Prostaatcarcinoom

Initiatief: NVU Aantal modules: 89

Prostaatcarcinoom - Echografie

Uitgangsvraag

Bij welke patiënten is het zinvol om transrectale grijswaarde echografie te verrichten voor het stellen van de diagnose prostaatcarcinoom en voor het stageren van de aandoening?

Aanbeveling

Bij de geleiding van prostaatbiopten moet transrectale grijswaarde echografie worden toegepast.

 

Contrastversterkte echografie met gerichte biopten uit gebieden van hypervasculariteit kan nog niet algemeen worden aanbevolen voor de diagnostiek en stagering van het prostaatcarcinoom.

 

De werkgroep is van mening dat histoscanning en elastografie niet aangeraden kunnen worden voor de diagnostiek en stagering van prostaatcarcinoom.

 

Overwegingen

Aangezien de meeste patiënten zich tegenwoordig presenteren zonder afwijkingen bij het rectaal toucher, zullen de biopten transrectaal, echogeleid dienen te worden genomen, aangezien op deze wijze de diverse zones in de prostaat het best kunnen worden geïdentificeerd. Echografie dient in iedere urologische praktijk aanwezig te zijn en er is dan ook geen reden om geen echogeleide biopten te nemen. Voor het nemen van biopten dienen antibiotica gegeven te worden, die een goede weefselpenetratie hebben in de prostaat. De patiënt dient geïnformeerd te worden over de mogelijke complicaties van het nemen van prostaatbiopten, zoals bloeding via de anus, hematurie, hemospermie en koorts. Doppler en contrastversterkte echografie zijn niet algemeen beschikbaar in Nederland en op basis van de literatuur is er op dit moment ook geen reden om dit nu al in te voeren voor de diagnostiek van prostaatcarcinoom.

Onderbouwing

Het is aangetoond dat prostaatcarcinoom geen typische kenmerken heeft bij grijswaarde echografie.

Niveau 1 A2 Onur 2004(12); Heijmink 2006(7)

 

Het is aangetoond dat de positief voorspellende waarde van biopten uit hypo-echogene laesies laag is. Het biopteren uit hypo-echogene gebieden geeft geen grotere kans om prostaatcarcinoom te ontdekken.
Niveau 1 A2 Onur 2004(12); Heijmink 2006(7)

Het is aangetoond dat grijswaarde echografie geen toegevoegde waarde heeft voor het detecteren van niet-palpabele tumoren.
Niveau 1 A2 Onur 2004(12); Heijmink 2006(7)

Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van niet-contrastversterkte Doppler beeldvorming slechts een geringe verbetering geeft van de detectie en het positief bioptpercentage.
Niveau 3 A2 Kravchick 2003(10); C Remzi 2004

Het is aannemelijk dat het gebruik van contrastversterkte echografie leidt tot een significant hoger percentage positieve biopten vergeleken met systematische biopten en detecteert relatief meer agressieve prostaatcarcinoom foci.
Niveau 2 A2 Frauscher 2002(5), Halpern 2005(6), Pelzer 2005(14)

De werkgroep is van mening dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de toegevoegde waarde van Doppler en contrastversterkte echografie bij de lokale stagering van prostaatcarcinoom om hieruit conclusies te trekken.
Niveau 4

 

De werkgroep is van mening dat de waarde van elastografie en histoscanning bij de diagnostiek en lokale stagering van prostaatcarcinoom nog niet goed is onderzocht.
Niveau 4

 

Bij welke patiënten is het zinvol om transrectale grijswaarde echografie te verrichten voor het stellen van de diagnose prostaatcarcinoom en voor het stageren van de aandoening?

 

Het aspect van prostaatcarcinoom op het grijswaardebeeld van de transrectale echografie is sterk wisselend. Sinds de invoering van PSA meting en systematische biopten is het aantal carcinomen dat in een hypo-echogeen gebied alleen wordt aangetoond, afgenomen. Onur et al(12) beschreven in een prospectieve studie ruim 3900 patiënten. Ondanks de hogere prevalentie van prostaatcarcinoom in prostaten waarin een hypo-echogeen gebied werd gezien, bleek dit gebied niet frequenter maligne en werd per biopt een vergelijkbaar percentage tumoren aangetoond in hypo- en iso-echogene gebieden (respectievelijk 9.3% en 10.4%). Heijmink et al (7) vonden in een systematische review met een gemiddelde prostaatcarcinoom prevalentie van 25-33% waarbij hypo-echogene foci werden gebiopteerd, een positief voorspellende waarde van 18-53%.

 

Wat is de aanvullende diagnostische waarde van ‘colour Doppler’, ‘power Doppler’, contrastversterkte transrectale ultrasonografie (TRUS) en nieuwe echo ondersteunde technieken voor het stellen van de diagnose prostaatcarcinoom en voor het stageren van de aandoening?

 

Doppler beeldvorming, met of zonder contrastversterkende middelen, kan mogelijk helpen prostaatcarcinoom foci te identificeren, aangezien Doppler de doorbloeding van het weefsel zichtbaar maakt. Prostaatcarcinoom kenmerkt zich door een toegenomen aantal nieuwe bloedvaten of een toegenomen capaciteit van reeds bestaande bloedvaten (17). ‘Colour Doppler' geeft informatie over zowel de richting als de snelheid van de doorbloeding. ‘Power Doppler' registreert alleen de sterkte van het signaal dat wordt afgegeven door de perfusie, waardoor deze modus kleinere bloedvaten kan weergeven.

 

Cornud et al (4) vonden met colour Doppler beeldvorming een grote overlap tussen hypo-echogeniciteit en Doppler aankleuring. Kravchick et al (10) stelden dat hoog-sensitiviteit instellingen een beter resultaat halen dan hoog-specifieke Doppler instellingen en dat Doppler een aanvulling kan zijn op de sextantbiopten. Kravchick et al (10) onderzochten vervolgens 120 opeenvolgende patiënten met ‘colour Doppler’ gericht biopt en vergeleken dit met sextantbiopten. Alle focale laesies op grijswaarde beeldvorming en alle gebieden met verhoogd colour Doppler signaal werden gebiopteerd. Bij 71 patiënten werd een hypervasculaire focus gevonden en bij 43 patiënten werd prostaatcarcinoom gediagnosticeerd. Sextantbiopten detecteerden kanker bij 23 patiënten, colour Doppler bij 30 patiënten. Van de 37 hypo-echogene laesies in 32 patiënten waren 14 biopten positief. Met ‘colour Doppler’ werden 13 patiënten meer gedetecteerd dan met sextantbiopten. Er werd geen kanker gedetecteerd in hypo-echogene laesies die geen abnormale flow bij colour Doppler hadden. Remzi et al [2004] verrichtten power Doppler-geleide biopten bij 101 patiënten tijdens de eerste ronde biopten en bij 35 patiënten tijdens een herhalingsbiopt indien eerdere biopten negatief waren. De auteurs concludeerden dat ‘power Doppler’ weinig additionele waarde had vergeleken met systematische biopten.

 

Een relatief nieuwe ontwikkeling is het gebruik van echo contrastmiddel om voornamelijk kleinere tumorvaten beter zichtbaar te maken. De contrastmiddelen welke hierbij gebruikt worden zijn microbubbels, kleiner dan rode bloedlichaampjes, welke omgeven zijn door een lipidenlaag (3). De oplossing wordt intraveneus ingespoten en het gehele lichaam wordt geperfundeerd, zo ook de microvasculatuur van de prostaat en met verschillende echografische technieken kan de microvascularisatie worden afgebeeld (ook dynamisch). Sedelaar et al  [2001] concludeerden dat transrectale 3D ‘power Doppler’ contrast-versterkte echo, gebieden met een verhoogde densiteit van kleine bloedvaten goed kon aantonen [Sedelaar 2001]. Mittelberger et altoonden aan dat contrast-versterkte echografie de detectie van tumoren verbeterde in vergelijking met grijswaarde echografie (11). Frauscher et al (5) vonden in een studie bij 230 patiënten, bij wie het detectiepercentage van maximaal 5 contrast-echogeleide TRUS-biopten in aankleurende gebieden werd vergeleken met 10 systematische biopten, een significant hoger percentage biopten dat prostaatcarcinoom bevatte in de contrastgeleide biopten dan in de systematische biopten (10.4% respectievelijk 5.3%).

Pelzer et al (14) vergeleken 10 systematische biopten met een contrastversterkt ‘colour Doppler’ geleid biopt van maximaal twee biopten per aankleurende laesie bij 380 patiënten met een PSA >4.0 ng/mL. Hoewel het aantal patiënten gedetecteerd met prostaatcarcinoom gelijk was, was het percentage per naaldbiopt voor contrastgeleide biopten significant hoger. Minder agressieve tumoren (Gleason score ≤6) werden niet gedetecteerd door contrastgeleide biopten. Halpern et al (6) vergeleken diverse typen contrastversterkte geleide TRUS-biopten met seriebiopten bij 301 mannen met een PSA >4 ng/mL of een verdacht rectaal toucher. Het aantal positieve biopten was significant hoger bij gebruik van contrastversterkte echografie dan bij serie biopten: respectievelijk15.5% en 10.4%. Op patiëntniveau was er echter geen significant verschil. Vooral in de apex werden met contrastversterkte biopten veel tumoren gemist.

Prostaatcarcinoom kon tot 78% pre-operatief worden geïdentificeerd, maar de data zijn nog niet zodanig dat deze techniek al geïntroduceerd kan worden in de algemene praktijk. Tevens zullen bij de evaluatie de kosten van de microbubbels meegenomen moeten worden en de expertise die nodig is om deze techniek te beheersen.

Voor lokale stagering met behulp van ‘colour Doppler’ beeldvorming en contrastversterkte beeldvorming zijn nog geen studies gepubliceerd. ‘Power Doppler’ beeldvorming kan mogelijk hulp bieden bij het bepalen van het lokale ëum door de bloedvaten die door het kapsel naar de tumoren lopen zichtbaar te maken (15).

 

Een andere beeldvormende techniek is de elastografie. Deze techniek is gebaseerd op het gegeven dat normaal en maligne weefsel een verschillende elasticiteit hebben (8). Bij dit onderzoek wordt manueel druk uitgeoefend op de prostaat met de echo transducer en het verschil in elasticiteit kan afgebeeld worden in verschillende kleuren omdat er een veranderde reflectie is van de geluidsgolven. Een nieuwe techniek is de zogenaamde ‘shear wave imaging’, waarbij de invloed van de onderzoeker wordt teruggebracht bij het aanbrengen van druk op de prostaat (1). Er zijn slechts kleine studies verricht met deze methode en deze rapporteerden een sensitiviteit voor de detectie van prostaatcarcinoom van 74–90% (9; 13; 16).

 

Histoscanning, een op echo gebaseerde techniek die gebruik maakt van computer ondersteuning om de mate van weefselveranderingen in de prostaat te meten ten gevolge van kwaadaardige veranderingen, werd onderzocht in kleine patiëntengroepen [Braeckman 2008]. De eerste resultaten waren veelbelovend, maar deze techniek moet in diverse situaties van diagnostiek en stagering in grotere groepen patiënten verder onderzocht worden.

 

  1. 1 - Barr R, Memo R, Schaub C. Shear wave ultrasound elastography of the prostate: initial results. Ultrasound Q 2012;28(1):13-20. [link]
  2. 2 - Braeckman J, Autier P, Garbar C, et al. Computer-aided ultrasonography (HistoScanning): a novel technology for locating and characterizing prostate cancer. BJU Int 2008;101(3):293-8. [link]
  3. 3 - Burns P, Wilson S. Microbubble contrast for radiological imaging: 1. Principles. Ultrasound Q 2006;22(1):5-13. [link]
  4. 4 - Cornud F, Hamida K, Flam T, et al. Endorectal color doppler sonography and endorectal MR imaging features of nonpalpable prostate cancer: correlation with radical prostatectomy findings. Am J Roentgenol 2000;175:1161-8. [link]
  5. 5 - Frauscher F, Klauser A, Volgger H, et al. Comparison of contrast enhanced color Doppler targeted biopsy with conventional systematic biopsy: impact on prostate cancer detection. J Urol 2002;167:1648-52. [link]
  6. 6 - Halpern EJ, Ramey JR, Strup SE, et al. Detection of prostate carcinoma with contrast-enhanced sonography using intermittent harmonic imaging. Cancer 2005;104:2373-83. [link]
  7. 7 - Heijmink S, van Moerkerk H, Kiemeney L, et al. A comparison of the diagnostic performance of systematic versus ultrasound-guided biopsies of prostate cancer. Eur Radiol 2006;16:927-38. [link]
  8. 8 - Hoyt K, Castaneda B, Zhang M. Tissue elasticity properties as biomarkers for prostate cancer. Cancer Biomark 2008;4(4-5):213-25. [link]
  9. 9 - König K, Scheipers U, Pesavento A, et al. Initial experiences with real-time elastography guided biopsies of the prostate. J Urol 2005;174(1):115-7. [link]
  10. 10 - Kravchick S, Cytron S, Peled R, et al. Optimal combinations for detection of prostate cancer: systematic sextant and laterally directed biopsies versus systematic sextant and color Doppler-targeted biopsies. Urology 2004;63:301-5. [link]
  11. 11 - Mitterberger M, Horninger W, Pelzer A, et al. A prospective randomized trial comparing contrast-enhanced targeted versus systematic ultrasound guided biopsies: impact on prostate cancer detection. Prostate 2007;67(14):1537-42. [link]
  12. 12 - Onur R, Littrup PJ, Pontes JE, Bianco FJ, Jr. Contemporary impact of transrectal ultrasound lesions for prostate cancer detection. J Urol 2004;172:512-4. [link]
  13. 13 - Pallwein L, Mitterberger M, Struve P, et al. Real-time elastography for detecting prostate cancer: preliminary experience. BJU Int 2007;100(1):42-6. [link]
  14. 14 - Pelzer A, Bektic J, Berger AP, et al. Prostate cancer detection in men with prostate specific antigen 4 to 10 ng/ml using a combined approach of contrast enhanced color Doppler targeted and systematic biopsy. J Urol 2005;173:1926-9. [link]
  15. 15 - Sauvain J, Palascak P, Bourscheid D, et al. Value of power doppler and 3D vascular sonography as a method for diagnosis and staging of prostate cancer. Eur Urol 2003;44:21-30. [link]
  16. 16 - Sumura M, Shigeno K, Hyuga T, et al. Initial evaluation of prostate cancer with real-time elastography based on step-section pathologic analysis after radical prostatectomy: a preliminary study. Int J Urol 2007;14(9):811-6. [link]
  17. 17 - Wilson NM, Masoud AM, Barsoum HB, et al. Correlation of power Doppler with microvessel density in assessing prostate needle biopsy. Clin Radiol 2004;59:946-50. [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 16-04-2014

Laatst geautoriseerd  : 16-04-2014

Geplande herbeoordeling  :

De ontwikkelingen op het gebied diagnostiek, behandeling en begeleiding van (mannen met) prostaatcarcinoom volgen elkaar in steeds sneller tempo op. Het schrijven van een (concept) richtlijn is nog niet klaar, of er verschijnen alweer nieuwe mogelijk relevante artikelen. Een deel van de tijdens de consultatiefase ontvangen commentaren op de concept richtlijn bevestigen dit beeld opnieuw. Het slechts eenmaal per vier of vijf jaar (volledig) reviseren van een richtlijn past hier niet meer bij. Snellere tussentijdse ‘modulaire’ revisies van specifieke onderdelen van een richtlijn hebben de toekomst.

 

De kerngroep richtlijn prostaatcarcinoom (bestaande uit aantal leden van de richtlijnwerkgroep en de procesbegeleider van IKNL) wil daarom ook na autorisatie van de richtlijn intact blijven. Deze kerngroep vergadert tenminste eenmaal per jaar (zo nodig vaker) om op basis van eigen inzichten en/of signalen uit het veld te beoordelen of hernieuwde aanvulling en/of revisie van (onderdelen van) de richtlijn gewenst is. Als dat aan de orde is, zal de kerngroep de meest bij het desbetreffende onderwerp betrokken vereniging(en) verzoeken de revisie te financieren, bijvoorbeeld door middel van een hierop gericht beroep op SKMS gelden. 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie

Algemene gegevens

Initiatief

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)


Organisatie
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

 

Betrokken verenigingen

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) / Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO)

Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)

Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)

Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

ProstaatKankerStichting

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)

 

Autoriserende verenigingen (autorisatie in aanvraag)

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)

Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)

Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)

 

De volgende verenigingen stemmen in met de inhoud

ProstaatKankerStichting.nl en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties stemmen in met de inhoud van de richtlijn met uitzondering van de conclusies in het hoofdstuk Behandeling castratie-resistent prostaatcarcinoom (CRPC).

 

Financiering

De revisie van de richtlijn vond plaats op basis van een door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) aan de NVU toegekende subsidie.

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren.

Het Integraal Kankercentrum Nederland draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.

Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden.

De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts.

 

Doel en doelgroep

Doelstelling

Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. Deze richtlijn is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek of consensus. Deze richtlijn bevat aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven voor mannen met (verdenking op) prostaatcarcinoom. Ongeveer 1 op de 9 mannen in Nederland krijgt ooit in zijn leven de diagnose prostaatcarcinoom. Dit zijn meer dan 10.000 patiënten per jaar en dit aantal neemt naar verwachting toe tot meer dan 17.000 patiënten in 2020. Bijna de helft (48%) van alle patiënten is 70 jaar of ouder.

 

De aanbevelingen betreffen zowel diagnostiek (inclusief lokaal recidief), behandeling als begeleiding. Het onderwerp behandeling is opgesplitst in modules met betrekking tot de stadia T1-2 Nx-0 Mx-0, T3-4 Nx-1 M0, M1a-c, castratie-resistent prostaatcarcinoom (CRPC), lokaal recidief.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van mannen met (verdenking op) prostaatcarcinoom, zoals urologen, radiologen, nucleair geneeskundigen, pathologen, radiotherapeuten, internist-oncologen, oncologieverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, huisartsen, maatschappelijk werkers en psychologen.

 

Deze richtlijn is primair geschreven voor bovenstaande (groepen) professionals en daardoor mogelijk minder makkelijk leesbaar voor patiënten. Zoals onder het kopje ‘Inbreng patiëntenperspectief’  beschreven, is het patiëntenperspectief uiteraard wel meegenomen bij de revisie van deze richtlijn.

 

KWF Kankerbestrijding geeft makkelijker leesbare patiëntenbrochures uit, die gebaseerd zijn op door IKNL gepubliceerde richtlijnen. Naar aanleiding van het verschijnen van een geheel of gedeeltelijk gereviseerde richtlijn bepaalt KWF of de bestaande patiëntenbrochure herzien wordt.

Samenstelling werkgroep

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen of namens patiëntenverenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is zo veel mogelijk rekening gehouden met landelijke spreiding en inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen.

 

Leden werkgroep richtlijn 2013:

Kernteam

  • Prof. dr. Th.M. de Reijke, uroloog, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
  • Prof. dr. R.J.A. van Moorselaar, uroloog, VU Medisch Centrum Amsterdam
  • Prof. dr. M. van Vulpen, radiotherapeut-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht

 

Overige leden

  • Prof. dr. J.O. Barentsz, radioloog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud Nijmegen
  • Drs. J.L.L.M. Coenen, medisch oncoloog, Isala klinieken, Zwolle
  • Prof. dr. J.A. Gietema, medisch oncoloog, Universitair Medisch Centrum, Groningen
  • Mw. dr. C.A. Hulsbergen-van de Kaa, patholoog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud,
  • Nijmegen
  • Dr. L. Incrocci, radiotherapeut, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
  • Dr. I.J. de Jong, uroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen
  • C. Laarakker, ProstaatKankerStichting
  • Mw. dr. I. van Oort, uroloog, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
  • Prof. dr. R.C.M. Pelger, uroloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
  • Mw. dr. E. Rociu, radioloog, St. Franciscus Gasthuis, Rotterdam
  • Mw. C. Tillier, verpleegkundig specialist, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Amsterdam
  • J. Vierdag, ProstaatKankerStichting
  • Drs. R. Vink, patholoog, Stichting Laboratorium voor Pathologie, Enschede
  • Dr. W.V. Vogel, nucleair geneeskundige, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Amsterdam

 

Naast bovenstaande leden maakte dr. E. van Lin (radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen) in eerste instantie ook deel uit van de werkgroep.

 

Behalve bovenstaande leden van de werkgroep heeft ook een aantal niet leden (op onderdelen) een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze richtlijn. De werkgroep dankt in het bijzonder:

Prof. dr. C.H. Bangma en dr. M.J. Roobol (afdeling urologie Erasmus MC Rotterdam) voor hun bijdrage aan het hoofdstuk over screening en vroeg-detectie; Radiotherapeuten dr. J.L. Noteboom (UMC Utrecht), dr. F.J. Pos (NKI-AvL) en drs. H.A.M. Vanhauten (UMC Groningen) voor hun bijdragen aan de paragrafen over radiotherapie, Arts-onderzoeker/promovendus drs. M. de Rooij (afdeling radiologie UMC St. Radboud Nijmegen) voor zijn bijdrage aan de paragraaf over beeldvorming, onderdeel MRI.

 

Medewerkers van IKNL waren verantwoordelijk voor de procesbegeleiding en secretariële ondersteuning.

 

Ondersteuning

  • Drs. J. de Groot, adviseur, Integraal Kankercentrum Nederland
  • Drs. T. van Vegchel, adviseur, Integraal Kankercentrum Nederland
  • Mw. H.W.G. Hamelers-Paulus, secretaresse, Integraal Kankercentrum Nederland

 

Onderzoekers patiëntenparticipatie

  • T. Brouwer, onderzoeker/GZ psycholoog, Brouwer Bruggenbouwer in de zorg (tot oktober 2012)
  • T. de Lange MSc, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (vanaf oktober 2012)
  • J. van de Meijden, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (vanaf oktober 2012)
  • C.A.C.M. Pittens MSc, onderzoeker, Vrije Universiteit, Amsterdam (tot oktober 2012)

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben een belangenverklaring ingevuld en daarbij aangegeven onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Inbreng patiëntenperspectief

Twee vertegenwoordigers van de ProstaatKankerStichting maakten deel uit van de richtlijnwerkgroep en leverden een actieve bijdrage aan met name de inventarisatie van knelpunten (beginfase) en het becommentariëren van concept teksten (eindfase). Een van beide vertegenwoordigers was actief betrokken bij het schrijven van concept teksten voor het hoofdstuk informatie en nazorg.

 

Onderzoekers van het Athena Instituut (Vrije Universiteit Amsterdam) bezochten de vergaderingen van de richtlijnwerkgroep in het kader van een project gericht op het optimaliseren van patiëntenparticipatie in richtlijnwerkgroepen.

Methode ontwikkeling

Consensus based

Implementatie

Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding van de richtlijn. Er wordt een mailing verstuurd naar de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de werkgroepen van IKNL. Ook is de richtlijn gepubliceerd op www.richtlijnendatabase.nl. Tevens is er een artikel of manuscript ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Ook in andere tijdschriften of bij bijvoorbeeld nascholingsbijeenkomsten wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht. Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen is er een samenvattingskaart van de richtlijn gemaakt. Daarnaast beschikt IKNL over een toolbox ter ondersteuning van de IKNL adviseurs netwerken c.q. professionals in het veld voor de implementatie van de richtlijn. De toolbox bevat:

Een overzicht van de aanbevelingen. De kernboodschappen (belangrijkste inhoudelijke boodschappen). Een basis PowerPoint presentatie voor IKNL adviseurs netwerken en werkgroepleden van deze richtlijn. Een implementatieplan voor deze richtlijn (incl. indicatoren voor evaluatie van deze richtlijn). Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van belemmerende en bevorderende factoren voor de implementatie. Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste doelgroepen en (adviezen voor) concrete acties om implementatie te bevorderen. Een training aan de IKNL adviseurs netwerken.

 

Evaluatie

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn zijn indicatoren voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn opgesteld.  Met gegevens uit de NKR en eventuele andere bronnen (NVU registratie, het door KWF gesubsidieerde IKNL/UMC St. Radboud onderzoek naar de kwaliteit van prostaatkankerzorg in Nederland dat eind 2013 start) worden deze indicatoren geregistreerd. Hiermee wordt vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De resultaten van de evaluatie kunnen aanknopingspunten vormen voor de volgende revisie van de richtlijn en/of voor tussentijdse aanpassing van het implementatieplan.

Werkwijze

Gebaseerd op de uitkomsten van een knelpunteninventarisatie in het veld, formuleerde de werkgroep een aantal uitgangsvragen voor evidence based revisie. Voor de desbetreffende onderdelen zorgde een externe methodoloog/onderzoeker (in overleg met een aantal direct betrokken werkgroepleden) voor de systematische literatuursearch, selectie, beoordeling en beschrijving van relevante literatuur en de daaruit voortvloeiende conclusies. De werkgroep formuleerde vervolgens de bijbehorende overige overwegingen en aanbevelingen.

 

Voor de overige (niet evidence based uitgewerkte) onderdelen vond een “consensus-based” revisie plaats, waarbij werkgroepleden zelf de literatuursearch uitvoerden, zorgden voor selectie, beoordeling en beschrijving van literatuur. Voor bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld het nieuwe hoofdstuk ‘Screening en vroeg-detectie’, werd daarbij een beroep gedaan op specifieke expertise van niet-werkgroepleden.

 

Eind mei 2013 nodigde de werkgroep diverse betrokkenen uit het veld uit om vóór medio augustus commentaar te geven op de concept versie van de richtlijn. Circa veertig respondenten (zowel individuen als groepen) maakten van deze mogelijkheid gebruik.

 

Verantwoording

Het Integraal Kankercentrum Nederland bevordert  dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod.

Het Integraal Kankercentrum Nederland is opgericht om behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast heeft het een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg. 

 

Het Integraal Kankercentrum Nederland  werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert het Integraal Kankercentrum Nederland ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen.

 

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen.

Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

 

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

Onderwerp en doelbetreft het doel van de richtlijn, de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is.

Betrokkenheid van belanghebbendenricht zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt.

Methodologiehangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien.

Helderheid en presentatiegaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn.

Toepassinghoudt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn.

Onafhankelijkheid van de opstellersbetreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Pathologisch onderzoek