Primaire amenorroe

Initiatief: NVOG Aantal modules: 14

PA: Gonadectomie (>behandelmogelijkheid patiënten met PA/DSD)

Uitgangsvraag

Op basis van welke diagnosen is er een indicatie om de gonaden te verwijderen?

Aanbeveling

Verwijs patiënten met een primaire amenorroe met aanwezigheid van Y-chromosoom materiaal naar een DSD- centrum voor counseling en behandeling.

 

Voer een gonadectomie uit in een DSD-centrum bij patiënten met primaire amenorroe met aanwezigheid van Y-chromosomaal materiaal waarbij het risico op kiemceltumoren evident verhoogd is, zoals bij XY gonadale dysgenesie en Y-cellijn mozaïekvormen van Turnersyndroom.

 

Het gedetailleerd behandelen van dit onderwerp valt buiten deze richtlijn. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de multidisciplinaire richtlijn ‘Diagnostiek bij disorders of sex development (DSD)’.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Op basis van de literatuursearch werden geen vergelijkende studies geïdentificeerd die voldeden aan de PICO. Nieuwe beschrijvende studies, zoals uit de oorspronkelijke module van 2012, waarin primaire amenorroe als voorspellende factor voor een gonadale tumor of kiemceltumor wordt onderzocht, werden niet gevonden. Wel zijn er kleine, beschrijvende cohortstudies gepubliceerd over diverse DSD-aandoeningen en de daarbij behorende risico’s op kiemceltumoren. Het gedetailleerd behandelen van dit onderwerp valt buiten deze richtlijn. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de multidisciplinaire richtlijn ‘Diagnostiek bij disorders of sex development (DSD)’. Deze module benoemt kort de belangrijkste overwegingen over het verrichten van een gonadectomie bij patiënten met primaire amenorroe.  

 

In het algemeen kan worden gesteld dat bij patiënten met een primaire amenorroe bij wie Y- chromosoom materiaal aantoonbaar is, diverse aandoeningen het risico op kiemceltumoren verhogen. Bij 46,XX DSD is er geen verhoogd risico.

Een review van Wolffenbuttel et al (2016) toont verschillende geschatte tumorrisico’s per DSD-subgroep, waarbij ook genoemd wordt dat andere factoren meegenomen moeten worden in een besluit over eventuele profylactische gonadectomie zoals leeftijd van de patiënt, de anatomische positie en endocrien potentiaal van de gonade en mogelijkheid van surveillance/screening. De timing van de gonadectomie is niet eenduidig en hangt onder andere af van het geanticipeerde risico op maligne ontaarding. Wanneer een gonadectomie verricht wordt, dient het weefsel beoordeeld te worden door een patholoog met expertise op dit gebied.

 

Bij patiënten met een mozaïek Turner syndroom (45,X/46,XY) wordt het risico op een kiemceltumor geschat op 15-36% (Dendrinos et al. 2015; Dabrowski et al 2020). Eerder werd gedacht dat vrouwen zonder virilisatie een lager risico hadden maar verschillende meer recente studies hebben dit niet bevestigd en laten zien dat ook zij een aanzienlijk risico hebben op kiemceltumoren (Cools et al 2011; Debo et al 2021; Dendrinos et al 2015). Het is om deze reden belangrijk om vervolgonderzoek naar mozaïcisme in te zetten bij patiënten met het Turner syndroom; bij afwezigheid van Y-chromosoom materiaal is het tumorrisico afwezig en gonadectomie niet geïndiceerd. De kiemceltumoren zijn voornamelijk gonadoblastomen; maligniteiten (dysgerminomen) zijn zeldzamer (geschat 3-10% o.b.v. case reports/series met mogelijk publicatie bias) (Dabrowski et al 2020; Dowlut-McElroy 2022)

Als meisjes met 45,X/46,XY zich presenteren met primaire amenorroe is er doorgaans sprake van hypergonadotroop hypogonadisme en zijn de gonaden niet (meer) functioneel. Bij jongere, prepuberale meisjes, is het belangrijk om te beseffen dat er wel sprake kan zijn van residuele gonadale functie. Zowel spontaan begin van de puberteit, spontane menarche en zelfs zwangerschap zijn beschreven (Dabrowski et al 2020; Landin-Wilhelmsen et al 2004).

 

Bij het complete androgeen ongevoeligheidssyndroom (CAOS) lijkt het tumorrisico nauwelijks verhoogd tot aan jongvolwassen leeftijd (Cools, 2017; Tack, 2018). Bij adolescenten/volwassenen wordt het risico op in situ kiemceltumoren en preneoplastische veranderingen geschat op 10-15% maar maligne ontaarding lijkt zeldzaam (Cools et al 2017; Tack et al 2018). De data zijn beperkt en gebaseerd op de pathologische beoordeling van preventief verwijderde testes.

Het is inmiddels gebruikelijk een gonadectomie pas te verrichten aan het einde van de puberteit. Op deze manier kan een spontane thelarche gezien worden (perifere conversie van endogene testosteron naar oestradiol) en is er nog geen indicatie voor hormoonsuppletie. Ook geeft dit de mogelijk tot shared-decision-making met de patiënt zelf; eigen voorkeur en beslissing ten aanzien van gonadectomie zijn belangrijke onderdelen voor de kwaliteit van leven (Duranteau et al 2021).

 

Bij PAOS verschillen de strategieën ook wereldwijd ten aanzien van het verrichten van een gonadectomie. Veel DSD-centra adviseren patiënten met PAOS een preventieve gonadectomie, maar ook hier lijkt steeds meer ruimte te komen voor shared-decision-making en de testes in situ te laten mits goede screening op (pre)maligne afwijking mogelijk is zoals met echografie en gonadale biopsies (Tack et al. 2018). Meisjes dienen geïnformeerd te worden over de kans op virilisatie in de puberteit.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk adequate informatie te krijgen over het individuele risico op maligne ontaarding. Wanneer dit risico hoog is, is een preventieve ingreep geïndiceerd ten behoeve van gezondheidswinst. Ook is het belangrijk om patiënten te informeren over de mogelijkheden en beperkingen van monitoring als de gonaden in situ worden gelaten. Met bepalen van tumormarkers in serum en met beeldvorming (echo, MRI) kan niet betrouwbaar worden gescreend op premaligne afwijkingen (Dabrowski et al 2020; Dowlut-McElroy 2022; Cools et al 2017). Met deze informatie in de counseling kan veel duidelijk worden. In het geval van het (complete/partiele) androgeen ongevoeligheidsyndroom is shared-decision-making van belang. Als het medische verantwoord is (na adequate counseling, wanneer surveillance mogelijk is) kunnen de gonaden niet, of pas later verwijderd worden.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er is geen data over kosteneffectiviteit op dit gebied.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Een preventieve ingreep verrichten ten behoeve van gezondheidswinst is over het algemeen geaccepteerd; gonadectomie op medische indicatie zal dus algemeen aanvaard worden. Het is van groot belang dat de diagnostiek/ informatievoorziening/ begeleiding/ behandeling en pathologische beoordeling in een daartoe gespecialiseerd (DSD) centrum plaatsvindt, aangezien het gaat om zeldzame problematiek.

 

Er is geen literatuur gevonden waarin is gekeken naar algemeen onderliggende genetische aandoeningen bij meisjes met primaire amenorroe als voorspellende factor voor het optreden van een gonadale tumor of kiemceltumor, of voorstadium van een maligniteit. Dit heeft ermee te maken dat er alleen beschrijvende cohortstudies zijn gepubliceerd over diverse DSD-aandoeningen. Waarschijnlijk is er te weinig patiëntdata om een prognostische analyse uit te voeren. De aanbevelingen zijn dan ook gebaseerd op de overige literatuur, waaronder de beschrijvende studies en expert opinion.

Onderbouwing

Vanwege een risico op maligniteit wordt in de oude richtlijn (uit 2012) een gonadectomie geadviseerd bij patiënten met primaire amenorroe en de aanwezigheid van Y-chromosoom materiaal zoals het partiele androgeen ongevoeligheidssyndroom (PAOS) en mozaïekvormen van Turnersyndroom. Bij het complete androgeen ongevoeligheidssyndroom (CAOS) kan deze ingreep uitgesteld worden tot de jongvolwassen leeftijd. Er blijft echter discussie over hoe groot de risico’s op maligniteit zijn, en wanneer dit optreedt. De werkgroep wilde graag weten of er nieuwe literatuur is verschenen die meer duidelijkheid geeft in welke situatie/ bij welke aandoeningen een preventieve gonadectomie gerechtvaardigd is.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

Which diagnoses do or do not indicate a gonadectomy in patients with primary amenorrhea?

 

P: Patients with primary amenorrhea.

I: Presence of prognostic factors (underlying genetic conditions, such as Turner syndrome, XY- DSD, CAOS, PAOS or virilization).

C: Absence of prognostic factors (no genetic condition or virilization).

O: (Risk of) gonadal tumour/ germ cell tumour, early-stage malignancy.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered (risk of) gonadal tumor/ germ cell tumor, as a critical outcome measure for decision making; and early-stage malignancy as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2010 until March 19th, 2021. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 111 hits. Studies were selected based on the following criteria: 1) studies reporting on prognostic factors of gonadal tumours/germ cell tumours and/or early-stage malignancies in patients with primary amenorrhea. 16 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 16 studies were excluded (see Table of excluded studies), and no studies were included.

 

Results

There were no studies included in the analysis of the literature, therefore no systematic literature analysis was performed.

  1. Cools, M., Drop, S. L., Wolffenbuttel, K. P., Oosterhuis, J. W., & Looijenga, L. H. (2006). Germ cell tumors in the intersex gonad: old paths, new directions, moving frontiers. Endocr.Rev., 27, 468-484.
  2. Cools M, Looijenga L. Update on the Pathophysiology and Risk Factors for the Development of Malignant Testicular Germ Cell Tumors in Complete Androgen Insensitivity Syndrome. Sex Dev. 2017;11(4):175-181.
  3. Cools M, Pleskacova J, Stoop H, Hoebeke P, Van Laecke E, Drop SL, Lebl J, Oosterhuis JW, Looijenga LH, Wolffenbuttel KP; Mosaicism Collaborative Group. Gonadal pathology and tumor risk in relation to clinical characteristics in patients with 45,X/46,XY mosaicism. J Clin Endocrinol Metab. 2011 Jul;96(7):E1171-80.
  4. Dabrowski E, Johnson EK, Patel V, Hsu Y, Davis S, Goetsch AL, Habiby R, Brickman WJ, Finlayson C. Turner Syndrome with Y Chromosome: Spontaneous Thelarche, Menarche, and Risk of Malignancy. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2020 Feb;33(1):10-14. doi: 10.1016/j.jpag.2019.08.011. Epub 2019 Aug 26.
  5. Dendrinos ML, Smorgick N, Marsh CA, Smith YR, Quint EH. Occurrence of Gonadoblastoma in Patients with 45,X/46,XY Mosaicism. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2015 Jun;28(3):192-5.
  6. Diagnostiek bij Disorders of Sex Development. Multidisciplinaire richtlijn. Richtlijn Diagnostiek bij DSD juni 2017. VKGN URL: [https://www.vkgn.org/files/4608/Richtlijn%20DSD2017.pdf]
  7. Dowlut-McElroy T, Gomez-Lobo V. Gonadectomy in Individuals with Turner Syndrome and Y Chromosome Material: Fertility Considerations. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2022 Aug;35(4):415-416.
  8. Duranteau L, Rapp M, van de Grift TC, Hirschberg AL, Nordenskjšld A; dsd-LIFE group. Participant- and Clinician-Reported Long-Term Outcomes After Surgery in Individuals with Complete Androgen Insensitivity Syndrome. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2021 Apr;34(2):168-175.
  9. Landin-Wilhelmsen K, Bryman I, Hanson C, Hanson L. Spontaneous pregnancies in a Turner syndrome woman with Y-chromosome mosaicism. J Assist Reprod Genet. 2004 Jun;21(6):229-30.
  10. Tack LJW, Maris E, Looijenga LHJ, Hannema SE, Audi L, Kšhler B, Holterhus PM, Riedl S, Wisniewski A, FlŸck CE, Davies JH, T'Sjoen G, Lucas-Herald AK, Evliyaoglu O, Krone N, Iotova V, Marginean O, Balsamo A, Verkauskas G, Weintrob N, Ellaithi M, Nordenstršm A, Verrijn Stuart A, Kluivers KB, Wolffenbuttel KP, Ahmed SF, Cools M. Management of Gonads in Adults with Androgen Insensitivity: An International Survey. Horm Res Paediatr. 2018;90(4):236-246.
  11. Wolffenbuttel KP, Hersmus R, Stoop H, Biermann K, Hoebeke P, Cools M, Looijenga LH. Gonadal dysgenesis in disorders of sex development: Diagnosis and surgical management. J Pediatr Urol. 2016 Dec;12(6):411-416.

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Bastian, 2015

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Capito, 2011

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Castelo-Branco, 2014

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Chan, 2015

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Dutta, 2013

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Farhud, 2016

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Fontenele, 2018

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

García‑Acero, 2020

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Jiang, 2016 "Clinical Features…"

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Jiang, 2016 "Surgical Therapy…"

Article could not be ordered (Chinese magazine)

Philibert, 2010

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Ros, 2012

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Shawky, 2012

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Subramaniam, 2013

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Wong, 2017

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Yang 2017

Does not comply with PICO (no comparison prognostic factors)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-11-2023

Laatst geautoriseerd  : 09-11-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodules.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules zijn in 2020 per module schrijvers en meelezers benoemd. Deze personen werden aangewezen als vertegenwoordigers door de relevante beroepsgroepen die betrokken zijn bij de in de module beschreven zorg (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep). Alle schrijvers van modules vallend onder één richtlijn vormden samen een schrijfgroep. Alle meelezers van modules vallend onder één richtlijn vormden samen een clusterwerkgroep. In totaal resulteerde dit dus in zes werkgroep en zes clusterwerkgroepen. 

 

Voorzitter project (technisch voorzitter)

Timmermans A. (Anne), gynaecoloog, AmsterdamUMC, NVOG

 

Werkgroep richtlijn Primaire Amenorroe

van den Boogaard E. (Emmy), gynaecoloog AmsterdamUMC, NVOG

van Dorp. (Wendy), gynaecoloog, fellow Voortplantingsgeneeskunde, Erasmus MC te Rotterdam, NVOG

van Leeuwen J. (Jeanette), gynaecoloog UMCU te Utrecht, NVOG

 

Clusterwerkgroep richtlijn Primaire Amenorroe

Hannema S.E. (Sabine), kinderarts-endocrinoloog, AmsterdamUMC, NVK

van der Heyden J.C. (Josine), kinderarts-endocrinoloog, Franciscus Gasthuis & Vlietland te Rotterdam, NVK

van Ee I. (Ilse), patiëntvertegenwoordiger, Patiëntfederatie Nederland

Zwijnenburg P.J.G. (Petra), klinisch geneticus en kinderarts, AmsterdamUMC, VKGN

 

Ondersteuning project

Abdollahi M. (Mohammadreza), adviseur Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Labeur Y.J. (Yvonne), adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Sussenbach A.E. (Annelotte), junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Verhoeven M. (Maxime), adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

 

Projectleiding

Augustus 2022- nu Mostovaya I.M. (Irina) (projectleider), senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

April 2020 tot augustus 2021: Bijlsma-Rutte A. (Anne), adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

September 2021 tot januari 2022: Venhorst K. (Kristie), adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Februari 2022 tot juni 2022: Göthlin M. (Mattias), adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten 

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Timmermans (technisch voorzitter van het project)

Gynaecoloog, Amsterdam UMC (0.5 fte)
gynaecoloog, Bergman Vrouwenzorg Amsterdam (0.3 fte): gedetacheerd vanuit Amsterdam UMC

Commissie kwaliteitsdocumenten NVOG (onbetaald); projectgroep Gynae Goes Green NVOG (onbetaald)

Geen

Geen actie

Primaire amenorroe - werkgroep

Van den Boogaard

Gynaecoloog
Amsterdam UMC, locatie AMC en VUMC

Geen

Geen

Geen actie

Van Dorp

Gynaecoloog, Fellow Voortplantingsgeneeskunde ErasmusMC Rotterdam

Bestuurslid NVOG-werkgroep kinder- en adolescentengynaecologie (onbetaald) lid local organizing comittee congres EURAPAG 2021 (onbetaald)

Geen

Geen actie

Van Leeuwen

Gynaecoloog UMC Utrecht/WKZ 0,8fte aandacht benigne gynaecologie & kindergynaecologie

Geen

Geen

Geen actie

Primaire amenorroe - clusterwerkgroep

Hannema

Kinderarts-endocrinoloog, AmsterdamUMC

ESPE Science Committee, ESPE science symposium convener

Steering Committee I-DSD Postgraduate Course

Steering Committee European Society for Paediatric Endocrinology working group Gender Incongruence

Coordinator Netwerk Gonadale Endocrinologie, Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie

Adviesgroep Neonatale screening CHT/AGS

Lid Wetenschappelijke Adviesraad Nederlandse Klinefelter Vereniging

Lecture fee van Pfizer

Geen actie, is via werkgroepleden gevraagd om PA-modules mee te lezen wegens expertise op DSD-gebied.

Van der Heyden

Kinderarts-kinderendocrinoloog. Franciscus Gasthuis & Vlietland, Rotterdam

Bestuurslid werkgroep Kinder & Adolescenten Gynaecologie. Onbetaald

Geen

Geen actie

Van Ee

Adviseur Patiëntenbelang - Patientenfederatie Nederland - fulltime - betaald

Patiëntvertegenwoordiger -EUPATI fellow - Psoriasispatiënten Nederland - ook aan farmaceutische bedrijven inbreng patiëntenperspectief - onbetaald

Coördinator patiëntenparticipatie en onderzoek - Psoriasispatiënten Nederland - onbetaald

Lid centrale redactie - Psoriasispatiënten Nederland - Onbetaald

Geen

Geen actie

Zwijnenburg

Amsterdam UMC, locatie VUmc
klinisch geneticus, kinderarts

Geen

Lid DSO-team Amsterdam UMC (expertisecentrum)

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie en voor deelname aan de clusterwerkgroepen. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren worden bekeken en verwerkt.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld volgens de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de werkgroep de knelpunten in de zorg en de actualiteit van de aanbevelingen beschreven in de te reviseren modules. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL), Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN), Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Nederlandse Vereniging voor Bekkenfysiotherapie (NVFB) / Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en Pré- en Postpartum Gezondheidszorg, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Patiëntenfederatie Nederland, Zorginstituut Nederland (ZiNL), Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) via een schriftelijke knelpunteninventarisatie.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Hultcrantz, 2017; Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Volgens de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De richtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de richtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en akkoord.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654).

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
PA: Counseling en begeleiding