Prostaatcarcinoom - Te verwachten uitkomsten bij radicale prostatectomie
Uitgangsvraag
Wat zijn de te verwachten uitkomsten bij radicale prostatectomie?
Aanbeveling
Voor het bepalen van de plaats van radicale prostatectomie als behandeloptie bij patiënten met gelokaliseerd prostaatcarcinoom worden de voor- en nadelen van de verschillende behandelopties besproken, waaronder ook uitwendige radiotherapie en brachytherapie, afgewogen tegenover actief volgen en waakzaam afwachten.
Relatie tussen volume en kwaliteit met betrekking tot radicale prostatectomie
Radicale prostatectomie wordt bij voorkeur verricht in instellingen waar deze ingreep regelmatig wordt uitgevoerd. Volgens de huidige kwaliteitsnormen van de NvU moet men minstens 20 procedures per jaar verrichten per locatie om deze ingreep te mogen verrichten. Harde criteria die deze getallen ondersteunen zijn er niet, hoewel in grotere series de morbiditeit kleiner lijkt wanneer er meer ingrepen worden verricht. Om goede resultaten te verkrijgen en te behouden is het zaak dat de procedure regelmatig door een vast team wordt verricht.
Overwegingen
Resultaten na radicale prostatectomie zijn afhankelijk van T-stadium, iPSA en Gleason score en van de chirurgische ervaring. Bedacht moet worden dat veel grote series resultaten geven van patiënten die behandeld werden in de tijd dat er nog geen uitgebreide stagering mogelijk was door beperkte beeldvorming, nog niet bekend zijn van PSA-bepalingen en ontbreken van de Gleason indeling.
Het is noodzakelijk dat de operaties door een vast team uitgevoerd worden en dat minimaal 20 procedures per jaar verricht worden en dat de gegevens van de operatie ingevoerd worden in de landelijke database. Belangrijk is dat bij de voorlichting aan de patiënt de eigen resultaten van de chirurgische behandeling besproken worden.
Onderbouwing
Conclusies
Het is aannemelijk dat de 10-jaars (totale) overleving van patiënten met een gelokaliseerd prostaatcarcinoom na radicale prostatectomie ongeveer 75% is en de 15-jaars overleving ongeveer 60% en daarmee gelijk aan de te verwachten overleving bij mannen in dezelfde leeftijdsgroep zonder kanker. De ziekte-vrije overleving 10 jaar na radicale prostatectomie is ongeveer 75%.
Niveau 2 B Zincke 1994, Han 2001, Hull 2002, Swanson 2002, Stephenson 2011
Het is aannemelijk dat er na een radicale prostatectomie minder complicaties zijn, wanneer deze operatie uitgevoerd wordt in een hoog-volume ziekenhuis en door een uroloog (team) die de ingreep regelmatig verricht.
Niveau 2 B Ellison 2000, Hu 2006, Begg 2002
De werkgroep is van mening dat er geen relatie is aangetoond tussen oncologische resultaten en aantal verrichte procedures (open of laparoscopisch).
Niveau 4
Er zijn geen aanwijzingen voor verschillen in oncologische resultaten na open, laparoscopische of robot-geassisteerde operaties.
Niveau 2 A2 Ficarra 2009, Tewari 2012
Volgens de NvU kwaliteitsnormen wordt het aanbevolen om tenminste 20 procedures per jaar te verrichten.
Niveau 4
Welk type operatie geeft de beste resultaten?
Het is aannemelijk dat het aantal positieve snijvlakken lager is na RALP dan na open prostatectomie of conventionele laparoscopie.
Niveau 2 A Tewari 2012
Het is aangetoond dat de continentie 12 maanden na operatie significant beter is na RALP vergeleken met laparoscopische of open operatie.
Niveau 1 A Ficarra 2012-1, A Ficarra 2012-2, A Asimakopoulos 2011
Het is aangetoond dat het aantal bloedtransfusies na RALP lager is dan na laparoscopische of open operatie.
Niveau 1 A Novara 2012
Het is aannemelijk dat het herstel van erectiele functie sneller is na RALP in vergelijking met laparoscopische operatie.
Niveau 2 B Porpiglia 2013
Samenvatting literatuur
Onder radicale prostatectomie wordt verstaan het verwijderen van de gehele prostaat inclusief [een gedeelte van] de zaadblaasjes. De behandeling kan zowel retropubisch als perineaal geschieden. Naast de open chirurgische techniek wordt [robot-geassisteerde] laparoscopische verwijdering van de prostaat in toenemende mate toegepast. Bij de zenuwsparende ingreep worden één of beide vaatzenuwstrengen dorsolateraal van de prostaat gespaard, waardoor de kans op erectiestoornissen afneemt. Dit is alleen mogelijk indien de aantoonbare tumor op ruime afstand van de vaatzenuwstreng gelegen is.
Voorafgaand aan de prostatectomie kan een lymfeklierdissectie plaatsvinden. Deze ingreep is geïndiceerd, wanneer de Gleason score >7, de PSA >10 ng/mL en er sprake is van een T3 tumor.
In het algemeen is de opnameduur 2-10 dagen en is er een periode van reconvalescentie. Voor Nederland zijn geen exacte cijfers bekend wat betreft deze twee zaken.
Radicale prostatectomie is de therapie waartegen andere behandelingsvormen worden afgezet, met als voordelen de pathologische stagering van het tumorproces achteraf en eenvoudige biochemische controle vanwege de te verwachten niet-detecteerbare PSA waarden na operatie.
In 1994 beschreven Zincke et al de 15 jaars resultaten na radicale prostatectomie bij patiënten met een klinisch beperkt carcinoom ≤T2c. De totale overleving na 10 en 15 jaar was respectievelijk 75% en 60% en gelijk aan de te verwachten mortaliteit bij een vergelijkbare leeftijdsgroep mannen zonder prostaatcarcinoom. Totale biochemisch- en klinisch recidief-vrije overleving waren na 10 en 15 jaar respectievelijk 52% en 40% en 72% en 61%. Patiënten met een hogere Gleason score hadden een slechtere overleving [93% voor Gleason score ≤3; 82% voor Gleason score 4-6; 71% voor Gleason score ≥7 na 15 jaar] [Zincke 1994].
De resultaten van Baltimore zijn beschreven door Han et al bij een groep van 2404 patiënten [behandeling in de periode 1982 tot 1999, volgperiode 1-17 jaar]. Bij 17% was sprake van een recidief, bij 9.7% alleen biochemisch, bij 7.5% klinisch. De totale ziekte-vrije overleving na 10 en 15 jaar was respectievelijk 74% en 66%. De auteurs maakten wat betreft post-operatief recidief een onderscheid in drie groepen: -Gleason score 4+3 en Gleason score 8-10; -Gleason score 3+4; en Gleason score <7, waarbij Gleason score 4+3 dezelfde resultaten had als 8 tot 10 en Gleason score 3+4 tussen de vorige groep en de groep Gleason score <7 in lag [Han et al 2001].
Hull analyseerde een groep van 1000 patiënten met een gelokaliseerd prostaatcarcinoom, allen geopereerd in de periode 1983-1998 door één uroloog. De gemiddelde volgperiode was 53.2 maanden, mediaan 46.9 met een spreiding van 1 tot 170 maanden. Bij alle patiënten werd ook een lymfeklierdissectie verricht. Na 10 jaar was 75% ziekte-vrij en 84.2% vrij van metastasen. Actuariële kanker-specifieke overleving na die periode was 97.6%. Significante prognostische factoren waren initiële PSA-waarde, Gleason score en klinisch stadium. Bij 12.8% waren de resectieranden niet vrij [Hull 2002].
Langetermijn resultaten worden beschreven in een artikel van Swanson. De minimale volgtijd was 22.5 jaar. De totale overleving was gelijk bij patiënten na radicale prostatectomie en bij gezonde mannen in dezelfde leeftijdsgroep [65% overleving na 15 jaar en 23% na 25 jaar]. Van de behandelde patiënten kreeg 37% een recidief en overleed 24% aan prostaatcarcinoom. Bij patiënten met een gelokaliseerd carcinoom was de recidiefkans 27% en bij de meer gevorderde carcinomen 83%. De mediane tijd tot recidief was 7 jaar, maar bijna de helft werd pas gevonden na meer dan 10 jaar [Swanson 2002].
Samenvatting van resultaten van studies naar radicale prostatectomie bij patiënten met gelokaliseerd prostaatcarcinoom
Referentie |
Aantal patiënten |
Resultaten |
Belangrijkste factor/voorspeller
|
Zincke 1994 |
3170 |
52% recidief-vrije overleving na 10 jaar en 40% na 15 jaar |
Gleason score [<4; 4-6; >6]
|
Han 2001 |
2404 |
74% recidief-vrije overleving na 10 jaar en 66% na 15 jaar |
Gleason score [4+3 tot 10; 3+4; <7] |
Hull 2002 |
1000 |
75% recidief-vrije overleving na 10 jaar |
iPSA; Gleason score en klinisch stadium |
Swanson 2002 |
131 |
Volgtijd minimaal 22.5 jaar. Gelijke overleving met gezonde mannen van zelfde leeftijd. |
Meer recidieven bij lokaal gevorderd carcinoom en bij hoger gegradeerde tumoren |
De resultaten van laparoscopische prostatectomie, al dan niet met de operatierobot, lijken bemoedigend, maar de volgtijd is nog betrekkelijk kort. De opnameduur kan met deze behandeling verminderd worden, evenals de reconvalescentie periode. De uitkomsten lijken gelijk aan die van open chirurgie, hoewel de bijwerkingen bij robot-geassisteerde minder lijken [Guillonneau et al 2003, Ficarra 2009, Tewari 2012, Novarra 2011].
Relatie tussen volume en kwaliteit met betrekking tot radicale prostatectomie
Het effect van volume bij radicale prostatectomie wegens prostaatcarcinoom is in een paar studies onderzocht voor de open procedure. Met betrekking tot de laparoscopische techniek zijn er geen goede studies voorhanden, maar over het algemeen wordt een leercurve van 50 procedures aangehouden en vervolgens dient deze procedure regelmatig uitgevoerd te worden door een vast team [Vasdev 2012].
Hu et al berichtten over een serie van 358 laparoscopische procedures [met en zonder robot] en zij concludeerden dat de chirurg een belangrijke rol speelde met betrekking tot het aantal complicaties, maar de morbiditeit verschilde niet veel in vergelijking met de open procedure [Hu 2006]. De postoperatieve mortaliteit is bij de open procedure laag. Meer relevante uitkomstmaten zijn de kans op morbiditeit of complicaties en de kans op adjuvante hormonale therapie.
Volume op het niveau van het ziekenhuis
Uit een aantal studies blijkt een statistisch significant omgekeerde relatie tussen het volume van open radicale prostatectomieën en de mortaliteit, kans op complicaties of adjuvante hormonale therapie. Het effect op de mortaliteit is in absolute zin echter zeer gering. Ook de effecten op de andere uitkomstmaten zijn beperkt.
Overzicht van studies naar prostatectomie op ziekenhuisniveau
Referentie |
Land |
Aantal patiënten/ ziekenhuizen |
Uitkomstmaat |
Aantal ingrepen per jaar |
Resultaten
|
Ellison, 2000 |
VS |
66693/1334 |
OR [95%BI] ziekenhuis mortaliteit |
<25 25 - 54 >54 |
1.78 [1.2-2.7] 1.71 [1.2-2.6] 1.0 |
Begg, 2002 |
VS |
11522/403 |
% 30-dagen mortaliteit / % post-operatieve complicaties |
1-33 34-61 62-107 114-252 |
0.5 / 32 0.5 / 31 0.5 / 30 0.5 [NS]/ 27 |
Hu, 2003 |
VS |
2292/1210 |
Adjusted odds ratio ziekenhuis complicaties |
<60 >60
|
1.0 0.84 [NS]
|
Ellison, 2005 |
VS |
12635/348 |
% adjuvante hormonale therapie / adjusted Hazard Ratio |
1-33 34-61 62-107 108-303
|
34.7 / 1.25 32.8 / 1.11 33.4 / 1.03 36.9 / 1.0
|
Volume op het niveau van de arts
Twee van de bovengenoemde studies hebben ook expliciet gekeken naar het effect van volume op niveau van de arts/chirurg. In beide studies werd een relatie tussen het volume en het percentage complicaties gevonden.
Overzicht van studies naar prostatectomie op artsniveau
Referentie |
Land |
Aantal patiënten/ ziekenhuizen |
Uitkomstmaat |
Aantal ingrepen per jaar
|
Resultaten
|
Begg, 2002 |
VS |
11522/999 |
% 30-dagen mortaliteit / % postoperatieve complicaties |
1-10 11-19 20-32 33-121 |
0.4 / 32 0.5 / 31 0.5 / 30 0.5 / 26 [NS] |
Hu, 2003 |
VS |
2292/1788 |
Adjusted odds ratio [95%BI] ziekenhuis complicaties |
<60 >60
|
1.0 0.53 [0.32-0.89]
|
Welk type operatie geeft de beste resultaten?
Zoals boven beschreven kan een radicale prostatectomie op verschillende manieren uitgevoerd worden: open, laparoscopisch en met behulp van de operatierobot (Robot-geassisteerde laparoscopische prostatectomie-RALP). Verschillende meta-analyses zijn uitgevoerd op de beschikbare data; het aantal gerandomiseerde studies is echter beperkt.
In een meta-analyse van Novara et al [2012] blijken de oncologische resultaten, d.w.z. positieve snijvlakken en biochemische recidieven, gelijk bij de verschillende operatietechnieken. In een meta-analyse van Tewari et al [2012] is het aantal positieve snijvlakken significant lager met de RALP t.o.v. laparoscopie en open chirurgie.
In een tweede meta-analyse van Novara et al [2012] werd gekeken naar de perioperatieve complicaties. Het bloedverlies en aantal bloedtransfusies is significant lager bij een RALP t.o.v. een open operatie. Het aantal bloedtransfusies is ook significant lager bij een RALP t.o.v. de laparoscopische ingreep.
Ficarra et al [2012-2] onderzochten de erectiele functie 12 maanden na een operatie en vonden significant minder erectiele disfunctie na RALP t.o.v. de open operatie. Het verschil tussen RALP en laparoscopie was niet significant verschillend.
In een tweede meta-analyse van Ficarra et al [2012-1] werd de urine continentie 12 maanden na de operatie vergeleken. Deze bleek significant beter te zijn na RALP dan na een laparoscopische operatie (OR: 2.39; p = 0.006) of open operatie (OR: 1.53; p = 0.03) te zijn.
In een gerandomiseerde studie werd de erectiele functie 12 maanden na operatie vergeleken in 128 mannen geopereerd met de robot (n=64) en de conventionele laparoscopie (n=64) [Asimakopoulos 2011]. De mogelijkheid om tot coïtus te komen was significant beter na RALP (32% vs. 77%, P < 0.0001).
Porpiglia et al [2013] vergeleken in een gerandomiseerde studie RALP met laparoscopie. In beide armen werden 60 patiënten geïncludeerd. De continentie was 3 maanden na de operatie 80% in de RALP groep en 61.6% in de laparoscopie groep (p = 0.044) en na 1 jaar was de continentie respectievelijk 95% en 83.3% (p = 0.042). Onder de pre-operatief potente mannen was het herstel van de erectiele functie 80% na RALP en 54.2% (p = 0.020) na conventionele laparoscopie.
Referenties
- 1 - Zincke H, Oesterling JE, Blute ML, et al. Long term (15 years) results after radical prostatectomy for clinically localized (stage T2c or lower) prostate cancer. J Urol 1994;152:1850-7.
- 2 - Han M, Partin AW, Pound CR, et al. Long-term biochemical disease-free and cancer-specific survival following anatomic radical retropubic prostatectomy. The 15-year John Hopkins experience. Urol Clin North Am 2001;28:555-65.
- 3 - Hull GW, Rabbani F, Abbas F, et al. Cancer control with radical prostatectomy alone in 1,000 consecutive patients. J Urol 2002;167:528-34.
- 4 - Swanson GP, Riggs MW, Earle JD. Long-term follow-up of radiotherapy for prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2004;59:406-11
- 5 - Guillonneau B, el-Fettouh H, Baumert H, et al. Laparoscopic radical prostatectomy: oncological evaluation after 1,000 cases at Montsouris Institute. J Urol 2003;169:1261-6.
- 6 - Hu JC, Nelson RA, Wilson TG, Kawachi MH, et al.Perioperative complications of laparoscopic and robotic assisted laparoscopic radical prostatectomy. J Urol 2006;175:541-6.
- 7 - Swanson GP, Riggs MW, Earle JD, Haddock MG. Long-term follow-up of radical retropubic prostatectomy for prostate cancer. Europ Urol 2002;42:212-6.
- 8 - Ellison LM, Heaney JA, Birkmeyer JD.The effect of hospital volume on mortality and resource use after radical prostatectomy. J Urol 2000;163:867-9.
- 9 - Begg CB, Riedel ER, Bach PB, Kattan MW, et al. Variations in morbidity after radical prostatectomy. N Engl J Med 2002;346:138-44.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 16-04-2014
Laatst geautoriseerd : 16-04-2014
Geplande herbeoordeling :
De ontwikkelingen op het gebied diagnostiek, behandeling en begeleiding van (mannen met) prostaatcarcinoom volgen elkaar in steeds sneller tempo op. Het schrijven van een (concept) richtlijn is nog niet klaar, of er verschijnen alweer nieuwe mogelijk relevante artikelen. Een deel van de tijdens de consultatiefase ontvangen commentaren op de concept richtlijn bevestigen dit beeld opnieuw. Het slechts eenmaal per vier of vijf jaar (volledig) reviseren van een richtlijn past hier niet meer bij. Snellere tussentijdse ‘modulaire’ revisies van specifieke onderdelen van een richtlijn hebben de toekomst.
De kerngroep richtlijn prostaatcarcinoom (bestaande uit aantal leden van de richtlijnwerkgroep en de procesbegeleider van IKNL) wil daarom ook na autorisatie van de richtlijn intact blijven. Deze kerngroep vergadert tenminste eenmaal per jaar (zo nodig vaker) om op basis van eigen inzichten en/of signalen uit het veld te beoordelen of hernieuwde aanvulling en/of revisie van (onderdelen van) de richtlijn gewenst is. Als dat aan de orde is, zal de kerngroep de meest bij het desbetreffende onderwerp betrokken vereniging(en) verzoeken de revisie te financieren, bijvoorbeeld door middel van een hierop gericht beroep op SKMS gelden.
Algemene gegevens
Initiatief
Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
Organisatie
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)
Betrokken verenigingen
Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) / Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO)
Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
ProstaatKankerStichting
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
Autoriserende verenigingen (autorisatie in aanvraag)
Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
De volgende verenigingen stemmen in met de inhoud
ProstaatKankerStichting.nl en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties stemmen in met de inhoud van de richtlijn met uitzondering van de conclusies in het hoofdstuk Behandeling castratie-resistent prostaatcarcinoom (CRPC).
Financiering
De revisie van de richtlijn vond plaats op basis van een door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) aan de NVU toegekende subsidie.
Houderschap
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren.
Het Integraal Kankercentrum Nederland draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.
Juridische betekenis
De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.
Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden.
De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. Deze richtlijn is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek of consensus. Deze richtlijn bevat aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven voor mannen met (verdenking op) prostaatcarcinoom. Ongeveer 1 op de 9 mannen in Nederland krijgt ooit in zijn leven de diagnose prostaatcarcinoom. Dit zijn meer dan 10.000 patiënten per jaar en dit aantal neemt naar verwachting toe tot meer dan 17.000 patiënten in 2020. Bijna de helft (48%) van alle patiënten is 70 jaar of ouder.
De aanbevelingen betreffen zowel diagnostiek (inclusief lokaal recidief), behandeling als begeleiding. Het onderwerp behandeling is opgesplitst in modules met betrekking tot de stadia T1-2 Nx-0 Mx-0, T3-4 Nx-1 M0, M1a-c, castratie-resistent prostaatcarcinoom (CRPC), lokaal recidief.
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van mannen met (verdenking op) prostaatcarcinoom, zoals urologen, radiologen, nucleair geneeskundigen, pathologen, radiotherapeuten, internist-oncologen, oncologieverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, huisartsen, maatschappelijk werkers en psychologen.
Deze richtlijn is primair geschreven voor bovenstaande (groepen) professionals en daardoor mogelijk minder makkelijk leesbaar voor patiënten. Zoals onder het kopje ‘Inbreng patiëntenperspectief’ beschreven, is het patiëntenperspectief uiteraard wel meegenomen bij de revisie van deze richtlijn.
KWF Kankerbestrijding geeft makkelijker leesbare patiëntenbrochures uit, die gebaseerd zijn op door IKNL gepubliceerde richtlijnen. Naar aanleiding van het verschijnen van een geheel of gedeeltelijk gereviseerde richtlijn bepaalt KWF of de bestaande patiëntenbrochure herzien wordt.
Samenstelling werkgroep
Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen of namens patiëntenverenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is zo veel mogelijk rekening gehouden met landelijke spreiding en inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen.
Leden werkgroep richtlijn 2013:
Kernteam
- Prof. dr. Th.M. de Reijke, uroloog, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
- Prof. dr. R.J.A. van Moorselaar, uroloog, VU Medisch Centrum Amsterdam
- Prof. dr. M. van Vulpen, radiotherapeut-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht
Overige leden
- Prof. dr. J.O. Barentsz, radioloog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud Nijmegen
- Drs. J.L.L.M. Coenen, medisch oncoloog, Isala klinieken, Zwolle
- Prof. dr. J.A. Gietema, medisch oncoloog, Universitair Medisch Centrum, Groningen
- Mw. dr. C.A. Hulsbergen-van de Kaa, patholoog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud,
- Nijmegen
- Dr. L. Incrocci, radiotherapeut, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
- Dr. I.J. de Jong, uroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen
- C. Laarakker, ProstaatKankerStichting
- Mw. dr. I. van Oort, uroloog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
- Prof. dr. R.C.M. Pelger, uroloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
- Mw. dr. E. Rociu, radioloog, St. Franciscus Gasthuis, Rotterdam
- Mw. C. Tillier, verpleegkundig specialist, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Amsterdam
- J. Vierdag, ProstaatKankerStichting
- Drs. R. Vink, patholoog, Stichting Laboratorium voor Pathologie, Enschede
- Dr. W.V. Vogel, nucleair geneeskundige, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Amsterdam
Naast bovenstaande leden maakte dr. E. van Lin (radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen) in eerste instantie ook deel uit van de werkgroep.
Behalve bovenstaande leden van de werkgroep heeft ook een aantal niet leden (op onderdelen) een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze richtlijn. De werkgroep dankt in het bijzonder:
Prof. dr. C.H. Bangma en dr. M.J. Roobol (afdeling urologie Erasmus MC Rotterdam) voor hun bijdrage aan het hoofdstuk over screening en vroeg-detectie; Radiotherapeuten dr. J.L. Noteboom (UMC Utrecht), dr. F.J. Pos (NKI-AvL) en drs. H.A.M. Vanhauten (UMC Groningen) voor hun bijdragen aan de paragrafen over radiotherapie, Arts-onderzoeker/promovendus drs. M. de Rooij (afdeling radiologie UMC St. Radboud Nijmegen) voor zijn bijdrage aan de paragraaf over beeldvorming, onderdeel MRI.
Medewerkers van IKNL waren verantwoordelijk voor de procesbegeleiding en secretariële ondersteuning.
Ondersteuning
- Drs. J. de Groot, adviseur, Integraal Kankercentrum Nederland
- Drs. T. van Vegchel, adviseur, Integraal Kankercentrum Nederland
- Mw. H.W.G. Hamelers-Paulus, secretaresse, Integraal Kankercentrum Nederland
Onderzoekers patiëntenparticipatie
- T. Brouwer, onderzoeker/GZ psycholoog, Brouwer Bruggenbouwer in de zorg (tot oktober 2012)
- T. de Lange MSc, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (vanaf oktober 2012)
- J. van de Meijden, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (vanaf oktober 2012)
- C.A.C.M. Pittens MSc, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (tot oktober 2012)
Belangenverklaringen
Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben een belangenverklaring ingevuld en daarbij aangegeven onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.
Inbreng patiëntenperspectief
Twee vertegenwoordigers van de ProstaatKankerStichting maakten deel uit van de richtlijnwerkgroep en leverden een actieve bijdrage aan met name de inventarisatie van knelpunten (beginfase) en het becommentariëren van concept teksten (eindfase). Een van beide vertegenwoordigers was actief betrokken bij het schrijven van concept teksten voor het hoofdstuk informatie en nazorg.
Onderzoekers van het Athena Instituut (Vrije Universiteit Amsterdam) bezochten de vergaderingen van de richtlijnwerkgroep in het kader van een project gericht op het optimaliseren van patiëntenparticipatie in richtlijnwerkgroepen.
Methode ontwikkeling
Consensus based
Implementatie
Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding van de richtlijn. Er wordt een mailing verstuurd naar de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de werkgroepen van IKNL. Ook is de richtlijn gepubliceerd op www.richtlijnendatabase.nl. Tevens is er een artikel of manuscript ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Ook in andere tijdschriften of bij bijvoorbeeld nascholingsbijeenkomsten wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht. Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen is er een samenvattingskaart van de richtlijn gemaakt. Daarnaast beschikt IKNL over een toolbox ter ondersteuning van de IKNL adviseurs netwerken c.q. professionals in het veld voor de implementatie van de richtlijn. De toolbox bevat:
Een overzicht van de aanbevelingen. De kernboodschappen (belangrijkste inhoudelijke boodschappen). Een basis PowerPoint presentatie voor IKNL adviseurs netwerken en werkgroepleden van deze richtlijn. Een implementatieplan voor deze richtlijn (incl. indicatoren voor evaluatie van deze richtlijn). Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van belemmerende en bevorderende factoren voor de implementatie. Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste doelgroepen en (adviezen voor) concrete acties om implementatie te bevorderen. Een training aan de IKNL adviseurs netwerken.
Evaluatie
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn zijn indicatoren voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn opgesteld. Met gegevens uit de NKR en eventuele andere bronnen (NVU registratie, het door KWF gesubsidieerde IKNL/UMC St. Radboud onderzoek naar de kwaliteit van prostaatkankerzorg in Nederland dat eind 2013 start) worden deze indicatoren geregistreerd. Hiermee wordt vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De resultaten van de evaluatie kunnen aanknopingspunten vormen voor de volgende revisie van de richtlijn en/of voor tussentijdse aanpassing van het implementatieplan.
Werkwijze
Gebaseerd op de uitkomsten van een knelpunteninventarisatie in het veld, formuleerde de werkgroep een aantal uitgangsvragen voor evidence based revisie. Voor de desbetreffende onderdelen zorgde een externe methodoloog/onderzoeker (in overleg met een aantal direct betrokken werkgroepleden) voor de systematische literatuursearch, selectie, beoordeling en beschrijving van relevante literatuur en de daaruit voortvloeiende conclusies. De werkgroep formuleerde vervolgens de bijbehorende overige overwegingen en aanbevelingen.
Voor de overige (niet evidence based uitgewerkte) onderdelen vond een “consensus-based” revisie plaats, waarbij werkgroepleden zelf de literatuursearch uitvoerden, zorgden voor selectie, beoordeling en beschrijving van literatuur. Voor bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld het nieuwe hoofdstuk ‘Screening en vroeg-detectie’, werd daarbij een beroep gedaan op specifieke expertise van niet-werkgroepleden.
Eind mei 2013 nodigde de werkgroep diverse betrokkenen uit het veld uit om vóór medio augustus commentaar te geven op de concept versie van de richtlijn. Circa veertig respondenten (zowel individuen als groepen) maakten van deze mogelijkheid gebruik.
Verantwoording
Het Integraal Kankercentrum Nederland bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod.
Het Integraal Kankercentrum Nederland is opgericht om behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast heeft het een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.
Het Integraal Kankercentrum Nederland werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert het Integraal Kankercentrum Nederland ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen.
De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen.
Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.
Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:
Onderwerp en doelbetreft het doel van de richtlijn, de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is.
Betrokkenheid van belanghebbendenricht zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt.
Methodologiehangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien.
Helderheid en presentatiegaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn.
Toepassinghoudt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn.
Onafhankelijkheid van de opstellersbetreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.