PSA bij kinderen op locaties buiten de OK

Initiatief: NVA / NVK Aantal modules: 65

Flexibele Bronchoscopie PSA bij kinderen

Uitgangsvraag

 Welke PSA is effectief en veilig voor endoscopische procedures bij kinderen?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat (flexibele) bronchoscopieën bij kinderen alleen comfortabel en veilige kunnen verlopen indien die worden uitgevoerd 

      1.  onder anesthesie of onder een stuurbare vorm van diepe sedatie waarbij er een volledige controle blijft over al dan niet spontaan ademen
      2. onder verantwoordelijkheid van een anesthesioloog die in staat is om eventuele complicaties van de sedatie en de endoscopische procedure op te vangen. Bij geïntubeerde kinderen opgenomen op een intensive care kan een kinderintensivist voor de benodigde analgo-sedatie verantwoordelijk zijn.

 

Pre-procedurele toepassing van niet-farmacologische technieken (informeren, voorbereiden, afleiden) die elders in deze richtlijn worden beschreven, moeten een standaard onderdeel vormen van het PSA-plan bij kinderen die een flexibele bronchoscopie moeten ondergaan.

 

Indien wordt overgegaan tot een matige of diepe vorm van PSA dan dient voldaan te worden aan de randvoorwaarden ten aanzien van patiëntenselectie, de keuze van middelen, skills, competenties, monitoring en overige randvoorwaarden die in de modules betreffende randvoorwaarden van deze richtlijn zijn verwoord.

Overwegingen

 Bij de bovenstaande conclusies moeten de volgende overwegingen worden gemaakt:

1.       Door manipulatie van de luchtwegen en het inbrengen van de scoop kan de normale gasuitwisseling worden bemoeilijkt waardoor het risico op respiratoire complicaties hoog is. Dit geldt des te meer voor jonge kinderen, met een relatief kleinere luchtweg, en voor kinderen met een bestaande luchtweg- en/of longaandoening.

2.        De bovenstaande literatuur rapporteert relatief slecht de mate van effectiviteit van de bestudeerde PSA-protocollen. Uit enkele studies kan worden afgeleid dat alleen in geval van diepe sedatie geforceerde fixatie en immobilisatie (restraint) niet nodig zijn. PSA protocollen waarbij ook nog restraint noodzakelijk is, beschouwt de werkgroep als ineffectieve vormen van PSA die niet in aanmerking komen voor gebruik op de kinderleeftijd.   

Onderbouwing

Bronchoscopieën zijn oncomfortabele, stresserende en matig pijnlijke procedures en daardoor bij kinderen, ook bij goede voorbereiding, niet zonder sedatie of anesthesie uitvoerbaar. De meeste kinderen die een bronchoscopie (al dan niet in combinatie met een Broncho Alveolaire Lavage) moeten ondergaan hebben een onderliggend pulmonaal lijden en/of een gecompromiteerde luchtweg waardoor ze extra kwetsbaar zijn voor sedatie- en procedure gebonden complicaties.

 

De starre bronchoscopie wordt in principe onder algehele anesthesie uitgevoerd. Voor wat betreft de flexibele bronchosccopie werd PSA in een aantal studies beschreven. De literatuur werd onderzocht op welke vormen van analgo-sedatie veilig en effectief toepasbaar zijn naast algehele anesthesie voor het doen van flexibele bronchoscopieën (FB) bij kinderen. Daarbij werd uitgegaan van de voorwaarde dat stevig in bedwang houden (in de engelstalige literatuur: "Restraint" van het kind een onaanvaardbare handeling is (zie module ‘Immobilisatie en fixatie voor PSA bij kinderen’).

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat bij Flexibele Bronchoscopie (FB) onder (lichte) sedatie vaker ernstige complicaties optreden bij kinderen jonger dan 2-3 jaar en bij kinderen met laryngo-tracheale afwijkingen.

 

C              Blic de 2002, Slonim 1999

 

Niveau 2

In vergelijking met placebo is een FB na pre-sedatie met midazolam (rectaal) of flunitrazepam (oraal) en onder continu toedienen van een 50% lachgas/zuurstofmengsel minder pijnlijk en veiliger. Ook wat betreft effectiviteit scoort deze combinatie beter dan placebo. Toch is de effectiviteit van de interventiegroep nog steeds slechts matig.

 

A2  Faroux 2004 

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat tijdens FB bij kinderen onder sedatie met ketamine+midazolam (al dan niet in combinatie met fentanyl) er bij ongeveer 20% van de procedures complicaties optreden.

 

C              Berkenbosch 2004, Slonim 1999

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat tijdens een FB bij kindren onder diepe sedatie, saturatiedalingen de meest frequent voorkomende complicaties zijn.

 

C                Blic de 2002, Berkenbosch 2004, Karl 1999 

              

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat de combinatie van propofol met remifentanil een veilige en effectieve diepe vorm van sedatie is voor FB bij kinderen > 2 jaar.

 

C               Berkenbosch 2004, Reyle-Hahn 2000 

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat het uitvoeren van FB bij kinderen onder diepe sedatie veilig onder verantwoordelijkheid van een anesthesioloog of een kinderintensivist kan worden uitgevoerd.

 

C         Berkenbosch 2004, Reyle-Hahn 2000 

D         Jagger 2002, Tobias 1997

1.  Meningen van deskundigen en review artikelen

Tobias (1997) schreef een overzichtsartikel diepe sedatie en anesthesie voor bronchoscopieën bij kinderen. De keuze voor sedatie of anesthesie hangt volgens hem af van (1) het doel van het onderzoek, (2) het feit of wel of geen spontane ademhaling nodig is tijdens het onderzoek, (3) eventuele onderliggende luchtweg afwijkingen en (4) de leeftijd van het kind. Volgens de auteur moeten jonge kinderen, kinderen met een onderliggend luchtwegprobleem, kinderen in een matige conditie (ASA III of meer) en kinderen waarbij tevens een bronchoscopische interventie moet gebeuren, bij voorkeur een bronchoscopie onder anesthesie ondergaan. Er dient daarom een gedegen preprocedurele selectie gebeuren. Benzodiazepines, opiaten, ketamine en propofol worden als mogelijke middelen besproken met hun voor en nadelen. Aanvullende technieken voor topicale en/of lokale anesthesie worden besproken. Inhalatie anesthesie met spontane ademhaling kan via een gezichtsmasker of via een larynxmasker (LMA) uitgevoerd worden. Na goede selectie, zoals beschreven, zou bij ASA I en II klasse patiënten de sedatie en de scopie door de kinderpulmonoloog samen met een verpleegkundige uitgevoerd kunnen worden. 

 

Jagger 2002 schreef een review artikel over de Good Clinical Practice met betrekking tot het doen van flexibele bronchoscopieën bij kinderen. Tijdens bronchoscopie is het bewaken van de luchtweg het belangrijkste aspect. Dit vereist een goede afstemming tussen de endoscopiste en diegene die de sedatie verzorgt. Alle sedativa belemmeren in meer of mindere mate de doorgankelijkheid van de luchtwegen en ook de effectieve ventilatie. Als geschikte middelen worden besproken; propofol, thiopentone, midazolam, ketamine en fentanyl. De auteurs vinden dat sedatie en anesthesie als een continuüm moeten worden gezien van verminderde activiteit van het centrale zenuwstelsel. Voor het bewaken en veiligstellen van de luchtwegen tijdens een FB onder diepe sedatie is in hun visie een anesthesist het meest deskundig. 

 

2.  Studies over specifieke PSA protocollen

2.1.  Midazolam/lachgas en propofol

In een prospectieve observationele studie werden de complicaties beschreven van 1328 diagnostische flexibele bronchoscopieën bij 1153 kinderen (gemiddelde leeftijd 4.5 ± 4.5; Leeftijd, 40% < 2 jaar, 70% < 5 jaar). 1233 procedures (92.8%) vonden plaats onder slechts een lichte sedatie. Deze sedatie bestond bij kinderen < 3 maanden oud (N=64) uit intraveneus midazolam (0,075 mg/kg) en bij kinderen > 3 maanden oud uit ofwel intraveneus midazolam (0,075 mg/kg; N=481) ofwel intraveneus midazolam (0,075 mg/kg) + lachgas 50% met zuurstof toegediend via een gezichtsmasker (N=688). De overige 95 procedures (7.2%) vonden plaats onder diepe sedatie met ofwel Sevoflurane via een gezichtmasker ofwel intraveneus propofol. 

 

Alle procedures werden in de operatie kamer uitgevoerd. In alle gevallen werd eveneens lokaal lidocaïne toegediend. Van de patiënten had 56,5% een ernstige onderliggende aandoening (immuundeficiëntie, tuberculose, asthma, cystic fibrosis, congenitale hartaandoening, congenitale longmalformatie, brochopulmonale dysplasie of een vasculaire ring). Een brocho-alveolaire lavage (BAL) werd verricht bij 578 procedures (43,5%). De geobserveerde complicaties werden ingedeeld in een groep milde en een groep ernstige complicaties: de volgende milde complicaties werden in 5.2% van de procedures gezien: kortdurende saturatie daling met een saturatie van < 90% en minder dan 60 seconden durend (n=15), kortdurende laryngopasme (n=6), kokhals reflex met hoesten (n=20), overmatig hoesten (n=22) en neusbloeding (n=6).

 

Ernstige complicaties werden in 1.7% (n=22) gezien. Dit waren incidenten die het verloop van de procedure verstoorden en een interventie nodig maakten: geïsoleerde O2 saturatie daling < 90% (n=10), of saturatiedaling samen met een laryngospasme (n=6), een bronchospasme (n=1) en hoesten (4) en een pneumothorax in één patiënt. Ernstige complicaties werden vooral gezien bij kinderen < 2 jaar.(13 bij 529 kinderen < 2 jaar oud, versus 8 uit 778 bij kinderen boven > 2 jaar. Dit verschil was statistisch significant. Ook werden significant meer complicaties gezien bij kinderen met laryngotracheale afwijkingen. Van de 22 ernstige complicaties traden er 21 op in de groep met lichte sedatie. Onder lichte sedatie kwam vaker hoesten, kokhalzen, neusbloedingen, laryngo- en bronchospasme voor zonder dat de verschillen evenwel significant waren. Het optreden van kortdurende saturatie dalingen als milde complicatie kwam wel significant vaker voor bij diepe sedatie. Deze studie zegt niets over de effectiviteit van de sedatie. De mate van eventueel benodigde "restraint" tijdens de lichte sedatie wordt bijvoorbeeld niet beschreven. Ook de beleving van de kinderen tijdens en na de procedure werd niet bestudeerd. De auteurs concludeerden dat flexible bronchoscopie (onder de door hen beschreven omstandigheden) bij kinderen een veilige procedure is. (de Blic 2002)

 

2.2.  Lachgas na premedicatie met midazolam.

In een gerandomiseerd dubbel blind, placebo gecontroleerd onderzoek door Fauroux (2004) werd een lachgas/zuurstof (N2O/O2) 50% mengsel vergeleken met placebo voor het ondergaan van een flexibele bronchoscopie. Alle kinderen (N=105, leeftijd 1 maand - 18 jaar) kregen premedicatie (sedatie): rectaal midazolam (0.3 mg/kg) indien ≥ 30 kg en flunitrazepam (0.03 mg/kg) per os wanneer > 30 kg. Na het geven van de premedicatie werd de patiënt op de onderzoekstafel in de kinderendoscopie unit in een laken gewikkeld en gefixeerd met drie banden, om de thorax, heupen en knieën. De scopie en sedatie werden uitgevoerd door een kinderlongarts en twee verpleegkundigen. Lokaal werd lidocaïne gegeven. Tijdens de procedure werd ofwel lachgas (50% mengsel N2O/O2) ofwel placebo (50% stikstof en zuurstof mengsel) gegeven. Het endoscopie team was geblindeerd voor het mengsel.

 

De failure rate was in de controle groep significant hoger, 62% tov 21%. De pijn en discomfort tijdens de procedure werden beoordeeld door de patiënt zelf (aan de hand van een Visual Analog Scale (VAS)), door het endoscopie team en door een onafhankelijke beoordeling van de video opnames. Er werd daarvoor gebruik gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten voor observatie van pijn en stress. 

 

Er werd een significant betere acceptatie gezien met gebruik van het lachgas mengsel dan met het placebo mengsel. Toch was er in de lachgasgroep nog sprake van een faalpercentage van 21% ten gevolge van onvoldoende sedatie. De Visual Analoge Scale voor pijn (uitgedrukt in millimeter op een schaal van 0-100) was twee maal zo hoog (50 ± 11) in de placebo groep. De gemiddelde VAS score in de lachgasgroep bedroeg ook nog 24 ± 6, wat er op wijst dat ook onder lachgas nog een mate van pijn en/of stress werd ervaren. Complicaties werden in beide groepen evenveel gezien: een voorbijgaande saturatiedaling (< 94%, >30 sec) werd bij 3 patiënten gezien (5.6%) en bronchospasme bij één patiënt (1.8%) in elke groep. (Fauroux 2004)

 

2.3 Midazolam en een opiaat

In de retrospectieve multicenter studie van Karl (1999) (N=91, 1-17 jaar, 17 bronchoscopieën, verder andere procedures waaronder gastroduodenoscopiën), waarbij kinderen werden gesedeerd met midazolam+meperidine of met midazolam+fentanyl bleek dat kinderen tussen 1 en 5 jaar oud significant hogere doses van beide medicijnen nodig hadden. Aan het eind van de procedures bleken 16 kinderen (18 %) diep gesedeerd. Hiervan waren 15 kinderen 5 jaar of jonger. Van de 13 kinderen < 5 jaar die een bronchoscopie hadden ondergaan waren er 7 diep gesedeerd. Bij diepe sedatie werd significant meer midazolam gegeven (0.25 ± 0.15 vs 0.14 ± 0.10 mg/kg) en opioid (3.1± 1.5 vs 1.6 ± 1.1 mg of mcg/kg) en over een langere periode (51 ± 23 vs 29 ± 16 min.) De diep gesedeerde kinderen hadden twee keer zo vaak incidenten met een lagere O2 saturatie in vergekijking met de niet diep gesedeerde. Bij kleinere kinderen werd de dosis meestal getitreerd op het effect, oudere kinderen kregen vaker een single dosis. De studie beschrijft niet de mate van effectiviteit van de sedatieregimes, noch de mate waarin gebruik moest worden gemaakt van geforceerde fixatie of immobilisatie (restraint).

 

2.4 Ketamine en midazolam en een opiaat

Berkenbosch (2004) beschreef retrospectief zijn ervaring met een sedatieprotocol op basis van ketamine, midazolam en fentanyl voor flexibele bronchoscopieën bij kinderen onder 1 jaar (59 procedures bij 55 kinderen, leeftijd 6.1± 3.1 maand). Het sedatieschema bestond uit: midazolam 0.05-0.1 mg/kg iv, gevolgd door een ketamine bolus van 1 mg/kg iv met daarna op geleide van de mate van sedatie aanvullende doseringen ketamine van 0.5-1.0 mg/kg iv. Bijna de helft van de patiënten (n=29) kregen aanvullend fentanyl 1 ug/kg iv om het hoesten te verminderen. Tevens werd lokaal lidocaine gegeven. Alle patiënten kregen standaard O2 via de neus. De sedatie werd door een kinderintensivist gegeven op een kinder IC.

 

In 58 van de 59 procedures werd de sedatie als excellent beoordeeld: patiënten lagen voldoende stil en hoesten werd amper geobserveerd. Bij slechts één patiënt kon de procedure niet uitgevoerd worden door persisterende agitatie.

 

Milde complicaties werden 16 (23.7%) keer geobserveerd. De auteurs beschouwden de volgende incidenten als milde complicaties: Saturatiedaling tot < 90% gedurende meer dan 30 seconden (N=9), apnoe met desaturatie (N=3), laryngospasme zonder desaturatie (N=2), transiënte stridor (N=1) en een neusbloeding (N=1). Alle complicaties konden door het sedatieteam adequaat worden behandeld. Er werden geen ernstige complicaties gezien. Een retrospectieve studie door Slonim (1999) beschrijft 103 bronchoscopieën bij 64 patiënten (leeftijd 9.2 ± 5.1 jaar). Bijna de helft van de patiënten (n=46) hadden een HIV infectie. De meeste kinderen werden gesedeerd met ketamine (N=60), eventueel in combinatie met midazolam (N=45). Bij 14 procedures werden andere combinaties gebruikt (meestal ketamine+midazolam+fentanyl). 70% van de patiënten kreeg atropine als premedicatie bij ketamine. Bij 43 procedures werd geen ketamine gegeven. Meestal werd dan gesedeerd met fentanyl+midazolam. Bij alle procedures werd de dosering getitreerd op het effect.

 

In totaal werden bij 13 procedures (13%) complicaties gezien, waarvan 12 in de groep die ketamine kreeg (20%). Geen complicaties werden gezien bij de kinderen die midazolam en fentanyl kregen. De respiratoire complicaties waren; apnoe, desaturatie, hoesten, intrekkingen en stridor. 

 

2.5 Propofol en Remifentanil

In een prospectieve observationale studie (Reyle-Hahn 2000) werden 26 kinderen (leeftijd mean 8.9 ± 3.7 jaar) bestudeerd die een FB ondergingen onder continue infusie met remifentanil (0.05mcg/kg/min) en propofol (0.5-1.0 mg/kg) in bolus toediening. Remifentanil is een kortwerkend opiaat met een goed sederend en hoest dempend effect. Alle kinderen kregen premedicatie midazolam oraal 0.5 mg/kg (max 15 mg) en lokaal lidocaine. Bij bewegen van de patiënt en/of hoesten werd aanvullend propofol gegeven. De sedatie werd op de endoscopie afdeling gegeven door een anesthesist. Er werden geen belangrijke respiratoire complicaties vastgesteld. De auteurs concludeerden dat deze combinatie een goede diepe sedatie gaf, maar wel door een anesthesist gegeven moet worden omdat diepe sedatie met deze middelen makkelijk in algehele anesthesie kan overgaan.

 

In een kleine prospectieve serie beschreef Berkenbosch (2004) het gebruik van een mengsel van propofol met remifentanil bij 15 kinderen (leeftijd 9.0 ± 5.3 jaar) die een FB ondergingen., Vijf patiënten (1/3 van de totale groep) kregen aanvullend een lage dosis ( 0.9± 0.1 mg/kg) ketamine. Drie patiënten kregen vooraf nog midazolam ( 0.04-0.07 mg/kg) in verband met preprocedurele angst.

 

Remifentanil werd gemengd met ondverdunde propofol tot een concentratie van 10 mg/ml   propofol en 15-20ug/ml remifentanil. Bij sedatie inductie werd een bolus van ongeveer 0.1 ml/kg van het mengsel gegeven. Geen van de patiënten werd hypoxisch. Alle procedures konden zonder problemen volledig uitgevoerd worden. De sedatie werd gegeven op de kinder ICU door een kinderanesthesist.

De volgende zoektermen werden gebruikt:

 

Sedation, conscious sedation, hypnotics and sedatives, analgesia, child, adolescent, bronchoscopy.


  1. Berkenbosch JW, Graff GR, Stark JM. Safety and Efficacy of Ketamine Sedation for Infant Flexible Fiberoptic Bronchoscopy. Chest March 2004; 125(3); 1132-1137
  2. Berkenbosch JW, Graff GR, Stark JM, Ner Z, Tobias JD. Use of a remifentanil-propofol mixture for pediatric flexible fiberoptic bronchoscopy sedation. Pediatric Anesthesia 2004; 14: 941-946
  3. Blic J. de, Marchac V, Scheinmann, P. Complications of flexible bronchoscopy in children: prospective study of 1,328 procedures. Eur Respir J 2002 ; 20: 1271-1276
  4. Fauroux B, Onody P., Gall O, Tourniaire B, Koscielny S, Clément A. The Efficacy of Premixed Nitrous Oxide and Oxygen for Fiberoptic Bronchoscopy in Pediatric Patients. Chest January 2004; 125(1): 315-322
  5. Jaggar SI, Haxby E. Sedation, anaesthesia and monitoring for bronchoscopy, Pediatric Respiratory Revieuws 2002; 3: 321-327
  6. Karl HW, Coté CJ, McCubbin MM, Kelley M, Liebelt E, Kaufman S, Burkhart K, Albers G, Wasserman G. Intravenous midazolam for sedation of children undergoing procedure: An analysis of age- and procedure-related factors, Pediatric Emergency Care 1999; 15(3): 167-172
  7. Reyle-Hahn M, Niggemann B, Max M, Streich R, Rossaint R. Remifentanil and propofol for sedation in children and young adolescents undergoing diagnostic flexible bronchoscopy. Pediatric Anaesthesia 2000; 10: 59-63
  8. Slonim AD, Ognibene FP. Amnestic Agents in Pediatric Bronchoscopy. Chest 1999; 116: 18021808
  9. Tobias JD. Sedation and anesthesia for pediatric bronchoscopy. Curr Opin Pediatr 1997; 9: 198-206

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-03-2012

Laatst geautoriseerd  : 08-03-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Organisatie

  • Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO

 

De verenigingen die in deze richtlijn (deel I, II en III) participeren zijn: 

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch pedagogen met een Academische Opleiding
  • Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandsche Internisten Vereeniging
  • Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Tandheelkunde 
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging van Intensive Care Verpleegkundigen
  • Nederlandse Vereniging van Nurse Practitioners
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care 
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen 

 

De verenigingen die in de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer (deel III) participeren zijn:

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding 
  • Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

Financiering

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de ZonMW in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO).'

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn wil op basis van een uitgebreide literatuurstudie en werkgroepbrede discussie aan drie doelstellingen voldoen:

 

A. Het vastleggen van de kwaliteitseisen waaraan PSA in het algemeen op de kinderleeftijd moet voldoen zodat die veilig en effectief is. Deze kwaliteitseisen hebben met name betrekking op: 

(1) de selectie van procedures en de selectie en voorbereiding van patiënten die voor PSA in aanmerking komen

(2)  de professional-afhankelijke voorwaarden en competenties, 

(3)  de noodzakelijke monitoring tijdens en na de procedure, 

(4)  de specifieke kindgerichte randvoorwaarden en omstandigheden

(5)  het gebruik van niet-farmacologische technieken

(6)  het voorkómen van procedurele dwang en geforceerde fixatie (restraint)

 

B. Het definiëren van specifieke en praktische aanbevelingen ten aanzien van PSA voor de meest courante medische procedures op de kinderleeftijd. 

 

C. Het uitwerken van een praktisch en implementeerbaar kader waarbinnen de

aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkst reden hiervoor zijn 

(1)  de verwachting dat ook in de toekomst de anesthesiologen niet volledig zullen kunnen voldoen aan de (steeds stijgende) vraag naar effectieve en veilige PSA 

(2)  het feit dat de vorige CBO richtlijn uit 1998 beperkt in de pediatrische sedatiepraktijk is doorgedrongen als gevolg van het ontbreken van een implementatietraject.

(3)  De vaststelling dat de meeste aanbevelingen van de nieuwe richtlijn niet zondermeer realiseerbaar zijn binnen de bestaande gezondheidszorg voor kinderen

 

De werkgroep wil met nadruk vermijden dat door het verwaarlozen van een traject voor implementatie de aanbevelingen van deze nieuwe richtlijn uiteindelijk niet zouden worden gerealiseerd. Specifieke aandacht werd daarom besteed aan de juridische verantwoordelijkheden, opleiding en de inzet van PSA-praktijkspecialisten en een lokale kwaliteitscommissie PSA. Tevens werd een eerste aanzet geschreven voor een specifiek implementatieplan.  

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor professionals die te maken kunnen hebben met pijnlijke en/of stresserende diagnostische of therapeutische procedures bij kinderen zoals kinderartsen, (kinder)chirurgen, SEH artsen, (kinder)radiologen, (kinder)anesthesiologen, (kinder)neurologen, orthopedagogen, kinderintensivisten, tandartsen, anesthesiemedewerkers, maar ook bevoegde en bekwame intensive care verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen, physician assistants en nurse practitioners.

 

Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling ervan hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

 

Hoewel deze richtlijn in de eerste plaats procedures en handelingen betreft die binnen een ziekenhuis plaatsvinden, gelden de aanbevelingen eveneens voor PSA‘s buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld binnen de tandheelkunde en de zelfstandige behandelcentra (ZBC).

Samenstelling werkgroep

  • P.L.J.M. Leroy, kinderarts (voorzitter)
  • mw. M.E.A. van Bergen-Rodts, vertegenwoordiger Vereniging Kind en Ziekenhuis 
  • mw. H.E. Blokland-Loggers, kinderarts
  • J.J. Dogger, anesthesiemedewerker
  • M.P. Gorzeman, spoedeisende-hulparts
  • mw. drs. M.M.L. van der Hall, orthopedagoog
  • F.T.M. ten Have, anesthesioloog
  • G. Jorna, kinderverpleegkundige en nurse practitioner kinderneurologie
  • mw. dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren, kinderarts 
  • mw. dr. M.H. Rövekamp, kinderarts
  • mw. I.N. Snoeck, kinderneuroloog
  • L.K.P. Tielens, anesthesioloog
  • J.I.M.L. Verbeke, radioloog
  • dr. J.S.J. Veerkamp, tandarts
  • drs. D.M. Schipper, adviseur CBO, secretaris
  • ir. T.A. van Barneveld, programmaleider CBO (tot en met september 2008)

 

Met dank aan:

  • Prof. mr. dr. J. Legemaate, juridisch adviseur Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • T. Porcelijn, anesthesioloog
  • mw. dr. D. Vieira-Travassos, kinderchirurg
  • dr. P.C. Makkes, adviseur tandheelkundig beleid

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroep kinderen

 

Firma

Activiteit

Anders

Bergen M.E.A. van 

geen

 

 

Blokland H. 

geen

 

 

Dogger J.J. 

geen

 

 

Gorzeman M.P. 

geen

 

 

Hall drs. M.M.L. van der 

geen

 

 

Have F.T.M. ten 

geen

 

 

Jorna G.W.

geen

 

 

Leroy P. 

geen

 

 

Rövekamp M.H. 

Nutricia

 

congresbezoek juli

2005  

Schouten-van Meeteren A.Y.N. 

Schering Plough

Wetenschappelijk onderzoek

 

Snoeck I.N. 

geen

 

 

Tielens L.K.P.

geen

 

 

Verbeke J.I.M.L. 

geen

 

 

Veerkamp J.S.J.

geen

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Patiënten kijken met een ander perspectief naar de zorg dan hulpverleners. Hun ervaringsdeskundigheid is een belangrijke en waardevolle aanvulling in een richtlijn. Om het patiëntenperspectief gedurende het gehele richtlijnontwikkeltraject zo veel mogelijk te kunnen borgen, heeft in de werkgroep kinderen een vertegenwoordiger van de Vereniging Kind en Ziekenhuis zitting genomen als werkgroeplid. Deze vertegenwoordiger woonde als toehoorder tevens de plenaire werkgroepvergaderingen (van de werkroep Volwassenen, IC en kinderen tezamen) bij.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie van de richtlijn is deze van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. Ook is er een hoorzitting gehouden ten behoeve van ziekenhuisdirecteuren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de betrokken beroepsgroepen. Voor meer gedetailleerde implementatieactiviteiten zie aanverwanten.

 

Deze richtlijn wordt verspreid onder de leden van de beroepsgroepen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd en medische staven en directies van ziekenhuizen in Nederland. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. Ten tijde van het uitbrengen van deze richtlijn waren de indicatoren echter nog niet becommentarieerd waardoor deze separaat van de richtlijn zullen worden uitgebracht. 

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen:

  •  Werkgroep revisie richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij volwassenen.
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij intensive care patiënten

 

Iedere werkgroep krijgt de opdracht voorstellen te formuleren over inhoud, implementatie, 25 financiering, opleiding, kwaliteitsindicatoren en wetenschappelijk onderzoek.

 

De subwerkgroep kinderen heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar zo veel mogelijk relevante artikelen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de uitgangsvragen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidencetabellen, toelichtende teksten en conclusies zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld. Na vaststelling van de conceptrichtlijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie naar aan de verenigingen voorgelegd en goedgekeurd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. Daarnaast waren werkgroepleden in de gelegenheid literatuur aan te dragen. Er werd gezocht vanaf 1996 (Medline) en, afhankelijk van de context van de vragen, voor sommige vragen ook in Embase of Cinahl tot in ieder geval april 2006. 

 

De trefwoorden voor de patiëntenpopulatie (=P) in Medline zijn

-          de volgende gecontroleerde trefwoorden (de MESH, Medical Subject Heading) 

"Conscious-Sedation"/ all  explode "Analgesia"/ all  explode "Analgesics"/ all  en als vrije teksttermen  (sedation or analge*) in ti,ab

 

Dit resultaat is met een sensitief zoekfilter voor kinderen ingeperkt tot de juiste leeftijdsgroep en tot een van de volgende 4 talen: (dutch or german or french or english) in la

 

Aan deze algemene P + kinderen + talen zijn per vraag extra termen toegevoegd. Details van de zoekstrategie zijn te vinden in bijlage 5: Literatuursearches.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld en zijn de artikelen beoordeeld op bruikbaarheid. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel in de selectie opgenomen. De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt. 

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede

kwaliteit van voldoende

omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‗gouden standaard‘) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor

‗confounding‘ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2

(hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventie       

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Enquête

In het najaar 2006 en voorjaar van 2007 werd een landelijke enquête verricht naar het gebruik van procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) bij Nederlandse algemeen kinderartsen werkzaam in universitaire en regionale ziekenhuizen. Deze enquête was een initiatief van de Afdeling Kindergeneeskunde en de afdeling Klinische Epidemiologie en Medical Technology Assessment (KEMTA) van het academisch ziekenhuis Maastricht. De enquête werd ontworpen en gecoördineerd door Piet Leroy, kinderarts-intensivist aan het azM en tevens voorzitter van de CBO-richtlijnenwerkgroep “Sedatie en Analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer”. De opbouw en resultaten van het onderzoek zijn te vinden bij de aanverwanten.

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Oncologische procedures en PSA bij kinderen