Primaire artrose van de duimbasis

Initiatief: NVPC Aantal modules: 30

Effectiviteit spalken bij duimbasisartrose

Uitgangsvraag

Zijn spalken effectief bij patiënten met duimbasisartrose? En zo ja, wat voor spalk?

Aanbeveling

Het is aangetoond dat een patiënt met duimbasisartrose baat kan hebben bij het dragen van een spalk. Het wordt daarom aangeraden om een patiënt gedurende enkele maanden met een spalk te behandelen.

Het is aannemelijk dat een patiënt de spalk draagt bij klachten of bij activiteiten die klachten kunnen uitlokken. Voor zover bekend kan dezelfde spalk bij diverse stadia van artrose gebruikt worden.

Er is geen reden om bij alle patiënten een handgemaakte spalk te maken; ook de resultaten van de confectie spalken zijn positief.

De werkgroep is van mening dat indien een patiënt veel baat heeft van een spalk en er tevreden mee is, de spalk uiteraard jarenlang gedragen worden.

De werkgroep is van mening dat begeleiding door een handtherapeut voordeel heeft, zodat een patiënt begeleid kan worden en PROMs gemeten kunnen worden.

Overwegingen

Het is lastig om de resultaten van de besproken gerandomiseerde studies te combineren. In al deze studies komt naar voren dat spalkbehandeling een positief effect heeft op pijnklachten bij duimbasisartrose. Er is echter veel verschil in de besproken spalk-behandelingen, betreffende de soort spalk, duur van het dragen van de spalk (één week tot meerdere maanden), moment waarop de spalk moet worden gedragen ('s nachts, continu, bij klachten). Er kan daarom geen eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag wélke spalk wordt aanbevolen.

Onderbouwing

Er is een grote diversiteit aan spalken die gebruikt worden voor de behandeling van duimbasisartrose: hand gemaakt of confectie, verschillende materialen met wisselende  stijfheid, wel of niet stabiliserend, lang of kort. Daarbij is er in de studies ook nog verschil in duur van het dragen van de spalk (weken – maanden) en wanneer de spalk gebruikt wordt (tijdens ADL, 's nachts of continu).

Het gebruik van een spalk tijdens ADL activiteiten reduceert pijn, maar heeft geen invloed op functie, kracht of vaardigheden (Gomes Carreira e.a. 2010, Rannou e.a. 2009, Weiss e.a. 2000, Weiss e.a. 2004, Bani e.a. 2012) (niveau 1). Er zijn wisselende resultaten tussen de verschillende spalken gevonden.

Er zijn twee placebo-gecontroleerde gerandomiseerde studies die een handgemaakte spalk vergelijken met een controle groep (Tabel 4.3 onder Evidence tabellen).

Gomes Carreira e.a. (2010) hebben bij 20 patiënten een functionele thermoplastische spalk gemaakt, die ze dienden te gebruiken bij ADL-activiteiten. Na 45 dagen was er een statistisch significante reductie van pijn in de spalk-groep vergeleken met de controle groep. Na 90 dagen kregen ook de patiënten uit de controlegroep een spalk en vond 3 maanden later opnieuw evaluatie plaats van beide groepen. Ook in de controlegroep nam de pijn af tijdens gebruik van de spalk, de studiegroep had echter ook op dit meetmoment significant minder pijn.

 

Rannou e.a. (2009) vonden vergelijkbare resultaten met betrekking tot pijn. Zij gaven patiënten een handgemaakte neopreen spalk voor nachtelijk gebruik en vergeleken deze groep met een groep patiënten die gebruikelijke zorg kreeg. Er was geen verschil in pijn na 1 maand, maar wel een statistisch significante afname van pijn na 12 maanden in de spalk-groep.

 

Vijf actief-gecontroleerde RCT's zijn verricht (Tabel 4.3). Vier hiervan hebben een cross-over design. Sillem e.a. (2011) onderzochten het verschil tussen een confectie neopreen Comfort Cool spalk en een handgemaakte hybride spalk. Patiënten werden geïnstrueerd de spalken te gebruiken bij klachten, tijdens zwaardere werkzaamheden en eventueel 's nachts. Beide spalken werden 4 weken gebruikt met 1 week tussenpauze.

Er waren geen statistisch significante verschillen in handfunctie en kracht. Pijn nam af bij gebruik van beide spalken, echter de hybride spalk gaf significant meer pijnreductie. 67% van de patiënten gaf de voorkeur aan de confectie spalk.

 

Weiss e.a. (2000) verrichtten een studie naar het korte termijneffect van een korte (immobilisatie van CMC 1 gewricht) en een lange (tevens immobilisatie van MCP 1 gewricht en pols) spalk, die beide een week gedragen werden bij klachten. In beide groepen was er een significante afname van pijn, er was geen significant verschil tussen beide spalken. Er was eveneens geen verschil in kracht. 73% van de patiënten prefereerden de korte spalk.

 

Dezelfde onderzoeksgroep (Weiss e.a. 2004) onderzocht het verschil tussen een confectie neopreen spalk met immobilisatie van CMC 1 en MCP 1 gewrichten en een handgemaakte thermoplastische spalk met immobilisatie van alleen CMC 1 gewricht. Opnieuw werden beide spalken 1 week gedragen (bij klachten). Er was een significante reductie van pijn na het dragen van beide spalken, de confectie spalk gaf significant minder pijn dan de handgemaakte spalk. Er was bij beide spalken geen significante verbetering in kracht. 72% van de patiënten gaf de voorkeur aan de confectie spalk.

 

Buurke e.a. (1999) onderzochten het effect van 3 verschillende spalken bij 10 vrouwen: een semi-rigide thermoplastische, een stevige elastische en een soepele elastische spalk. Alle spalken werden 4 weken gedragen (in wisselende volgorde). Er werd geen significant verschil gevonden in pijnreductie tussen de 3 spalken. De soepele elastische spalk scoorde significant beter op gebied van comfort en functie. 80% van de patiënten had baat bij het dragen van een spalk, 60% verkoos de soepele elastische spalk.

 

Wajon & Ada (2005) testten de effectiviteit van een handgemaakte duim-riem-spalk en abductieoefeningen met een handgemaakte korte duimspalk (tevens immobilisatie van MCP 1) en knijpoefeningen. De spalken werden gedurende 2 weken continu gedragen, daarna nog 4 weken afgewisseld met de voorgeschreven oefeningen. Er was geen verschil tussen de beide groepen ten aanzien van pijn, kracht of handfunctie, er was in beide groepen wel een significante verbetering op deze punten ten opzichte van voor de interventie.

 

Tot slot zijn er ook nog 2 RCTs die zowel placebo- als actief-gecontroleerd zijn.

Berggren e.a. (2001) behandelden patiënten die wachtten op een operatie middels technische accesoires (speciaal ontworden ergotherapeutische hulmiddelen) en eventueel een spalk. Na 7 maanden middels deze behandeling wilde 70% van de patiënten géén operatie meer. Tijdens de daaropvolgende 7 jaar wilde slechts 10% nog een operatie. Zij adviseren dan ook om patiënten met CMC 1 artrose gedurende 6 maanden met technische accessoires en eventueel een spalk te behandelen voordat er moet worden besloten over te gaan tot operatieve interventie.

 

Bani e.a. (2012) vergeleken het effect van een confectie neopreen spalk en een handgemaakte spalk met een controlegroep. Patiënten die in één van de spalk-groepen zaten, kregen gedurende 4 weken de ene spalk, gevolgd door een tussenpauze van 2 weken om vervolgens nog 4 weken de andere spalk te gebruiken.

Na 4 en na 10 weken spalkgebruik was er een significante reductie van pijn en een toegenomen knijpkracht (pinch). Na 10 weken was er eveneens een significant verschil in de DASH score voor beide spalken vergeleken met de controlegroep. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de spalken met betrekking tot functie en kracht. De handgemaakte spalk gaf wel een significant betere pijnreductie.

  1. Bani MA, Arazpour M, Kashani RV, Mousavi ME, Hutchins SW. Comparison of custom-made and prefabricated neoprene splinting in patients with the first carpometacarpal joint osteoarthritis. Disabil Rahabil Assist Technol. 2012 Jul 17; 1-6.
  2. Berggren M, Joost-Davidsson A, Lindstrand J, Nylander G, Povlsen B. Reduction for the need for operation after conservative treatment of osteoarthritis of the first carpometacarpal joint: A seven-year prospective study. Scandinavian Journal of Reconstructive Hand Surgery 2001; 35: 415-417.
  3. Buurke JH, Grady JH, Vries J de, Baten CTM. Usability of thenar eminence orthoses: report of a comparative study. Clin Rehabil. 1999 13: 288-294.
  4. Gomes Carreira AC, Jones A, Natour J. Assessment of the effectiveness of a functional splint for osteoarthritis of the trapeziometacarpal joint of the dominant hand: a randomized controlled study. J Rehabil Med. 2010; 42: 469-474.
  5. Rannou F, Dimet J, Boutron I, Baron G, Fayad F, MacŽé Y, Beaudreuil J, Richette P, Ravaud P, Revel M, Poiraudeau S. Splint for base-of-thumb osteoarthritis: a randomized trial. Ann Intern Med. 2009. 19; 150(10): 661-9.
  6. Sillem H, Bockman CL, Miller WC, Li LC. Comparison of two carpometacarpal stabilizing splints for individuals with thumb osteoarthritis. J Hand Ther. 2011 Jul-Sep;24(3):216-25.
  7. Wajon A, Ada L. No difference between two splint and exercise regimens for people with osteoarthritis of the thumb: A randomised controlled trial. Australian Journal of Physiotherapy 2005; 51: 245-249.
  8. Weiss S, LaStayo P, Mills A, Bramlet D. Prospective analysis of splinting the first carpometacarpal joint: an objective, subjective, and radiographic assessment. J Hand Ther. 2000;13: 218-35.
  9. Weiss S, LaStayo P, Mills A, Bramlet D. Splinting the degenerative basal joint: Custom-made or prefabricated neoprene? J Hand Ther. 2004; 17: 401-406.

Tabel 4.3 Spalken

Auteurs

Studie classificatie

Stadium artrose

Aantal patiënten per groep

Behandeling

 

Auteurs conclusies

Bani e.a. 2012

Level III

I-II

12

 

 

12

 

 

11

Gefabriceerde spalk (neoprene)

 

Handgemaakte spalk

 

controle groep

Beide spalken 4 weken (en 2 weken pauze tussendoor).

Na 10 weken: beide spalken gaven pijnreductie en toename van functie, pinch en DASH score vergeleken met controle groep. Bij vergelijken van de 2 spalken: handgemaakte spalk meer pijnreductie.

Sillem e.a. 2011

Level II

Niet bepaald

54

Handgemaakte spalk (hybrid)

 

Gefabriceerde spalk (Comfort Cool)

Beide spalken 4 weken om.

Geen significant verschil tussen de 2 spalken m.b.t. effect op handfunctie, grip en pinch kracht. De gefabriceerde spalk werd verkozen boven de handgemaakte, hoewel deze laatste wel een gemiddeld grotere reductie toonde in pijnscore.

Gomes Carreira e.a. 2010

Level III

II-III

20

 

 

 

20

Functionele thermoplastische hand gemaakte spalk

Controle groep

Het gebruik van spalken tijdens ADL reduceert pijn, maar heeft geen effect op functie, grip/pinch strength en vaardigheid (effect gezien na 45 dagen, follow-up tot 6 maanden).

Rannou e.a. 2009

Level II

Niet bepaald

57

 

 

 

55

Handgemaakte neoprene spalk ('s nachts)

 

Gebruikelijke zorg

Gebruik van spalk had geen effect op pijn na 1 maand maar wel vermindering van pijn en disability na 12 maanden.

Wajon e.a. 2005

Level III

I-III

19

 

 

21

Duimspalk en abductie oefeningen

Andere duimspalk en pinch oefeningen

Na 6 weken was er geen significant verschil tussen de groepen m.b.t. Pijn, kracht en handfunctie. In beide groepen was er wel verbetering te zien vergeleken met voor de behandeling.

Weiss e.a. 2004

Level II

I-II

25

Gefabriceerde neopreen spalk (over CMC en MCP gewricht)

 

Handgemaakte thermoplastische spalk (over CMC)

Beide spalken 1 week

Zowel pijn als functie verbeterde in beide groepen, maar het effect bij de gefabriceerde spalk was groter en deze werd ook vaker geprefereerd door patiënten.

Berggren e.a. 2001

Level III

Max. level III

11

 

11

 

 

 

11

Technische accessoires

Technische accessoires en spalk (semi-stabiele)

Technische accessoires en spalk (niet-stabiliserende)

Na 7 maanden middels deze behandeling wilde 70% van de patiënten géén operatie meer. Tijdens de daaropvolgende 7 jaar wilde slechts 10% nog een operatie.

Advies: patiënten met CMC 1 artrose dienen gedurende 6 maanden met technische accessoires en evt. spalk behandeld te worden voordat er moet worden besloten tot operatieve interventie.

Weiss e.a. 2000

Level II

I-IV

26

Lange spalk (over MCP, CMC, pols)

 

Korte spalk (over CMC)

Beide spalken 1 week

De meeste patiënten gaven de voorkeur aan korte spalk.  Beide spalken leidden tot een afname van pijn. Er was geen toename van pinch kracht. Follow-up 2 weken.

Buurke e.a. 1999

Level III

Niet bepaald

10

3 soorten spalk, in wisselende volgorde na steeds 4 weken wisselen

80% van de patiënten prefereerde het gebruik van een spalk. 6 patiënten  verkozen de elastische en 2 de semi-rigide.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-04-2015

Laatst geautoriseerd  : 01-04-2015

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2020

Uiterlijk in 2019 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende Wetenschappelijk Verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie

Algemene gegevens

Naast bovengenoemde verenigingen ook:

 

GEAUTORISEERD DOOR

Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (NVVH)

Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN)

 

IN SAMENWERKING MET

Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (NVVH)

Nederlands Gezelschap voor Handtherapie (NGHT)

Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN)

 

MET ONDERSTEUNING VAN

Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten

 

FINANCIERING

De richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma ‘Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)’.

Doel en doelgroep

Doelstelling

Vanwege de frequentie van voorkomen van duimbasis artrose, is het van belang om de best mogelijke evidence based behandeling te verzorgen op landelijk niveau. Deze richtlijn beoogt deze lacune te vullen evenals advies te verstrekken over het implementeren van de geformuleerde adviezen.

Deze richtlijn is opgesteld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie met als doel een hanteerbaar overzicht op te stellen met aanbevelingen aangaande de diagnose en behandeling van duimbasis artrose. Per hoofdstuk wordt een overzicht van de literatuur gegeven met vervolgens een conclusie die naast een samenvatting van de literatuur ook de mening van de werkgroep weergeeft. Dit zodat de uiteindelijke aanbevelingen zowel gebaseerd zijn op de wetenschappelijke literatuur als op aansluitende meningsvorm van de werkgroep. Uiteraard staat steeds duidelijk beschreven hoe tot een aanbeveling gekomen is. Tenslotte geeft de richtlijn advies bij het implementeren van de geformuleerde aanbevelingen.

 

Richtlijngebruikers

De richtlijn werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Nederlandse Orthopedische Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, de Nederlandse Vereniging voor Revalidatieartsen en de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland. Daarnaast is ondersteuning verkregen van het Nederlands gezelschap voor Handtherapie. De leden van deze verenigingen zijn de beoogde gebruikers van deze richtlijn.

Samenstelling werkgroep

In 2012 is op iniatief van de Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie (een overkoepelende organisatie met vertegenwoordigers uit alle specialismen die betrokken zijn bij hand problematiek) een multidisciplinaire werkgroep samengesteld bestaande uit vertegenwoordigers van die specialismen die betrokken zijn bij de conservatieve en operatieve behandeling van duimbasis artrose.

Bij het samenstellen van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen, ‘scholen’ en academische achtergrond.

De voorgestelde samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door de deelnemende wetenschappelijke verenigingen en de werkgroepleden zijn door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep. Gezamenlijk zijn de werkgroepleden integraal verantwoordelijk voor de tekst van deze conceptrichtlijn.

 

Kerngroep:

  • drs. J. van Uchelen, plastisch en handchirurg, Isala Zwolle (voorzitter)
  • dr. A. Beumer, orthopaedisch en handchirurg, Amphia Ziekenhuis Breda
  • drs. S.M. Brink, bewegingswetenschapper, Isala Zwolle
  • dr. P. Hoogvliet, revalidatiearts, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
  • dr. T.M. Moojen, plastisch en handchirurg, Xpert Clinic Nederland
  • drs. A.J. Spaans, AIOS orthopaedie, Amphia Ziekenhuis Breda
  • dr. G.M. Vermeulen, plastisch en handchirurg, Xpert Clinic Hilversum

 

Adviesgroep:

  • dr. T.A.R. Schreuders, Nederlands Gezelschap voor Handtherapie
  • dr. R.W. Selles, Vereniging voor Bewegingswetenschap Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Er is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen in de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling door uitdrukkelijk te letten op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

De richtlijn wordt na accordering door de beroepsverenigingen verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen. Een samenvatting van de richtlijn wordt voor publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in de vaktijdschriften van de deelnemende wetenschappelijk verenigingen. De richtlijn is te downloaden vanaf de website van het CBO: www.cbo.nl.

Werkwijze

De werkgroep werkte gedurende 2 jaar (8 vergaderingen) aan de tot stand koming van de conceptrichtlijn. De werkgroepleden hebben systematisch literatuur gezocht en beoordeeld op kwaliteit en inhoud. Vervolgens schreven de werkgroepleden een paragraaf of hoofdstuk voor de conceptrichtlijn, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Tijdens vergaderingen lichtten zij hun teksten toe, dachten mee en discussieerden over andere hoofdstukken. De uiteindelijke teksten vormen samen de hier voorliggende conceptrichtlijn.

 

Probleemomschrijving en uitgangsvragen

De werkgroep heeft problemen in kaart gebracht en vragen geformuleerd betreffende het hele proces van diagnostiek, conservatieve en operatieve therapie zoals dat door de patiënt chronologisch wordt doorlopen. Deze zijn geformuleerd in uitgangsvragen die steeds staan vermeld aan het begin van elk hoofdstuk.

 

Samenvatting literatuur

Voor zover mogelijk is de richtlijn gebaseerd op evidence uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. In een enkel geval werd zodanige waarde aan een ander onderzoek gehecht (in press of recet gepubliceerd) dat dit werd meegenomen. Dit wordt dan specifiek in de tekst genoemd. Door middel van systematisch zoeken in de Cochrane database, Medline, en Embase werden relevante artikelen gezocht. Uit de referentielijsten van opgevraagde literatuur werden eveneens artikelen ter analyse opgenomen. Deze geselecteerde artikelen zijn door de werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs. De geselecteerde artikelen zijn de basis voor de verschillende hoofdstukken en de onderbouwing van de verschillende conclusies. Voor verdere toelichting wordt u verwezen naar het aanverwant ‘Specifieke inleiding’.

De beoordeling van de verschillende artikelen zijn in de teksten terug te vinden onder het kopje ‘samenvatting literatuur’. Het wetenschappelijk bewijs is kort samengevat in een ‘conclusie’. De belangrijkste literatuur en de mate van bewijs waarop deze conclusie is gebaseerd staan bij de conclusie vermeld.

Naast wetenschappelijk bewijs zijn voor een aanbeveling vaak ook andere aspecten van belang, zoals patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid en organisatorische aspecten. Deze aspecten worden, voor zover niet wetenschappelijk onderzocht, vermeld onder het kopje ‘overige overwegingen’. Het is evident dat in de ‘overige overwegingen’ de ervaring en opvattingen van de werkgroepleden een rol spelen. De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de integratie van het beschikbare bewijs met de weergegeven overige overwegingen. Aanbevelingen worden gegeven na iedere paragraaf. Voor de huidige opzet, met het gescheiden weergeven van ‘feiten’ naast ‘meningen’, is gekozen om een efficiënte discussie mogelijk te maken tijdens de werkgroepvergaderingen, daarnaast vergroot het de transparantie van de aanbevelingen voor de lezer. 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chirurgische behandeling duimbasisartrose