Patiëntbetrokkenheid
Uitgangsvraag
- Wat is de plaats van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van postoperatieve wondinfecties (POWI’s)?
- Wat is de plaats van patiëntbetrokkenheid bij het (tijdig) signaleren van POWI’s?
Aanbeveling
1. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s
Informeer patiënten die een operatieve ingreep ondergaan voorafgaand aan de operatie tijdig over de kans op een postoperatieve wondinfectie, de risicofactoren voor een postoperatieve wondinfectie en infectiepreventiemaatregelen die de kans op een postoperatieve wondinfectie verminderen.
- Verstrek informatie zowel mondeling als schriftelijk.
- Geef patiënten de gelegenheid om vragen te stellen.
- Gebruik duidelijke taal en begrijpelijke terminologie, ook voor kwetsbare patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking.
- Houdt rekening met culturele sensitiviteit van informatie.
- Betrek een tolk bij het geven van mondelinge voorlichting aan patiënten die de Nederlandse taal niet beheersen.
- Maak bij het ontwikkelen van schriftelijke voorlichtingsmateriaal bij voorkeur gebruik van een combinatie van tekst en afbeeldingen (infographics).
- Ontwikkel schriftelijk voorlichtingsmateriaal in verschillende talen.
Bespreek de rol die de patiënt zelf heeft bij de implementatie van infectiepreventie aanbevelingen en benadruk het belang van naleving van infectiepreventieadviezen.
2. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij het (tijdig) signaleren van POWI’s
Informeer patiënten over de klinische verschijnselen van een postoperatieve wondinfectie en hoe ze deze zelf kunnen herkennen.
- Verstrek informatie zowel mondeling als schriftelijk.
- Geef patiënten de gelegenheid om vragen te stellen.
- Gebruik duidelijke taal en begrijpelijke terminologie.
- Houdt rekening met culturele sensitiviteit van informatie.
- Betrek (indien nodig) een tolk bij het geven van mondelinge voorlichting aan patiënten die de Nederlandse taal niet beheersen.
- Maak bij het ontwikkelen van schriftelijke voorlichtingsmateriaal gebruik van een combinatie van tekst en afbeeldingen (infographics).
- Verstrek schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij voorkeur in de eigen taal.
Bespreek de rol die de patiënt zelf heeft bij het (tijdig) signaleren van een postoperatieve wondinfectie en benadruk het belang van het opvolgen van de instructies om een postoperatieve wondinfectie zelf te herkennen.
Instrueer de patiënt om zich bij klinische verschijnselen die verdacht zijn voor een postoperatieve wondinfectie (of bij twijfel) te melden bij zijn/haar zorgverlener.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is geen systematisch literatuuronderzoek verricht omdat er, gezien de relatieve recentheid van het onderwerp, naar verwachting (nog) geen originele wetenschappelijk publicaties zijn naar het effect van patiëntbetrokkenheid bij de preventie en signalering van postoperatieve wondinfecties (POWI’s). Om de uitgangsvraag te beantwoorden zijn internationale richtlijnen op het gebied van de preventie van POWI’s en bij de werkgroep bekende relevante wetenschappelijke publicaties over het onderwerp geraadpleegd en aangevuld met expert opinion.
1. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s
Internationale richtlijnen
In twee internationale richtlijnen voor de preventie van POWI zijn aanbevelingen opgenomen over het betrekken van patiënten en hun verzorgers bij infectiepreventie (Calderwood, 2023; NICE, 2019) (Tabel 1). NICE en SHEA/IDSA/APIC/AHA adviseren om patiënten en verzorgers voorafgaand aan de operatie duidelijk te informeren en adviseren over het risico op een POWI, en over wat er kan worden gedaan om dit risico te verminderen. SHEA/IDSA/APIC/AHA benoemt daarbij het beschikbaar stellen van schriftelijk informatiemateriaal. CDC en WHO doen geen aanbevelingen over patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s (Berrios-Torres; 2017, WHO, 2018A).
Tabel 1. Internationale richtlijnen voor de preventie van postoperatieve wondinfecties.
Richtlijn |
Aanbeveling(en) |
CDC (Berríos-Torres, 2017) |
|
NICE (NICE, 2019) |
|
SHEA/IDSA/APIC/AHA (Calderwood, 2023) |
|
WHO – prevention SSI (WHO, 2018) |
|
AHA = American Hospital Association
APIC = Association for Professionals in Infection Control
CDC = Centers for Disease Prevention and Control
IDSA = Infectious Diseases Society of America
NICE = National Institute for Health and Care Excellence
SHEA = Society for Healthcare Epidemiology of America
WHO = World Health Organization
Achtergrond
POWI’s zijn voor een belangrijk deel (tot 55%) te voorkomen door het toepassen van de juiste infectiepreventiemaatregelen (Umscheid, 2011). Een succesvol infectiepreventiebeleid vraagt om een integrale aanpak van risicofactoren in het pre-, intra- en postoperatieve traject en betrokkenheid van alle belanghebbenden (Skoufalos, 2021). Van oudsher waren infectiepreventie aanbevelingen vooral gericht op het chirurgisch team, en was de rol van de patiënt onderbelicht. De laatste jaren is er wereldwijd meer aandacht gekomen voor het actief betrekken van patiënten, als primaire belanghebbende, bij de implementatie van infectiepreventie aanbevelingen (Tartari, 2017; WHO, 2021).
Patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s houdt in dat patiënten inzicht krijgen in de risicofactoren voor het ontstaan van POWI’s en de infectiepreventiemaatregelen die het POWI-risico verminderen. Daarbij is het van belang dat patiënten zich bewust zijn van hun eigen rol bij de implementatie van perioperatieve infectiepreventie aanbevelingen en zich committeren aan de adviezen van zorgmedewerkers (Kapadia, 2015; Oliveira, 2023).
Effect van patiëntbetrokkenheid op het optreden van POWI’s
Hoewel er veel wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van diverse infectiepreventiemaatregelen voor POWI’s (Berríos-Torres, 2017; Calderwood, 2023; NICE, 2019; WHO, 2018), is er een gebrek aan studies naar het effect van patiëntbetrokkenheid bij de implementatie van infectiepreventieaanbevelingen op het optreden van POWI’s (NICE, 2019; Oliveira, 2023; Tartari, 2017). Hier ligt een kennislacune.
Versterken van patiëntbetrokkenheid
In een recent onderzoek onder chirurgische patiënten en zorgmedewerkers (artsen en verpleegkundigen) werd het gebruik van informatiefilmpjes en -folders als effectieve strategie beschouwd om patiëntbetrokkenheid te bevorderen (Oliveira, 2023). In hoeverre het informeren van patiënten en hun verzorgers in de dagelijkse klinische praktijk is geïmplementeerd is niet goed bekend. Een recent systematisch review naar educatie van patiënten in ziekenhuizen beschrijft twee kleine Amerikaanse studies die educatie over POWI’s hebben onderzocht, met wisselende bevindingen (Hammoud, 2020). In de eerste studie rapporteerde 94% van de patiënten mondelinge informatie over POWI’s te hebben ontvangen en 95% schriftelijk (Hari, 2012). In de tweede studie rapporteerde 84% van de chirurgische patiënten met hun zorgverlener over POWI’s te hebben gesproken en kon slechts 60% zich herinneren een informatiefolder te hebben ontvangen (Anderson, 2013).
2. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij het (tijdig) vaststellen van POWI’s
Internationale richtlijnen
Van de beschikbare internationale richtlijnen voor de preventie van POWI’s doet alleen de NICE richtlijn aanbevelingen over het betrekken van patiënten en hun verzorgers bij het (tijdig) vaststellen van POWI’s (NICE, 2019). NICE beveelt aan om patiënten en verzorgers te informeren en adviseren over hoe een infectie van de operatiewond kan worden herkend, en met wie patiëntencontact kunnen opnemen als ze zich zorgen maken. CDC, SHEA/IDSA/APIC/AHA en WHO doen geen aanbeveling over patiëntbetrokkenheid (Berrios-Torres; 2017; Calderwood, 2023; WHO, 2018).
Tabel 1. Internationale richtlijnen voor de preventie van postoperatieve wondinfecties.
Richtlijn |
Aanbeveling(en) |
CDC (Berríos-Torres, 2017) |
|
NICE (NICE, 2019) |
|
SHEA/IDSA/APIC/AHA (Calderwood, 2023) |
|
WHO – prevention SSI (WHO, 2018) |
|
CDC = Centers for Disease Prevention and Control
NICE = National Institute for Health and Care Excellence
SHEA = Society for Healthcare Epidemiology of America
IDSA = Infectious Diseases Society of America
APIC = Association for Professionals in Infection Control
AHA = American Hospital Association
WHO = World Health Organization
Achtergrond
POWI’s ontstaan in toenemende mate pas na ontslag uit het ziekenhuis, enerzijds door de steeds kortere opnameduur, anderzijds door het vaker uitvoeren van chirurgische ingrepen in de poliklinische setting (Perencevich, 2003). Dit heeft tot gevolg dat POWI’s mogelijk niet tijdig worden vastgesteld en behandeld. Het is daarom van belang de rol van patiënten en hun verzorgers in het postoperatieve zorgproces te versterken.
Patiëntbetrokkenheid bij het (tijdig) signaleren van POWI’s houdt in dat patiënten inzicht krijgen in de klinische verschijnselen van een POWI, zodat zij deze zelf kunnen herkennen. Het is belangrijk dat patiënten zich bewust zijn van hun eigen rol bij het signaleren van POWI’s en zich committeren aan de ontvangen instructies voor het signaleren van voor POWI verdachte klinische verschijnselen en zich op tijd melden bij hun zorgverlener.
Zelf-diagnostiek
In een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar het effect van patiëntenvoorlichting op de accuraatheid van het zelf herkennen van een POWI, bleek 83.3% van de POWI’s correct geïdentificeerd te worden door patiënten, onafhankelijk van het wel of niet ontvangen van voorlichting over de klinische verschijnselen van een POWI. Wel was het percentage fout-positieve zelf-diagnoses hoger in de groep die voorlichting had ontvangen (6.3%) dan in de groep die niet was voorgelicht (1.9%; p=0.013) (Whitby, 2007). Het gebruik van een gestandaardiseerde vragenlijst kan van meerwaarde zijn bij het signaleren van een POWI door de patiënt. De Bluebelle Wound Healing Questionnaire is een voorbeeld van een vragenlijst met goed onderscheidend vermogen die gevalideerd is voor het vaststellen van POWI’s van gesloten primaire wonden na abdominale chirurgie (Bluebelle Study Group, 2019; Glasbey, 2023). Er is geen bewijs voor het effect van zelf-diagnostiek op de tijdigheid van het vaststellen van POWI’s. Hier ligt een kennislacune.
Telemonitoring
Telemonitoring is een ‘zorg op afstand’ toepassing in ontwikkeling, waarbij patiënt-gegenereerde gezondheidsgegevens in de thuissituatie, zoals foto’s van de operatiewond, worden gebruikt voor de signalering van POWI’s (Lavalle, 2019; Macefield, 2023; McLean, 2023; Sanger, 2017). Slechts een beperkt aantal studies heeft op dit moment ook naar klinische uitkomsten gekeken. Een studie naar de meerwaarde van de beschikbaarheid van wondfoto’s bij een telefonisch consult liet zien dat met name de specificiteit van de POWI-diagnose verbeterde waardoor onterecht gebruik van antibiotica kon worden voorkomen (Sanger, 2017). In een studie bij patiënten die abdominale chirurgie ondergingen was de tijd-tot-diagnose met telemonitoring gemiddeld 5.4 dagen korter dan zonder telemonitoring (10.0 dagen vs. 15.4 dagen) en het percentage patiënten dat het ziekenhuis bezocht lager (3.0% vs. 14.7%) (McLean, 2023).
Door de patiënt geïnitieerde follow-up
In het traditionele zorgmodel krijgen chirurgische patiënten een poliklinische controleafspraak volgens een routinematig, vooraf gedefinieerd schema (bijvoorbeeld 30 dagen na de operatie). Patiënt geïnitieerde follow-up (PIFU) is een veelbelovend patiëntgericht zorgmodel gebaseerd op klinische behoefte (Chhatwal, 2022). Patiënten of hun verzorgers bepalen zelf wanneer een vervolgafspraak nodig is. Dit geeft patiënten meer controle en flexibiliteit in het (na)zorgproces en voorkomt onnodig ziekenhuisbezoek. Of PIFU ook een effect heeft op het (tijdig) vaststellen van POWI’s is nog onduidelijk. Hier ligt een kennislacune.
- Overige overwegingen
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Patiëntvoorkeuren met betrekking tot betrokkenheid bij de preventie en (tijdige) signalering van POWI’s kunnen variëren, maar over het algemeen vinden patiënten het belangrijk om goed geïnformeerd te worden over de risico's van POWI’s, de maatregelen die ze kunnen nemen om deze risico's te verminderen, hoe ze zelf eventuele tekenen van een infectie kunnen herkennen en hoe ze contact kunnen opnemen met hun zorgverleners als er problemen of vragen zijn. In een recente studie naar de ervaringen van patiënten bij het zelf maken van foto’s van de operatiewond rapporteerden patiënten zich meer betrokken te voelen bij de wondzorg (Wang, 2014).
Het is belangrijk dat artsen en andere zorgverleners duidelijke, tijdige en begrijpelijke informatie verstrekken, zowel mondeling als schriftelijk, en dat patiënten de gelegenheid krijgen om vragen te stellen.
Mondelinge voorlichting biedt patiënten de gelegenheid om belangrijke informatie over preventieve maatregelen en het herkennen infecties rechtstreeks met zorgverleners te bespreken. Sommige zorginstellingen organiseren specifieke voorlichtingssessies waarin patiënten en hun verzorgers deze informatie ontvangen. Met de opkomst van telehealth kan mondelinge voorlichting aan patiënten ook via een video- of telefoongesprek gegeven worden. Hierbij is het wel van belang om te verifiëren of een patiënt in staat is om telehealth toe te passen, zodat de optimale zorg en communicatie kunnen worden gewaarborgd, rekening houdend met de technologische vereisten en individuele behoeften.
Bij mondelinge patiëntenvoorlichting is het belangrijk om gebruik te maken van duidelijke taal en begrijpelijke terminologie, zodat de patiënt de informatie goed kan begrijpen. Het stellen van open vragen aan patiënten om te controleren of ze de verstrekte informatie begrepen hebben kan hierbij helpen. Daarnaast kunnen visuele hulpmiddelen zoals afbeeldingen en (anatomische) modellen worden gebruikt om complexe concepten te verduidelijken. Het is cruciaal om rekening te houden met de behoefte van de patiënt bij het verstrekken van mondelinge informatie. Bij de mondelinge voorlichting aan patiënten die de Nederlandse taal niet beheersen is het belangrijk een tolk te betrekken.
Bij het ontwikkelen van schriftelijke patiëntenvoorlichting is het van belang rekening te houden met de leesbaarheid, begrijpelijkheid en culturele sensitiviteit van de informatie. Informatie moet in eenvoudige taal worden gepresenteerd, ondersteund door afbeeldingen en grafieken (infographics) waar nodig, en beschikbaar zijn in verschillende talen. Instructies dienen ook geschikt te zijn voor kwetsbare patiënten en patiënten met een cognitieve beperking. Bij de schriftelijke voorlichting kan gebruik worden gemaakt van brochures, folders en instructieboekjes, het patiëntenportaal, telehealth-platforms, e-learning en apps. Belangrijk hierbij is dat de schriftelijke informatieverstrekking aansluit bij de individuele behoefte van de patiënt. Het is belangrijk om schriftelijk voorlichtingsmateriaal regelmatig te herzien en bij te werken om ervoor te zorgen dat deze up-to-date en accuraat is.
Kosten (middelenbeslag)
POWI’s behoren tot de meest voorkomende zorggerelateerde infecties (PREZIES, 2023A; ECDC, 2023). In nationale en internationale studies zijn POWI’s consequent geassocieerd met een toename in zorgkosten ten opzichte van patiënten zonder infectie door verlenging van de opnameduur, heropnames, en heroperaties (Badia, 2017; Broex, 2009; Eckmann, 2022; Gantz, 2019; Koek, 2019; Lewis, 2013; Purba, 2020; VandenBergh, 1996).
Het versterken van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s kan verschillende kosten met zich meebrengen, afhankelijk van de strategieën en middelen die worden ingezet. Het verstrekken van gedegen informatie aan patiënten over postoperatieve zorg en het voorkomen van POWI’s vereist financiële middelen. Dit omvat het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal, het trainen van zorgverleners om effectief met patiënten te communiceren, en bijvoorbeeld het inzetten van een tolk. Ook het gebruik van technologische middelen om patiënten te betrekken bij hun zorg kan kosten met zich meebrengen. Dit omvat de ontwikkeling en implementatie van software, onderhoudskosten en training van zorgverleners en patiënten in het gebruik ervan.
Het is belangrijk op te merken dat, hoewel er kosten zijn verbonden aan het verbeteren van patiëntbetrokkenheid, investeringen in preventieve maatregelen kunnen resulteren in lagere kosten op lange termijn door het verminderen van postoperatieve complicaties en heropnames. Het is belangrijk om een kosten-batenanalyse uit te voeren om de effectiviteit en economische haalbaarheid van dergelijke initiatieven te beoordelen.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Het versterken van de patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s is nog volop in ontwikkeling. Met name het betrekken van de patiënt in de (tijdige) signalering van POWI’s wordt nog niet routinematig toegepast. Bij het ontwikkelen van strategieën om de patiëntbetrokkenheid te versterken is het van belang rekening te houden met verschillen in gezondheidsvaardigheden die de effectiviteit van patiëntbetrokkenheid kunnen beïnvloeden, met verschillen in culturele achtergrond en taal die een barrière kunnen vormen voor effectieve communicatie en met de mate waarin patiënten toegang hebben of vertrouwd zijn met digitale technologieën. Implementatie van dergelijke strategieën vraagt de beschikbaarheid van middelen voor het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal, het integreren van technologische oplossing die compatibel zijn met bestaande systemen, en training van zorgmedewerkers over effectieve communicatie met patiënten.
Duurzaamheid
Niet van toepassing.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
1. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s
Het actief betrekken van patiënten, als primaire belanghebbende, bij de implementatie van infectiepreventie aanbevelingen krijgt wereldwijd steeds meer aandacht.
Er is geen systematisch literatuuronderzoek verricht omdat er, gezien de relatieve recentheid van het onderwerp, naar verwachting (nog) geen originele wetenschappelijk publicaties zijn naar het effect van patiëntbetrokkenheid bij de preventie van POWI’s.
Internationale richtlijnen voor de preventie van POWI’s bevelen aan om patiënten en verzorgers voorafgaand aan de operatie duidelijk te informeren en adviseren over het risico op een POWI, en over wat er kan worden gedaan om dit risico te verminderen.
Het is belangrijk dat patiënten zich bewust zijn van hun eigen rol bij de implementatie van perioperatieve infectiepreventie aanbevelingen en zich committeren aan de adviezen van zorgmedewerkers.
De werkgroep is van mening dat het duidelijk en tijdig informeren van patiënten voorafgaand aan de operatie over de kans op een POWI, de risicofactoren voor een POWI en perioperatieve infectiepreventiemaatregelen die de kans op een POWI verminderen de rol van patiënt bij de preventie van POWI’s kan versterken.
2. Plaats van patiëntbetrokkenheid bij het (tijdig) vaststellen van POWI’s
Het actief betrekken van patiënten, als primaire belanghebbende, bij de signalering van POWI’s krijgt internationaal steeds meer aandacht.
Er is geen systematisch literatuuronderzoek verricht omdat er, gezien de relatieve recentheid van het onderwerp, naar verwachting (nog) geen originele wetenschappelijk publicaties zijn naar het effect van patiëntbetrokkenheid bij de signalering van POWI’s.
De NICE-richtlijn voor de preventie van POWI’s beveelt aan om patiënten en verzorgers te informeren en adviseren over hoe een infectie van de operatiewond kan worden herkend, en met wie patiëntencontact kunnen opnemen als ze zich zorgen maken. Andere internationale richtlijnen doen geen aanbevelingen.
Het is belangrijk dat patiënten zich bewust zijn van hun eigen rol bij de tijdige signalering van POWI’s en zich committeren aan de adviezen van zorgmedewerkers.
De werkgroep is van mening dat het informeren van patiënten over de klinische verschijnselen van een POWI de rol van patiënt bij de (tijdige) signalering van POWI’s kan versterken. Ondanks het feit dat patiëntenvoorlichting over het zelf-herkennen van POWI’s mogelijk resulteert in meer fout-positieve diagnoses, is de werkgroep van mening dat een overschatting van POWI gevallen de voorkeur heeft boven het missen van gevallen.
Onderbouwing
Achtergrond
In het huidige beleid rondom de preventie van postoperatieve wondinfecties (POWI’s) is patiëntbetrokkenheid onderbelicht. Deze module beschrijft het beschikbare bewijs en de overwegingen voor aanbevelingen met betrekking tot het versterken van de patiëntbetrokkenheid bij het voorkómen en het tijdig signaleren van POWI’s. Met deze module beoogt de richtlijncommissie aan te sluiten bij recente ontwikkelingen op het gebied van passende zorg.
Zoeken en selecteren
No systematic literature analysis was performed for this clinical question. Given the relative recency of the subject, it is expected that there are (yet) no original scientific publications on the effect of patient involvement in the prevention and detection of postoperative wound infections. To answer this question relevant international guidelines and scientific publications were examined and supplemented with expert opinion.
Referenties
- Anderson M, Ottum A, Zerbel S, Sethi A, Gaines ME, Safdar N. A survey to examine patient awareness, knowledge, and perceptions regarding the risks and consequences of surgical site infections. Am J Infect Control. 2013 Dec;41(12):1293-5. doi: 10.1016/j.ajic.2013.02.007. Epub 2013 May 13. PMID: 23680112.
- Bluebelle Study Group. Validation of the Bluebelle Wound Healing Questionnaire for assessment of surgical-site infection in closed primary wounds after hospital discharge. Br J Surg. 2019 Feb;106(3):226-235. doi: 10.1002/bjs.11008. Epub 2018 Dec 17. PMID: 30556594; PMCID: PMC6457211.
- Chhatwal K, Deighton AJ. Patient-initiated follow up as a means of reducing pressures in secondary care. Intern Med J. 2022 Apr;52(4):683-685. doi: 10.1111/imj.15741. PMID: 35419966.
- Glasbey J; NIHR Global Health Research Unit on Global Surgery. Adaptation of the Wound Healing Questionnaire universal-reporter outcome measure for use in global surgery trials (TALON-1 study): mixed-methods study and Rasch analysis. Br J Surg. 2023 May 16;110(6):685-700. doi: 10.1093/bjs/znad058. PMID: 37005373.
- Hammoud S, Amer F, Lohner S, Kocsis B. Patient education on infection control: A systematic review. Am J Infect Control. 2020 Dec;48(12):1506-1515. doi: 10.1016/j.ajic.2020.05.039. Epub 2020 Jun 5. PMID: 32512081.
- Hari M, Rosenzweig M. Incidence of preventable postoperative readmissions following pancreaticoduodenectomy: implications for patient education. Oncol Nurs Forum. 2012 Jul;39(4):408-12. doi: 10.1188/12.ONF.408-412. PMID: 22750899.
- Kapadia BH, Cherian JJ, Issa K, Jagannathan S, Daley JA, Mont MA. Patient Compliance with Preoperative Disinfection Protocols for Lower Extremity Total Joint Arthroplasty. Surg Technol Int. 2015 May;26:351-4. PMID: 26055031.
- Kershaw VF, Chainrai M, Radley SC. Patient initiated follow up in Obstetrics and Gynaecology: A systematic review. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2022 May;272:123-129. doi: 10.1016/j.ejogrb.2022.02.181. Epub 2022 Mar 1. PMID: 35303674.
- Lavallee DC, Lee JR, Semple JL, Lober WB, Evans HL. Engaging Patients in Co-Design of Mobile Health Tools for Surgical Site Infection Surveillance: Implications for Research and Implementation. Surg Infect (Larchmt). 2019 Oct;20(7):535-540. doi: 10.1089/sur.2019.148. Epub 2019 Aug 20. PMID: 31429644; PMCID: PMC6823881.
- Macefield RC, Blazeby JM, Reeves BC, King A, Rees J, Pullyblank A, Avery K. Remote assessment of surgical site infection (SSI) using patient-taken wound images: Development and evaluation of a method for research and routine practice. J Tissue Viability. 2023 Feb;32(1):94-101. doi: 10.1016/j.jtv.2023.01.001. Epub 2023 Jan 10. PMID: 36681617; PMCID: PMC10322728.
- McLean KA, Sgrò A, Brown LR, Buijs LF, Daines L, Potter MA, Bouamrane MM, Harrison EM. Evaluation of remote digital postoperative wound monitoring in routine surgical practice. NPJ Digit Med. 2023 May 5;6(1):85. doi: 10.1038/s41746-023-00824-9. PMID: 37147462; PMCID: PMC10161985.
- National Wound Care Strategy Programme. Recommendations for the use of digital Images in wound care. 2021. (https://www.nationalwoundcarestrategy.net/wp-content/uploads/2021/09/Digital-Images-in-wound-care-17Sept21.pdf, accessed 20 October 2023).
- Newton C, Beaver K, Clegg A. Patient initiated follow-up in cancer patients: A systematic review. Front Oncol. 2022 Oct 13;12:954854. doi: 10.3389/fonc.2022.954854. PMID: 36313728; PMCID: PMC9606321.
- Oliveira MC, Dalcól C, de Carvalho REFL, Poveda VB. Patient participation in surgical site infection prevention: perceptions of nurses, physicians and patients. Rev Esc Enferm USP. 2023 Jul 24;57:e20220459. doi: 10.1590/1980-220X-REEUSP-2022-0459en. PMID: 37494034; PMCID: PMC10368007.
- Perencevich EN, Sands KE, Cosgrove SE, Guadagnoli E, Meara E, Platt R. Health and economic impact of surgical site infections diagnosed after hospital discharge. Emerg Infect Dis. 2003 Feb;9(2):196-203. doi: 10.3201/eid0902.020232. PMID: 12603990; PMCID: PMC2901944.
- Sanger PC, Simianu VV, Gaskill CE, Armstrong CA, Hartzler AL, Lordon RJ, Lober WB, Evans HL. Diagnosing Surgical Site Infection Using Wound Photography: A Scenario-Based Study. J Am Coll Surg. 2017 Jan;224(1):8-15.e1. doi: 10.1016/j.jamcollsurg.2016.10.027. Epub 2016 Oct 14. PMID: 27746223; PMCID: PMC5183503.
- Skoufalos A, Clarke JL, Napp M, Abrams KJ, Berman B, Armellino D, Schilling ME, Pracilio V. Improving awareness of best practices to reduce surgical site infection: a multistakeholder approach. Am J Med Qual. 2012 Jul-Aug;27(4):297-304. doi: 10.1177/1062860611422122. Epub 2011 Sep 29. PMID: 21960647.
- Tartari E, Weterings V, Gastmeier P, Rodríguez Baño J, Widmer A, Kluytmans J, Voss A. Patient engagement with surgical site infection prevention: an expert panel perspective. Antimicrob Resist Infect Control. 2017 May 12;6:45. doi: 10.1186/s13756-017-0202-3. PMID: 28507731; PMCID: PMC5427557.
- Umscheid CA, Mitchell MD, Doshi JA, Agarwal R, Williams K, Brennan PJ. Estimating the proportion of healthcare-associated infections that are reasonably preventable and the related mortality and costs. Infect Control Hosp Epidemiol. 2011 Feb;32(2):101-14. doi: 10.1086/657912. PMID: 21460463.
- Wang SC, Anderson JA, Jones DV, Evans R. Patient perception of wound photography. Int Wound J. 2016 Jun;13(3):326-30. doi: 10.1111/iwj.12293. Epub 2014 May 28. PMID: 24872018; PMCID: PMC7950195.
- Whitby M, McLaws ML, Doidge S, Collopy B. Post-discharge surgical site surveillance: does patient education improve reliability of diagnosis? J Hosp Infect. 2007 Jul;66(3):237-42. doi: 10.1016/j.jhin.2007.04.014. Epub 2007 Jun 19. PMID: 17582652.
- World Health Organization. Global patient safety action plan 2021–2030: towards eliminating avoidable harm in health care. Geneva: World Health Organization; 2021. (https://iris.who.int/bitstream/handle/10665/343477/9789240032705-eng.pdf?sequence=1, accessed 22 October 2023).
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-12-2024
Laatst geautoriseerd : 01-12-2024
Geplande herbeoordeling : 01-12-2026
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules 2 tot 16 is in 2020 op initiatief van de NVvH een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor preventie van postoperatieve wondinfecties. Daarnaast is in 2022 op initiatief van het Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI) een separate multidisciplinaire werkgroep samengesteld voor de herziening van de WIP-richtlijn over postoperatieve wondinfecties: module 17-22. De ontwikkelde modules van beide werkgroepen zijn in deze richtlijn samengevoegd.
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Mevr. prof. dr. M.A. Boermeester |
Chirurg |
* Medisch Ethische Commissie, Amsterdam UMC, locatie AMC * Antibiotica Commissie, Amsterdam UMC |
Persoonlijke financiële belangen Hieronder staan de beroepsmatige relaties met bedrijfsleven vermeld waarbij eventuele financiële belangen via de AMC Research B.V. lopen, dus institutionele en geen persoonlijke gelden zijn: Skillslab instructeur en/of spreker (consultant) voor KCI/3M, Smith&Nephew, Johnson&Johnson, Gore, BD/Bard, TELABio, GDM, Medtronic, Molnlycke.
Persoonlijke relaties Geen.
Extern gefinancierd onderzoek Institutionele grants van KCI/3M, Johnson&Johnson en New Compliance.
Intellectuele belangen en reputatie Ik maak me sterk voor een 100% evidence-based benadering van maken van aanbevelingen, volledig transparant en reproduceerbaar. Dat is mijn enige belang in deze, geen persoonlijk gewin.
Overige belangen Geen.
|
Geen restrictie |
Dhr. R.R. Schaad |
Anesthesioloog |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Dhr. dr. J.H.M. Goosen |
Orthopedisch Chirurg |
Inhoudelijke presentaties voor Smith&Nephew en Zimmer Biomet. Deze worden vergoed per uur |
Geen |
Geen restrictie |
Dhr. dr. N. Hartwig |
Kinderarts-infectioloog |
Freelance: Medisch adviseur Veduma Medisch Advies te Zaltbommel. Betaald per uitgebracht advies
Lid-beroepsgenoten Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam Betaald per zitting
Commissies: Commissie-lid: commissie Vaccinaties van de Gezondheidsraad Commissie-lid: commissie Vaccinaties voor werknemers van de Gezondheidsraad Commissie-lid: commissie Vaccinaties COVID-19 van de Gezondheidsraad Betaald: volgens vaccatie-regeling |
Geen |
Geen restrictie |
Dhr. Dr. R. Jansen |
Arts Microbioloog |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. dr. M. Reinders |
Dermatoloog |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. E. van de Helder-Vreugdenhil, MSc. |
Verpleegkundig specialist Wondzorg |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. M. van de Biezen-Brinkman |
Deskundige infectiepreventie |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. dr. K. Vliegenthart |
Internist-infectioloog |
Onbetaald: Commissie Kwaliteit voor de NVII, comissielid ter beoordeling van richtlijnen en ondersteunen van kwaliteitsinitiatieven, tevens notulist Internationaal co-assistenten begeleider (Haydom Lutheran Hospital) Minor Global Health, begeleider voor Tanzania (Erasmus MC) Medisch Team, lid, World Servants |
Geen |
Geen |
Mevr. dr. E. Moll |
Gynacoloog-perinatoloog |
MOET cursus docent, onbetaald, wel onkostenvergoeding SAVER cursus docent, onbetaald, wel onkostenvergoeding Lid van werkgroep NVOG, Gynaecoloog en Recht. Vanuit die functie schrijven van expertiserapporten, betaald. |
Geen |
Geen restrictie |
Dhr. dr. M. Cromheecke |
Plastisch chirurg |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. G. v.d. Heijden, MSc. |
Verpleegkundig specialist (wondzorg en vaatchirurgie) |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Mevr. K. Spijkers |
Adviseur Patiëntfederatie Nederland |
Voorzitter Ervaringsraad SKILZ (afgevaardigd Patientenfederatie). Bestuurslid Stichting Revalidatie Impact (afgevaardigd Patientenfederatie). |
Geen |
Geen restrictie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptmodules zijn tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt. Voor de modules 17-22 was de patiëntfederatie vertegenwoordigd in de werkgroep.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn.
Voor module 8 (Negatieve druktherapie) geldt dat uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000 - 40.000 patiënten). Tevens volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.
Voor de overige modules en aanbevelingen geldt dat uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten). Tevens volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Ook wordt geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners verwacht of een wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Zie voor de implementatie het implementatieplan in het tabblad 'Bijlagen'.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroepen de knelpunten in de zorg voor patiënten die chirurgie ondergaan. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een invitational conference. De verslagen hiervan zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Adaptatie
Een aantal modules van deze richtlijn betreft een adaptatie van modules van de World Health Organization (WHO)-richtlijn ‘Global guidelines for the prevention of surgical site infection’ (WHO, 2018), te weten:
- Module Normothermie
- Module Immunosuppressive middelen
- Module Glykemische controle
- Module Antimicrobiële afdichtingsmiddelen
- Module Wondbeschermers bij laparotomie
- Module Preoperatief douchen
- Module Preoperatief verwijderen van haar
- Module Chirurgische handschoenen: Vervangen en type handschoenen
- Module Afdekmaterialen en operatiejassen
Methode
- Uitgangsvragen zijn opgesteld in overeenstemming met de standaardprocedures van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
- De inleiding van iedere module betreft een korte uiteenzetting van het knelpunt, waarbij eventuele onduidelijkheid en praktijkvariatie voor de Nederlandse setting wordt beschreven.
- Het literatuuronderzoek is overgenomen uit de WHO-richtlijn. Afhankelijk van de beoordeling van de actualiteit van de richtlijn is een update van het literatuuronderzoek uitgevoerd.
- De samenvatting van de literatuur is overgenomen van de WHO-richtlijn, waarbij door de werkgroep onderscheid is gemaakt tussen ‘cruciale’ en ‘belangrijke’ uitkomsten. Daarnaast zijn door de werkgroep grenzen voor klinische besluitvorming gedefinieerd in overeenstemming met de standaardprocedures van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten, en is de interpretatie van de bevindingen primair gebaseerd op klinische relevantie van het gevonden effect, niet op statistische significantie. In de meta-analyses zijn naast odds-ratio’s ook relatief risico’s en risicoverschillen gerapporteerd.
- De beoordeling van de mate van bewijskracht is overgnomen van de WHO-richtlijn, waarbij de beoordeling is gecontroleerd op consistentie met de standaardprocedures van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (GRADE-methode; http://www.gradeworkinggroup.org/). Eventueel door de WHO gerapporteerde bewijskracht voor observationele studies is niet overgenomen indien ook gerandomiseerde gecontroleerde studies beschikbaar waren.
- De conclusies van de literatuuranalyse zijn geformuleerd in overeenstemming met de standaardprocedures van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
- In de overwegingen heeft de werkgroep voor iedere aanbeveling het bewijs waarop de aanbeveling is gebaseerd en de aanvaardbaarheid en toepasbaarheid van de aanbeveling voor de Nederlandse klinische praktijk beoordeeld. Op basis van deze beoordeling is door de werkgroep besloten welke aanbevelingen ongewijzigd zijn overgenomen, welke aanbevelingen niet zijn overgenomen, en welke aanbevelingen (mits in overeenstemming met het bewijs) zijn aangepast naar de Nederlandse context. ‘De novo’ aanbevelingen zijn gedaan in situaties waarin de werkgroep van mening was dat een aanbeveling nodig was, maar deze niet als zodanig in de WHO-richtlijn was opgenomen. Voor elke aanbeveling is vermeld hoe deze tot stand is gekomen, te weten: ‘WHO’, ‘aangepast van WHO’ of ‘de novo’.
Voor een verdere toelichting op de procedure van adapteren wordt verwezen naar de Bijlage Adapteren.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
World Health Organization. Global guidelines for the prevention of surgical site infection,
second edition. Geneva: World Health Organization; 2018. (https://www.who.int/publications/i/item/9789241550475, accessed 12 June 2023).
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.