Primaire artrose van de duimbasis

Initiatief: NVPC Aantal modules: 30

Postoperatieve revalidatie na CMC 1 artrodese

Uitgangsvraag

Is er consensus aangaande de postoperatieve revalidatie na een CMC 1 artrodese?

Aanbeveling

Op basis van de informatie uit de geraadpleegde literatuur en de aanvullende adviezen van de werkgroep kon onderstaande richtlijn voor de postoperatieve revalidatie bij een CMC 1 artrodese i.v.m. CMC 1 artrose worden geformuleerd. Net als bij de trapeziectomie is deze richtlijn geschikt om te gebruiken als basis voor de ontwikkeling van andere richtlijnen voor postoperatieve handrevalidatie. De richtlijn is ook te gebruiken in de dagelijkse praktijk. De werkgroep wijst er in dat geval wel op dat op de richtlijn het laagste niveau van bewijsvoering, niveau vijf (case report, expert opinie, persoonlijke observatie) volgens het Centre for Evidence Based Medicine (CEBM), van toepassing wat overeen komt met niveau VIII & IX volgens Jovell & Narvarro-Rubio (16).

 

Voor de revalidatie na een CMC 1 artrodese wordt gebruik gemaakt van het behandelschema als in module 'Postoperatieve revalidatie na trapeziectomie' met de volgende twee aanpassingen.

  1. Pas vanaf de klinische consolidatie van de artrodese wordt gestart met de oefentherapie buiten de spalk (punt 5 van het revalidatieprogramma voor de trapeziectomie).
  2. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een oefenstabiele plaatosteosynthese kan na het verwijderen van de hechtingen wordt gestart met de oefentherapie buiten de spalk (punt 5 van het revalidatieprogramma voor de trapeziectomie).

 

Verder wordt door de werkgroep, net als bij de trapeziectomie door de werkgroep aanbevolen in richtlijn- en onderzoeksverband over de postoperatieve revalidatie na een CMC 1 artrodese minimaal de volgende behandelelementen te benoemen:

  • het materiaal waarvan de gebruikte spalken gemaakt zijn
  • de door de spalk(en) geïmmobiliseerde gewrichten
  • de positie van deze gewrichten
  • het moment waarop begonnen en gestopt wordt met het dragen van de spalk en het draagvoorschrift (wanneer wel en wanneer niet)
  • het moment waarop de voorgeschreven oefentherapie gestart en gestopt wordt
  • de aard van de gebruikte oefentherapie (bijvoorbeeld actief/passief)
  • de te oefenen gewrichten
  • de te oefenen bewegingen/grepen
  • de oefeningfrequentie
  • de maatregelen tegen postoperatief oedeem

Overwegingen

 Bij deze module werden geen overwegingen geformuleerd.

Onderbouwing

Uit de literatuur uit tabel 6.2 blijkt dat de hoeveelheid wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp duidelijk nog beperkter is dan die over de revalidatie na een trapeziectomie omdat slechts in een minderheid van de publicaties aandacht wordt geschonken aan de postoperatieve revalidatie. Er is enige aandacht voor de gebruikte spalken maar nauwelijks voor de gebruikte oefentherapie.

 

Tabel 6.2 Publicaties met informatie over behandelelementen van de revalidatie na een artrodese van het CMC 1 gewricht i.v.m. artrose

Behandelelementen

Publicaties met informatie over de betreffende behandelelementen

Postoperatieve (eerste) spalk, type

1, 9, 10, 13, 14, 15

Postoperatieve (eerste) spalk, materiaal

10, 11

Postoperatieve (eerste) spalk, geïmmobiliseerde gewrichten

6, 8

Postoperatieve (eerste) spalk, positie geïmmobiliseerde gewrichten

 

Postoperatieve (eerste) spalk, draagvoorschrift

 

Postoperatieve (eerste) spalk, stopmoment

6, 7, 8, 10, 11, 12, 15

 

 

Oefeningen voor verwijderen hechtingen

8

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, startmoment

8

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, te oefenen gewrichten

8

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, aard van de oefeningen (actief/passief)

 

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, te oefenen bewegingen/grepen

 

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, oefenfrequentie

 

ROM oefeningen voor verwijderen hechtingen, stopmoment

 

Functionele oefeningen voor verwijderen hechtingen

11

 

 

Oedeembestrijding

 

 

 

Hechtingen verwijderen

1, 13, 14

Hechtingen verwijderen, tijdstip

1, 13, 14

 

 

Tweede spalk, type

1, 9, 13, 14

Tweede spalk, materiaal

1, 9, 13, 14

Tweede spalk, geïmmobiliseerde gewrichten

9

Tweede spalk, positie geïmmobiliseerde gewrichten

 

Tweede spalk, startmoment

13

Tweede spalk, draagvoorschrift

1, 9

Tweede spalk, stopmoment

9, 13, 14

 

 

K-draden verwijderen

1, 9, 14, 15

K-draden verwijderen tijdstip

1, 9, 14, 15

 

 

Tweede ROM oefeningen

1, 6, 9, 13, 14

Tweede ROM oefeningen, startmoment

1, 6, 9, 13, 14

Tweede ROM oefeningen, te oefenen gewrichten

6

Tweede ROM oefeningen, aard van de oefeningen (actief/passief)

6

Tweede ROM oefeningen, te oefenen bewegingengrepen

6

Tweede ROM oefeningen, oefenfrequentie

 

Tweede ROM oefeningen, stopmoment

 

Functionele oefeningen

14

 

 

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden)

9

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden), startmoment

1, 7

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden), aard van de oefeningen

 

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden), te oefenen bewegingen/spieren

 

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden), oefenfrequentie

 

Kracht oefeningen (na verwijderen K-draden), stopmoment

 

 

 

Derde spalk, type

14

Derde spalk, materiaal

 

Derde spalk, geïmmobiliseerde gewrichten

14

Derde spalk, positie geïmmobiliseerde gewrichten

 

Derde spalk, startmoment

14

Derde spalk, draagvoorschrift

 

Derde spalk, stopmoment

14

 

 

  1. Green, D.P., Hotchkiss, R.N., Pederson W.C. and Wolfe S.W. (Eds.). (2005). Areen's operative hand surgery (5th ed.), Philadelphia: Elsevier Churchil Livingstone.
  2. Lichtman, D.M. & Alexander, A.H. (Eds.). (1997). The Wrist and Its Disorders (2nd ed.). Philadelphia: Saunders.
  3. Tubiana, R. (Ed.). (1999). The Hand (Vol. 5). Philadelphia: Saunders.
  4. Plancher, K.D. (Ed.). (2004). Mastercases; Hand and Wrist Surgery. New York: Thieme.
  5. Beasley, R.W. (2003). Beasley's Surgery of the Hand. New York: Thieme.
  6. Skirven, T.M., Osterman, A.L., Fedorczyk J.M. en Amadio P.C. (Eds.), (2011). Rehabilitation of the hand and upper extremity (6th ed.). Philadelphia: Elsevier Mosby.
  7. Prosser, R. & Conolly W.B. (Eds.). (2003). Rehabilitation of the Hand and Upper Limb. Philadelphia: Butterworth Heinemann.
  8. Boscheinen-Morrin, J. & Conolly W.B. (Eds.). (2008). The Hand: Fundamentals of Therapy (3rd ed.). Philadelphia: Butterworth Heinemann.
  9. Kenniston JA, Bozentka DJ. Treatment of advanced carpometacarpal joint disease: arthrodesis. Hand Clin. 2008 Aug;24(3):285-94, vi-vii.
  10. Raven EE, Kerkhoffs GM, Rutten S, Marsman AJ, Marti RK, Albers GH. Long term results of surgical intervention for osteoarthritis of the trapeziometacarpal joint: comparison of resection arthroplasty, trapeziectomy with tendon interposition and trapezio-metacarpal arthrodesis. Int Orthop. 2007 Aug;31(4):547-54.
  11. Marti RK, Schr”der J. Arthrodesis of small joints, illustrated by the carpometacarpal joint of the thumb. Oper Orthop Traumatol. 2006 Mar;18(1):57-65.
  12. Rizzo M. Thumb arthrodesis. Tech Hand Up Extrem Surg. 2006 Mar;10(1):43-6.
  13. Proubasta I. Extra-articular arthrodesis of the carpometacarpal joint of the thumb. Tech Hand Up Extrem Surg. 2006 Mar;10(1):25-30.
  14. Goldfarb CA, Stern PJ. Indications and techniques for thumb carpometacarpal arthrodesis. Tech Hand Up Extrem Surg. 2002 Dec;6(4):178-84..
  15. Hartigan BJ, Stern PJ, Kiefhaber TR. Thumb carpometacarpal osteoarthritis: arthrodesis compared with ligament reconstruction and tendon interposition. J Bone Joint Surg Am. 2001 Oct;83-A(10):1470-8.
  16. Jovell AJ, Navarro-Rubio MD. Evaluation of scientific evidence. Med Clin (Barc). 1995 Dec 2;105(19):740-3.
  17. Michlovitz S. Arthroplasty of the hand and wrist: therapist's commentary. J Hand Ther 1999;13(2):133-4.
  18. Crosby CA, Reitz JL, Mester EA, Grenier ML. Rehabilitation following thumb CMC, radiocarpal, and DRUJ arthroplasty. Hand Clin. 2013 Feb;29(1):123-42.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-04-2015

Laatst geautoriseerd  : 01-04-2015

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2020

Uiterlijk in 2019 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende Wetenschappelijk Verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie

Algemene gegevens

Naast bovengenoemde verenigingen ook:

 

GEAUTORISEERD DOOR

Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (NVVH)

Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN)

 

IN SAMENWERKING MET

Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (NVVH)

Nederlands Gezelschap voor Handtherapie (NGHT)

Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN)

 

MET ONDERSTEUNING VAN

Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten

 

FINANCIERING

De richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma ‘Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)’.

Doel en doelgroep

Doelstelling

Vanwege de frequentie van voorkomen van duimbasis artrose, is het van belang om de best mogelijke evidence based behandeling te verzorgen op landelijk niveau. Deze richtlijn beoogt deze lacune te vullen evenals advies te verstrekken over het implementeren van de geformuleerde adviezen.

Deze richtlijn is opgesteld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie met als doel een hanteerbaar overzicht op te stellen met aanbevelingen aangaande de diagnose en behandeling van duimbasis artrose. Per hoofdstuk wordt een overzicht van de literatuur gegeven met vervolgens een conclusie die naast een samenvatting van de literatuur ook de mening van de werkgroep weergeeft. Dit zodat de uiteindelijke aanbevelingen zowel gebaseerd zijn op de wetenschappelijke literatuur als op aansluitende meningsvorm van de werkgroep. Uiteraard staat steeds duidelijk beschreven hoe tot een aanbeveling gekomen is. Tenslotte geeft de richtlijn advies bij het implementeren van de geformuleerde aanbevelingen.

 

Richtlijngebruikers

De richtlijn werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Nederlandse Orthopedische Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, de Nederlandse Vereniging voor Revalidatieartsen en de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland. Daarnaast is ondersteuning verkregen van het Nederlands gezelschap voor Handtherapie. De leden van deze verenigingen zijn de beoogde gebruikers van deze richtlijn.

Samenstelling werkgroep

In 2012 is op iniatief van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (een overkoepelende organisatie met vertegenwoordigers uit alle specialismen die betrokken zijn bij hand problematiek) een multidisciplinaire werkgroep samengesteld bestaande uit vertegenwoordigers van die specialismen die betrokken zijn bij de conservatieve en operatieve behandeling van duimbasis artrose.

Bij het samenstellen van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen, ‘scholen’ en academische achtergrond.

De voorgestelde samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door de deelnemende wetenschappelijke verenigingen en de werkgroepleden zijn door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep. Gezamenlijk zijn de werkgroepleden integraal verantwoordelijk voor de tekst van deze conceptrichtlijn.

 

Kerngroep:

  • drs. J. van Uchelen, plastisch en handchirurg, Isala Zwolle (voorzitter)
  • dr. A. Beumer, orthopaedisch en handchirurg, Amphia Ziekenhuis Breda
  • drs. S.M. Brink, bewegingswetenschapper, Isala Zwolle
  • dr. P. Hoogvliet, revalidatiearts, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
  • dr. T.M. Moojen, plastisch en handchirurg, Xpert Clinic Nederland
  • drs. A.J. Spaans, AIOS orthopaedie, Amphia Ziekenhuis Breda
  • dr. G.M. Vermeulen, plastisch en handchirurg, Xpert Clinic Hilversum

 

Adviesgroep:

  • dr. T.A.R. Schreuders, Nederlands Gezelschap voor Handtherapie
  • dr. R.W. Selles, Vereniging voor Bewegingswetenschap Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Er is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen in de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling door uitdrukkelijk te letten op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

De richtlijn wordt na accordering door de beroepsverenigingen verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen. Een samenvatting van de richtlijn wordt voor publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in de vaktijdschriften van de deelnemende wetenschappelijk verenigingen. De richtlijn is te downloaden vanaf de website van het CBO: www.cbo.nl.

Werkwijze

De werkgroep werkte gedurende 2 jaar (8 vergaderingen) aan de tot stand koming van de conceptrichtlijn. De werkgroepleden hebben systematisch literatuur gezocht en beoordeeld op kwaliteit en inhoud. Vervolgens schreven de werkgroepleden een paragraaf of hoofdstuk voor de conceptrichtlijn, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Tijdens vergaderingen lichtten zij hun teksten toe, dachten mee en discussieerden over andere hoofdstukken. De uiteindelijke teksten vormen samen de hier voorliggende conceptrichtlijn.

 

Probleemomschrijving en uitgangsvragen

De werkgroep heeft problemen in kaart gebracht en vragen geformuleerd betreffende het hele proces van diagnostiek, conservatieve en operatieve therapie zoals dat door de patiënt chronologisch wordt doorlopen. Deze zijn geformuleerd in uitgangsvragen die steeds staan vermeld aan het begin van elk hoofdstuk.

 

Samenvatting literatuur

Voor zover mogelijk is de richtlijn gebaseerd op evidence uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. In een enkel geval werd zodanige waarde aan een ander onderzoek gehecht (in press of recet gepubliceerd) dat dit werd meegenomen. Dit wordt dan specifiek in de tekst genoemd. Door middel van systematisch zoeken in de Cochrane database, Medline, en Embase werden relevante artikelen gezocht. Uit de referentielijsten van opgevraagde literatuur werden eveneens artikelen ter analyse opgenomen. Deze geselecteerde artikelen zijn door de werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs. De geselecteerde artikelen zijn de basis voor de verschillende hoofdstukken en de onderbouwing van de verschillende conclusies. Voor verdere toelichting wordt u verwezen naar het aanverwant ‘Specifieke inleiding’.

De beoordeling van de verschillende artikelen zijn in de teksten terug te vinden onder het kopje ‘samenvatting literatuur’. Het wetenschappelijk bewijs is kort samengevat in een ‘conclusie’. De belangrijkste literatuur en de mate van bewijs waarop deze conclusie is gebaseerd staan bij de conclusie vermeld.

Naast wetenschappelijk bewijs zijn voor een aanbeveling vaak ook andere aspecten van belang, zoals patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid en organisatorische aspecten. Deze aspecten worden, voor zover niet wetenschappelijk onderzocht, vermeld onder het kopje ‘overige overwegingen’. Het is evident dat in de ‘overige overwegingen’ de ervaring en opvattingen van de werkgroepleden een rol spelen. De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de integratie van het beschikbare bewijs met de weergegeven overige overwegingen. Aanbevelingen worden gegeven na iedere paragraaf. Voor de huidige opzet, met het gescheiden weergeven van ‘feiten’ naast ‘meningen’, is gekozen om een efficiënte discussie mogelijk te maken tijdens de werkgroepvergaderingen, daarnaast vergroot het de transparantie van de aanbevelingen voor de lezer. 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Uitkomstmaten/complicaties/ evaluatiemomenten