Prostaatcarcinoom

Initiatief: NVU Aantal modules: 89

Oligometastasen bij prostaatcarcinoom

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van radicale behandeling (chirurgie/radiotherapie) van metachrone oligometastasen bij patiënten met prostaatcarcinoom?

Aanbeveling

Overweeg lokale behandeling van metachrone oligometastasen in studie verband bij hormoon naïeve patiënten met prostaatcarcinoom na eerdere in opzet curatieve therapie om ADT uit te stellen.

  • Onder oligometastasen wordt verstaan: ≤5 klieren of botmetastasen.

 

Bepaal de meerwaarde van een lokale behandeling van metachrone oligometastasen in een MDO wanneer volledige behandeling van de metastasen mogelijk is.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is één RCT (Ost, 2018) opgenomen in de literatuursamenvatting die een directe vergelijking onderzoekt tussen radicale therapie van oligometastasen (chirurgie of radiotherapie) en conservatief beleid bij recidief na eerdere lokale therapie. Deze fase II RCT analyseert uitkomsten die door de werkgroep als relevant werden beschouwd. Echter, de bewijskracht per uitkomstmaat is gegradeerd van LAAG tot ZEER LAAG. Dit heeft onder andere te maken met een klein patiënten aantal (één enkele RCT, n=62), een groot risico op vertekening van de resultaten, omdat bijvoorbeeld patiënten en data-analisten niet werden geblindeerd voor groepsallocatie en de behandeling werd ook individueel bepaald (chirurgie of bestraling). Het is tevens onduidelijk of radicale therapie voor de behandeling van metachrone oligometastasen daadwerkelijk zal leiden tot een betere algehele overleving. De literatuur geeft geen sterke conclusies over de plaats van radicale therapie van oligometastasen bij patiënten met prostaatcarcinoom en recidief. Omdat in de studie van Ost (2018) niet alle eindpunten zijn bereikt, of de door de werkgroep geselecteerde uitkomstmaten niet werden meegenomen.

 

De literatuurstudie van Vilela et al (2018) dekt de literatuur tot en met februari 2017 en includeert 14 observationele studies (n=661) waarin de effectiviteit van radiotherapie wordt onderzocht in de behandeling van oligometastasen in patiënten met recidief prostaatcarcinoom. Omdat de methodiek van de studies erg heterogeen is, konden de resultaten niet worden gepoold. De progressie-vrije overleving na radiotherapie op twee jaar werd in zeven van de 14 studies bepaald en varieerde tussen de 30% en 64%. De mediane ADT-vrije overleving werd in vijf van de studies onderzocht en varieerde van 12.3 tot 39.7 maanden (Vilela, 2018). Verder werd er een correlatie gevonden tussen een kortere PSA verdubbelingstijd, voorafgaand aan de radiotherapie, en progressie-vrije overleving en ADT-vrije overleving (Decaestecker, 2014; Triggiani, 2017). Ook was de PSA-waarde op het moment van salvage radiotherapie gerelateerd aan de progressie-vrije overleving (Muldermans, 2016), en was een hogere PSA-waarde (≥4 ng/mL) gecorreleerd aan een verminderde biochemische reactie (Jereczek-Fossa, 2017).

 

Een recente Nederlandse multidisciplinaire consensus meeting (03/2019) concludeerde dat in het geval van synchrone oligometastasering lokale behandeling van de prostaat te overwegen valt. In het geval van 5 of minder metachrone oligometastasen is behandeling middels radiotherapie of resectie een optie indien het 1 of 2 aangedane orgaansystemen betreft. Ook wordt geadviseerd om na chirurgische resectie weefsel te bewaren voor genetisch onderzoek opdat hier in de toekomst mogelijk patiëntprofielen uit gedestilleerd kunnen worden. Tot nu is alleen aangetoond dat de ADT-vrije overleving verlengd wordt. Dit is een zacht eindpunt. Gerandomiseerde studies naar metastase-vrije overleving en algehele overleving worden momenteel uitgevoerd.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en hun eventuele partners)

Er zijn geen bewijzen gevonden dat vroege radicale therapie bij metachrone oligometastasering kan leiden tot curatie van gemetastaseerd prostaatcarcinoom. De suggestie bestaat dat er mogelijk sprake is van uitstel van vervolgtherapie wat mogelijk niet significant maar wel relevant is voor de patiënt. Aangezien het daarbij vaak zal gaan om androgeendeprivatietherapie zijn er behoorlijke bijwerkingen te verwachten. Uitstel daarvan is dus een relevant voordeel voor de patiënt, zeker indien de noodzakelijke behandeling weinig bijwerkingen en relatief geringe kosten heeft. Daarnaast kan een vroegtijdige behandeling bijdragen aan de behandelwens van de patiënt. Voor- en nadelen moeten met patiënt besproken worden, alvorens een keuze te maken.

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

Het advies van de werkgroep is om patiënten in studieverband te behandelen of in een registratie studie te includeren en deze behandeling dient alleen overwogen te worden na bespreking in MDO waarbij volledige behandeling van de metastasen mogelijk moet zijn.

 

Haalbaarheid en implementatie

Voordeel van deze aanpak is dat er gerichter gezocht wordt naar de werkelijke stand van zaken betreffende ziekteprogressie. Er zullen wel patiënten worden gevonden met veel meer afwijkingen dan verwacht, dan kan er eerder met systemische therapie worden gestart, terwijl de oligo-situatie juist voor veel mensen geruststellend is.

Onderbouwing

De afgelopen jaren zijn er meerdere kleine retrospectieve en één prospectieve studie gepubliceerd waarin patiënten met een radicale behandeling (chirurgie en/of radicale radiotherapie) van oligometastasen een voordeel hadden betreffende lokale controle en progressievrije overleving. In de literatuur worden wisselende definities gebruikt om oligometastasen te definiëren waarbij er ook nog verschil dient te worden gemaakt tussen synchrone (tegelijk met de primaire tumor) en metachrone metastasen (metastasen na primaire behandeling van de tumor). De werkgroep hanteert de definitie van ≤5 zichtbare extracraniële metachrone metastasen en een serum testosteron van >50 nmol/L. Naast chirurgie is stereotactische radiotherapie een mogelijke behandeling, waarmee een lokale controle van circa 80% kan worden bereikt. Waarschijnlijk leidt een radicale locale behandeling van oligometastasen slechts in een zeer klein percentage tot curatie. Echter, het verlengen van de progressie-vrije overleving en/of het uitstel van systemische behandeling kan ook een eindpunt zijn voor deze patiënten.

 

 

Laag1 GRADE

Radicale behandeling van metachrone oligometastasen leidt mogelijk tot een langere ADT-vrije overleving in vergelijking met een conservatief beleid in patiënten met biochemisch recidief na primaire behandeling van prostaatcarcinoom.

 

Bronnen: (Ost, 2018)

 

 

 

Laag2 GRADE

Radicale behandeling van metachrone oligometastasen leidt mogelijk tot een langere tijd tot PSA-progressie in vergelijking met een conservatief beleid in patiënten met biochemische recidief na primaire behandeling van prostaatcarcinoom.

 

Bronnen: (Ost, 2018)

 

 

 

Zeer laag3 GRADE

Het is onduidelijk wat het effect is van radicale therapie van metachrone oligometastasen op het voorkomen van toxiciteit gerelateerde events in patiënten met biochemische recidief na primaire behandeling van prostaatcarcinoom. Events gerelateerd aan toxiciteit komen voor na radicale therapie van metachrone oligometastasen.

 

Bronnen: (Ost, 2018)

 

 

 

Zeer laag4 GRADE

Het is onduidelijk of er een verschil is in kwaliteit van leven tussen patiënten die zijn behandeld met radicale therapie van metachrone oligometastasen in vergelijking met een conservatief beleid in patiënten met biochemisch recidief na primaire behandeling van prostaatcarcinoom.

 

Bronnen: (Ost, 2018)

De systematische literatuurzoekactie levert slechts één recente multicenter fase II trial op (Ost, 2018). In deze RCT wordt de effectiviteit van radicale therapie voor de behandeling van metachrone oligometastasen bepaald in patiënten met asymptomatisch prostaatcarcinoom en behandelbaar biochemisch recidief. Patiënten kwamen in aanmerking voor deelname wanneer zij een met curatieve intentie behandeld prostaatcarcinoom hadden, met aanwezigheid van een PSA recidief zoals gedefinieerd door de European Association of Urology, maximaal drie extracraniële metastasen (N1 of M1) gediagnosticeerd op een choline PET-CT, een gecontroleerde primaire tumor en een WHO-performance status 0 tot 1. De volgende exclusiecriteria werden gehandhaafd: een testosteronspiegel <50 nmol/L, symptomatische uitzaaiingen, eerdere metastase gerichte therapie, prostaat-specifieke antigeen recidief tijdens actieve systemische therapie (LHRH analoog of antagonist, androgeen receptor blokker of oestrogeen), eerdere behandeling met een cytotoxisch middel voor prostaatcarcinoom of behandeling in de afgelopen maand met middelen die de PSA-spiegel beïnvloeden. Een negatieve mpMRI of negatieve biopsie van de prostaat (bed) was verplicht (zelfs als choline PET-CT negatief was op het niveau van de prostaat).

 

In totaal werden 62 patiënten gerandomiseerd verdeeld over twee groepen middels blokrandomisatie. Een groep werd observationeel gevolgd (n= 31) en de andere groep kreeg metastase-gerichte therapie (radiotherapie of chirurgie) op alle gedetecteerde laesies (n=31). Patiënten in de observatiegroep kregen elke drie maanden een klinisch onderzoek en een serum PSA-meting. Patiënten in de metastase-gerichte therapiegroep werden behandeld met de intentie om alle gedetecteerde laesies te behandelen middels radicale chirurgie of radiotherapie. De keuze voor chirurgie of radiotherapie werd bepaald in overleg met de patiënt en het multidisciplinaire behandelteam. Er werd gestreefd om een minimaal invasieve techniek te gebruiken, maar dit was niet verplicht. Na de metastase-gerichte therapie was de follow-up gelijk aan de groep die werd geobserveerd. Bij bekkenklier- metastasen, in geval van eerdere lymfeklier dissectie of radiotherapie van het bekken, werden de verdachte lymfeklieren verwijderd. Indien er geen eerdere lymfeklierdissectie had plaatsgevonden, kregen patiënten een bilaterale operatieve salvage behandeling van de lymfeklieren in de bekkenregio. Patiënten in beide groepen werden om de 3 maanden onderzocht op toxiciteit en PSA-progressie tot het primaire eindpunt was bereikt. Choline PET-CT werd herhaald bij PSA stijging of symptomatische progressie. Een significantie niveau p< 0,20 wordt gehanteerd.

 

De volgende voor de werkgroep relevante primaire uitkomstmaat werd geanalyseerd: ADT- vrije overleving, gedefinieerd als de tijd tussen randomisatie en start systemische, palliatieve ADT of overlijden. De indicaties om met ADT te starten waren: symptomatische progressie, progressie tot meer dan drie metastasen of lokale progressie van de gedetecteerde baseline metastasen. De volgende voor de werkgroep relevante secundaire uitkomstmaten werden geanalyseerd: PSA-progressie, gedefinieerd als een toename in PSA van ≥25%, of een toename van ≥2 ng/mL wanneer PSA op baseline 2 ng/mL was, of een toename van ≥25% wanneer PSA op baseline <2 ng/mL was. Lokale progressie van botmetastasen werd bepaald aan de hand van de MD Anderson Cancer Center-criteria, waarbij een toename van ≥25% in de grootte van de laesies op de CT werd beschouwd als progressie. Lokale progressie van de weke delen werd gedefinieerd als een toename in omvang van ≥20% van de tumor met een minimale absolute toename van 5 mm. Kwaliteit van leven werd gemeten met behulp van de EORTC QLQ-C30 en de QLQ-PR25 vragenlijst. Toxiciteit werd bepaald in de radicale behandelgroep aan de hand van de Common Terminology Criteria for Adverse Events versie

4.0 en de Clavien-Dindo classificatie.

 

Resultaten

ADT-vrije overleving

De ADT-vrije overleving in de groep patiënten die observationeel werd gevolgd in de tijd was 13 maanden (80%BI= (12 tot 15 maanden]) en voor de groep patiënten die werd behandeld met radicale therapie was de ADT-vrije overleving 21 maanden (80%BI =(14 tot 29 maanden)). De intention to treat analyse liet zien dat het verschil in ADT-vrije overleving tussen beide groepen significant verschilde, Hazard Ratio (HR)= 0,60 (95%BI= (0,31 tot 1,13)), log-rank p= 0,11.

 

Tabel 1 Indicaties voor starten Androgene Deprivatie Therapie

Indicatie

Observatiegroep (n=31)

Radicale therapiegroep (n=31)

Nog niet gestart

6 (19%)

12 (39%)

Polymetastase

15 (55%)

19 (61%)

Lokale Progressie

6 (23%)

0 (-)

Symptomatische progressie

3 (10%)

0 (-)

 

PSA-progressie

De verandering in PSA-waarden werd bepaald drie maanden na randomisatie. In de groep patiënten behandeld met radicale therapie nam in 74% van de patiënten de PSA-waarde af, in de groep patiënten die observationeel werd gevolgd was in 42% van de patiënten een afname in PSA-waarde gevonden. De intention to treat analyse liet zien dat de mediane tijd tot PSA-progressie in de observationele groep 6 maanden (80%BI= (4 tot 7 maanden)) was, in de radicale therapie groep was de mediane tijd tot PSA progressie 10 maanden (80%BI= (0,36 tot 0,76)). De mediane tijd tot PSA-progressie verschilde tussen beide groepen (HR= 0,52; 80%BI= (0,36 tot 0,76); p=0,02), waarbij de tijd tot PSA-progressie langer duurde in de radicale therapie groep.

 

Toxiciteit

Toxiciteit werd onderzocht in de groep patiënten die werd behandeld met radicale therapie.

De per-protocol analyse liet zien dat zes patiënten (17%) behandeld met radicale therapie

een graad 1 toxiciteit hadden. Er werden geen ≥ graad 2 events voor toxiciteit gevonden. De events die werden gevonden in de radiotherapiegroep waren tijdelijke diarree (n=1) en tijdelijke spierpijn (n=1). Eén patiënt ontwikkelde borstwandpijn na laparoscopische chirurgie van longmetastasen. Andere events waren hypaesthesie van de genitofemorale zenuw (n=1), lymforrhoe (n=1) en scrotum- en penis oedeem (n=1).

 

Kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven werd in beide groepen bepaald. De kwaliteit van leven vragenlijst werd op baseline door 60 van 62 patiënten ingevuld (97%), door 55 patiënten (89%) op drie maanden en door 52 patiënten (84%) op één jaar. De intention to treat analyse laat zien dat er geen statistisch significante, of klinisch relevante verschillen waren in gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven op de verschillende meetmomenten tussen patiënten die observationeel werden gevolgd en patiënten die werden behandeld met radicale therapie voor oligometastasen.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht (GRADE-methodiek) is bepaald per uitkomstmaat, de nummering verwijst naar de opeenvolgende literatuurconclusies:

  1. ADT-vrije overleving: de bewijskracht van de uitkomstmaat is met twee niveaus verlaagd vanwege ernstige imprecisie (te geringe studieomvang). De bewijskracht is ‘LAAG’.
  2. PSA-progressie: de bewijskracht van de uitkomstmaat is met twee niveaus verlaagd vanwege ernstige imprecisie (te geringe studieomvang). De bewijskracht is ‘LAAG’.
  3. Toxiciteit: de bewijskracht van de uitkomstmaat is met twee niveaus verlaagd vanwege ernstige imprecisie (te geringe studieomvang en verschillende behandelingen) en met één niveau vanwege hoge risico op bias (geen blindering van data-analist en patiënten). De bewijskracht is ‘ZEER LAAG’.
  4. Kwaliteit van leven: de bewijskracht van de uitkomstmaat is met twee niveaus verlaagd vanwege ernstige imprecisie (te geringe studieomvang en verschillende behandelingen) en met één niveau vanwege hoog risico op bias (geen blindering van data-analist en patiënten). De bewijskracht is ‘ZEER LAAG’.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag: Wat zijn de (on)gunstige effecten van radicale behandeling (chirurgie/radiotherapie) ten opzichte van een conservatief beleid in de behandeling van metachrone oligometastasen in patiënten met prostaatcarcinoom?

 

Zoekvraag

Wat zijn de (on)gunstige effecten van radicale behandeling (chirurgie/radiotherapie) ten opzichte van een conservatief beleid in de behandeling van metachrone oligometastasen in patiënten met prostaatcarcinoom?

 

P: (patiënten) volwassen patiënten (≥18 jaar) met prostaatcarcinoom en metachrone oligometastasen;

I: (interventie) radicale behandeling (chirurgie of radiotherapie); C: (comparison)conservatief beleid;

O: (outcome) totale overleving, tumor recidief, progressie-vrije overleving, complicaties en/of bijwerkingen, pijn, kwaliteit van leven.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte totale overleving een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat; uitstel ADT, tumor recidief, progressie-vrije overleving, bijwerkingen (erectiele disfunctie), complicaties en kwaliteit van leven voor de besluitvorming zijn daarnaast ook belangrijke uitkomstmaten.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID, Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 22 oktober 2018 met relevante zoektermen gezocht vanaf het jaar 2000 naar systematische reviews (SR’s), RCT’s en observationeel vergelijkend onderzoek die de toegevoegde waarde van radicale behandeling van oligometastasen vergelijken met conservatieve therapie in de behandeling van patiënten met diverse stadia van prostaatcarcinoom. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 370 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: volwassenen met oligometastasen na primair behandeld prostaatcarcinoom, behandeld met radicale chirurgie of radiotherapie versus conservatief beleid, vergelijkend onderzoek en selectie van een door de werkgroep geselecteerde uitkomstmaat. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 13 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 11 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en één studie definitief geselecteerd. Er is één gerandomiseerd fase II onderzoek naar voren gekomen uit de systematische literatuuranalyse (Ost, 2018). De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidence tabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.

  1. 1 - Aaronson NK, Ahmedzai S, Bergman B, et al: The European Organization for Research and Treatment of Cancer QLQ-C30: A quality-of-life instrument for use in international clinical trials in oncology. J Natl Cancer Inst 85:365-376, 1993.
  2. 2 - Bellmunt J, Bolla M, et al: EAUESTRO- SIOG guidelines on prostate cancer. Part II: Treatment of relapsing, metastatic, and castrationresistant prostate cancer. Eur Urol 71:630-642, 2017.
  3. 3 - Costelloe CM, Chuang HH, Madewell JE, et al: Cancer response criteria and bonemetastases: RECIST 1.1, MDA and PERCIST. J Cancer 1:80-92, 2010.
  4. 4 - Decaestecker K, Meerleer G De, Lambert B et al. Repeated stereotactic body radiotherapy for oligometastatic prostate cancer recurrence. Radiat Oncol 2014; 9: 1–10.
  5. 5 - Jereczek-Fossa BA, Fanetti G, Fodor C et al. Salvage stereotactic body radiotherapy for isolated lymph node recurrent prostate cancer: single institution series of 94 consecutive patients and 124 lymph nodes. Clin Genitourin Cancer 2017; 15: e623–32.
  6. 6 - Ost P, Reynders D, Decaestecker K, Fonteyne V, Lumen N, De Bruycker A, Lambert B, Delrue L, Bultijnck R, Claeys T, Goetghebeur E, Villeirs G, De Man K, Ameye F, Billiet I, Joniau S, Vanhaverbeke F, De Meerleer G. Surveillance or Metastasis-Directed Therapy for Oligometastatic Prostate Cancer Recurrence: A Prospective, Randomized, Multicenter Phase II Trial. J Clin Oncol. 2018 Feb 10;36(5):446-453. doi: 0.1200/JCO.2017.75.4853. Epub 2017 Dec 14. PubMed PMID: 29240541.
  7. 7 - Mitropoulos D, Artibani W, Graefen M, et al: Reporting and grading of complications after urologic surgical procedures: An ad hoc EAU guidelines panel assessment and recommendations. Eur Urol 61: 341-349, 2012.
  8. 8 - Muldermans JL, Romak LB, Kwon ED, Park SS, Olivier KR. Stereotactic body radiation therapy for oligometastatic prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2016; 95: 696–702.
  9. 9 - Ost P, Reynders D, Decaestecker K, Fonteyne V, Lumen N, De Bruycker A, Lambert B, Delrue L, Bultijnck R, Claeys T, Goetghebeur E, Villeirs G, De Man K, Ameye F, Billiet I, Triggiani L, Alongi F, Buglione M et al. Efficacy of stereotactic body radiotherapy in oligorecurrent and in oligoprogressive prostate cancer: new evidence from a multicentric study. Br J Cancer 2017; 116: 1–6.
  10. 10 - Vilela RA, Navarro NF, Faria ET, Ferreira EB, Ruzza RZ, Gadia R, Guerra ENS, Reis PEDD. Use of stereotactic body radiation therapy for oligometastatic recurrent prostate cancer: A systematic review. J Med Imaging Radiat Oncol. 2018 Oct;62(5):692-706. doi: 10.1111/1754-9485.12747. Epub 2018 May 28. PubMed PMID: 29808571.

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)

Study reference

Study characteristic

s

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

 

Ost, 2018

Type of study: RCT

 

Setting: Multicentre

 

Country: Belgium

 

Source of funding: Ipsen, Ferring Pharmaceutic als

Inclusion criteria:

Criteria met by eligible patients included pathologically confirmed PCa treated with curative intent (radical prostatectomy, primary radiotherapy, or a combination of both),

followed

by a prostate- specific antigen (PSA) relapse as defined by European Association

of Urology criteria2; up to three extracranial metastases (any N1

or M1)

diagnosed on choline positron

emission

Describe intervention (treatment/procedure/ test):

 

MDT group were treated with the intent to eradicate all

visible metastatic

deposits with metastasectomy or stereotactic body radiotherapy

(SBRT).

Describe control (treatment/procedure/ test):

 

underwent every-3- months

clinical examination and serum PSA

measurement

Length of follow-up: 54 months

 

Loss-to-follow-up:

N=5 lost to follow up, not described in which study arm. No reasons reported

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

ADT-free survival;:

HR= 0,60 (95%BI= [0,31

tot 1,13]), log-rank p= 0,11;

 

 

PSA-progression

HR= 0,52; 80%BI= [0,36 tot 0,76]; p=0,02;

 

Toxicity I: 17% C: -

 

Quality of life: MD: P>0,20

Authors’ conclusions: ADT-free survival was longer with MDT than with surveillance alone for oligorecurrent PCa, suggesting that MDT should be explored further in phase III trials.

 

 

 

tomography– computed tomography (PET-CT); a

treated and controlled primary tumor; WHO

performance status 0 to 1; and willingness to provide signed informed consent.

 

Exclusion criteria: Patients with testosterone levels,50 ng/mL or with

symptomatic metastases, and those who had had previous MDT, a PSA

relapse while receiving an active systemic treatment (luteinizing hormone– releasing hormone agonist, luteinizing

hormone–

 

 

 

 

 

 

releasing hormone antagonist, anti-androgen,

or estrogen), previous treatment with a cytotoxic agent for

PCa, or

treatment during the past month with products known to influence

PSA levels (eg, fluconazole, finasteride, corticosteroids, and so

forth) were considered ineligible

 

N total at baseline: Intervention: 31

Control: 31

 

Important prognostic factors2: Characteristics for modified intention-to-

treat:

 

 

 

 

 

 

 

Median age

 

 

 

 

 

(range):

I: 60.8 (43-75)

C: 63.3 (47-79)

PSA at PCa

diagnosis

I: 12.1 (2.5-36.2)

C: 22.0 (3.5-

114.0)

Groups

comparable at

baseline?

Yes

 

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Research question: Wat zijn de (on)gunstige effecten van radicale therapie in de behandeling van oligometastasen bij patienten met prostaatcarcinoom in vergelijking met conservatief beleid

Study reference

 

 

 

(first author, publicatio

n year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2

 

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

 

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?6

 

 

 

(unlikely/likely/uncle ar)

Ost, 2018

Patients were randomly assigned (1:1) to either surveillance or MDT of all detected lesions, according to pregenerated sequences produced on

the principle of randomly permuted blocks with variable block sizes of two

and four..

Unlikely

Likely

Likely

Likely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

  1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
  2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules.
  3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
  4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
  5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear.
  6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

 

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Systematische reviews

Vilela, 2018

SR includeert geen vergelijkend onderzoek (single-arm cohort)

Ost, 2015

SR includeert geen vergelijkend onderzoek (single-arm cohort)

Yao, 2014

SR includeert geen vergelijkend onderzoek (single-arm cohort)

RCT’s

Pasqualetti, 2018

Geen vergelijkend onderzoek

Wu, 2016

Geen vergelijkend onderzoek

Pasqualetti, 2016

Geen vergelijkend onderzoek

Ost, 2016

Geen vergelijkend onderzoek

Supiot, 2015

Is een studieopzet voor RCT

Observationeel

Muldermans, 2016

Geen vergelijkend onderzoek

Muacevic, 2013

Geen vergelijkend onderzoek

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-01-2020

Laatst geautoriseerd  : 30-01-2020

Geplande herbeoordeling  :

Bij het opstellen van de module heeft de werkgroep een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijnmodule komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

Module1

Regiehouder(s)2

Jaar van

autorisatie

Eerstvolgende beoordeling

actualiteit richtlijn3

Frequentie van beoordeling

op actualiteit4

Wie houdt er toezicht

op actualiteit5

Relevante factoren voor

wijzigingen in aanbeveling6

Oligometastasen

NVU

2019

2024

Modulair onderhoud

NVU

Ontwikkeling nieuwe therapieën of

nieuwe publicaties

1 Naam van de module

2 Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

3 Maximaal na vijf jaar

4 (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

5 regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

6 Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • ProstaatKankerStichting

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

Patiënten participatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Werkgroep

  • Dr. T.M. de Reijke, uroloog, werkzaam in het Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC, NVU, voorzitter
  • Prof. dr. J.O. Barentsz, radioloog, werkzaam in het RadboudUMC, NVvR
  • Drs. J.L.L.M. Coenen, internist-oncoloog, werkzaam bij Isala, NIV
  • Dhr. R. van der Giessen, patiënten vertegenwoordiger, Prostaatkankerstichting
  • Prof. dr. J.A. Gietema, internist-oncoloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV
  • Prof. dr. L. Incrocci, radiotherapeut-oncoloog, werkzaam in het Erasmus Medisch centrum, NVRO
  • Dr. M.J.R. Janssen, nucleair geneeskundige, werkzaam in het RadboudUMC, NVNG
  • Dr. G.J.L.H. van Leenders, patholoog, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum, NVvP
  • Prof. dr. R.J.A. van Moorselaar, uroloog, werkzaam in het Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, NVU
  • Drs. H. Niekus, patiënten vertegenwoordiger, Prostaatkankerstichting
  • Dr. I. van Oort, uroloog, werkzaam bij het RadboudUMC, NVU
  • Dr. I. Schoots, radioloog, werkzaam bij het Erasmus MC, NVvR
  • C. Tillier, verpleegkundig specialist urologie, V&VN
  • Drs. H.A.M. Vanhauten, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen, radiotherapeut-oncoloog, NVRO
  • Dr. E. Vegt, nucleair geneeskundige, werkzaam in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, NVNG

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. I. Mostovaya, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. W.J. Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen

actie

de Reijke

Uroloog, Amsterdam UMC,

locatie AMC

Geen

AMGEN, Ferring, Astellas, Janssen

Geen actie

van Leenders

Patholoog, Erasmus

MC, Rotterdam

Geen

Consulent Roche

(betaald)

Geen actie

Van Oort

Uroloog, RadboudUMC

Nijmegen

Geen

Astellas, Janssen,

Bayer, Sanofi,

Mdxhealth

Geen actie

Vegt

Nucleair geneeskundige NKI-

AVL, Amsterdam

Geen

Geen

Geen actie

Coenen

Internist, medisch oncoloog Isala,

Zwolle

Lid adviesraad cabazitaxel; Sanofi (betaald 1x / jaar)

-

Geen actie

Tillier

Verpleegkundig Specialist Urologie, NKI-AVL,

Amsterdam

Geen

Geen

Geen actie

van Moorselaar

Uroloog, Amsterdam UMC,

locatie VUmc

Geen

adviescommissie: Astellas, Bayer,

Janssen, Sanofi

Geen actie

Barentsz

radioloog, RadboudUMC

Nijmegen

Geen

-

Geen actie

Gietema

Internist-oncoloog Universitair Medisch

Centrum Groningen

Geen

Geen

Geen actie

Niekus

Patiënt/Donateur PKS/lid kwaliteitscommissie

PKS

Geen

Kapitaal in

belegginsdossier in allerlei regio's.

Geen actie

Schoots

Radioloog ErasmusMC,

Rotterdam

Geen

Geen

Geen actie

Incrocci

Radiotherapeut, ErasmusMC,

Rotterdam

Geen

Geen

Geen actie

Vanhauten

Radiotherapeut, UMC Groningen.

Geen

2017 spreker diversen nascholing < 10 uur op jaarbasis, vergoeding en

onkostenvergoeding

Geen actie

Giessen

Gepensioneerd. Geen bestaand dienstverband.

Als vrijwilliger lid van: Kwaliteitscommissie ProstaatKankerStichting (PKS)

Geneesmiddelencommissie NFK

Onbetaalde functies

Uitkomst richtlijnen kan geen financieel voordeel opleveren. In bezit: beperkt aantal aandelen

Novartis ( geen speler in PC)

Geen actie

Janssen

Nucleair geneeskundige, RadboudUMC Nijmegen

  • Voorzitter onderwijscommissie NVNG, onbetaald
  • Lid commissie Wetenschappelijke Ontmoetingen NVNG, onbetaald

-Lid onderwijscommissie

NVvR, onbetaald

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door een afgevaardigde van een patiëntenvereniging, de ProstaatKankerStichting, in de werkgroep te laten participeren.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van het ontwikkelproces is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodule en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de module in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De implementatietabel is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze module is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap- voor-stap beschrijving hoe een evidence-based module tot stand komt, wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Uit de inventarisatie van de knelpunten door werkgroep/commissie Prostaatcarcinoom van de NVU (2017) bleek dat er een noodzaak was voor (revisie) van deze richtlijnmodule.

 

Uitgangsvraag en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse is door de werkgroepleden en de adviseur een uitgangsvraag opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Aan de hand van specifieke zoektermen werd gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De geselecteerde databases waarin is gezocht en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie is opvraagbaar bij de Richtlijnendatabase, zie het tabblad Zoekverantwoording voor verdere details.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration:

  • AMSTAR – voor systematische reviews.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Indien van toepassing: bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor: Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij één van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en welke worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE- methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

Bij de ontwikkeling van de module is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die een randvoorwaarde zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur).

Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag, randvoorwaarden die van invloed zijn op de implementatie van de aanbeveling zijn opgenomen in de implementatietabel.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze module is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvraag. Er is nagegaan of (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Mocht dit bij deze module het geval zijn, dan is er een aanbeveling voor het doen van onderzoek opgenomen in de bijlage Kennislacunes. Deze bijlage is te vinden onder de aanverwante producten.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, instanties en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve module werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. De commentaartabel is op te vragen bij het Kennisinstituut via: secretariaat@kennisinstituut.nl

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html2012.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbo ok.html. 2013.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Castratie-resistent prostaatcarcinoom