

Immobilisatie en fixatie (restraint) PSA kind

Uitgangsvraag

Wat is bekend over immobilisatie en (stevige) fixatie (“restraint”) van kinderen in het kader van een diagnostische of therapeutische procedure?

Aanbeveling

Geforceerde immobilisatie en fixatie van een kind tegen zijn of haar wil met de bedoeling de weerstand te overwinnen die het kind toont tegen een electieve, nietacute maar medisch noodzakelijke medische procedure is volgens de werkgroep in principe onaanvaardbaar.
 
De werkgroep is van mening dat het onjuist is de WGBO dusdanig te interpreteren dat dit zou kunnen leiden tot het standpunt dat het verzet van het kind dat nog geen twaalf jaar oud is, kan worden genegeerd indien de ouders toestemming hebben gegeven het kind te immobiliseren/fixeren. 


De werkgroep meent dat de professional die verantwoordelijk is voor een pijnlijke of stresserende verrichting bij een kind de taak heeft het comfort van het kind maximaal te garanderen en daarom in principe geen gebruik mag maken van gedwongen fixatie of immobilisatie. Dit kan volgens de werkgroep alleen indien bij procedures gebruik gemaakt wordt van een individuele benadering en een protocol dat streeft naar maximaal comfort. Al naar gelang de individuele behoefte van het kind moet dit protocol emotionele ondersteuning, hypnose, afleidingstechnieken, lokale anesthesie, PSA en/of algehele anesthesie kunnen bieden.

 

Immobilisatie en fixatie van een kind in het kader van een electieve, nietlevensreddende medische procedure zijn alleen acceptabel voorzover ze (1) geen gebruikmaken van kracht, (2) gericht zijn op het helpen van het kind om lichaam of lichaamsdeel stil te houden of uit veiligheidsoverwegingen, (3) er sprake is van een informed consent*, (4) de overtuiging bij alle betrokkenen (inclusief kind en ouders) bestaat dat deze immobiliteit noodzakelijk is om de procedure te laten slagen, en (5) de procedure en de immobilisatie onderbroken worden als uit de verbale of nietverbale communicatie van het kind zou blijken dat er sprake is van verzet tegen de procedure.


De werkgroep meent dat de professional die verantwoordelijk is voor een pijnlijke of stressvolle procedure bij een kind, de plicht heeft om de mate van distress en pijnlijkheid duidelijk te maken voor kind en ouders en alternatieve mogelijkheden voor immobilisatie of fixatie (zoals lokale anesthesie, PSA, anesthesie) aan het kind en ouders voor te leggen.


In geval van een levensreddende of hoog-urgente medische procedure kan fixatie en/of immobilisatie aangewezen zijn omdat de toestand van de patiënt het niet toelaat te wachten op een beter alternatief of omdat het alternatief (bijvoorbeeld PSA) gevaarlijk kan zijn voor het kind.


Een PSA van een kind waarbij tevens nog passieve of actieve fixatie of immobilisatie wordt toegepast om het kind te bedwingen en/of de procedure mogelijk te maken, moet beschouwd worden als een niet-effectieve en niet toelaatbare vorm van PSA.


Bij kinderen met een verstandelijke beperking en andere kinderen die moeilijk zijn voor te bereiden op handelingen/procedures en ook niet of nauwelijks zullen mee werken, dienen procedures bij voorkeur onder algehele anesthesie plaats te vinden zolang er geen eenvoudiger alternatieven voorhanden zijn.
 
Er moet werk worden gemaakt van een duidelijke juridische, ethische en praktische omkadering voor het gebruik van fixatie en immobilisatie zodat de professional meer duidelijkheid krijgt over (1) zijn/haar verantwoordelijkheid bij deze handelingen en (2) de manier waarop immobilisatie en fixatie (indien onontkoombaar) correct kunnen worden toegepast zonder daarbij de individuele behoeften van het kind te veronachtzamen.

Overwegingen

De werkgroep is er niet in geslaagd om te achterhalen (1) hoe en in welke mate in Nederland bij kinderen in het kader van een medische procedure fixatie of immobilisatie wordt toegepast, (2) of en hoe voor die handelingen informed consent wordt toegepast en (3) hoe vaak bij procedures waarvoor een vorm van (analgo-) sedatie werd toegediend ook nog fixatie of immobilisatie wordt toegepast.

 

Voor kinderen met een verstandelijke beperking is het gebruik van fixatie en immobilisatie een extra aandachtspunt. De literatuur vermeldt weinig tot niets over  deze groep kinderen. Het betreft een groep kinderen die moeilijk is voor te bereiden op handelingen/procedures en ook niet tot weinig zelf zullen mee werken. 

Onderbouwing

(Geforceerde) Immobilisatie en fixatie (restraint) 

Zie hoofdmodule voor een uitgebreide inleiding.

Niveau 4

Er is volgens een aantal experts te weinig systematisch onderzoek gedaan naar fixatie en immobilisatie van kinderen in het kader van een medische procedure, zodat onduidelijkheid bestaat over de ethische en juridische aspecten en over de mogelijk negatieve gevolgen voor het kind.

 

D                                      Brenner 2007, Folkes 2005, Jeffery 2002 , Tomlinson 2004, Pearch

2005, Collins 1999, Hardy 2002

 

Niveau 3

Fixatie en immobilisatie van kinderen in het kader van een medische procedure wordt door professionals vaak toegepast terwijl ze daar meestal geen specifieke training voor hebben.

 

C             Robinson 1997, Graham 2004 

 

Niveau 4

Sommige experts menen dat het immobiliseren en fixeren zonder instemming belangrijke negatieve laattijdige effecten voor het kind kan hebben.

 

D                                      Brenner 2007, Folkes 2005, Jeffery 2002 , Tomlinson 2004, Pearch

2005, Collins 1999

 

Niveau 4

Sommige experts menen dat geforceerde fixatie in principe niet acceptabel is ongeacht of het nu door de ouders of door de professional wordt uitgevoerd. Geforceerde fixatie is juridisch gezien in principe niet acceptabel omdat hiermee niet de best mogelijke zorg wordt geboden. 

 

D  Scottish Intercollegiate Guidelines Network guideline 2004, Legemaate 2007.

 

Niveau 4

Sommige experts menen dat immobiliseren en fixeren zonder toestemming van de patiënt alleen als laatste oplossing mag worden toegepast als alle alternatieven zijn geprobeerd of in het kader van een levensbedreigende of hoog-urgente situatie.

 

D                                      Brenner 2007, Folkes 2005, Jeffery 2002 , Tomlinson 2004, Pearch

2005, Collins 1999, Hardy 2002

 

Niveau 4

Sommige experts menen dat geforceerde fixatie onethisch is omdat kennis en technieken bestaan waarmee het comfort tijdens een procedure adequaat en veilig kan worden gegarandeerd. 

 

D           Blike & Carvero 2001

 

Niveau 3

Ouders die in studieverband gevraagd werd naar hun ervaringen in het kader van het fixeren of immobiliseren van hun kind bij een pijnlijke procedure gaven aan dat als zeer negatief te hebben ervaren.

 

C           McGrath 2002

              

Niveau 4

Artikel 3, 12 en 24 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn van toepassing op de vraag of fixatie of immobilisatie zonder toestemming van het kind mag worden toegepast in het kader van een voor het kind pijnlijke of stressvolle procedure, door te stellen dat: - Het belang van het kind de eerste overweging moet zijn (art 3)

-      Aan de uiting van de mening van het kind een passend belang moet worden gegeven (art 12)

-      Traditionele gebruiken die de gezondheid van het kind zouden kunnen schaden, moeten worden bestreden. (art 24)

 

D               Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, Hardy 2002

              

Literatuur over restraint

Restraint in het kader van kinderpsychiatrische aandoeningen

Fysisch immobiliseren en fixeren (verder samen "restraint" genoemd) worden in de literatuur meestal in verband gebracht met acute psychiatrische aandoeningen, al dan niet in combinatie met isolatie. Uit een retrospectieve evaluatie van 1125 kinderen en adolescenten die voor psychiatrische spoedeisende hulp waren opgenomen bleek dat 76 (6,8%) werden geïmmobiliseerd: 37 fysisch, 19 met medicatie en 20 met een combinatie van de twee. (Dorfman 2006) Dezelfde auteur had in een eerder beschrijvend onderzoek aangetoond dat professionals op een spoedeisende hulp meestal niet getraind of opgeleid zijn in het toepassen van restraint. (Dorfman 2004). Dorfman schrijft in een overzichtsartikel dat  (1) Restraint moet worden gezien als een laatste toevlucht als alle andere middelen falen. (2) Er dringende behoefte bestaat aan formele protocollen die de professional meer omkadering kunnen geven bij het gebruik van restraint waardoor in combinatie met de training van de professional de patiënt kan worden beschermd tegen onjuist gebruik van restraint. Protocollen zouden moeten vereisen dat restraint alleen gebruikt wordt in acute situaties om patiënt en professional te verzekeren van veiligheid waar andere interventies of niet geschikt waren of zonder succes zijn toegepast. (Dorfman 2000)

 

Restraint in het kader van medische procedures bij kinderen

Over restraint van kinderen in het kader van pijnlijke of stressvolle medische procedures (en dus niet in het kader van primair gewelddadige of agressieve kinderen met een psychiatrische aandoening) bestaat nagenoeg geen onderzoek. Brenner vat in een overzichtsartikel de relevante literatuur samen en komt tot de vaststelling dat nagenoeg geen onderzoek verricht is. Zo is onbekend hoe vaak deze technieken worden toegepast en wat voor effect ze op het kind hebben. De meeste door Brenner gevonden artikelen gaan niet over onderzoek maar verwoorden de persoonlijke meningen van de auteurs waarbij opvalt dat meestal 

(1)       wordt gewaarschuwd voor de mogelijke schadelijke gevolgen bij het kind en het onduidelijke ethische en juridische kader voor de professional die een immobilisatie of fixatie verricht 

(2)       wordt opgeroepen om op zoek te gaan naar alternatieven voor fixatie en immobilsatie. Brenner concludeert dat "het gebrek aan onderzoek suggereert dat onderzoekers in gezondheidszorg voor kinderen het bestaan binnen de kindergeneeskunde van deze zeer stressvolle momenten negeren." (Brenner 2007)

 

Epidemiologische data

De exacte incidentie van het gebruik van restraint in het kader van medische procedures bij kinderen is onbekend. In een beschrijvende studie werden door middel van interviews 394 Britse kinderverpleegkundigen ondervraagd over hun ervaringen met restraint bij medische procedures. Hoewel de studie aankondigt te willen onderzoeken wat de incidentie van restraint bij kinderen is, levert deze studie geen incidentie data. Factoren die significant positief bleken te correleren met het toepassen van restraint waren: (1) de mate van urgentie van de procedure, (2) de pijnlijkheid en duur van de procedure, (3) een jongere leeftijd, (4) zorgen over de veiligheid van het kind of van de professional, (5) de mate van agitatie bij het kind en de (6) de beperkingen om informed consent bij het kind te verkrijgen. Slechts 17% van de ondervraagde verpleegkundigen gaf aan enige training te hebben gehad in vasthouden en immobilisatie van kinderen bij medische procedures.(Robinson 1997)

 

Een schriftelijke enquête bij 167 röntgen laboranten (response rate 139/167, 83%) toonde aan dat 93,5% van de respondenten restraint in hun dagelijkse praktijk toepasten, terwijl slechts 19% aangaf enige vorm van training in restraint te hebben gehad. In geen enkele radiologie afdeling bestond een schriftelijk protocol over hoe restraint bij kinderen diende te gebeuren. Slechts 8% van de laboranten gaf aan enige training in alternatieve technieken zoals bijvoorbeeld afleiden te hebben gehad. De meest gebruikte restraint techniek bestond uit manueel in bedwang houden/vast houden door ouders of laborant. Fysische fixatie systemen werden door 21% van de respondenten gebruikt. (Graham 2004)

 

Effecten van restraint op kinderen

Er heeft tot op heden geen systematisch onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van restraint op kinderen. Uit het hierboven aangehaalde onderzoek van Robinson bleek dat de geïnterviewde kinderverpleegkundigen de indruk hadden dat de restraint voor het kind meer stresserend was dan de procedure waarvoor restraint werd toegepast. (Robinson 1997) . Brenner citeert een aantal publicaties die suggereren dat bij een kind restraint op lange termijn zou kunnen leiden tot een aantal negatieve consequenties: spraak- en taalproblemen, negatief zelfbeeld, angst voor en wantrouwen in medische zorg en post traumatic stress disorder. Geen enkele van deze publicaties was gebaseerd op systematisch onderzoek. (Brenner 2007)

 

Effecten van restraint op de familie van het kind

Uit een longitudinale beschrijvende studie bij kinderen die behandeld werden voor een acute lymphoblastic leukaemia, bleek het participeren bij restraint door de ouders een negatief effect te hebben op de relatie met hun kind. Voor de ouders was dit vaak een zeer stresserend gebeuren. Tevens was er een groot gebrek aan informatie over wie restraint moet toepassen, wat wel of niet acceptabel is, welke alternatieven er bestonden en wat de effecten hiervan op het kind konden zijn. (McGrath 2002)

 

Meningen van deskundigen over restraint bij kinderen

Kupiezky noemt culturele verschillen als een belangrijke verklaring voor de zeer verschillende manieren waarop over restraint wordt gedacht. (Kupietzky 2004) In de Verenigde Staten blijkt dat ongeveer 75% van de tandartsen dagelijks een vorm van restraint gebruikt. (Houpt 2002). In een overzichtsartikel over fysische restraint in de Amerikaanse tandheelkunde staat dat Amerikaanse gerechtshoven restraint als een aanvaardbare procedure beschouwen zolang de behandelende professional de beslissing om restraint te gebruiken goed documenteert. (Connick 2000) In Groot-Brittannië daarentegen wordt deze behandeling als onacceptabel gezien of is ze, zoals in Schotland, zelfs bij wet verboden. 

Het is dus ook niet verbazingwekkend dat de meeste manuscripten over restraint van de hand zijn van Britse verpleegkundigen of verpleegkundig wetenschappers. Verschillende auteurs pleiten voor gericht onderzoek en een open debat tussen de professionals die te maken hebben met restraint bij kinderen zodat meer duidelijkheid kan komen over (1) ethische en juridische omkadering, (2) opleiding en training, (3) leefijdsaangepast technieken en indicaties, (4) alternatieve technieken en (5) mogelijke gevolgen van restraint voor kinderen. (Jeffery 2002, Hardy 2002, Tomlinson 2004, Pearch 2005). Collins pleit verder voor een verandering in attitude bij medische hulpverleners, het nadrukkelijker laten participeren van ouders bij de behandeling van hun kind en het aanleren en toepassen van bepaalde afleidingstechnieken (zoals speelgoed, boekjes, video tapes, ontspanningstechnieken enz.) door zowel ouders als behandelaars. (Collins 1999)

 

Folkes schrijft in haar opiniestuk "Is restraint a form of abuse ?" dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de consequenties van restraint, de gebruikte methodes en de alternatieven hiervoor. De verpleegkundigen en de medische staf zouden ook getraind moeten zijn in het correct uitvoeren van restraint. Folkes stelt een empirisch besliskundig algoritme voor waarin (1) het belang van instemmen ("assent") en toestemmen ("consent") door het kind, (2) informatie door de professional en (3) het gebruik van alternatieven centraal staan. Dit algoritme (zie bijgevoegd) moet de professional meer praktische, ethische en juridische omkadering geven bij het toepassen van restraint. (Folkes 2005)

 

Wat zeggen de internationale richtlijnen over PSA over restraint ?

In de "Scottish Intercollegiate Guidelines Network" wordt in het onderdeel voorbereiding voor sedatie een klein stukje aan restraint gewijd. Hier wordt aangegeven dat voorzichtige beschermende fixatie van een kind met kussens en lichte banden om de juiste positie te verkrijgen en te behouden voor diagnostische beeldvorming, of om een kind te beschermen tegen zelfverwonding acceptabel is. Ouders kunnen hun eigen kind ook voorzichtig fixeren om bijvoorbeeld bewegingen tijdens een procedure te beperken. Geforceerde fixatie is niet acceptabel of het nu door de ouders of de professional wordt uitgevoerd. Een procedurele analgo-sedatie waarbij toch restraint noodzakelijk is, wordt beschouwd als een ineffectieve vorm van sedatie. (SIGN 2004)

 

De SIGN richtlijn is de enige recent gepubliceerde richtlijn die een helder standpunt over fixatie en immobilisatie inneemt. Na contact met de coördinerende auteur van deze richtlijn (Neil Morton) werd ook duidelijk waarom: de Schotse wetgeving beschouwt fixatie en immobilisatie die plaatsvinden zonder informed consent op elke leeftijd als een vorm van geweld ("abuse" of "assault").      

 

De (internationale) regelgeving 

In het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) staan 3 artikelen die van toepassing kunnen worden beschouwd. Het IVRK werd op 20 november 1989 door de

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties unaniem aangenomen en trad in werking vanaf september 1990. Nederland ratificeerde dit verdrag in februari 1995 en het werd van kracht vanaf 8 maart 1995. Het IRVK stelt het volgende:

 

Artikel 3, punt 1: "Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging".

 

Artikel 12, punt 1: "De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid".

 

Artikel 24, punt 3: "De Staten die partij zijn, nemen alle doeltreffende en passende maatregelen teneinde traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid van 45 kinderen af te schaffen."

 

Binnen het kader van het verrichten van pijnlijke en/of stressvolle procedures bij kinderen hebben deze artikelen belangrijke consequenties:

 

Artikel 3 spreekt niet over het belang voor het kind maar over het belang van het kind. Dat betekent dat het verzet van een kind bij een procedure in de eerst plaats moet worden aangepakt met "het belang van het kind als eerste overweging". Verzet betekent dat het kind voor zijn belang opkomt en bijgevolg moet dit verzet ook gerespecteerd worden.

 

Artikel 12 stelt dat aan de mening van een kind een "passend belang" moet worden gehecht. Verzet van een kind tegen een pijnlijke of stressvolle procedure is een manier waarop het kind daarover een mening uit en dat mag dus niet genegeerd worden.

 

Artikel 24 lijkt zich in de eerste plaats te richten op traditionele geneeswijzen die het kind kunnen schaden. Met de (theoretische) beschikbaarheid van effectieve sederende  technieken hoeft een kind in principe in het kader van een procedure geen pijn of angst te lijden. In dat opzicht zou men fixatie en immobilisatie als traditionele geneeswijze kunnen beschouwen die schadelijk voor het kind zou kunnen zijn of als dusdanig door het kind wordt ervaren.

 

Het handvest van de European Association for Children in Hospital (EACH 2002) stelt dat in een ziekenhuis een beleid moet bestaan dat gericht is op het minimaliseren van fysische en emotionele stress bij kinderen: artikel 4 punt 2 stelt: "Maatregelen worden genomen om pijn, lichamelijk ongemak en emotionele spanningen te verlichten. Dit houdt onder andere in:

  • "Een effectieve en aan de actuele medische kennis aangepaste aanpak om pijn als gevolg van de behandeling te voorkomen of te verminderen, ongeacht of dat in het kader is van diagnostiek, therapeutische procedures of pre- of postoperatief"
  • "Het vermijden van restraint"

 

Voor wat betreft de nationale wetgeving lijkt de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) uit 1995 het meest van toepassing voor wat betreft het verzet van een kind in niet acuut levensbedreigende situatie: 

  • Kind jonger dan twaalf jaar: met toestemming van ouders is voorzetting van de procedure bij verzet - strikt juridisch gezien - toegestaan, mits ouders voldoende informatie hebben ontvangen om een afgewogen besluit te kunnen nemen  
  • Kind 12 tot en met 15 jaar : Zowel toestemming van kind als ouders/wettelijk vertegenwoordigers noodzakelijk om procedure uit te mogen voeren . Dit betekent dat bij weigering (verzet = weigering) van het kind, maar toestemming van ouders de procedure niet mag worden uitgevoerd. 

 

De Nederlandse wetgeving houdt dus voor wat betreft kinderen < 12 jaar geen rekening met het verzet dat het kind toont. 

 

Dit werd besproken met Prof. Legemaate. Hij stelt hierover het volgende :

“De vraag doet zich voor of een kind met geweld mag worden vastgehouden bij een onaangename procedure. Het uitgangspunt in de Nederlandse gezondheidszorg is dat er in principe geen restraint wordt toegepast. Desondanks wordt restraint in de kindergeneeskunde noodzakelijkerwijs veelvuldig toegepast. Het gevaar hierbij is dat het toestaan van restraint een excuus gaat worden om geen sedatie toe te passen.Daarom is het belangrijk om helder in de voorlichting te zijn en de verschillende alternatieven aan te geven. Iedereen, dus ook kinderen hebben recht op de best mogelijke zorg en daarom moet het wel of niet toepassen van restraint worden benaderd vanuit het oogpunt van kwaliteit van zorg. Men dient zich wel te realiseren dat in acute omstandigheden meer restraint toegestaan kan worden dan in electieve omstandigheden. Het is belangrijk om tevoren uit te leggen en te melden wat er gaat gebeuren.”

 

Ethische overwegingen

Hierover werd één artikel gevonden. In 2001 organiseerden Blike en Cravero binnen de National Patient Safety Foundation een multidisciplinaire discussie over de state of the art betreffende pediatrische PSA. Daaraan participeerden alle belangrijke Amerikaanse experts op het gebied van PSA bij kinderen. In het consensus document dat naderhand hierover werd gepubliceerd staat een apart hoofdstuk over gebruik van kracht en restraint ten behoeve van medische verrichtingen bij kinderen. De deelnemers waren het erover eens dat "voor de meeste procedures kennis en technologie beschikbaar is om ze voor het kind comfortabel te maken. Bijgevolg is het onethisch deze technieken aan het kind te ontzeggen en het gebruik van restraint bij een angstig kind te rechtvaardigen. De ethische verplichting om bij verrichtingen alles te doen om het comfort van het kind te garanderen vereist een individuele benadering binnen een op comfort gericht systeem. Dit systeem moet naar gelang de individuele behoefte van het kind kunnen beschikken over emotionele ondersteuning, hypnose, afleidingstechnieken, PSA en algehele anesthesie." (Blike and Cravero, 2001)

  1. Blike GT, Cravero JP. Pride, prejudice, and pediatric sedation: A multidisciplinary Evaluation of the State of the Art. Dartmouth Summit on Pediatric Sedation 2001. National Patient Safety 5 Foundation - http://www.npsf.org/pdf/r/PediatricSedation.pdf
  2. Brenner M. Child restraint in the acute setting of pediatric nursing: an extraordinarly stressful moment. Issues in Comprehensive Pediatric Nursing 2007;30:29-37.
  3. Charter of the European Association for Children in Hospital (EACH 2002) – www.each-for-sickchildren.org
  4. Collins P. Restraining children for painful procedures. Paediatr. Nurs. 1999;11(3):14-16.
  5. Connick C, Palat M, Puliese S. The appropriate use of physical restraints:Considerations. J Dent Child 2000;67:256-262.
  6. Dorfman D, Mehta S. Restraint use for psychiatric patients in the pediatric emergency department. Pediatr Emerg Care. 2006;22:7-12.
  7. Dorfman D, Kastner B. The use of restraint for pediatric psychiatric patients in emergency departments. Pediatr Emerg Care. 2004;20:151-6.
  8. Dorfman D. The use of physical and chemical restraints in the pediatric emergency department. Pediatr.Emerg.Care 16[5], 355-360. 2000
  9. Graham P, Hardy M. The immobilisation and restraint of pediatric patients during plain film radiographic examinations. Radiography 2004;10:23-31.
  10. Folkes K. Is restraint a form of abuse ? Paediatr. Nurs. 2005;17(6):41-44
  11. Hardy M en Armitage G.The child‘s right to consent to x-ray and imagung investigations: issues of restraint and immobilization from a multidisciplinary perspective. Review. Journal of Child Health Care 2002;6:107-119
  12. Houpt M. Project USAP 2000 – Use of sedative agents by pediatric dentists: a 15-year follow up survey. Pediatr Dent 2002;24:289-294
  13. Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 20 november 1989; van kracht in Nederland vanaf 8 maart 1995) – www.defenceforchildren.nl
  14. Jeffery K. Therapeutic restraint of children; it must always be justified. Paediatr. Nurs 2002;14(9):20-2.
  15. Kupietzky A. Strap him down or knock him out: Is conscious sedation with restraint an alternative to general anaesthesia? Britisch Dental Journal 2004;196:133-138.
  16. McGrath P, Forrester K, Fox-young S, Huff N. ?holding the child down?for treatment in pediatric haematology: the ethical, legal and practice implications. Journal of Law and Medicine 2002;10:84-96.
  17. Pearch J. Restrainig children for clinical procedures. Paediatr. Nurs 2005;17(9):36-8.
  18. Robinson S, Collier J. Holding children still for procedures. Paediatr. Nurs. 1997;9(4):12 Scottish Intercollegiate Guidelines Network guideline 2004 – www.sign.ac.uk
  19. Tomlinson D. Physical restraint during procedures: issues and implications for practice. Journal of Pediatric Oncolgy Nursing 2004; 21:258-263.

Auteurs,

jaartal

 

Mate van bewijs

Studie type

 

Populatie

(incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Brenner,M

Pediatr.Nursing

2007;30:29-37

 

D

Algemeen beschrijvend

n.v.t

n.v.t

 

 

 

 

Schrijver citeert een aantal publicaties over restraint.

Dorfman DH.

2000

Pediatr.Emerg.C are 16[5], 355-

360

 

D

Review

n.n.b.

n.v.t.

Gebruik van restraint

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Noodzaak van klinische studies ter evaluatie van veiligheid en effectiviteit van verschillende methoden van fysieke restraint.

Dorfman, D. pediatr,

Emerg.Care.

2004;20 :151-6

 

D

 

N=48 EMR

N= 33 PEMF

Drie leeftijdscategorieën < 6 jaar, 7-12 jaar en > 13 jaar

Kinderen voor een behandeling  bij

EMR’s of PEMF’s.

Gebruik fysieke en chemische restraint

 

Er was weinig geschoold personeel voor het toepassen van restraint

 

 

 

Auteurs,

jaartal

 

Mate van bewijs

Studie type

 

Populatie

(incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Dorfman, D pediatr.emerg.ca re 2006;22:7-12

 

D

Retrospectief observationeel

N= 1125 Kinderen < 18 jaar jan.2001dec 2002

Het ondergaan van spoedeisende psychiatrische evaluatie

Gebruik van fysieke en medicamenteuze

restraint

 

Jongens ondergingen vaker restraint dan mmmmmmeisjes.

meisjes. Depressie en suicida Meisjes. Depressie en suïcidaal gedrag werden geassocieerd met een vermindering van restraint

 

 

Graham, P et al

Radiography

2004;10:23-31

 

C

Cross-sectional survey design

N=139

Kinderen die een röntgen onderzoek ondergaan

Al dan niet gebruik van restraint

 

 

Discussie blijft nodig betreffende de ethische  kant en noodzakelijkheidva n het gebruik van restraint

Veel radiologen zijjn niet geschoold in het gebruik en toepassen van restraint.

Houpt,M Pediatr.

Dent.2002;

24:289-294

 

D

vragenlijsten

N=1778

Alle tandartsen lid van USAP.

Gebruik van sedatie bij tandheelkundige procedures

 

 

In vergelijking met de onderzoeken van 1985 en 1991 werd een algemene toename van het gebruik van sedatie gesignaleerd.

 

Pearch,J. 2005 Pediatr. Nurse.

Nov 14 (9), 20-2

 

D

review

n.n.b.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

Er is te weinig onderzoek naar restraint gedaan

Samenvatting van bevindingen naar onderzoek in de literatuur omtrent het gebruik van restraint.

 

Auteurs,

jaartal

 

Mate van bewijs

Studie type

 

Populatie

(incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Jeffery K. 2002 Peadiatr.Nurs nov 14(9), 20-2

 

D

 

n.n.b.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Kennis van de fasen in ontwikkeling van het kind, de rechten van het kind. Deze  moeten in ogenschouw worden genomen

bij het gebruik van restraint

 

Algemeen stuk over gebrekkige informatie en onderzoek naar restraint

Collins P, 1999

Peadiatr. Nurs ,

11:14-16

 

 

D

 

n.n.b.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Kennis over het effect van restraint op kinderen vereist meer onderzoek. Een constante toetsing van de ethische normen is noodzakelijk

 

Mogelijkheden tot het gebruik van alternatieven kunnen de noodzaak van restraint terugdringen

 

McGrath P, et al

2002

Journal of law and medicine 2002;10:84-96

 

D

Interview ouders

N=12 kinderen van

9 maanden-10 jaar

Acute lymfatische leukemie

n.v.t

n.v.t

De ervaringen van ouders van het gedwongen gebruik van restraint bij hun kinderen.

Aanzet tot discussie over de ethische en wettelijke normen met betrekking tot het gebruik van restraint bij kinderen.

 

Noodzaak tot onderzoek naar alternatieven die het gebruik van restraint kunnen verminderen.

 

Auteurs,

jaartal

 

Mate van bewijs

Studie type

 

Populatie

(incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Hardy M & Armitage G.

2002.

Journal of Child

Healthcare  vol 6

(2) 107-119

 

 

D

 

n.v.t

n.v.t

 

 

De noodzaak voor een formeel orgaan waar kan worden omgegaan met de klachten van kinderen.

Inzicht in de niet altijd goede bescherming van de rechten van het kind bij het gebruik van restraint.

Het gebruik van een protocol welk kinderen en ouders op een juiste manier van de correcte informatie met betrekking tot de te volgen procedure biedt.

 

Kupietzky A.

2004 British

Dental Journal

 

C

Algemeen beschrijvend stuk inclusief casestudies

Kinderen n.n.o

Tandheelkundige behandeling

Gebruik van conscious sedation samen met

restraint of algehele anaesthesie

n.v.t.

Ouders moeten over beide procedures volledig geïnformeerd worden. Daarna de vraag welke methode is het beste voor je kind.

Niet omschreven

 

Folkes K. 

2005

Paediatr.Nurs.;

17:41-44

 

D

Algemeen beschrijvend stuk

n.n.b

n.v.t

 

 

n.v.t.

Er is onderzoek nodig naar de consequenties van restraint, de gebruikte methodes en alternatieven.

Verpleegkundigen moeten zich ervan bewust worden dat het geen routine handeling is als zij restraint gebruiken.

Tomlinson,2004  Journal of oediatr.nursing

5;258-263

 

D

 

 

Kinderen en jong volw.met kanker

Behandeling ivm kanker

 

De keuze en het gebruik van restraint

 

 

 

Discussie over de implicaties rond het gebruik van restraint. De gevolgen op korte en lange termijn mede met het oog op vervolgbehandelingen.

Oghi, S.

Arch Dis Child

2004;89:212-6

 

B

RCT

N=13

N=12

Huilbaby’s en zuigelingen met hersenletsel

N=13 inbakeren,

N=12 massage

 

 

Inbakeren is effectiever dan massage en reduceert het huilen van de kinderen.

 

Auteurs,

jaartal

 

Mate van bewijs

Studie type

 

Populatie

(incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Sleuwen, van B.

et al

J.Pediatr.

2006;149:512-7

 

B

 

N= 398

Leeftijd maximaal

12 wk + 6 dagen

Huilbaby, geen gezondheidsklacht en

Gedragsmodificatie met of zonder inbakeren

 

 

Voor oudere kinderen helpt inbakeren niet. Voor kinderen jonger dan 8 weken

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-03-2012

Laatst geautoriseerd  : 08-03-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Organisatie

  • Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO

 

De verenigingen die in deze richtlijn (deel I, II en III) participeren zijn: 

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch pedagogen met een Academische Opleiding
  • Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandsche Internisten Vereeniging
  • Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Tandheelkunde 
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging van Intensive Care Verpleegkundigen
  • Nederlandse Vereniging van Nurse Practitioners
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care 
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen 

 

De verenigingen die in de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer (deel III) participeren zijn:

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding 
  • Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

Financiering

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de ZonMW in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO).'

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn wil op basis van een uitgebreide literatuurstudie en werkgroepbrede discussie aan drie doelstellingen voldoen:

 

A. Het vastleggen van de kwaliteitseisen waaraan PSA in het algemeen op de kinderleeftijd moet voldoen zodat die veilig en effectief is. Deze kwaliteitseisen hebben met name betrekking op: 

(1) de selectie van procedures en de selectie en voorbereiding van patiënten die voor PSA in aanmerking komen

(2)  de professional-afhankelijke voorwaarden en competenties, 

(3)  de noodzakelijke monitoring tijdens en na de procedure, 

(4)  de specifieke kindgerichte randvoorwaarden en omstandigheden

(5)  het gebruik van niet-farmacologische technieken

(6)  het voorkómen van procedurele dwang en geforceerde fixatie (restraint)

 

B. Het definiëren van specifieke en praktische aanbevelingen ten aanzien van PSA voor de meest courante medische procedures op de kinderleeftijd. 

 

C. Het uitwerken van een praktisch en implementeerbaar kader waarbinnen de

aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkst reden hiervoor zijn 

(1)  de verwachting dat ook in de toekomst de anesthesiologen niet volledig zullen kunnen voldoen aan de (steeds stijgende) vraag naar effectieve en veilige PSA 

(2)  het feit dat de vorige CBO richtlijn uit 1998 beperkt in de pediatrische sedatiepraktijk is doorgedrongen als gevolg van het ontbreken van een implementatietraject.

(3)  De vaststelling dat de meeste aanbevelingen van de nieuwe richtlijn niet zondermeer realiseerbaar zijn binnen de bestaande gezondheidszorg voor kinderen

 

De werkgroep wil met nadruk vermijden dat door het verwaarlozen van een traject voor implementatie de aanbevelingen van deze nieuwe richtlijn uiteindelijk niet zouden worden gerealiseerd. Specifieke aandacht werd daarom besteed aan de juridische verantwoordelijkheden, opleiding en de inzet van PSA-praktijkspecialisten en een lokale kwaliteitscommissie PSA. Tevens werd een eerste aanzet geschreven voor een specifiek implementatieplan.  

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor professionals die te maken kunnen hebben met pijnlijke en/of stresserende diagnostische of therapeutische procedures bij kinderen zoals kinderartsen, (kinder)chirurgen, SEH artsen, (kinder)radiologen, (kinder)anesthesiologen, (kinder)neurologen, orthopedagogen, kinderintensivisten, tandartsen, anesthesiemedewerkers, maar ook bevoegde en bekwame intensive care verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen, physician assistants en nurse practitioners.

 

Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling ervan hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

 

Hoewel deze richtlijn in de eerste plaats procedures en handelingen betreft die binnen een ziekenhuis plaatsvinden, gelden de aanbevelingen eveneens voor PSA‘s buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld binnen de tandheelkunde en de zelfstandige behandelcentra (ZBC).

Samenstelling werkgroep

  • P.L.J.M. Leroy, kinderarts (voorzitter)
  • mw. M.E.A. van Bergen-Rodts, vertegenwoordiger Vereniging Kind en Ziekenhuis 
  • mw. H.E. Blokland-Loggers, kinderarts
  • J.J. Dogger, anesthesiemedewerker
  • M.P. Gorzeman, spoedeisende-hulparts
  • mw. drs. M.M.L. van der Hall, orthopedagoog
  • F.T.M. ten Have, anesthesioloog
  • G. Jorna, kinderverpleegkundige en nurse practitioner kinderneurologie
  • mw. dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren, kinderarts 
  • mw. dr. M.H. Rövekamp, kinderarts
  • mw. I.N. Snoeck, kinderneuroloog
  • L.K.P. Tielens, anesthesioloog
  • J.I.M.L. Verbeke, radioloog
  • dr. J.S.J. Veerkamp, tandarts
  • drs. D.M. Schipper, adviseur CBO, secretaris
  • ir. T.A. van Barneveld, programmaleider CBO (tot en met september 2008)

 

Met dank aan:

  • Prof. mr. dr. J. Legemaate, juridisch adviseur Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • T. Porcelijn, anesthesioloog
  • mw. dr. D. Vieira-Travassos, kinderchirurg
  • dr. P.C. Makkes, adviseur tandheelkundig beleid

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroep kinderen

 

Firma

Activiteit

Anders

Bergen M.E.A. van 

geen

 

 

Blokland H. 

geen

 

 

Dogger J.J. 

geen

 

 

Gorzeman M.P. 

geen

 

 

Hall drs. M.M.L. van der 

geen

 

 

Have F.T.M. ten 

geen

 

 

Jorna G.W.

geen

 

 

Leroy P. 

geen

 

 

Rövekamp M.H. 

Nutricia

 

congresbezoek juli

2005  

Schouten-van Meeteren A.Y.N. 

Schering Plough

Wetenschappelijk onderzoek

 

Snoeck I.N. 

geen

 

 

Tielens L.K.P.

geen

 

 

Verbeke J.I.M.L. 

geen

 

 

Veerkamp J.S.J.

geen

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Patiënten kijken met een ander perspectief naar de zorg dan hulpverleners. Hun ervaringsdeskundigheid is een belangrijke en waardevolle aanvulling in een richtlijn. Om het patiëntenperspectief gedurende het gehele richtlijnontwikkeltraject zo veel mogelijk te kunnen borgen, heeft in de werkgroep kinderen een vertegenwoordiger van de Vereniging Kind en Ziekenhuis zitting genomen als werkgroeplid. Deze vertegenwoordiger woonde als toehoorder tevens de plenaire werkgroepvergaderingen (van de werkroep Volwassenen, IC en kinderen tezamen) bij.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie van de richtlijn is deze van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. Ook is er een hoorzitting gehouden ten behoeve van ziekenhuisdirecteuren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de betrokken beroepsgroepen. Voor meer gedetailleerde implementatieactiviteiten zie aanverwanten.

 

Deze richtlijn wordt verspreid onder de leden van de beroepsgroepen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd en medische staven en directies van ziekenhuizen in Nederland. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. Ten tijde van het uitbrengen van deze richtlijn waren de indicatoren echter nog niet becommentarieerd waardoor deze separaat van de richtlijn zullen worden uitgebracht. 

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen:

  •  Werkgroep revisie richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij volwassenen.
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij intensive care patiënten

 

Iedere werkgroep krijgt de opdracht voorstellen te formuleren over inhoud, implementatie, 25 financiering, opleiding, kwaliteitsindicatoren en wetenschappelijk onderzoek.

 

De subwerkgroep kinderen heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar zo veel mogelijk relevante artikelen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de uitgangsvragen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidencetabellen, toelichtende teksten en conclusies zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld. Na vaststelling van de conceptrichtlijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie naar aan de verenigingen voorgelegd en goedgekeurd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. Daarnaast waren werkgroepleden in de gelegenheid literatuur aan te dragen. Er werd gezocht vanaf 1996 (Medline) en, afhankelijk van de context van de vragen, voor sommige vragen ook in Embase of Cinahl tot in ieder geval april 2006. 

 

De trefwoorden voor de patiëntenpopulatie (=P) in Medline zijn

-          de volgende gecontroleerde trefwoorden (de MESH, Medical Subject Heading) 

"Conscious-Sedation"/ all  explode "Analgesia"/ all  explode "Analgesics"/ all  en als vrije teksttermen  (sedation or analge*) in ti,ab

 

Dit resultaat is met een sensitief zoekfilter voor kinderen ingeperkt tot de juiste leeftijdsgroep en tot een van de volgende 4 talen: (dutch or german or french or english) in la

 

Aan deze algemene P + kinderen + talen zijn per vraag extra termen toegevoegd. Details van de zoekstrategie zijn te vinden in bijlage 5: Literatuursearches.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld en zijn de artikelen beoordeeld op bruikbaarheid. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel in de selectie opgenomen. De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt. 

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede

kwaliteit van voldoende

omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‗gouden standaard‘) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor

‗confounding‘ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2

(hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventie       

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Enquête

In het najaar 2006 en voorjaar van 2007 werd een landelijke enquête verricht naar het gebruik van procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) bij Nederlandse algemeen kinderartsen werkzaam in universitaire en regionale ziekenhuizen. Deze enquête was een initiatief van de Afdeling Kindergeneeskunde en de afdeling Klinische Epidemiologie en Medical Technology Assessment (KEMTA) van het academisch ziekenhuis Maastricht. De enquête werd ontworpen en gecoördineerd door Piet Leroy, kinderarts-intensivist aan het azM en tevens voorzitter van de CBO-richtlijnenwerkgroep “Sedatie en Analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer”. De opbouw en resultaten van het onderzoek zijn te vinden bij de aanverwanten.

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Medicatiecocktails PSA bij kinderen