Postoperatieve pijn

Initiatief: NVA Aantal modules: 68

Buikwandblokken

Uitgangsvraag

Welk buikwandblok heeft de voorkeur bij patiënten die een open of minimaal invasieve abdominale chirurgische procedure ondergaan?

Aanbeveling

Wanneer er voor een buikwandblok wordt gekozen, overweeg om het Quadratus lumborum (QL) blok of erector spinae plane (ESP) blok te prikken in plaats van het transversus abdominal plane (TAP) blok.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is literatuuronderzoek verricht naar de gunstige en ongunstige effecten van verschillende soorten buikwandblokken bij open en laparoscopische buikoperaties. Er werd literatuur gevonden voor de vergelijkingen tussen quadratus lumborum (QL) en transversus abdominal plane (TAP) blok, tussen erector spinae plane (ESP) en TAP blok, tussen rectus sheath (RS) en TAP blok en tussen QL en ESP blok. De bewijskracht voor de vergelijking QL versus TAP blok was redelijk voor de cruciale uitkomsten en laag voor de belangrijke uitkomstmaten, daarmee komt de bewijskracht uit op redelijk. De bewijskracht van alle beschreven uitkomstmaten was voor de overige vergelijkingen laag. De totale bewijskracht voor deze vergelijkingen komt hiermee op laag. Hier ligt een kennislacune.

 

Voor de uitkomstmaten pijn en opioïden gebruik werd niet de gedefinieerde grens van klinische relevantie bereikt, echter de combinatie van lagere pijnscores en lager opioïden gebruik wijst mogelijk toch op een superioriteit van QL en ESP vergeleken met TAP.

 

Het TAP blok wordt pas beschreven sinds 2001, het QL-blok wordt beschreven sinds 2007. Hierdoor is er tot op heden beperkte literatuur betreffende de vergelijking tussen de twee blokken, ook worden er in de studies verschillende blokken met elkaar vergeleken voor verschillende type chirurgie (open versus laparoscopisch, ingrepen gepaard gaande met veel postoperatieve pijn versus ingrepen met beperkte postoperatieve pijn). Behoudens het type chirurgie zijn er ook binnen één buikwandblok verschillende manieren van uitvoer. Het QL-blok wordt beschreven in QLB1, QLB2 en transmuscular QLB. Ook het TAP blok kent verschillende benaderingswijzes (posterior, anterior, lateral, subcostal). De gedachte is dat het QL-blok superieure analgesie geeft doordat het een groter sensibel gebied dekt (Th4-L1 voor QL, Th6-Th12 voor TAP).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor deze module zijn waarden of voorkeuren van de patiënt niet van toepassing gezien het onderwerp.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van het plaatsen van een buikwandblok zullen voor ieder buikwandblok gelijk zijn gezien voor iedere blok dezelfde materialen en medicatie nodig is. Ook het scholen van het personeel en de tijdsinvestering zullen voor de verschillende blokken gelijk zijn.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De buikwandblokken verschillen in het gemak van uitvoer. Voor de procedure zijn dezelfde materialen nodig (naald – medicatie – echo). Voor de uitvoer van een QL/ESP blok moet de patiënt op buik of in zijligging liggen of zitten. Een TAP blok kan veelal in rugligging worden uitgevoerd en daarna gemakkelijker geprikt worden. Er zijn tot op heden geen evaluaties gedaan naar de verschillende interventies met betrekking tot de implementatie danwel de haalbaarheid.

 

Voor het implementeren van een buikwandblok zal, behoudens scholing en het beschikbaar zijn van materialen, een korte tijdsinvestering vragen van de operateur, OK-team en anesthesioloog. Indien de anesthesioloog ervaren is in het plaatsen van een buikwandblok zal dit bij de gemiddelde patiënt weinig tijd innemen (< 5 minuten). De aanvaardbaarheid van een buikwandblok zal niet beperkt zijn gezien het de postoperatieve zorg voor de patiënt optimaliseert door het verminderen van de behoefte aan opioïden en mogelijke bijwerkingen hiervan ten opzichte van geen gebruik van een buikwandblok.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Er is geen klinisch relevant verschil aangetoond in analgetisch effect tussen de verschillende buikwandblokken (gemeten in pijnscores en postoperatief opioïden gebruik) bij patiënten die een open of minimaal invasieve abdominale chirurgische procedure ondergaan. Ook lijkt er geen klinisch relevant verschil tussen de buikwandblokken in het optreden van bijwerkingen.

Toch wijst de literatuur op een lichte superioriteit (combinatie van licht lagere pijnscores en licht lager opioïden gebruik) van QL en ESP vergeleken met TAP.

Onderbouwing

In Nederland en wereldwijd bestaat en grote variatie in de perioperatieve pijnbehandeling bij abdominale ingrepen. Naast de klassieke buikwandblokken als rectus sheath (RS) blok, iliohypogastricus/ilioinguinalis en midaxillaire transversus plane blok zijn in de laatste jaren steeds meer dorsale fascie blokken beschreven zoals de dorsale transversus plane blok en de quadratus lumborum (QL) blokken I, II en III. In theorie zullen de meer dorsale blokken een betere pijnbehandeling door een betere craniocaudale spreiding bereiken, maar omdat zij duidelijk dieper en dichter bij sensibele structuren liggen, kunnen deze blokken in principe ook een groter risico op complicaties hebben. Gezien het iliohypogastricus/ilioinguinalis veelal enkel wordt toegepast bij liesbreukchirurgie is dit buikwandblok buiten de richtlijn gelaten. Dit leidt tot de klinische vraag: Welk buikwandblok heeft de voorkeur bij patiënten die een open of minimaal invasieve abdominale chirurgische procedure ondergaan?

No GRADE

It was not possible to draw conclusions or grade the level of evidence for any outcome in the comparison between erector spinae plane block and rectus sheath block, due to the absence of data.

 

Source: -

Description of studies

Main study characteristics of all included randomized controlled trials (RCTs) are outlined in table 1. As shown in the table, studies included various surgical procedures, different abdominal wall block solutions and follow-up time.

 

The systematic review and meta-analysis by Liu (2020) investigated whether QL blocks or TAP blocks are superior for postoperative pain management and reduce the incidence of adverse reactions after abdominal surgery. The review included eight RCTs, seven of which were included in the current analysis (Blanco, 2016; Han, 2017; Yousef, 2018; Kumar, 2018; Li, 2018; Zhu, 2018; Baytar, 2019). One study was excluded from the current analysis because it was conducted in a pediatric population. The primary outcome was pain score and the secondary outcomes were opioid consumption, postoperative analgesia duration and incidence of postoperative nausea and vomiting. The review had a low risk of bias.

 

Koo (2020) designed and conducted a systematic review and meta-analysis of RCTs to identify the benefits of ESP blocks compared with other regional blocks in patients undergoing laparoscopic cholecystectomy. The systematic review included eight RCTs and had a low risk of bias. The three RCTs that were in line with the PICO were included in the current analysis.

 

Table 1. Characteristics of included studies.

Author, year

Population (I/C)

Surgical procedure

Intervention

Control

Follow-up

Comparison 1: QL versus TAP block

QL block

TAP block

 

Baytar, 2019

54/53

Laparoscopic

cholecystectomy

20 mL 0.25% bupivacaine

20 mL 0.25% bupivacaine

3 months

Blanco, 2016

38/38

Cesarean delivery

0.125% bupivacaine (0.2 mL/kg)

 0.125% bupivacaine (0.2 mL/kg)

4 months

Deng, 2019

34/34

Laparoscopic colorectal surgery

20 mL 0.375% ropivacaine

20 mL 0.375% ropivacaine

48 hours

Han, 2017

39/38

Appendectomy

20 mL 0.25% ropivacaine

20 mL 0.25% ropivacaine

2 months

Huang, 2020

38/39

Laparoscopic colorectal surgery

20 mL 0.375% ropivacaine

20 mL 0.375% ropivacaine

30 days

Kumar, 2018

35/35

Low abdominal

surgery

20 mL 0.25% ropivacaine

20 mL 0.25% ropivacaine

2 months

Li, 2018

40/40

Cesarean delivery

20 mL 0.375% ropivacaine

20 mL 0.375% ropivacaine

4 months

Luo, 2021

40/40

Gynecological laparoscopic surgery

20 mL 0.375% ropivacaine

20 mL 0.375% ropivacaine

Hospital discharge

Yousef, 2018

30/30

Total abdominal

hysterectomy

20 mL of 0.25% bupivacaine

20 mL of 0.25% bupivacaine

3 months

Zhu, 2018

30/30

Total abdominal

hysterectomy

20 mL 0.25% ropivacaine

20 mL 0.25% ropivacaine

2 months

Comparison 2: ESP versus TAP block

ESP block

TAP block

 

Altiparmak, 2019

34/34

Laparoscopic Cholecystectomy

20 mL 0.25% bupivacaine

20 mL 0.25% bupivacaine

24 hours

Ibrahim, 2020

21/21

Laparoscopic Cholecystectomy

20 mL 0.25% bupivacaine

20 mL 0.25% bupivacaine

24 hours

Tulgar, 2019

20/20

Laparoscopic cholecystectomy

0.5% bupivacaine 20 mL + 2% lidocaine 10 mL+ NS 10 mL

0.5% bupivacaine 20 mL + 2% lidocaine 10 mL+ NS 10 mL

24 hours

Kamel, 2020

24/24

Total abdominal

hysterectomy

20 mL bupivacaine 0.375% + 5 ug/mL adrenaline

20 mL bupivacaine 0.375% +5 ug/mL adrenaline

24 hours

Comparison 3: RS versus TAP block

RS block

TAP block

 

Cowlishaw, 2017

29/30

Midline laparotomy for

gynaecological oncology surgery

18 mL 0.5% ropivacaine every four hours for 2 days

18 mL 0.5% ropivacaine every four hours for 2 days

Hospital discharge

Comparison 4: QL versus ESP block

QL block

ESP block

 

Aygun, 2020

40/40

Laparoscopic

cholecystectomy

30 mL bupivacaine 0.5%, 10 mL lidocaine 2% and 20 mL normal saline, QL block type II.

30 mL bupivacaine 0.5%, 10 mL lidocaine 2% and 20 mL normal saline.

24 hours

ESP = erector spinae plane; QL = quadratus lumborum; RS = rectus sheath; TAP = transversus abdominis plane.

 

Comparison 1: Quadratus lumborum (QL) block versus transversus abdominal plane (TAP) block

 

Results

Ten studies compared QL block with TAP block and reported relevant outcomes. The QL block and the TAP block had different variants. In the QL block it was not yet determined if the different variants had the same analgesic effects. However, in this study different QL blocks were compared to different TAP blocks.

 

1. Postoperative pain

Eight studies reported postoperative pain up to 48 hours, assessed by VAS or NRS scale, as outlined in figure 1. Scores were transformed to a 10-point scale for comparison.

 

1.1. Postoperative pain at PACU arrival

Not reported.

 

1.2. Postoperative pain at 6 hours

At 6 hours postoperatively, the mean difference (MD) of pain scores between QL block (n=218) and TAP block (n=217) was -0.81 (95% CI 1.32 to -0.31) in favour of QL block.

 

1.3. Postoperative pain at 12 hours

At 12 hours postoperatively, the MD of pain scores between QL block (n=228) and TAP block (n=226) was -0.49 (95% CI -1.06 to 0.08) in favour of QL block.

 

1.4. Postoperative pain at 24 hours

At 24 hours postoperatively, the MD between QL block (n=262) and TAP block (n=260) was -0.28 in favour of QL block (95% CI -0.76 to 0.21).

 

1.5. Postoperative pain at 48 hours

At 48 hours postoperatively, the MD between QL block and TAP block was -0.20 in favour of QL block (95% CI -0.66 to 0.26; n=68).

 

All these differences were not considered clinically relevant.

 

Huang (2020) presented data in median in figures. Pairwise comparisons between groups revealed that VAS scores at rest were lower 12 and 24 h postoperatively in the QL group compared with the TAP group.

 

Figure 1. Postoperative pain at rest.

Pain in the first 48 hours postoperatively assessed by VAS or NRS scale, transformed to a 10-point scale for comparison; random effects model; df: degrees of freedom; I2: statistical heterogeneity; CI: confidence interval; Z: p-value of pooled effect.

 

2. Postoperative opioid consumption

Eight studies reported postoperative use of morphine or sufentanil (figure 2). Opioids were converted into equianalgesic doses of i.v. morphine for analysis (i.v. morphine 10 mg = i.v. fentanyl 100 μg = i.v. sufentanil 10 μg). At 24 hours postoperatively, MD in morphine i.v.between QL block (n=294) and TAP block (n=294) was -7.31 mg in favour of QL block (95% CI -9.12 to -5.50). The difference was not considered clinically relevant.

For the study of Huang (2020), means and standard deviation were estimated from the medians and interquartile ranges using the method by Hozo (2005).

 

Figure 2. Postoperative morphine consumption (mg).

Opioids were converted into equianalgesic doses of i.v.morphine for analysis (i.v. morphine 10 mg = i.v. fentanyl 100 μg = i.v. sufentanil 10 μg); random effects model; df: degrees of freedom; I2: statistical heterogeneity; CI: confidence interval; Z: p-value of pooled effect.

 

3. Adverse events

Deng (2019) and Huang (2020) reported no adverse events in either group. The study by Luo (2021) and the meta-analysis by Liu (2020) did not report adverse events.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for all outcomes was based on randomized studies and therefore started at high.

For the outcomes postoperative pain and postoperative opioid consumption, the level of evidence was downgraded by 1 level to moderate because of the limited number of included patients (imprecision, -1).

For the outcome adverse events, the level of evidence was downgraded by two levels to low due to very limited number of events (imprecision, -2).

 

Conclusions

  1. Postoperative pain

Low GRADE

Use of an erector spinae plane block may result in little to no difference in postoperative pain at rest at PACU arrival and in the first 6, 12 and 24 hours postoperatively compared with the use of a transversus abdominal plane block in adults undergoing open or laparoscopic abdominal surgery.

 

Sources: Kamel, 2020; Koo, 2020.

 

  1. Postoperative opioid consumption

Low GRADE

Use of an erector spinae plane block may result in little to no difference in postoperative opioid consumption in the first 24 hours postoperatively compared with the use of a transversus abdominal plane block in adults undergoing open or laparoscopic abdominal surgery.

 

Sources: Kamel, 2020; Koo, 2020.

 

3. Adverse events

Low GRADE

In adults undergoing open or laparoscopic abdominal surgery, erector spinae plane block may not result in different incidence of adverse events compared with transversus abdominal plane block.

 

Sources: Kamel, 2020; Koo, 2020.

 

Comparison 3. Rectus sheath (RS) block versus transversus abdominal plane (TAP) block

 

Results

The study by Cowlishaw (2017) compared RS block with TAP block and reported relevant outcomes.

 

  1. Postoperative pain

In patients undergoing midline laparotomy for gynaecological oncology surgery, Cowlishaw (2017) compared RS block with TAP block and reported a mean ± SD pain at rest (VAS score 0-100) of 33.1 ± 19.5 in the RS group (n=29) versus 33.3 ± 25.0 in the TAP group (n=30) in the first 24 hours.

At 24 to 48 hours, the study reported median (IQR) 34 (13-46) versus 28.5 (10-44) in the RS and TAP group, respectively. These differences were not considered clinically relevant.

 

  1. Postoperative opioid consumption

Morphine consumption in the first 24 hours was median (IQR) 32 (12-47) mg in the RS group (n=29) versus 22.5 (10-40) in the TAP group (n=30). The difference was not considered clinically relevant.

 

  1. Adverse events

Cowlishaw (2017) reported no adverse events in either group.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for all outcomes was based on randomized studies and therefore started at high.

For the outcomes acute postoperative pain and postoperative opioid consumption, the level of evidence was downgraded by 2 levels to low because it was a single study with a limited number of included patients (imprecision, -2).

For the outcome adverse events, the level of evidence was downgraded by 2 levels to low due to the very limited number of events (imprecision, -2).

 

Conclusions

  1. Postoperative pain

Low GRADE

Use of a transversus abdominal plane block may result in little to no difference in postoperative pain at rest in the first 48 hours postoperatively compared with the use of a rectus sheath block in adults undergoing midline laparotomy for gynecological oncology surgery.

 

Sources: Cowlishaw, 2017.

 

  1. Postoperative opioid consumption

Low GRADE

Use of a transversus abdominal plane block may result in little to no difference in postoperative opioid consumption in the first 24 hours postoperatively compared with the use of a rectus sheath block in adults undergoing midline laparotomy for gynaecological oncology surgery.

 

Sources: Cowlishaw, 2017.

 

  1. Adverse events

Low GRADE

In adults undergoing midline laparotomy for gynaecological oncology surgery, transversus abdominal plane block may not result in different incidence of adverse events compared with rectus sheath block.

 

Sources: Cowlishaw, 2017.

 

Comparison 4. Quadratus lumborum (QL) block versus erector spinae plane (ESP) block

 

Results

The study by Aygun (2020) compared a QLB type 2 block with ESP block and reported relevant outcomes.

 

  1. Postoperative pain

Aygun (2020) reported pain at rest as NRS scores and found median (IQR) scores of 2 (2–2) versus 3 (2–3) the first hour, 2 (2–2) versus 2 (2–2) at 6 hours, 2 (2-2) versus 2 (1-2) at 12 hours, and 2 (1-1) versus 2 (1-2) at 24 hours, for QL block (n=40) versus ESP block (n=40), respectively.

For pain during movement/coughing, the study reported 2 (2–3) versus 3 (3–3) in the first hour, 2 (2-3) versus 2 (2-3) at 6 hours, 2 (2-3) versus 2 (2-3) at 12 hours and 2 (1-3) versus 2 (1-3) at 24 hours, in the QL block group versus the ESP block group, respectively. The differences were not considered clinically relevant, except for during the first hour.

 

  1. Postoperative opioid consumption

The study by Aygun (2020) reported a median (IQR) postoperative morphine consumption at 24 hours of 3 (2-5) mg in the QL group versus 3 (2-4.25) mg in the ESP group (both n=40), not a (clinically relevant) difference.

 

  1. Adverse events

Aygun (2020) reported no adverse events in either group.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for all outcomes was based on randomized studies and therefore starts at high.

 

For the outcomes postoperative pain and postoperative opioid consumption, the level of evidence was downgraded by 2 levels to low because it was a single study with a limited number of included patients (imprecision, -2).

 

For the outcome adverse events, the level of evidence was downgraded by 3 levels to very low due to the very limited number of events (imprecision, -3).

 

Conclusion

  1. Postoperative pain

Low GRADE

In adults undergoing laparoscopic cholecystectomy, quadratus lumborum block may not result in different postoperative pain at rest and during movement/coughing at 6, 12 and 24 hours postoperatively, compared with erector spinae plane block.

 

There may be less postoperative pain at rest and during movement/coughing in the first hour (PACU arrival) in adults undergoing laparoscopic cholecystectomy receiving a quadratus lumborum block compared to an erector spinae plane block.

 

Sources: Aygun, 2020.

 

  1. Postoperative opioid consumption

Low GRADE

In adults undergoing laparoscopic cholecystectomy, quadratus lumborum block may not result in different postoperative opioid consumption at 24 hours postoperatively, compared with erector spinae plane block.

 

Sources: Aygun, 2020.

 

  1. Adverse events

Very low GRADE

It is unclear whether there is a difference in the incidence of adverse events between the use of a quadratus lumborum block and the use of an erector spinae plane block in adults undergoing laparoscopic cholecystectomy

 

Sources: Aygun, 2020.

 

Comparison 5: Quadratus lumborum (QL) block versus rectus sheath (RS) block

 

Results

No studies were identified that compared QL and RS block in a relevant population.

 

Conclusion

No GRADE

It was not possible to draw conclusions or grade the level of evidence for any outcome in the comparison between quadratus lomborum block and rectus sheath block, due to the absence of data.

 

Source: -

 

Comparison 6: Erector spinae plane (ESP) block versus rectus sheath (RS) block

 

Results

No studies were found that compared ESP and RS block in a relevant population.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the favourable and unfavourable effects of various abdominal wall blocks in adult patients undergoing open or laparoscopic abdominal surgery?

 

Patients

adults undergoing open or laparoscopic abdominal surgery

Comparison

Intervention

Control

1

QL block

TAP block

2

ESP block

TAP block

3

RS block

TAP block

4

QL block

ESP block

5

QL block

RS block

6

ESP block

RS block

O: Outcome meaures

  • postoperative pain
  • postoperative opioid consumption
  • adverse events

ESP=erector spinae plane block; RS=rectus sheath block; TAP=transversus abdominal plane block; QL=quadratus lumborum block

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered postoperative pain as a critical outcome measure for decision making; and postoperative opioid consumption and adverse events, as important outcome measures for decision making.

 

The working group defined the outcome measures as follows:

 

Postoperative pain (at rest and during mobilization/cough): Validated pain scale (VAS or NRS) at arrival at PACU, 6, 12, 24 and 48 hours post-surgery. Postoperative opioid consumption: defined as the total consumption in the first 24 hours after surgery (in Morphine Milligram Equivalent (MME)).

Chronic postoperative pain is acknowledged by the working group as a relevant patient outcomes measure, however scarcely studied. In this module chronic postoperative pain is not described in the PICO and results only mentioned in the knowledge gaps.

 

The working group did not define the other outcome measures listed above a priori, but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined one point as a minimal clinically (patient) important difference on a 10-point scale and 10 mm on a 100 mm scale. Regarding postoperative opioid consumption, a difference of 10 mg MME between groups was considered clinically relevant. For dichotomous variables, a difference of 10% was considered clinically relevant (RR ≤0.91 or ≥1.10; RD 0.10).

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 4-7-2021. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 243 hits. Studies were selected based on the following criteria:

Inclusion criteria:

  • Systematic review of RCTs or RCT
  •    Open or minimal invasive abdominal surgery
  • Published ≥ 2005
  • Patients ≥18 years
  • Conform PICO

Exclusion criteria:

  • compared with no block
  • comparison of two variants of the same block
  • other blocks: paravertebral block, transversalis fascia plane, ilioinguinal/iliohypogastric nerve block
  • no original research
  • n<20 per arm

A total of 54 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 46 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 8 studies were included.

 

Results

Two systematic reviews (of which respectively seven and three RCTs were included in this analyses) and six single RCTs were included in the analysis of the literature.

 

Six comparisons between various abdominal wall blocks were sought in the included literature:

  1. quadratus lumborum (QL) block versus transversus abdominal plane (TAP) block
  2. erector spinae plane (ESP) block versus transversus abdominal plane (TAP) block
  3. rectus sheath (RS) block versus transversus abdominal plane (TAP) block
  4. quadratus lumborum (QL) block versus erector spinae plane (ESP) block
  5. quadratus lumborum (QL) block versus rectus sheath (RS) block
  6. erector spinae plane (ESP) block versus rectus sheath (RS) block

The summary of the literature and conclusions are divided into these comparisons between abdominal wall blocks. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Aygun H, Kavrut Ozturk N, Pamukcu AS, Inal A, Kiziloglu I, Thomas DT, Tulgar S, Nart A. Comparison of ultrasound guided Erector Spinae Plane Block and quadratus lumborum block for postoperative analgesia in laparoscopic cholecystectomy patients; a prospective randomized study. J Clin Anesth. 2020 Jun;62:109696. doi: 10.1016/j.jclinane.2019.109696. Epub 2019 Dec 18. PMID: 31862217.
  2. Cowlishaw PJ, Kotze PJ, Gleeson L, Chetty N, Stanbury LE, Harms PJ. Randomised comparison of three types of continuous anterior abdominal wall block after midline laparotomy for gynaecological oncology surgery. Anaesth Intensive Care. 2017 Jul;45(4):453-458. doi: 10.1177/0310057X1704500407. PMID: 28673214.
  3. Deng W, Long X, Li M, Li C, Guo L, Xu G, Yu S. Quadratus lumborum block versus transversus abdominis plane block for postoperative pain management after laparoscopic colorectal surgery: A randomized controlled trial. Medicine (Baltimore). 2019 Dec;98(52):e18448. doi: 10.1097/MD.0000000000018448. PMID: 31876726; PMCID: PMC6946210.
  4. Huang D, Song L, Li Y, Xu Z, Li X, Li C. Posteromedial quadratus lumborum block versus transversus abdominal plane block for postoperative analgesia following laparoscopic colorectal surgery: A randomized controlled trial. J Clin Anesth. 2020 Jun;62:109716. doi: 10.1016/j.jclinane.2020.109716. Epub 2020 Jan 27. PMID: 32000070.
  5. Hozo SP, Djulbegovic B, Hozo I. Estimating the mean and variance from the median, range, and the size of a sample. BMC Med Res Methodol. 2005 Apr 20;5:13. doi: 10.1186/1471-2288-5-13. PMID: 15840177; PMCID: PMC1097734.
  6. Kamel AAF, Amin OAI, Ibrahem MAM. Bilateral Ultrasound-Guided Erector Spinae Plane Block Versus Transversus Abdominis Plane Block on Postoperative Analgesia after Total Abdominal Hysterectomy. Pain Physician. 2020 Jul;23(4):375-382. PMID: 32709172.
  7. Koo CH, Hwang JY, Shin HJ, Ryu JH. The Effects of Erector Spinae Plane Block in Terms of Postoperative Analgesia in Patients Undergoing Laparoscopic Cholecystectomy: A Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. J Clin Med. 2020 Sep 10;9(9):2928. doi: 10.3390/jcm9092928. PMID: 32927867; PMCID: PMC7564953.
  8. Liu X, Song T, Chen X, Zhang J, Shan C, Chang L, Xu H. Quadratus lumborum block versus transversus abdominis plane block for postoperative analgesia in patients undergoing abdominal surgeries: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. BMC Anesthesiol. 2020 Mar 2;20(1):53. doi: 10.1186/s12871-020-00967-2. PMID: 32122319; PMCID: PMC7053127.
  9. Luo H, Lin X, Guo X, Sun A, Luo D, Chen W. Comparison of lumbar square muscle block and transversus abdominis plane block in rapid postoperative rehabilitation after gynecological laparo-scopic surgery. Acta medica mediterranea. 2021 Jan 1;37(2):1209-16.
Evidence tables

 

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)

 

Research question: What are the favorable and unfavorable effects of various abdominal wall blocks in adult patients undergoing open or laparoscopic abdominal surgery?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Liu, 2020

SR and meta-analysis of  RCTs

 

Literature search up to September 2019

 

A: Blanco, 2016

B: Han, 2017

C: Yousef, 2018

D: Kumar, 2018

E: Li, 2018

F: Zhu, 2018

G: Baytar, 2019

 

Study design:

RCT

 

Setting and Country:

Single-center, China

 

Source of funding and conflicts of interest:

No funding. The authors declare that they have no competing interests.

 

Inclusion criteria SR: (1) population: patients undergoing abdominal surgery; (2) study design: RCTs; (3) intervention: QL block; (4) comparison: TAP block; (5) primary outcomes: postoperative pain scores; and (6) secondary outcomes: postoperative opioid consumption, PONV incidence and postoperative analgesia duration.

 

Exclusion criteria SR: not specified.

 

8 studies included

(7 in current analysis)

 

Important patient characteristics at baseline:

 

N, mean age (I/C)

A:  38/38; 30.2/31.3 yrs

B: 39/38; 26.3/27.8 yrs

C: 30/30; 56.5/50.7 yrs

D: 35/35; 39.2/38.4 yrs

E: Li, 40/40; 30/31 yrs

F: 30/30; 51/52 yrs

G: 54/53; 46.4/48.1 yrs

 

Surgery type:

A: Cesarean delivery

B: Appendectomy

C: Total abdominal hysterectomy

D:Low abdominal

surgery

E: Cesarean delivery

F: Total abdominal hysterectomy

G: Laparoscopic Cholecystectomy

 

Country:

A: UAE

B: China

C:  India

D: Egypt

E: China

F: China

G: Turkey

 

Groups were comparable at baseline.

QL block

 

A: 0.125% bupivacaine (0.2 ml/kg)

B: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

C: 20 ml of bupivacaine

(concentration of 0.25%)

D: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

E: 20 ml of ropivacaine

(concentration of0.375%)

F: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

G: 20 ml of bupivacaine

(concentration of 0.25%)

TAP block

 

A: 0.125% bupivacaine (0.2 ml/kg)

B: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

C: 20 ml of bupivacaine

(concentration of 0.25%)

D: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

E: 20 ml of ropivacaine

(concentration of0.375%)

F: 20 ml of ropivacaine

(concentration of 0.25%)

G: 20 ml of bupivacaine

(concentration of 0.25%)

 

End-point of follow-up:

 

A: 4 months

B: 2 months

C: 3 months

D: 2 months

E: 4 months

F: 2 months

G: 3 months

 

 

For how many participants were no complete outcome data available?

(intervention/control)

N/A

 

 

 

Postoperative pain at 12h

Pain scores reported as visual, verbal, or numeric rating scale scores were converted to a standardized 0 to 10 analog scale for the quantitative evaluations.

 

Mean±SD

A: -

B: I 2.7±0.9; C 2.9±1

C: I 1.8±0.46; C 3.5±0.62

D: I 2.81±1.24; C 3.45±0.88

E: I 2.2±0.7; C 2.3±0.9

F: I 2±0.5; C 2.3±0.5

G: I 0.22±0.46; C 0.2±0.53

Mean difference -0.49 [95% CI -1.06, 0.08]

 

Postoperative pain at 24h

A: -

B: I 2.5±0.8; C 2.5±0.8

C: I 1.9±0.2; C 3.2±0.43

D: I 3.65±1.73; C 3.68±1.07

E: I 2.1±0.6; C 2.2±0.9

F: I 1.4±0.5; C 1.6±0.5

G: I 0.09±0.29; C 0.11±0.37

Mean difference -0.29 [955 CI -0.83, 0.26]

 

Postoperative opioid consumption at 24h (mg)

All opioids were converted into equianalgesic doses of IV morphine for analysis (IV morphine 10 mg = IVfentanyl 100 μg = IVsufentanil 10 μg)

A: I 6±8.3; 13.5±10.7

B: I 31.4±10.9; C 58.6±16.9

C: I 10.06±3.8; C 14.46±3.4

D: I 3.25±0.78; C 5.65±1.55

E: I 34.3±13.5; C 48.6±9.8

F: -

G: -

 

Adverse events

Not reported

 

 

 

 

 

 

 

Author’s conclusion:

Compared with the TAP block, the QL block provides

better pain management with less opioid consumption

after abdominal surgery.

 

 

The study of Oksuz was excluded from the present analysis because it was conducted in a pediatric population.

 

Koo, 2020

SR and meta-analysis of  RCTs

 

Literature search up to July, 2020

 

A: Altiparmak, 2019

B: Ibrahim, 2020

C: Tulgar, 2019

 

Study design: RCT

 

Setting and Country:

Single-center, Korea

 

Source of funding and conflicts of interest:

This research received no external funding. The authors declare no conflict of interest.

Inclusion criteria SR: All RCTs evaluating the effects of ESPB compared with no block or other regional blocks on postoperative pain after LC were included. There were no restrictions on publication year, language, and region.

 

Exclusion criteria SR: nonrandomized studies of intervention, case reports, letters to editors, review articles, and animal studies.

 

8 studies included

(3 in current analysis)

 

Important patient characteristics at baseline:

 

N, mean age (I/C)

A:  34/34; 51.1/53.1 yrs

B: 21/21; 36.7/37.5 yrs

C: 20/20; 52/50 yrs

 

Surgery type:

Laparoscopic Cholecystectomy

 

Country: *

A: Turkey

B: Egypt

C:  Turkey

 

Groups were comparable at baseline.

Erector spinae plane block

 

 

A: 0.25% BUPI 20 mL

B: 0.25% BUPI 20 mL

C: 0.5% BUPI 20 mL + 2% LDC 10 mL+ NS 10 mL

 

Oblique subcostal transversus abdominis plane block

A: 0.25% BUPI 20 mL

B: 0.25% BUPI 20 mL

C: 0.5% BUPI 20 mL + 2% LDC 10 mL+ NS 10 mL

 

End-point of follow-up: *

 

A: 24 hours

B: 24 hours

C: 24 hours

 

For how many participants were no complete outcome data available?

(intervention/control)

N/A

 

Postoperative pain at 12h

visual analog scale (VAS) or numerical rating scale (NRS) of 0 to 10

A: I 2.67±0.77; C 1.50±0.77

B: I 3.00±1.02; C 3.11±1.02

C: I 1.75±0.99; C 2.20±0.89

Mean difference -0.30 [95% CI -0.65, 0.04] in favour of ESPB

 

Postoperative pain at 24h

A: I 1.08±0.19; C 1.50±0.77

B: I 2.23±1.02; C 2.40±1.02

C: I 1.65±0.69; C 1.85±0.67

Mean difference -0.34 [95% CI -0.55, -0.12] in favour of ESPB

 

Postoperative opioid consumption at 24h

tramadol and fentanyl were converted to morphine-equivalent doses for data synthesis and analysis

A: I 13.91±2.19; C 19.94±2.77

B: I 6.23±0.42; C 7.40±0.42

C: I 14.40±7.54; C 14.40±8.22

Mean difference -2.69 [95% CI -6.69, 1.31] in favour of ESPB

 

Adverse events (excl PONV) *

A: I 2/34 (6%) ; C 1/34 (3%) (Intraoperative bradycardia)

B: I: 0; C: 0

C: I: 0; C: 0

 

 

 

Author’s conclusion:

The results of this meta-analysis showed that ESPB reduced postoperative opioid consumption,

pain scores, and the incidence of PONV. This is the first meta-analysis to demonstrate the analgesic efficacy of ESPB in patients undergoing LC. However, ESPB could not provide better analgesia

compared to OSTAP block in patients undergoing LC.

 

 

Five studies were excluded from the present analysis because they compared block with no block.

 

* retrieved from original studies

 

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])1

This table is also suitable for diagnostic studies (screening studies)  that compare the effectiveness of two or more tests. This only applies if the test is included as part of a test-and-treat strategy – otherwise the evidence table for studies of diagnostic test accuracy should be used.

 

Research question: What are the favorable and unfavorable effects of various abdominal wall blocks in adult patients undergoing open or laparoscopic abdominal surgery?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

QL vs TAP block

Deng, 2019

Type of study: RCT

 

Setting and country:

Single-center, China

 

Funding and conflicts of interest: This work was supported by National Natural Science Foundation of China (Grant No. 81760338) and Natural Science Foundation of Jiangxi Province, China (Grant No. 20171BAB205029).

The authors have no conflicts of interests to disclose.

Inclusion criteria:

Patients undergoing laparoscopic colorectal surgery, American Society of Anesthesiologists (ASA) physical status I or II and age of 18 to 70 years.

 

Exclusion criteria:

body mass index (BMI) ≥30kg/m2 or ≤15kg/m2, colorectal tumor TNM stage III or IV, allergic to ropivacaine, localized infection, anatomic anomalies, a history of alcohol or analgesics dependence, language communication impairment, and coagulation abnormalities

 

N total at baseline:

Intervention: 37

Control: 37

 

Important prognostic factors2:

Age, mean ± SD:

I: 51.1±13.8

C: 53.5±10.6

 

Sex:

I: 59% M

C: 65% M

 

BMI:

I: 26.1±6.4

C: 27.3±7.3

 

Groups were comparable at baseline.

Quadratus lumborum block

 

20 ml 0.375% ropivacaine was injected on each side between the quadratus lumborum and the thoracolumbar fascia.

 

N=34

 

General anesthesia was induced and maintained by the same procedure in both groups.

 

Transversus abdominis plane block

 

20 ml 0.375% ropivacaine was injected on each side

between the posterior junction of transversus abdominous muscle and the anterolateral border of quadratus lumborum

 

N=34

Length of follow-up:

48 hours

 

Loss-to-follow-up:

Intervention: 3/37 (8%)

Control: 3/37 (8%)

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

N (%)

Reasons (describe)

 

Control:

N (%)

Reasons (describe)

 

 

Numeric pain rating scale scores at rest

24 hours

QL: 2.2±0.9

TAP: 2.4±0.9

P=0.36

 

48 hours

QL: 1.9±0.8

TAP: 2.1±1.1

P=0.39

 

Sufentanil consumption (µg) at 24h (=mg morphine)

QL: 27.5±9.2

TAP: 43.7±14.1

P<0.001

 

[Following SR by Liu 2020, opioids were converted into

equianalgesic doses of IV morphine for analysis (IV morphine 10 mg = IV fentanyl 100 μg = IV sufentanil 10 μg)]

 

Adverse events

QL: 0

TAP: 0

 

 

Authors’ conclusions:

QLB is a more effective postoperative analgesia as it reduces sufentanil consumption compared to the TAPB in patients undergoing laparoscopic colorectal surgery

Huang, 2020

Type of study:

RCT

 

Setting and country: single-center, China

 

Funding and conflicts of interest: This study was supported by “Peking University Medicine Fund of

Fostering Young Scholars' Scientific & Technological Innovation” and

“the Fundamental Research Funds for the Central Universities”. Declarations of competing interest: none.

Inclusion criteria:

American Society of Anesthesiologists (ASA) physical status I–II class colorectal cancer patients, aged between 40 and 80 years old, who were scheduled for elective laparoscopic radical resection.

 

Exclusion criteria:

infection in the block injection area, coagulopathy, a known allergy to local anesthetics, a previous history of tranquilizer or opioid abuse, body mass index > 40, inadequate language skills, and refusal to participate in the study.

 

N total at baseline:

Intervention: 38

Control: 39

 

Important prognostic factors2:

Age, mean ± SD:

I: 60.0 ± 10.8

C: 63.0 ± 7.5

 

Sex:

I: 53% M

C: 56% M

 

BMI (kg/m2):

I: 23.0 ± 3.1

C: 23.1 ± 3.4

 

Surgery:

laparoscopic colorectal

surgery

 

Creation of a stoma:

I: 21.1%

C: 12.8%

 

Groups were comparable at baseline.

Bilateral posteromedial QL block

 

20 ml of 0.375% ropivacaine

 

 

 

Bilateral lateral TAP block

 

 

20 ml of 0.375% ropivacaine

 

Length of follow-up:

30 days

 

Loss-to-follow-up:

none

 

Incomplete outcome data:

Not specified

 

 

VAS scores at rest

Median (IQR)

12 hours

QL: 1.8 (0.74, 3.0)

TAP: 3.0 (2, 4)

P < 0.006

 

24 hours

QL: 1 (0, 2)

TAP: 3 (2, 4)

P < 0.006

 

48 hours

QL: 0.5 (0, 1)

TAP: 1 (0, 2)

P = NS

 

VAS scores during movement

12 hours

QL: 3.2 (2.0, 4.2)

TAP: 6 (5, 7)

P < 0.006

 

24 hours

QL: 3 (2, 4)

TAP: 5 (4, 6)

P < 0.006

 

48 hours

QL: 2.5 (1, 4)

TAP: 3 (2, 4)

P = NS

 

Cumulative morphine consumption at 24h (mg)

Median (IQR)

QL: 4.0 (1.5–10.0)

TAP: 14.0 (8.0–20.0)

P=0.000

 

Adverse events

QL: 0

TAP: 0

 

 

Authors’ conclusions:

The pre-operative bilateral, ultrasound-guided, posteromedial QL block reduces morphine consumption and improves analgesia in the setting of multimodal analgesia compared with the lateral TAP block after laparoscopic colorectal radical resection.

Luo, 2021

Type of study:

RCT

 

Setting and country: single-center, China

 

Funding and conflicts of interest: not specified.

Inclusion criteria:

• General anesthesia for elective gynecologic laparoscopic surgery;

• ASA class I-II I;

• Age 18-65 years old;

• Ethical, voluntarily subjected to the trial and signed the informed consent form.

 

Exclusion criteria:

• Preoperative BMI > 40kg/m2;

• Recent use of antipsychotics, alcohol or drug abuse;

• Ultrasound showing unclear anatomy;

• Those with language communication  disorders;

• Infection at the puncture site;

• Inability to understand the VAS score and the use of PCIA pump; Midway withdrawal criteria:

• Subjects re questing withdrawal of informed consent;

• Serious adverse events occur;

• Patient compliance is too poor.

 

N total at baseline:

Intervention: 40

Control: 40

 

Important prognostic factors2:

Age, mean ± SD:

I: 45.58±1.32

C: 47.15±1.43

 

Sex:

I: 100% F

C: 100% F

 

BMI:

I: 22.32±1.52

C: 23.68±1.75

 

Surgery:

gynecological laparoscopic

surgery

 

Groups were comparable at baseline.

Quadratus Lumborum Block

 

 

20ml 0.375% ropivacaine bilaterally

Transversus Abdominis Plane Block

 

20ml 0.375% ropivacaine bilaterally

Length of follow-up:

Hospital discharge

 

Loss-to-follow-up:

None

 

Incomplete outcome data:

Not specified

 

 

VAS scores at rest

6 hours

QL: 0.99±0.08

TAP: 2.09±0.10

P=0.000

 

Total doses of PCIA sufentanil

used in the first 24 h (ug)

(=mg morphine)

QL: 42.76±0.08

TAP: 45.65±0.13

P=0.25

 

Adverse events

Not reported

 

 

Authors’ conclusions:

Ultrasound-guided lumbar square muscle block compared with transversus abdominis plane block can reduce the amount of perioperative opioids in patients undergoing laparoscopic gynecologic uterine surgery, better maintain intraoperative hemodynamic stability, and more always cortisol hormone secretion, reduce the degree of stress response of the body, shorten the time to first postoperative anal venting, time to first bed activity, and time to feeding, and speed up the turnaround, which is more conducive to rapid patient recovery.

ESP vs TAP block

Kamel, 2020

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

Single-center, Egypt

 

Funding and conflicts of interest:

There was no

external funding in the

preparation of this manuscript.

Each author

certifies that he or she, or a

member of his or her immediate

family, has no commercial

association (i.e., consultancies,

stock ownership, equity interest,

patent/licensing arrangements,

etc.) that might pose a conflict of

interest in connection with the

submitted manuscript.

Inclusion criteria:

women scheduled to undergo open total abdominal

hysterectomy under general anesthesia.

 

Exclusion criteria:

Patients with local infection at site of puncture,

altered mental status, and history of allergy to study

drugs (bupivacaine or morphine), chronic pain, severe

hepatic or kidney impairment, and hematologic disorders, including coagulation abnormality or on anticoagulants.

 

N total at baseline:

Intervention: 24

Control: 24

 

Important prognostic factors2:

For example

Age, mean ± SD:

I: 53.7 ± 6.5

C: 56.4 ± 5.9

 

Sex:

I: 100% F

C: 100% F

 

BMI:

I: 23.13 ± 4.24

C: 24.1 ± 3.84

 

Groups were comparable at baseline.

Ultrasound-guided erector spinae plane block (ESP)

 

20 mL of bupivacaine 0.375% plus 5 ug/mL adrenaline (1:200000) bilaterally

 

Transversus abdominis plane block (TAP)

 

20 mL of bupivacaine 0.375%

plus 5 ug/mL adrenaline (1:200000) bilaterally

Length of follow-up:

24 hours

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

N (%)

Reasons (describe)

 

Control:

N (%)

Reasons (describe)

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

N (%)

Reasons (describe)

 

Control:

N (%)

Reasons (describe)

 

 

Postoperative pain at 12h

VAS 0-10, change from baseline

ESP: 2.9±0.7

TAP: 3.9±0.6

 

Postoperative pain at 24h

VAS 0-10, change from baseline

ESP: 2.3±0.2

TAP: 2.8±0.5

In favour of ESP

 

Postoperative opioid consumption at 24h (mg)

ESP: 6.02 ± 1.2

TAP: 7.31 ± 2.3

 

Adverse events

ESP: 0

TAP: 0

 

 

Authors’ conclusions:

Bilateral ultrasound-guided ESP block provides more potent and longer postoperative analgesia with less morphine consumption than TAP block after open

total abdominal hysterectomy.

RS vs TAP block

Cowlishaw, 2017

Type of study:

RCT

 

Setting and country: Single-center, Australia

 

Funding and conflicts of interest:

Funding by Department of Anaesthesia, Mater Misericordiae Limited,

Brisbane, Queensland.

Conflict of interest not declared.

Inclusion criteria:

patients undergoing midline laparotomy for gynaecological oncology surgery

 

Exclusion criteria:

Patients were excluded if they were opioid dependent, obese (body mass index >35), had a contraindication to abdominal wall block (local sepsis, LA allergy, abnormal anatomy), preferred an alternative postoperative analgesia technique (epidural), required formation of a stoma, were aged less than 18 years, or had inadequate capacity to consent

 

N total at baseline:

Intervention: 29

Control: 30

 

Important prognostic factors2:

Mean age ± SD:

I: 58.4 ± 13.1

C: 56.0 ± 14.0

 

Sex:

I: 100% F

C: 100% F

 

BMI:

I: 56.0 ± 14.0

C: 28.1 ± 4.5

 

Groups were comparable at baseline.

Posterior rectus sheath (PRS) catheter

 

18 ml 0.5% ropivacaine every four hours for 2 days

 

 

 

NB. subcutaneous (SC) catheter not included in current analysis.

Transversus abdominis plane (TAP) catheter

 

18 ml 0.5% ropivacaine every four hours for 2 days

 

Length of follow-up:

Hospital discharge

 

Loss-to-follow-up:

None

 

Incomplete outcome data:

Not specified

 

 

Postoperative pain first 24h

VAS 0-100, mean ±SD

PRS: 33.1±19.5

TAP: 33.3±25.0

P=0.48

 

Postoperative pain 24h-48h

VAS 0-100, median (IQR)

PRS: 34 (13-46)

TAP: 28.5 (10-44)

P=0.70

 

Postoperative morphine consumption at 24h (mg)

median (IQR)

PRS: 32 (12-47)

TAP: 22.5 (10-40)

P=0.34

 

Adverse events

PRS: 0

TAP: 0

 

 

Authors’ conclusions:

Our study supports the growing body of evidence that

continuous abdominal wall catheters may provide safe and effective analgesia for midline laparotomy surgery. Initially TAP targeted local anaesthetic infusions appear to be superior when compared with PRS and SC ones. However, these early opioid- and antiemetic-sparing effects are lost by day two.

QL vs. ESP block

Aygun, 2020

Type of study:

RCT

 

Setting and country: single-center, tertiary hospital, Turkey

 

Funding and conflicts of interest:

Funding not reported.

The authors declare that they have no conflict of interest.

Inclusion criteria:

American Society of Anesthesiology (ASA) class I-II patients aged 18–70 years, scheduled to undergo laparoscopic cholecystectomy.

 

Exclusion criteria:

Patients not consenting, those with allergies to local anesthetics, bleeding diathesis or history of anticoagulant use, history of liver or renal pathology effecting drug elimination, psychiatric disease, use of medicines such as gabapentin-pregabalin that could affect pain perception and those unable to operate PCA.

 

N total at baseline:

Intervention: 40

Control: 40

 

Important prognostic factors2:

Age, mean ± SD:

I: 50.55 ± 10.45

C: 51.08 ± 13.30

 

Sex:

Not reported

 

BMI:

Not reported

 

Groups were comparable at baseline.

Quadratus lumborum block

(ESPB)

 

30 mL Bupivacaine %0.5, 10 mL lidocaine %2 and 20 mL normal saline. This mixture was applied bilaterally, half to each side.

 

Erector Spinae Plane Block type II (QLB-II)

 

30 mL Bupivacaine %0.5, 10 mL lidocaine %2 and 20 mL normal saline. This mixture was applied bilaterally, half to each side.

 

Length of follow-up:

24 hours

 

Loss-to-follow-up:

None

 

Incomplete outcome data:

Not specified

 

 

Pain at rest

NRS scores, median (IQR)

12 h

QL: 2 (2-2)

ESP: 2 (1-2)

P=0.027

 

24 h

QL: 2 (1-1)

ESP: 2 (1-2)

0.671

 

Pain on movement/coughing

NRS scores, median (IQR)

12 h

QL: 2 (2-3)

ESP: 2 (2-3)

P=0.051

 

24 h

QL: 2 (1-3)

ESP: 2 (1-3)

P=0.245

 

Morphine consumption (mg) at 24h

Median (IQR)

QL: 3 (2-5)

ESP: 3 (2-4.25)

P=0.833

 

Adverse events

QL: 0

ESP: 0

 

 

Authors’ conclusions:

The effect of ultrasound guided bilateral QLB-II and ESPB in patients

undergoing LC were found to be similar in regards to postoperative pain

and opioid requirement.

 

Notes:

  1. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures
  2. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders]
  3. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls
  4. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders
Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist  (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

 

Study

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

Yes/no/unclear

Koo, 2020

Yes

Yes

No

Reasons for exclusion of the individual studies were not reported

Yes

N/A

Yes

Yes

No

However, the number of studies was too low to determine.

Unclear

Not specified for included studies

Liu, 2021

Yes

Yes

No

Reasons for exclusion of the individual studies were not reported.

 

Mentioned in the review: some observation indexes in

the literature were only reported as the mean and median or in the form of graphics and text; thus, these results could not be included in the analysis,

which may have excluded some high-quality studies

Yes

N/A

Yes

Yes

Yes

Unclear

Not specified for included studies

 

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, Hedges-Olken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials; based on Cochrane risk of bias tool and suggestions by the CLARITY Group at McMaster University)

 

Research question: What are the favorable and unfavorable effects of various abdominal wall blocks in adult patients undergoing open or laparoscopic abdominal surgery?

Study reference

 

(first author, publication year)

Was the allocation sequence adequately generated? a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the allocation adequately concealed?b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Blinding: Was knowledge of the allocated

interventions adequately prevented?c

 

Were patients blinded?

 

Were healthcare providers blinded?

 

Were data collectors blinded?

 

Were outcome assessors blinded?

 

Were data analysts blinded?

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?d

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Are reports of the study free of selective outcome reporting?e

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?f

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Overall risk of bias

If applicable/necessary, per outcome measureg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LOW

Some concerns

HIGH

 

Deng, 2019

Probably yes;

 

Reason: patients randomly assigned using Excel software, not specified how.

Probably yes;

 

Reason: not specified but no indications of the problems with concealment.

Definitely yes;

 

Reason: An experienced anesthesiologist performed all block techniques and administered the medication, but the patients and the resident anesthesiology were blinded to the intervention. All patients were followed up for 48hours by the same resident anesthesiology who was blinded to the group allocation.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably yes;

 

Reason: There are no indications of selective outcome reporting.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

LOW

Huang, 2020

Definitely yes;

 

Reason: Patients who met the inclusion criteria were equally and randomly allocated to one of two groups based on a computerized random number.

Probably yes;

 

Reason: not specified but no indications of the problems with concealment.

Definitely yes

 

Reason: except the regional anesthesiologist who performed the blocks, participants, surgeons, theatre anesthesiologists, ward staff, caregivers, and the outcome assessor were unaware of group allocation. The regional anesthesiologist was not involved in the other parts of the study.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably yes;

 

Reason: There are no indications of selective outcome reporting.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

LOW

Luo, 2021

Definitely yes;

 

Reason: The random number table method was used to divide the study subjects into two groups.

Definitely yes;

 

Reason: the experienced nerve block operators in our hospital were assigned to perform the corresponding nerve block operation according to the random number table method prior to anesthesia.

Probably no;

 

Reason: the study does not seem to be blinded.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably no;

 

Reason: primary and secondary outcomes are not defined in methods section.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

HIGH

 

Reason: the study does not seem to be blinded and may not be free of selective outcome reporting.

Kamel, 2020

Definitely yes;

 

Reason: patients were randomly divided by a computer-generated table into 2 equal

Groups.

Definitely yes;

 

Reason: After ending of surgical procedure and before reversing the muscle relaxant, patients were allocated.

Probably yes;

 

Reason: the study is double-blinded, but blinding is not specified further.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably yes;

 

Reason: There are no indications of selective outcome reporting.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

LOW

Cowlishaw, 2017

Definitely yes;

 

Reason: patients were randomised using sealed envelopes,

prepared by an independent statistician

using a computer-generated random sequence table.

Definitely yes;

 

Reason: patients were randomised into three

groups using sealed envelopes labelled participant 1 to 94.

 

Definitely yes;

 

Reason: patients, nursing staff and data collectors were blinded to group allocation.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably no;

 

Reason: broadening and definition of outcomes compared to other studies suggests authors were attempting to find differences.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

SOME CONCERNS,

reported outcomes may suggest selective outcome reporting.

Aygun, 2020

Definitely yes;

 

Reason: patients were randomly divided by a computer-generated table into 2 equal

Groups.

Definitely yes;

 

Reason: After ending of surgical procedure and before reversing the muscle relaxant, patients were allocated.

Probably yes;

 

Study is double-blinded. Blinding of medical personnel and assessors was specified, but blinding of patients remains unclear.

Definitely yes;

 

Reason: Due to the setting and short duration there was no loss to follow-up.

Probably yes;

 

Reason: There are no indications of selective outcome reporting.

Probably yes;

 

Reason: No other problems noted.

LOW

 

  1. Randomization: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
  2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomization process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomization (performed at a site remote from trial location). Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomization procedures or open allocation schedules..
  3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments, but this should not affect the risk of bias judgement. Blinding of those assessing and collecting outcomes prevents that the knowledge of patient assignment influences the process of outcome assessment or data collection (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death,  blinding of outcome assessment is usually not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary. Finally, data analysts should be blinded to patient assignment to prevents that knowledge of patient assignment influences data analysis.
  4. If the percentage of patients lost to follow-up or the percentage of missing outcome data is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up or missing outcome data differ between treatment groups, bias is likely unless the proportion of missing outcomes compared with observed event risk is not enough to have an important impact on the intervention effect estimate or appropriate imputation methods have been used.
  5. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available (in publication or trial registry), then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
  6. Problems may include: a potential source of bias related to the specific study design used (e.g. lead-time bias or survivor bias); trial stopped early due to some data-dependent process (including formal stopping rules); relevant baseline imbalance between intervention groups; claims of fraudulent behavior; deviations from intention-to-treat (ITT) analysis; (the role of the) funding body. Note: The principles of an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.
  7. Overall judgement of risk of bias per study and per outcome measure, including predicted direction of bias (e.g. favors experimental, or favors comparator). Note: the decision to downgrade the certainty of the evidence for a particular outcome measure is taken based on the body of evidence, i.e. considering potential bias and its impact on the certainty of the evidence in all included studies reporting on the outcome.  
Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Baytar, 2019

Data extracted from systematic review

Altiparmak, 2019

Data extracted from systematic review

Tulgar, 2019

Data extracted from systematic review

Jindal, 2020

Comparison not in line with PICO

Elsayed Goda, 2017

Comparison not in line with PICO

Melnikov, 2012

Comparison not in line with PICO

Rahimzadeh, 2018

Comparison not in line with PICO

Liang, 2021

Comparison not in line with PICO

Shin, 2014

Comparison not in line with PICO

Narasimhulu, 2018

Comparison not in line with PICO

Bagbanci, 2020

Comparison not in line with PICO

Benabou, 2020

Comparison not in line with PICO

Herman, 2020

Wrong publication type

Park, 2017

Comparison not in line with PICO

Ravichandran, 2017

Comparison not in line with PICO

Yuan, 2019

Wrong publication type (study protocol)

Abdallah, 2013

Comparison not in line with PICO

Børglum, 2016

Wrong publication type (descriptive review)

Chin, 2017

Wrong publication type (descriptive review)

Hamilton, 2016

Comparison not in line with PICO

Kim, 2017

Comparison not in line with PICO

Oh, 2018

Comparison not in line with PICO

Saadawi, 2021

Wrong publication type (descriptive review)

Coppens, 2020

Comparison not in line with PICO

Costello, 2009

Comparison not in line with PICO

Fujimoto, 2019

Comparison not in line with PICO

Gurnaney, 2011

Comparison not in line with PICO

Ishio, 2017

Comparison not in line with PICO

Jadon, 2021

Comparison not in line with PICO

Jin, 2018

Comparison not in line with PICO

Kitlik, 2017

Comparison not in line with PICO

Kwak, 2020

Comparison not in line with PICO

Maquoi, 2016

Comparison not in line with PICO

Ökmen, 2018

Comparison not in line with PICO

Shim, 2020

Wrong study design (observational study)

Taketa, 2015

Comparison not in line with PICO

Wong, 2020

Comparison not in line with PICO

Wu, 2019

Comparison not in line with PICO

Zhang, 2020

Wrong study design (observational study)

Zhu, 2019

Comparison not in line with PICO

Edwards, 2020

Comparison not in line with PICO

Bessmertnyj, 2015

Comparison not in line with PICO

Bhatia, 2019

Comparison not in line with PICO

Faiz, 2019

Comparison not in line with PICO

Hosalli, 2019

Comparison not in line with PICO

Shi, 2021

Wrong study design (observational study)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-09-2023

Laatst geautoriseerd  : 01-09-2023

Geplande herbeoordeling  : 01-09-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.

 

Samenstelling van de werkgroep

 

Werkgroep

Prof. dr. J. (Jörgen) Bruhn, anesthesioloog, (voorzitter) NVA

Prof. dr. dr. M.W. (Markus) Hollmann, anesthesioloog, NVA

Dr. M.F. (Markus) Stevens, anesthesioloog, NVA

Drs. L.J.H. (Lea) van Wersch, anesthesioloog, NVA

Dr. M.H.J. (Margot) Roozekrans, anesthesioloog, NVA

Dr. S.A.S. (Sandra) van den Heuvel, anesthesioloog/pijnspecialist, NVA

Drs. S.J. (Stijn) Westerbos, orthopeed, NOV

Drs. W.L. (Wilson) Li, cardiothoracaal chirurg, NVT

S.F. (Cedric) Lau MSc, ziekenhuisapotheker, NVZA

Dr. R.L.M. (Rianne) van Boekel, verpleegkundig pijnconsulent, V&VN

Drs. I.L. (Ilona) Thomassen-Hilgersom, patiëntvertegenwoordiger, Samenwerkingverband Pijnpatiënten naar één stem

 

Klankbordgroep

Drs. N.C. (Niels) Gritters van den Oever, intensivist, NVIC

J.P. (Patrick) Rensink, anesthesiemedewerker/pijnconsulent, NVAM

Dr. G. (Gijs) Helmerhorst, orthopeed, NOV

Dr. C.D. (Cor) de Kroon, gynaecoloog-oncoloog, NVOG

Dr. W.J. (Wietse) Eshuis, chirurg, NVvH

Dr. D. (Daphne) Roos, chirurg, NVvH

 

Met ondersteuning van

Dr. F. Willeboordse, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Dr. L.M.P. Wesselman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Dr. L.M. van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

I. van Dijk, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

 

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bruhn, voorzitter

Professor & Afdelingshoofd afdeling Anesthesiologie, Radboud UMC

Editorial Board Journal of Clinical Monitoring and Computing, onbetaald

Geen

Geen actie

Hollmann

Professor & Afdelingshoofd afdeling Anesthesiologie, Amsterdam UMC, locatie AMC

  • Executive Section Editor "Pharmacology" with Anesthesia & Analgesia (onkostenvergoeding maar geen honorarium of salaris)
  • Section Editor "Anasthesiology" with Journal of Clinical Medicine (JCM) - not paid
  • Associate Editor "Cardiovascular Medicine" with Frontiers in Physiology - not paid
  • Consultant IDD* - paid to the institution
  • Unrestricted grant for education from CSL Behring** - paid to the institution
  • Consultant Eurocept BV (until 2018) ***- paid to the institution

Geen

Restricties t.a.v. modules over ketamine en lidocaïne.

Lau

  • Ziekenhuisapotheker Albert Schweitzer ziekenhuis, 0,66 FTE
  • Onderzoeker/ promovendus Albert Schweitzer ziekenhuis, 0,44 FTE

Nationale Werkgroep morbide obesitas en bariatrische chirurgie (KNMP), vergoeding voor bestede uren

Geen belangenverstrengeling, promotie-onderzoek is op een ander vlak dan waar beoogde werkgroep zich over buigt

 

Geen actie

Boekel, van

  • Universitair docent, afdeling Anesthesiologie, Pijn en Palliatieve Geneeskunde, RadboudUMC, Nijmegen 0,4 fte
  • Opleider trainer adviseur, VDO Gezondheid, Academie Gezondheid en Vitaliteit, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nijmegen 0,8 fte
  • Voorzitter V&VN Pijnverpleegkundigen, onkostenvergoeding (tot 2022)
  • Voorzitter multidisciplinaire werkgroep IGJ indicator Ziekenhuisbreed pijnmanagement, onbetaald (tot 2022)
  • Bestuurslid P.A.I.N., onbetaald
  • Lid van werkgroep EFIC pain curriculum for nurses, onbetaald

Geen

Geen actie

Thomassen-Hilgersom

Voorzitter Samenwerkingsverband Pijnpatiënten naar één stem vrijwilliger en geen werkgever

  • Voorzitter Patiëntenvereniging CRPS
  • Lid bestuur PA!N
    onbetaalde functies

Geen

Geen actie

Li

Cardiothoracaal chirurg (Radboudumc, Nijmegen)

Bestuurslid NVT (Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie)

Radboudumc zal in 2021 meedoen aan een RCT naar de optimale vorm van pijnstilling ten tijde van longchirugie (epiduraal versus paravertebraal) OPtriAL - met ZonMw subsidie, geïniteerd vanuit het MMC

Geen actie

Roozekrans

Anesthesioloog - Pijnspecialist - Noordwest Ziekenhuisgroep

Geen

Geen

Geen actie

Stevens

Chef de Clinique kinderanesthesie AUMC locatie AMC

  • Instructeur DARA (betaald)
  • Bestuurder DARA (penningmeester); SKA (voorzitter); Interplast Holland (secretaris) (allen onbetaald)

Geen

Geen actie

Heuvel, van den

Anesthesioloog-pijnarts, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen actie

Wersch, van

Anesthesioloog, Maasziekenhuis Pantein

Geen

Geen

Geen actie

Westerbos

Orthopeed, Alrijne ziekenhuis

Geen

Geen

Geen actie

Gritters van den Oever

Anesthesioloog-intensivist Treant Zorggroep

  • Commissie Acute Tekorten Geneesmiddelen (ATG) van Landelijk Coordinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) - Vacatievergoeding
  • voorzitter richtlijnonderdeel Comfort op de IC onderdeel van de richtlijn Procedurele Sedatie en Analgesie (PSA) van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)- vacatievergoeding
  • lid hoofdbestuur Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC), diverse commissies- onbezoldigd
  • Chief Medical Officer (CMO) voor Landelijk Spreidingspunt Patienten Spreiding (LCPS)- vacatievergoeding
  • Medisch Manager en vakgroepvoorzitter Vakgroep Intensive Care (IC) Treant Zorggroep

Geen

Geen actie

Rensink

  • Anesthesiemedewerker 2001 - heden (OK, hoofdfunctie)
  • Pijnconsulent 2005 - heden Acute-, chronische- en palliatieve pijnbestrijding evenals pijn bij kanker en kwetsbare groepen (valt onder OK/anesthesie)
  • Assistent pijn behandelingen 2011 - heden (valt onder OK/anesthesie

    Streekziekenhuis Koningin Beatrix, Winterswijk
  • BLS instructeur OK (werktijd)
  • IC verpleegkundige gedurende COVID-19 pandemie (werktijd)

Geen

Geen actie

Kroon, de

Gynaecoloog-oncoloog Leids Univesitair Medisch Centrum (1.0 fte)

  • Voorzitter Commissie Richtlijnen Gynaecologische Oncologie (onbetaald)
  • Voorzitter expertgroel richtlijn endometriumcarcinoom (onbetaald)
  • Lid Commissie Kwaliteitsdocumenten NVOG (onbetaald)
  • Lid commissie kwaliteitsvisitatie NVOG (vacatiegeld voor visitaties)
  • Voorzitter COBRAdagen (onbetaald)

Geen

Geen actie

Roos

Chirurg

Geen

Geen

Geen actie

Eshuis

Chirurg, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen actie

Willeboordse

Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Partner werkzaam bij Janssen Vaccines, onderdeel van Johnsson &Johnsson, via partner ook financiële belangen (aandelen J&J)

Geen actie

Wesselman

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

 

 

Geen actie

Leeuwen, van

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

 

 

Geen actie

Dijk, van

Junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de patiëntenvereniging (Pijnpatiënten naar één stem) in de werkgroep. De Patiëntenfederatie Nederland en Pijnpatiënten naar één stem werden uitgenodigd voor de invitational conference. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en Pijnpatiënten naar één stem en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Organisatie van Zorg

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Transitionele Pijn Service (TPS)

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten). Hoewel de aanbeveling aangeeft dat een andere of nieuwe manier van zorgverlening gewenst is (i.e. andere manier van samenwerking/afstemming tussen zorgverleners) waarbij een TPS-model met TPS-team geïnitieerd wordt, laten eerste kosten-effectiviteitsstudies kostenbesparingen zien. De verwachting is dat TPS leidt tot betere zorg-op-maat, waarbij chronische postoperatieve pijn zorg doelmatiger wordt behandeld. Per ziekenhuis zal de vorm, intensiteit en organisatie van het TPS-model variëren. Zo kunnen ziekenhuizen ook kiezen voor een minder uitgebreid TPS. De aanbeveling geeft relatief veel ruimte voor de precieze invulling. Alle overwegingen tezamen, worden er geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Pijnmeting

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Niet-medicamenteuze interventies

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Buikwandblokken

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Borstwandblokken bij mammachirurgie

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Borstwandblokken intrathoracaal

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Continue Wond infusie

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Cryoanalgesie

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Dexmethason

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Gabapentinoïden

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Ketamine

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Magnesium

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Methadon

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Beta blokkers -Esmolol

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Alpha 2 agonist - Clonidine

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Alpha 2 agonist – Dexmedetomidine

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Lidocaïne

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Multimodale pijnbestrijding

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn Postoperatieve pijn (NVA, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een invitational conference.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek. De werkgroep vindt het belangrijk om relevante beperkingen hiervan aan te geven.

 

De klinische vraag gaat vaak over een reductie van ernstige postoperatieve pijn en opioïdenconsumptie in een aantal patiënten met resp. over een klinisch relevante reductie van ernstige postoperatieve pijn opioïdenconsumptie bij een individuele patiënt. Hetzelfde geldt voor opioïdenconsumptie; de keuze van een absolute drempelwaarde in mg (i.p.v. een relatieve drempelwaarde in %) maakt dit afhankelijk van tijdstip, ingreep en ernst van de pijn: vroege postoperatieve tijdstippen en (studies met) ingrepen met relatief lage opioïdconsumptie kunnen vaak de MCID niet bereiken.

De keuze van de MCID heeft een bepaalde mate van willekeurigheid en is niet absoluut te zien. Ook zijn de conclusies zo geformuleerd (en geven alleen beperkt antwoord op het effect op een individuele patiënt voor een specifieke ingreep).

In de literatuur worden de eindpunten pijnscores en opioïdenconsumptie separaat van elkaar weer gegeven, suggererend dat deze onafhankelijk van elkaar zijn. Echter kunnen deze twee eindpunten niet onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden; in ieder protocol is opgenomen dat pijn behandeld moet worden. Deze separate beoordeling geeft niet altijd een adequaat antwoord op de klinische vraag naar het analgetische effect van een interventie.

Daarnaast worden multimodale componenten als aparte interventies beoordeeld, echter de klinische vraag is naar de effectiviteit als bouwsteen van een multimodale werkwijze.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Kinderen