Medicatiegerelateerde opname polyfarmacie
Uitgangsvraag
Van welke (screenings)instrumenten of strategieën is aangetoond dat zij de herkenning van medicatie bijwerkingen kunnen verbeteren op het moment van ziekenhuisopname?
Aanbeveling
Beoordeel patiënten van 70 jaar en ouder met gebruik van vijf of meer geneesmiddelen bij SEH-bezoek en bij geplande opname standaard op de mogelijkheid van medicatiegerelateerde problemen als reden voor dit SEH-bezoek of de opname met behulp van een triggerlijst.
De voor de hoofdbehandeling verantwoordelijke arts op de SEH heeft de verantwoordelijkheid om te zorgen dat de beoordeling of er sprake is van een medicatiegerelateerde opname wordt verricht.
Informeer de huisarts wanneer de patiënt met de verdenking van een medicatiegerelateerde klacht op de SEH weer naar huis gaat, bijvoorbeeld door gericht advies te formuleren in de ontslagbrief.
Bij een opname buiten de SEH om (onder andere geplande opname) kan het afnemen van de triggerlijst worden gedaan door de arts die de medische verantwoordelijkheid voor de opname heeft.
Betrek bij verdenking van een medicatiegerelateerde opname of geneesmiddelbijwerking bij opname een zorgverlener of team van zorgverleners met integrale farmacotherapeutische expertise bij de beoordeling van de medicatie.
De hoofdbehandelaar besluit na het initiële consult of medebehandeling door zorgverlener of team van zorgverleners met integrale farmacotherapeutische expertise gedurende ziekenhuisverblijf nodig is.
Documenteer de verdenking op een klinisch relevante bijwerking in de allergieën/intoleranties module in het Elektronisch Patiënten Dossier en stel de patiënt op de hoogte.
Instellingen dienen zorg te dragen voor het vergroten van de aandacht voor het herkennen van medicatiegerelateerde problemen bij opname door artsen, apothekers, verpleegkundigen en andere relevante beroepsgroepen bijvoorbeeld tijdens introductie op de nieuwe werkplek, tijdens opleiding en nascholing. Bijzondere aandacht wordt hierbij gevraagd voor ouderen, gezien de hoge prevalentie van polyfarmacie, hoge incidentie van opnamen en de verhoogde kans op bijwerkingen van medicatie.
Overwegingen
Het gegeven dat medicatiegerelateerde problemen bij opname of SEH-bezoek matig worden herkend, ondanks dat deze problemen zich vaak met vaste patronen presenteren en geassocieerd zijn met een beperkt aantal geneesmiddelen, maakt dat een vaste beoordelingsstructuur wenselijk is. Hoewel volgens de literatuur meerdere patiëntkarakteristieken een rol spelen, is een beoordelingsstructuur waarin al deze karakteristieken een plaats krijgen niet goed mogelijk. Complexe meervoudige selectiecriteria zijn moeilijk in te voeren in de praktijk en zijn gedoemd te mislukken. Daarom wordt de screening naar mogelijke medicatiegerelateerde problemen als aanleiding voor opname zo eenvoudig mogelijk gehouden. Hierbij wordt gekozen om zo veel mogelijk aan te sluiten bij reeds in de praktijk lopende programma’s, zoals bijvoorbeeld het veiligheid managementsysteem (VMS) programma.
Ouderen zijn de groep met het grootste risico op slechte herkenning van medicatiegerelateerde opname. Bijkomend aspect is dat de kans op een medicatiegerelateerde opname vergroot is bij polyfarmacie. De richtlijnwerkgroep adviseert daarom om, enigszins arbitrair, bij ouderen vanaf 70 jaar met polyfarmacie standaard te beoordelen of een opname of SEH-bezoek mogelijk medicatie gerelateerd is.
De meeste medicatiegerelateerde ziekenhuisopnames komen via de SEH. Daarom stelt de richtlijnwerkgroep voor om voor iedere 70-plusser op de SEH standaard te evalueren of de opname mogelijk gerelateerd is aan het medicatiegebruikDe voor de patient op de SEH verantwoordelijke arts beoordeelt of het probleem waarmee de patiënt op de SEH komt een veel voorkomend medicatie gerelateerd probleem is, indien er vijf of meer medicamenten gebruikt worden.Bij deze beoordeling kan het gebruik van een triggerlijst nuttig zijn (zie triggerlijst hieronder). Een triggerlijst is een korte lijst om medicatiegerelateerde problemen bij ziekenhuisopname te herkennen. Voor het gebruik in de praktijk dient een triggerlijst een korte, overzichtelijke en eenvoudige lijst te zijn die snel is af te nemen en inpasbaar is in de routinezorg. Middels de triggerlijst worden gegevens verzameld op drie domeinen: 1) patiëntkarakteristieken; 2) reden van komst/klinisch probleem; 3) gebruikte medicatie. Wordt er een probleem herkent met de triggerlijst, dan beoordeelt de arts of een van de medicamenten die dat probleem vaak veroorzaken gebruikt wordt en maakt direct een inschatting welke behandelconsequenties daaraan gekoppeld zijn. Indien patiënt vervolgens wordt opgenomen, dient m.n. wanneer wordt ingeschat dat de opname is gerelateerd aan het geneesmiddelengebruik en wanneer de hoofdbehandelaar zich onvoldoende bekwaam voelt de medicatie op deze gronden aan te passen, overwogen te worden of een deskundige op het gebied van medicatie bij ouderen (bijvoorbeeld klinisch geriater, internist, ziekenhuisapotheker of klinisch farmacoloog) tijdens opname geconsulteerd moet worden. Bij terug keer naar huis vanuit de SEH wordt geadviseerd de huisarts over deze bevinding in te lichten, denk hierbij aan de HASP-richtlijn (2017).
Bij een geplande opname van een 70-plusser met vijf of meer medicamenten, is het risico van een medicatiegerelateerde opname/ geneesmiddelbijwerking kleiner, maar nog steeds aanwezig, zeker in het geval van kwetsbaarheidsfactoren (bijvoorbeeld cognitieve problemen, hulpafhankelijkheid en vallen). Daarom adviseert de richtlijnwerkgroep om bij alle 70-plussers met tenminste vijf medicamenten en met name in geval van gebleken kwetsbaarheid tijdens medicatieverificatie de patiënt aan de hand van de triggerlijst te laten beoordelen op de mogelijkheid dat de opname medicatie gerelateerd is. Bij een positieve verdenking van een medicatiegerelateerde opname volgens de triggerlijst, dient wederom overwogen te worden of het wenselijk is een deskundige op het gebied van medicatie bij ouderen te consulteren. Het wordt daarbij nadrukkelijk niet aangeraden standaard bij iedere patient waarbij wordt vastgesteld dat de opname mogelijk gerelateerd is aan het geneesmiddelengebruik een deskundige op het gebied van medicatie bij ouderen in consult te vragen. Het is de primaire verantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar, evt. in overleg met de ziekenhuisapotheker, eerst zelf te kijken of medicatie in dit kader aangepast moet worden. Kwetsbaarheid kan worden vastgesteld conform de VMS kwetsbare ouderen screeningscriteria of met behulp van alternatieve kwetsbaarheidsscreenings methoden. Kwetsbaarheid kan worden vastgesteld conform de VMS kwetsbare ouderen screeningscriteria of met behulp van alternatieve kwetsbaarheidsscreenings methoden, zoals bijvoorbeeld de ISAR-HP.
Triggerlijst: Deze is samengesteld op basis van de 10 meest voorkomende medicatiegerelateerde problemen volgens de HARM-, IPCI- en QUADRAT-studies aangevuld met studies uit de zoekvraag.
Tabel 3.2 Triggerlijst: Deze is samengesteld op basis van de meest voorkomende medicatiegerelateerde problemen volgens het rapport Vervolgonderzoek Medicatieveiligheid aangevuld met studies uit de zoekvraag.
Trigger |
Vaak betrokken medicament |
Fractuur /val |
Psychofarmaca (val)/ corticosteroïden/antihypertensiva |
Collaps/ hypotensie/ duizeligheid |
Cardiale middelen (antihypertensiva en antiarrhythmica)/ psychofarmaca |
Bloeding (meestal gastro-intestinaal)/ doorgeschoten INR |
Anticoagulantia Trombocyten aggregatieremmer NSAID |
Elektrolytstoornis/ dehydratie |
Diuretica, ACEi, AII-blokker, NSAID, antidepressiva |
Nierinsufficiëntie |
ACEi, AII-blokker, NSAID |
Ontregelde bloedsuiker: |
Bloedglucose verlagende middelen/ Corticosteroïden |
Hartfalen |
NSAID |
Obstipatie/ ileus |
Opioïden/calciumblokkers |
Braken/ diarree |
Antibiotica |
Delier/verward/suf |
Psychofarmaca/ cardiale geneesmiddelen/ middelen bij mictieklachten/ benzodiazepinen |
Onderbouwing
Achtergrond
Geneesmiddelen kunnen bijwerkingen en ziekenhuisopnames veroorzaken, vooral bij risicogroepen. De prevalentie van geneesmiddelengebruik in Nederland, de daarmee samenhangende bijwerkingen en de gerelateerde ziekenhuisopnames zijn hoog. Dit geldt met name voor de oudere populatie. Naast deze hoge prevalentie, gebruiken ouderen vaak tegelijkertijd meerdere geneesmiddelen. Bij 65- tot 70-jarigen gebruikt ruim 20% vijf of meer geneesmiddelen, bij 75-plussers is dat bijna 40% (SFK, 2015). Een hogere leeftijd met hoge medicatie incidentie is dan ook de belangrijkste voorspeller van medicatiegerelateerde ziekenhuisopnames (Sturkenboom, 2006; van der Hooft, 2008). De HARM-studie vond met een niet gevalideerde triggerlijst dat 5,4% van de acute ziekenhuisopnames medicatie gerelateerd was. In de HARM-studie (Leendertse, 2010) worden als relevante risico’s op ernstige bijwerkingen, leidend tot een ziekenhuisopname, de volgende items gevonden: multimorbiditeit, polyfarmacie, sociale afhankelijkheid, nierfunctiestoornissen en een verminderde cognitie.
Momenteel worden bijwerkingen als oorzaak van een acute opname vaak niet opgemerkt. Studies schatten dat slechts 35 tot 62% van de bijwerkingen worden herkend door artsen op een spoedeisende hulp (Roulet, 2013; Nickel, 2013; Hohl, 2010). Ook gedurende de ziekenhuisopname worden bijwerkingen waarmee patiënten worden opgenomen frequent niet herkend (circa 20%) net als nieuwe bijwerkingen die gedurende de ziekenhuisopname ontstaan (circa 20%) (Klopotowska, 2013). Bijwerkingen werden vooral niet goed herkend, wanneer er sprake was van een multifactoriële aandoening of symptomen/klachten die ook uitingen zijn van onderliggende ziekte(n) of ziekteprogressie (Roulet, 2013; Nickel, 2013; Hohl, 2010; Klopotowska, 2013). Dit kan leiden tot meerdere nadelige gevolgen voor patiënt en gezondheidszorg. Bijvoorbeeld wanneer het veroorzakende geneesmiddel niet wordt gestopt of de dosering niet wordt verlaagd kunnen symptomen leiden tot symptomatische behandeling met nog meer, onnodige medicatie (prescribing cascade). De niet-herkende bijwerkingen kunnen leiden tot nieuwe bezoeken aan de spoedeisende hulp, heropnames of extra huisarts bezoeken. Al deze gevolgen vormen een bedreiging voor de veiligheid van de patiënt en zijn ondoelmatig.
Bij eerder opgetreden bijwerking van een bepaald geneesmiddel is het risico op het opnieuw optreden hiervan verhoogd (Feenstra, 2002). Toch krijgen patiënten, die bijwerkingen hadden, de veroorzakende medicatie tijdens verblijf in het ziekenhuis en na ontslag uit het ziekenhuis vaak opnieuw voorgeschreven (Zhang, 2007; van der Linden, 2010). Dit kan vooral optreden wanneer bijwerkingen niet worden herkend, maar ook wanneer, ondanks herkenning, registratie en/of vervolgactie uitblijft. Ook treedt vaak slechte communicatie naar de volgende ketenpartner op nadat een bijwerking is geconstateerd en er interventie heeft plaatsgevonden. Er van uitgaand dat herkenning van een bijwerking belangrijk is om een recidief te voorkomen, kan de vraag worden gesteld: Van welke (screenings) instrumenten of strategieën is aangetoond dat zij de herkenning van medicatie bijwerkingen kunnen verbeteren op het moment van ziekenhuisopname.
Samenvatting literatuur
Er zijn veel observationele studies gepubliceerd over door medicatie veroorzaakte ziekenhuisopnames, het merendeel beschrijft voorspellers van ziekenhuisopnames veroorzaakt door medicatie. In dertien artikelen (één review en 12 onderzoeken) (Falconer, 2014; Hohl, 2012; Howard, 2007; Matanovic, 2014; Somers, 2010; Budnitz, 2007; Salvi, 2012; Atiqi, 2009; Kongkaew, 2013; Conforti, 2012; Klarin, 2005; Bednall, 2003; Kongkaew, 2008) met overwegend observationele onderzoeken zijn bij opname in het ziekenhuis verschillende risico-indicatoren gevonden, die geassocieerd zijn met een grotere kans op een medicatiegerelateerde opname. Deze indicatoren zijn onder te verdelen in medicamenten, patiënt eigenschappen en proceskenmerken.
In een prospectief observationeel onderzoek (n=3904) werd gevonden dat toegenomen leeftijd, de duur dat een patiënt een nieuw geneesmiddel gebruikte en het aantal geneesmiddelen onafhankelijke voorspellers waren van door medicatie veroorzaakte ziekenhuisopnames (Kongkaew, 2013). Ook werd in dit onderzoek gevonden dat meest voorkomende geneesmiddelen die ziekenhuisopname veroorzaakten anticoagulantia, trombocyten aggregatie inhibitors, diuretica, ACE-inhibitors en anti-epileptica waren. Een andere prospectieve observationele studie (n=1591) (Hohl, 2012) vond als risicofactoren voor ADE’s bij opname onder andere: aanwezigheid van comorbiditeit, gebruik van antibiotica in de afgelopen week, medicatieveranderingen in de afgelopen maand, leeftijd ≥80 jaar, recente ziekenhuisopname, nierfalen en gebruik van 3 of meer geneesmiddelen.
In de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen uit 2012 staan STOPP- en START criteria beschreven. Deze zijn in 2014 herzien (O’Mahony, 2015) en ook hier is een Nederlandse vertaling van gemaakt (Knol, 2015). Met name de STOPP-criteria blijken klinisch relevante medicatiegerelateerde ziekenhuis opnames te herkennen en is daartoe een accurater instrument dan de Beers criteria in Europese ziekenhuizen (Corsonello, 2012). Ook in Nederland is dit verband aangetoond in de HARM-studie populatie (van der Stelt, 2016).
Het is belangrijk om bij iedere (acute) opname goede informatie te verkrijgen over de reden van komst of opname, eventuele comorbiditeit en ernst van situatie, maar ook over het actuele gebruik van medicatie. Een belangrijk instrument is hierbij de medicatieverificatie bij opname [http://www.vmszorg.nl/themas/medicatieverificatie/], met het opvragen van een medicatiehistorie, het voeren van een medicatieopnamegesprek door een geschoold medewerker (waarbij ook handverkoop uitgevraagd wordt) en het opstellen van een actueel medicatieoverzicht.
Hoewel op basis van onder andere de eerder beschreven studies, verschillende instrumenten of strategieën zijn te benoemen om een medicatiegerelateerde ziekenhuisopname en geneesmiddelbijwerkingen bij opname eerder te herkennen, zijn er geen gerandomiseerde studies die eenduidig aantonen dat gebruik van dergelijke instrumenten of strategieën in staat zijn medicatiegerelateerde opnames van ouderen te herkennen. Wel geeft de QUADRAT-studie (Warlé-van Herwaarden, 2015) enige handvatten in deze.
Eerder Nederlands onderzoek (HARM, IPCI, QUADRAT) heeft laten zien dat medicatie veroorzaakte opnamen voor een groot deel een herkenbaar klinisch beeld vertonen en in belangrijke mate worden veroorzaakt door een beperkt aantal geneesmiddelgroepen (in het bijzonder orale anticoagulantia: met name Vitamine K-antagonisten, trombocyten aggregatie remmers, NSAID’s, bepaalde cardiovasculaire middelen, bloedglucose verlagende middelen, bepaalde psychofarmaca en sterke opioïden). Het HARM-wrestling rapport (Warlé-van Herwaarden, 2012) geeft aan dat ongeveer de helft van de ziekenhuisopnames potentieel vermijdbaar is en dat hiervan ook weer de helft wordt veroorzaakt door slechts tien geneesmiddelen. Dit beeld wordt ook in de andere studies gevonden. Het een en ander is samengevat in tabel 3.1 (Warlé-van Herwaarden, 2015).
Tabel 3.1
Symptomen |
Geneesmiddelen (aantal opnames) * |
Acuut Coronair Syndroom |
NSAIDs (5), thiazolidinedionen (1), thyroxine medicatie (1), calcium antagonist (1) RASI (1), digoxine (1), diuretica (1) |
Ritmestoornissen |
Digoxine (2), beta-blokker (1), thyroxine (1) |
Bloeding (niet GE) |
VKAs (14), PAIs (12), NSAIDs (1), spironolacton (1), LMWH (1), dipyridamol (1) |
Hartfalen |
NSAIDs (13), beta-blokkers (10 waarvan 1 in oogdruppels), calcium antagonisten (11), corticosteroiden (3) thiazolidinedionen (2), TCAs (2), theophylline (1) |
Epileptisch insult |
Anti-epileptica (1), SSRI (1) |
Duizeligheid, collaps, hypotensie |
RASIs (9), beta-blokkers (6), nitraten (4), benzodiazepines (4), diuretica (6), insuline (2), calcium antagonisten (2), alfa blokker (1), TCA (1), opioiden (1) |
Elektrolyt stoornissen/dehydractie |
Diuretica (13), RASIs (2), NSAID (1), beta-blokker (1), spironolacton (1), SSRI (1), antipsychotica (1), anti-epileptica (1) |
Fracturen |
Benzodiazepines (20), SSRIs (7), opioiden (5), diuretica (4), Parkinson medicatie (3), TCA (3), corticosteroiden (2), antidepressiva (1), antivertigo medicatie (1), anti-epileptica (1), antidopaminerge geneesmiddelen (1) |
Koorts/infecties |
Corticosteroiden (1), mesalamine (1), antimetabolieten (1) |
Gastrointestinale symptomen |
PAIs (27), VKAs (10), NSAIDs (12), LMWHs (2), corticosteroiden (2), spironolacton (1), SSRI (1) |
Hyper- of hypoglykemie |
Insulins (8), sulfonylureas (6), RASIs (1), antipsychotica (1) |
Ileus/obstipatie |
Opioid (13), ijzer preparaten (3), calcium antagonisten (3), mebeverine (2), TCA (1) |
Longproblemen |
Opioiden (4), NSAIDs (2), beta-blokkers (2), Anti-epileptica (1) |
Nierfalen |
Diuretica (1), spironolacton (2), RASIs (1), antibiotica (1) |
GI = gastrointestinal; PAIs = platelet aggregation inhibitors; VKAs = vitamin K antagonists; NSAIDs = non-steroidal anti-inflammatory drugs; LMWHs = low-molecular-weight heparins; SSRIs = selective serotonin reuptake inhibitors; TCAs = tricyclic antidepressants; RASIs = renin angiotensin system inhibitors. *Een ziekenhuisopname kan gerelateerd zijn aan meerdere medicijnen.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende vraagstelling:
Welke instrumenten of strategieën zijn in staat medicatiegerelateerde opnames van ouderen te herkennen?
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte voor beantwoording van deze vraag als uitkomst-maten de volgende aspecten belangrijk
- het herkennen van symptomen als bijwerkingen;
- het herkennen van risicopatiënten;
- het herkennen van [risico] geneesmiddelen.
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (OVID) en Cochrane (Wiley) is met relevante zoektermen gezocht naar studies die instrumenten of strategieën beschrijven om medicatiegerelateerde opnamen in het ziekenhuis te identificeren. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 1250 treffers op (146 systematische reviews en 1104 overige designs). Studies werden geselecteerd op grond van de volgende globale selectiecriteria: onderzoek bij volwassen/ouderen, setting opname in ziekenhuis, instrumenten die (mogelijke) medicatieproblemen kunnen identificeren. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 171 studies voorgeselecteerd.
De full-tekstversies van de voorgeselecteerde studies zijn beoordeeld op relevantie voor deze uitgangsvraag. Uiteindelijk bleken veertien artikelen (Corsonello, 2012; Falconer, 2014; Hohl, 2012; Howard, 2007; Matanovic, 2014; Somers, 2010; Budnitz, 2007; Salvi, 2012; Atiqi, 2009; Kongkaew, 2013; Conforti, 2012; Klarin, 2005; Bednall, 2003; Kongkaew, 2008) relevant voor de beantwoording van de uitgangsvraag. De full-tekst artikelen zijn meegenomen in het formuleren van de aanbevelingen. Vanwege de pluriformiteit van de artikelen en de beschreven interventies bleek het poolen van data niet mogelijk. De beschreven interventies verschilden dusdanig dat een beoordeling middels GRADE weinig zinvol zou zijn.
Referenties
- Atiqi R, van Bommel E, Cleophas TJ, Zwinderman AH. Prevalence of iatrogenic admissions to the Departments of Medicine/Cardiology/ Pulmonology in a 1,250 bed general hospital. Int J Clin Pharmacol Ther. 2010;48(8):517-24.
- Bednall R, McRobbie D, Hicks A. Identification of medication-related attendances at an A & E department. J Clin Pharm Ther. 2003;28(1):41-5.
- Budnitz DS, Shehab N, Kegler SR, et al. Medication use leading to emergency department visits for adverse drug events in older adults. Ann Intern Med. 2007;147(11):755-65.
- Conforti A, Costantini D, Zanetti F, et al. Adverse drug reactions in older patients: an Italian observational prospective hospital study. Drug Healthc Patient Saf. 2012;4:75-80. doi: 10.2147/DHPS.S29287. Epub 2012 Jul 17.
- Corsonello A, Onder G, Abbatecola AM, et al. Explicit criteria for potentially inappropriate medications to reduce the risk of adverse drug reactions in elderly people: from Beers to STOPP/START criteria. [Review]. Drug Safety 2012;35:Suppl-8.
- Falconer N, Nand S, Liow D, et al. Development of an electronic patient prioritization tool for clinical pharmacist interventions. Am J Health Syst Pharm. 2014;71(4):311-20.
- Feenstra J, et al. Association of nonsteroidal anti-inflammatory drugs with first occurrence of heart failure and with relapsing heart failure: the Rotterdam Study. Arch Intern.Med. 2002;162(3):265-270.
- FMS & NHG. Richtlijn Informatie-uitwisseling tussen Huisarts en Specialist bij verwijzingen (HASP). Verwacht 2017.
- Hohl CM, et al. Do emergency physicians attribute drug-related emergency department visits to medication-related problems? Ann Emerg Med. 2010;55:493-502.
- Hohl CM, Yu E, Hunte GS, et al. Clinical decision rules to improve the detection of adverse drug events in emergency department patients. Academic Emergency Medicine. 2012;19(6):640-9.
- Howard RL, Avery AJ, Slavenburg S, et al. Which drugs cause preventable admissions to hospital? A systematic review. Br J Clin Pharmacol. 2007;63(2):136-47. Epub 2006 Jun 26. Review.
- Klarin I, Wimo A, Fastbom J. The association of inappropriate drug use with hospitalisation and mortality: a population-based study of the very old. Drugs Aging. 2005;22(1):69-82.
- Klopotowska JE, et al. Recognition of adverse drug events in older hospitalized medical patients. Eur J Clin Pharmacol. 2013;69(1):75-85
- Knol W, Verduijn MM, Lelie-van der Zande AC, et al. [Detecting inappropriate medication in older people: the revised STOPP/START criteria]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8904. Review. Dutch.
- Kongkaew C, Hann M, Mandal J, et al. Risk factors for hospital admissions associated with adverse drug events. Pharmacotherapy:The Journal of Human Pharmacology & Drug Therapy. 2013;33(8):827-37.
- Kongkaew C, Noyce PR, Ashcroft DM. Hospital admissions associated with adverse drug reactions: a systematic review of prospective observational studies. Ann Pharmacother. 2008;42(7):1017-25. doi: 10.1345/aph.1L037. Epub 2008 Jul 1. Review.
- Leendertse AJ, Visser D, Egberts AC, et al. The relationship between study characteristics and the prevalence of medication-related hospitalizations: a literature review and novel analysis. Drug Saf. 2010;33(3):233-44.
- Matanovic SM, Vlahovic-Palcevski V. Potentially inappropriate prescribing to the elderly: comparison of new protocol to Beers criteria with relation to hospitalizations for ADRs. Eur J Clin Pharmacol. 2014;70(4):483-90. doi: 10.1007/s00228-014-1648-3. Epub 2014 Jan 24.
- NHG & Federatie Medisch Specialisten. Informatie-uitwisseling tussen Huisarts en Specialist bij verwijzingen (HASP). Verwacht 2017.
- Nickel CH, et al. Drug-related emergency department visits by elderly patients presenting with non-specific complaints. Scand J Trauma Resusc Emerg Med. 2013;21:15.
- O'Mahony D, O'Sullivan D, Byrne S, et al. STOPP/START criteria for potentially inappropriate prescribing in older people: version 2. Age Ageing. 2015;44(2):213-8. Review.
- Roulet L, et al. Assessment of adverse drug event recognition by emergency physicians in a French teaching hospital. Emerg Med J. 2013;30:63-67.
- Salvi F, Marchetti A, D'Angelo F, et al. Adverse drug events as a cause of hospitalization in older adults. Drug Saf. 2012;35(Suppl 1):29-45. doi: 10.1007/BF03319101. Review.
- Somers A, Robays H, Vander Stichele R, et al. Contribution of drug related problems to hospital admission in the elderly. J Nutr Health Aging. 2010;14(6):477-82.
- Stichting Farmaceutische Kengetallen. Kwart 75-plussers gebruikt zeven of meer geneesmiddelen. Pharmaceutisch Weekblad. 2015;150:26.
- Sturkenboom M, Dieleman J. Ziekenhuisopnames door bijwerkingen van geneesmiddelen Een inventarisatie. Eindrapport. Rotterdam: ErasmusMC. 2006.
- Van der Hooft CS, et al. Adverse drug reaction-related hospitalisations: a population-based cohort study. Pharmacoepidemiol.Drug Saf. 2008;17(4):365-371.
- Van der Linden CM, Jansen PA, van Marum RJ, et al. Recurrence of adverse drug reactions following inappropriate re-prescription: better documentation, availability of information and monitoring are needed. Drug Saf. 2010;33(7):535-8.
- Van der Stelt CAK, Vermeulen Windsant - van den Tweel AMA, Egberts ACG, et al. The Association Between Potentially Inappropriate Prescribing and Medication-Related Hospital Admissions in Older Patients: A Nested Case Control Study. Drug Saf 2016;39:79-87.
- VWS. Eindrapport: Vervolgonderzoek Medicatieveiligheid. 2017.
- Warlé-van Herwaarden MF, Valkhoff VE, Herings RM, et al. Quick assessment of drug-related admissions over time (QUADRAT study). Pharmacoepidemiol Drug Saf. 2015;24(5):495-503.
- Warlé-van Herwaarden MF, Kramers C, Sturkenboom MC, et al.; Dutch HARM-Wrestling Task Force.. Targeting outpatient drug safety: recommendations of the Dutch HARM-Wrestling Task Force. Drug Saf. 2012 Mar 1;35(3):245-59.
- Zhang M, et al. Repeat adverse drug reactions causing hospitalization in older Australians: a population-based longitudinal study 1980-2003. Br J Clin Pharmacol 2007;63(2):163-170.
Evidence tabellen
Codering relevantie 1=relevant 2=twijfel 3=niet relevant |
Artikel-nr |
Referentie 1 |
Populatie 2 |
Studie design 3 |
Korte beschrijving interventie |
Uitkomstmaten (Primair en secundair) |
Uitkomst/ resultaat |
Relevant voor andere vraag? 4 |
3 |
49 |
Matanović & al Eur J Clin Pharmacol (2014) |
454 consecutive patient s≥65 years 2009/2010 Croatia |
observational |
Causual relationship between a drug and an adverse event detect both PIMs and clinically important drug-drug interactions (DDI). PIMs using two different tools Beers and own new tool (OT) |
P: the frequency of hospital admission PIM/ADR S: the importance of PIMs in those ADRs |
P: PIMs in 44.1 % [own] and 57.9 % Beers S: DDI =>2 hsp admissions; OT detect 18 /25 cases of ADR-related GI bleeding. |
|
3 |
61 |
Price et al Ann Pharm ther 2014 |
Pharm health data v 251305 Australians >65 1993-2005 |
observational Case time control design Pharma epidemiology |
PIM used Beers crit 2003 compared to 2012 Association to overall exposure and exposure to multiple PIM’s 40/43 identified drugs were grouped in 20 classes 76.4% had actually PIM (45.5% male) 39.0% PIM at admission |
|
P: Odds unplanned hospitalization [UH] related to tot nr daily dose S: P[UH] increase by nr of PIM 2 drugs were “protective” 14 drugs were “provocative” |
Identification of PIM drugs |
3 |
63 |
Price et al Same study different journal Australasian Jo on Ageing, Sept 2014, |
Pharm health data v 251305 Australians >65 1993-2005 |
|
|
|
P: findings identify patients most at risk and S: medications to consider on Australia-specific PIM lists. |
|
3 |
179 |
Napolitano et al PLOS ONE Dec 2013 |
605 Italians >65 |
|
In 188 patients (31.1%) PIM’s Beers Criteria were used to evaluate appropriateness, 51.9% male, Classification education level |
P: PIM’s during the hospitalization in elderly S: identification influencing factors |
P: 31.1% PIM’s (BEERS) S: patient’s socioeconomic level basic activities of ADL ward of the hospital length of hospital stay number of drugs prescribed |
Identification of PIM drugs |
3 |
234 |
Brenner BMJ Qual Saf 2012 |
516 US primary care |
observational |
reviewed 1342 triggers detecting adverse drug events [ADE’s] in 516 outpatient |
P: |
P: trigger tool: lab values identified 91 (15%) ADE’s |
Lab values as trigger tool |
3 |
317 |
Resnick J compilation 2012, Am Geriatrics Society |
|
|
Editorial comment on Beers’criteria 2012 |
P: Beers criteria serve as a proxy measure for other forms of inappropriate prescribing |
P: Beers criteria utility extended beyond direct measurement of a limited set of inappropriate prescribing practices by serving as a clinically meaningful proxy for other inappropriate practices |
|
3 |
414 |
Lund e.a. PMC 2014 January 30. |
USA: Data pats >65 532 pt VA Enhanced Pharm O PC (EPOC) 524 pt Pharm Case Manag PCM study |
observational |
Objective of this study was to determine whether Beers criteria are a proxy measure for other forms of PIM replicate analyses using 2 independently collected patient samples, where PIM was measured according Medication Appropriateness Index (MAI). Total MAI scores attributable to non-Beers medications were compared between patients receiving versus not receiving a Beers criteria medication. High MAI scores reflect increasing levels of PIM |
P: comparison between EPOC study and PCM study in using MAI vv BEERS |
P: MAI scores were over 50% higher in the EPOC study and nearly doubled in the PCM study. Using Beers criteria as a measurement tool thus failed to capture more than 85% of PIM’s |
MAI criteria invoeren?? |
3 |
427 |
Monroe Geriatric Nursing 2011 vol32:5 |
Nursing home mean age 81; 74F 18 M |
Retrospective observational |
92 patient records in profit nursing home, geriatric and family practice charts |
P: compare prescribing patterns btw GP and Geriatric trained using Beers list S: and compare >/<9 meds |
P: distinct differences in prescribing: geriatric education is a key factor for prescribing in the geriatric population. |
|
3 |
442 |
Sakuma e.a. Pharmacoepidemiol and drug safety 2011 |
2155 Japanese pat >65 |
prospective cohort study |
2155 aged>65 y three acute care hospital Trained research nurses collected medications data and all potential adverse drug events (ADE’s). Two independent reviewers evaluated all the data. using the updated Beers criteria list [BL] |
P: Beers List [BL] compared to effective ADE’s |
P: 56.1% >1 drug on BL ADE’s related to BL drugs was 1.7 per 100 BL data suggest overestimation B L re-evaluation of appropriateness Beers criteria is needed |
|
3 |
471 |
Akazawa e.a.The American J of Geriatric Pharmacoth Apr 2010 |
6628 Japanese pat>65 |
retrospective, observational cohort study |
incidence, health care utilization, and costs associated with PIMs in elderly patients based on the modified Beers criteria. |
P: incidence BL/PIM’s S: other predictors of PIM |
P: 43.6% (2889/6628) at least one PIM S: polypharmacy, and comorbidities of peptic ulcer, depression, and cardiac arrhythmias were significant predictors of PIM T: PIM higher hospitalization risk (1.68-fold), more OPC visit days (1.18-fold), higher medical costs (33% increase) |
Identification drugs Clinical signs indicating PIM |
3 |
492 |
Fu JAGS 58 2010 |
1774 US pat |
Difference-in-difference strategy quasi-experimental design with a control group |
PIM use was identified based on the 2002 Beers criteria, 2 years with five rounds of interviews. |
P:likelihood of PIM use and number of PIM’s use attributable to the Medicare Part D prescription drug benefit programme |
P:This initial evidence suggests that Medicare Part D could result in more PIM use in older enrollees than in nonenrollees |
|
3 |
510 |
Lau e.a. Alzheimer Dis Assoc Disord Jan –March 2010 |
community-dwelling patients +/- dementia 2665 and 1853 resp |
cross-sectional study |
partial list of the 2003 Beers criteria:=>Italian list of PIP, which more closely reflects the country’s GPs prescribing practices, |
|
As total nr medications used increased, the odds having PIM’s increased regardless dementia. Dementia higher medication use than those without dementia. In the absence clinical Info , defining PIM with using BL may lead to misclassification of PIM |
|
3 |
519 |
Maio e.a. J l of Clinical Pharmacy & Ther (2010) |
91 741 elderly Italians >65y |
retrospective cohort |
2006 Parma Local Health Unit automated outpatient prescriptions database, To quantify the level of co-morbidity, wij used the Chronic Condition Drug Group |
P: to establish explicit criteria of PIM’s in Italian elderly and S: assess the prevalence of and factors associated with PIM’s in Parma, Italy according to the developed criteria. |
P: 59,2% had Rx that should always be avoided, 33,9% rarely appropriate Rx, and 19,1% Rx with some indications but often misused. S: 25.8% at least one PIP. higher CCDG score and older age were associated with risk for PIP |
PIM’s possibly community specific CCDG score cofactor?? |
3 |
535 |
Ruggiero e.a. Drugs Aging 2010 |
1716 Italian, Nursing Home >65 |
observational, multicentre, prospective, 1-year study |
Un Link Informatico sui Servizi Sanitari Esistenti per l’anziano [A Computerized Network on Health Care Services for Older People]) PIM’s defined according to most Beers criteria. |
P: The prevalence and consequences of PIDPs among Italian NH residents |
P: (48%) had at least 1 PIM and (18%). had two or more PIMs and had a higher likelihood of being hospitalized |
Drugs most implicated identified |
3 |
545 |
Somers e.a. The Journal of Nutrition, Health & Aging 2010 |
110patients >65y 3 non-cons months geriat ward univ hosp |
Cross-sectional observational |
To investigate the frequency and type of drug related problems (DRP’s) in geriatric patients (>65 years), and to assess their contribution to hospital admission; to explore the appropriateness of drug therapy according to the Beers’ criteria. |
P: Explorative assessment of appropriateness of drug therapy prior to hospital admission based on the Beers’ criteria |
P: 12.7% DRP 8.2% compliance related DRP S: no relationship between drug related hospital admission and intake of a drug listed in the Beers criteria for inappropriate drug |
Drugs most implicated identified |
3 |
558 |
Weston e.a J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2010 |
689 patients with MCI. |
cross-sectional study |
2003 Beers Criteria for cognitive impairment[MCI] to identify PIMs. wij then determined if certain patients were more likely to use PIMs. |
P:to determine the prevalence of PIM use among 689 patients with MCI. S: identify drug types |
P: 15.7% MCI patients 1 PIM 5.1% >1 PIM S: most common PIMs anticholinergics (35.7%) and benzodiazepines (31.5%). |
|
3 |
657 |
Gallagher e.a. Age and Ageing 2008 |
597 Irish acute Ill patients >65y |
prospective, observational study |
Diagnoses and concurrent medications were recorded before hospital physician intervention, and Beers’ Criteria 2003 applied. |
P: to determine the three-month prevalence of IP in a non-selected community-dwelling population of acutely ill older people requiring hospitalization |
P: 32% PIM’s Odds <5Rx versus >5Rx 3.34 S: Median number of medications was 5, range 0–13 NB Beers’ Criteria no gold standard as they do not address all aspects of IP in older people |
Drugs most implicated identified |
3 |
686 |
Nixdorff e.a. Am Journal of Emergency Med 2008 |
174 eligible 124 partic US patients |
prospective observational study |
patients aged 65 years and older presenting to the ED 2003 Beers criteria applied, excl crit ill, language barrier, cognitive impairment |
P: to examine the prevalence of PIMs and potential ADE’s in older adults presenting to the emergency department (ED). |
P: 29%, 1 PIM 26.6% ADE S: inaccurate medication lists obtained by the health care team |
|
3 |
705 |
v.d. Hooft e.a. British J Clin Pharm 2008 |
Dutch community >55y 10 275 eligible 7983 particpate |
population-based cohort study |
trained interviewers extensive questionnaire socioeconomic and medical history, among other topics, home interview. During subsequent visits to the study center, additional interviewing, laboratory assessments and clinical examinations |
P: Inappropriate benzodiazepine use and fracture risk |
P: Inappropriate benzodiazepine use Beers crit. Not associated with increased fracture risk. Daily dose/duration associated with higher fracture risk, not the type of benzodiazepine as Beers criteria state. |
|
3 |
720 |
Bierman e.a. Am J Geriatric Pharmacother 2007 |
US&Can 965,756 patients (M946,641) (F 19, 115) |
retrospective cohort study |
study of administrative data from the nat. Veterans Health Admin n _>65 years who had _>1 patient visit at VA outpatient cl. |
P: main outcome measure: diagnosis-adjusted prevalence of 33 potentially inappropriate medications [Beers criteria] overall, by individual drug, and in 3 categories grouped by potential indication |
P:Analgesic, psychotropic, and anticholinergic medications that should be avoided |
Drugs most implicated identified |
3 |
723 |
Budnitz e.a. Ann Intern Med. 2007 |
US 177 504 pat >65y |
a cross-sectional survey |
Nat. Electr Injury Surveillance System–Cooperative Adverse Drug Event Surveillance System, 2004 –2005; National Ambulatory Medical Care Survey, 2004; and National Hospital Ambulatory Medical Care Survey, 2004. Outpatient med. visits. |
estimate the number of and risk for emergency department visits for adverse events involving Beers criteria medications compared with other medications |
3.6% adverse events by PIM’s a.t.Beers criteria, 33.3% adverse events from 3 other Rx (warfarin [17.3%], insulin [13.0%], digoxin [3.2%]). |
Drugs most implicated identified |
3 |
746 |
Hustey e.a. American Journal of Emergency Medicine (2007) |
US 382 eligible 352 consecutive pat >65y incl |
retrospective analysis |
352 retrospective chart review of a consecutive sample of ED visits by older patients. |
to determine the prevalence of potentially inappropriate medication (PIMs) use in older emergency department (ED) patients based on the updated 2002 Beers criteria |
P: N of Rx 8.4 (mean) 32% had at least 1 PIM |
Drugs most implicated identified |
3 |
754 |
Landi e.a. Eur J Clin Pharmacol (2007) |
Italy 364 pat >80y mountain community |
prospective cohort study |
Registration of PIMs, muscle strength and functional status in population (80+ years) phys. performance battery score (SPPB) 4-m walking speed, balance and chair stand tests. |
was evaluate the relationship between the use of PIM and physical performance |
P: Among old subjects use of PIM associated with impaired physical performance: SPPB non-PIM 7.0; and SPPB PIM: 6.1; SE: 0.2; p=0.007] |
SPPB extra tool?? |
3 |
767 |
Rajska-Neumann e.a. Arch. Gerontol. Geriatr (2007) |
Poland, 680 communit. dwelling pat >65y 2 places P/G |
Observational |
Registration of PIMs acc Beers 1997 records local pharmacy and senior clubs,pts were sent questionaires |
P: Registrations of PIM’s |
P: in both comm. P 28.6% and G 27.2% PIMs |
Drugs most implicated identified |
3 |
804 |
Egger e.a. Drugs Aging 2006 |
Swiss 800 pts ≥65 y |
retrospective cross-sectional |
general medical or geriatric ward of a 700-bed teaching hospital during 2004 |
P: Registrations of PIM’s |
P: PIMs’in medical and geriatric patient resp: 16.0% versus 20.8% S: most prevalent inappropriate drugs/drug: amiodarone, long-acting benzodiazepines and anticholinergic antispasmodics. |
Drugs most implicated identified |
3 |
806 |
Franic e.a. Pharmaco therapy 2006 |
US patients >65y Estimated tot popula tion was 2,044,880 |
Longitudinal retrospective cohort study |
Relationship between 2 widely used, generic health-related quality of life (HRQOL) measures, Short Form-12, (SF-12) and EuroQol’s EQ-5D, and PIMs |
P: Registration of PIMs S: relation towards HRQOL forms |
P: significant proportion of the elderly receive care potentially harmful and not evidence-based S: Nr of PIMs predictor of HRQOL (in four of five models: 1.SF-12 global, 2.PCS-12, 3.EQ-5D index and 4. VAS) |
Use of a disease-specific HRQOL |
3 |
816 |
Laroche e.a. Drugs Aging 2006 |
France 2018 pts >70y |
Prospective observational |
Estimate the prevalence of PIMs at admission and at discharge at an acute medical geriatric unit, and to identify the factors associated with no longer being a PIM user at hospital discharge. |
P: prevalence of PIM S: factors associated with PIM |
P: prevalence PIM decreased from 66 at admission to 43.6% at discharge S: no longer being PIM user was associated with the number of drugs used |
Drugs most implicated identified |
3 |
817 |
Maio e.a. Drugs Aging 2006 |
849 425 Italian pts community |
Population-Based Cohort Study |
elderly outpatients in Emilia Romagna, Italy, prescription claims database from 1 January 2001 to 31 December 2001, PIMs cf 2002 Beers’ criteria |
P: evaluate the prevalence of PIMs S: investigate factors associated with PIMs in that setting. |
P: 18% ≥1 PIM S : odds of PIMs lower for females, more urban areas and higher income level |
Drugs most implicated identified |
3 |
821 |
Molter-Bock e.a Z Gerontol Geriat 2006 |
Germany V 888pts nursing home |
Observational study |
31 nursing homes 980 patients 4 mth survey 440 pts took part |
P: evaluate the prevalence of PIMs psychopharmaca |
P: 13.6% PIMs S: double room inhabitants 2 x more often Psychopharmaca prescription c.t. single room |
|
3 |
823 |
Niwata e.a. BMC Geriatrics 2006 |
Japanese 1669 pt>65 17 nursery facilities |
retrospective cross-sectional study |
17 Japanese long-term care (LTC) facilities collecting data from MDS assessment forms for 1669 patients assessed between January and July of 2002. PIMs were identified on the basis of 2003 Beers criteria. |
P: evaluate the prevalence of PIMs S: predictors of PIMs |
P: 21.1% PIM’s S: Neither patient nor facility characteristics emerged as predictors of PIMs |
|
3 |
825 |
Page e.a. The American Journal of Geriatric Pharmacotherapy 2006 |
US 389 pt |
retrospective review |
Frequency of adverse drug events (ADE’s) in acute care related to BC medications and to determine if BC medication prescribing is significantly associated with the occurrence of ADE’s and other negative outcomes in older hospitalized adults. |
P: evaluate the prevalence of PIMs S: evaluate relation ADE’s /PIMs |
P: 27.5% PIMs 9.2% (12/131) ADE’s were PIMs related but after controlling for covariates n.s. S: more comprehensive inter-ventions than BC necessary to reduce ADE’s and associated morbidity and mortality |
|
3 |
828 |
Raivio e.a. Drugs Aging 2006 |
Finland 425 pt >65y |
retrospective cross-sectional study |
7 Finnish nursing homes and two hospitals in 1999–2000. Details of all medications prescribed and administered were retrieved from medical records and coded according to the Beers 1997 criteria |
P: use of PIMs and S: their impact on mortality and use of health services |
P: 36.2% received at least 1 PIM S: PIMs did not predict mortality or use of health services |
|
3 |
839 |
Terrell e.a. Am J Emerg Medicine 2006 |
US |
Review article/ editorial |
selecting safe and effective drugs for seniors. Medications Beers 2003 list should generally be avoided |
|
|
|
3 |
858 |
Blalock e.a. American J of Geriatric Pharmacother- 2005 |
US 892 pt ≥65y rural community-dwelling |
population-based, cross-sectional survey |
Face-to-face home interviews 2002 - 2004. |
P: factors associated with potentially inappropriate drug use |
P: 26.6% PIMs S: PIMs higher with greatest medication needs, poorer health status and Lower social support |
Drugs most implicated identified |
3 |
864 |
Chang e.a. Pharmacotherapy 2005 |
Taiwan 882 pt |
Prospective cohort study |
determine whether the 1997 Beers criteria can predict adverse drug reactions (ADRs) in first-visit elderly outpatients |
P: prediction of ADR’s by PIMs |
P: pos correlation between PIMs and ADR 11.6% PIMs, 22.9% had ADRs NB Nr PIMs geen corr met ADRs |
|
3 |
883 |
Lau e.a. Arch Intern Med. 2005 |
US 3372pt ≥ 65y nursing home |
Retrospective cross-sectional study |
examines the association of potentially inappropriate medication prescribing (PIRx) with hospitalization and death among elderly long-stay nursing home residents. Data were from the 1996 Medical Expenditure Panel Survey Nursing Home Component. |
P: PIMs association with hospitalization an death |
P: 2 months PIMs increased risk (OR, 1.27; P=.004) for hospitalization Compared to no PIMs, greater risk of death (OR, 1.28; P=.01) in following 2 months |
|
3 |
884 |
Lechevallier-Michel e.a. Eur J Clin Pharmacol 2005 |
France 9294 pt ≥65y community dwelling |
longitudinal observationalstudy |
The main objective of the 3C Study is to investigate the relationship between risk of dementia, including Alzheimer’s disease, and vascular factors.The questionnaire included an inventory of all drugs used during the preceding month |
P: To estimate the frequency of PIMs S: to identify socio-demographic factors associated with this use |
P:38.7% PIMs S: frequency of PIMs;poor self-rated health, depressive symptoms, low performance MMSE; freq. visits to GP |
|
3 |
894 |
Onder e.a. Eur J Clin Pharmacol 2005 |
Italian 5,152 patients ≥ 65 y |
retrospective, cohort study |
evaluate the impact of inappropriate drug use on allcause mortality, adverse drug reactions (ADRs) and length of stay among in-hospital patients. |
P: relation PIMs all course mortality |
PIMs not associated with either mortality [odds ratio (OR) 1.05; ADR (OR) 1.20 or length of stay 13 days or more (OR) 1.09 |
|
3 |
895 |
Perry e.a. Ann Pharmaco ther 2005 |
US 1117 pt ≥65y nursing homes |
retrospective, cohort study |
Review medical record 15 nursing homes Georgia PIMs established acc Beers 1997 |
P: incidence PIMs |
P: 46.5% PIMs 12.8% ADR S; Nr Rx increased P PIMs; dementia decreased P PIMs PIMs increased ADRs OR: 2.34 |
Drugs most implicated identified |
3 |
909 |
Vd Hooft e.a. Br J Clin Pharmacol 2005 |
Dutch popul max 29 605 pt ≥65y 1997-2001 |
population-based cohort study, observational |
Data were retrieved from the Integrated Primary Care Information (IPCI) project, a general practice research database with data from computer-based patient records of a group of 150 general practitioners in the Netherlands. |
P: incidence PIMs |
P: 16.8-18.5% PIMs Beers 1997 19.1-20.0% PIMs Beers 2002 |
|
3 |
928 |
Curtis e.a. Arch Intern Med. 2004 |
US N.C. 765423 pts ≥65y |
retrospective cohort study |
cohort study using the outpatient prescription claims database of a large, national pharmaceutical benefit manager |
P: incidence PIMs S:incidence of |
P: 21.2% PIMs S: 4.2% two or more PIMs |
Drugs most implicated identified |
3 |
933 |
Fillenbaum e.a. Am J Geriatr Pharmacother. 2004 |
US N.C. 3165 pt >68y |
retrospective cohort study |
predictive validity of drug utilization review DUR and the Beers criteria employed to define PIM in representative community residents, aged _>68 years, |
P: incidence of DUR/PIMs |
P: 27.9% PIMs were found 13.3% had a potential drug-drug or drug-disease interaction DUR PIMs were associated with increased OPC visit not with hospitalization or Nursing H entrance |
|
3 |
1025 |
Dhalla e.a. JAGS 2002 |
Canadians 19911 >65y nursing homes |
pre/post retrospective, cohort study |
subset of the Beers criteria was used to characterize and compare the prevalence of PIMs before and after nursing home admission. Logistic regression model was used to study the association between PIM and patient and physician characteristics. |
P: incidence PIMs p.a.p. admission S: influencing factors prescriber |
P: 25.4% PIMs before to 20.8% after 25.4% before nursing home admission S: having >1 prescriber OR 1.4 Physician >50y OR1.23 non urban Physician : OR 1.13 Physician outside Ontario 1.31 |
|
3 |
7 |
J Am Geriatr Soc 62:1217–1223, 2014 |
407 ptn >65 jaar |
Observ |
Vergelijking 2003 Beers, STOPP, en 2012 Beers criteria |
P: PIM (Pot Inappr Med) S: Overeenkomsten detectie methoden |
P: 2012 Beers detect meeste PIM’s S: Overlap met STOPP |
|
3 |
50 |
Age and Ageing 2014; 43: 44–50 |
1016 ptn >70 jaar |
Observ |
Verandering PIM na val |
P: Verandering PIM S: Prevalentie PIM |
P: % PIM bleef gelijk S: Prevalentie PIM 42-53% |
|
3 |
116 |
Drugs Aging (2013) 30:935–943 |
570 ptn >65 jaar |
Observ |
Vergelijking 2012 Beers,de S (STOPP/START), en Prescribing Indicators in Elderly Australians (PIEA). |
P: Vergelijking 3 methoden S: Vergelijking van de 3 methoden met door apothekers vastgestelde PIM |
P: Alle 3 methoden signaleren PIM, % varieert S: STOPP/START criteria beste overeen met apothekers vastgestelde PIM; Beers geeft niet “gemiste medicatie” weer |
|
3 |
137 |
BMC Public Health 2013, 13:115 |
73528 ptn >45 jaar |
Observ |
Publicatie beschrijft studie design en patienenpopulatie, geen resultaten; |
Prevalentie, risicofactoren en gevolgen van hoog-risico voorschriften |
Niet in artikel |
|
3 |
160 |
PLoS ONE 2013;8: e71045. |
250 ptn, >65 jaar |
Observ |
Prevalentie ADE in oudere opgenomen patienten door een expert team |
P: Prevalentie ADE’s S: Prevalentie pADE’s (Preventable Adverse Drug Events |
P: 118 ADE’s S: 83 (70%) pADE’s |
+ (Verblijf) |
3 |
210 |
Patient Safety in Surgery 2013, 7:10 |
350 Orthopedische opname |
Observ, retrospectief |
Vergelijken “Harvard Medical Practice Study” method en “Global Trigger Tool” |
ADR |
Meer ADR met “Harvard Medical Practice Study” method dan “Global Trigger Tool”. |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
243 |
Falconer, et al. Drug Safety, 2012;35, S1:21-8 |
|
REVIEW |
Beers criteria tot nu toe meest gebruikt, voldoen onvoldoende, START/STOPP criteria of de update van de Beers criteria zijn waarschijnlijk beter |
|
|
|
3 |
249 |
BMC Clinical Pharmacology 2012, 12:5 |
Expert panels beoordelen criteria |
Beschrijvend |
Ontwikkeling criteria voor kwalitatief en veilig medicatie voorschrijven in de eerste lijn. |
|
Set van criteria |
|
3 |
300 |
Eur J Clin Pharmacol (2012) 68:1123–1138 |
|
REVIEW |
Overzicht van bestaande screeningsmethoden voor ontdekken PIM bij ouderen |
P1: Voor- nadelen bestaande methoden beschrijven. P2: Ontwikkeling nieuwe methode, met meenemen medicatie interactie |
|
|
3 |
320 |
Drug Safey 2012;S1:29-45 |
|
REVIEW |
Overzichtsartikel van ziekenhuisopname door medicatie bij ouderen |
P1 Beschrijving welke geneesmiddelen meeste ADE veroorzaken P2 Mechanismen van ziekenhuisopname P3 Beschrijving welke interventies zinvol kunnen zijn |
Bestaande en nieuwe interventie mogelijkheden moeten bruikbaar worden gemaakt voor de praktijk |
|
3 |
452 |
J Clin Pharm and Therapeut2011;36:33–44 |
2345 bewoners verpleehuizen |
Observ,retrospectief |
Vergelijken prevalentie PIM door Beers method en McLeod criteria. |
|
Met de Beersmethode werden meer PIM ontdekt. |
+ verblijf |
3 |
517 |
Ann Pharmacother 2010;44:957-63 |
236 patienten >65 jaar, 1e lijn |
Observationeel (data van gerandomiseerde studie) |
Optreden ADE, en de voorspelbaarheid hiervan met behulp van Beers en MAI criteria |
Optreden van ADE; |
Beers en MAI criteria voorspelden niet, gemodificeerde MAI wel optreden van ADE |
|
3 |
607 |
Br J Clin Pharmacol 2009; 67:651–655 |
|
REVIEW |
Methoden om medicatie fouten te voorkomen |
Voorkomen medicatiefouten |
Verschillende methoden, prospectief en retrospectief, waaronder audits. |
|
3 |
656 |
Age and Ageing 2008; 37: 673–679 |
715 pts >65 jaar, acuut opgenomen in universiteitszkh |
Observationeel |
Vergelijken Beers en STOPP criteria voor vaststellen PIM |
PIM |
STOPP identificeert vaker PIM |
|
3 |
706 |
Pharm epidem drug safety 2008; 17: 645–654 |
30 patienten met mogelijk medicatie four |
Observationeel |
Vergelijken causaliteitsbeoordeling medicatiefout / ADE, apotheker versus specialist; |
Medicatie fouten en ernst hiervan Optreden van schade die voorkomen had kunnen worden. |
Een consensus model waarin apothekers en specialisten deelnemen is de beste benadering. |
|
1 |
708 |
Spine 2008;33:104–107 |
87 patienten |
Interventie |
Uitgebreid interventieprogramma, geleid door ziekenhuisapotheker, onder andere educatie van patiënten, pre-operatieve verpleegkundigen, patiënten alle medicatie laten meenemen bij opname |
Medicatiefouten |
De interventie leidde tot nauwkeuriger weergave van medicatie in database en minder medicatiefouten |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
709 |
Ann Intern Med. 2008;149:100-108. |
998 patienten na recente opname |
Observationeel |
Vergelijking door patient vermeende ADE en ADE zoals weergegeven in ziekenhuisgegevens |
P1 Optreden ADE tijdens ziekenhuisopname |
Door patiënten 2x zo vaak ADE genoemd. Meer overeenstemming bij ernstiger ADE |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
750 |
Pharm World Sci (2007) 29:39–42 |
998 verpleeghuis patienten |
Interventie |
Effect van regulering van medicatie op optreden PIM |
Optreden van PIM |
Regulering van voor te schrijven medicatie verlaagt de kans op PIM |
|
3 |
752 |
Am J Health-Syst Pharm. 2007; 64:63-8 |
2150 apotheker interventies op SEH |
Interventie |
Adviezen over medicatie door apothekers |
Kosten besparingen door adviezen |
Grote kostenbesparing, bij 2150 interventies, >1 miljoen dollar besparing |
|
3 |
773 |
J Am Geriatr Soc 55:658–665, 2007. |
203 patienten >70 jaar |
Interventie, RCT |
Medicatie adviezen door klinisch farmacoloog |
Juistheid van medicatie bij ontslag en 3 maanden na ontslag |
Zeer sterke toename juiste medicatie |
Ook geschikt voor voorkomen tijdens opname |
1 |
774 |
Lancet 2007; 370: 173–84 |
>65 jaar |
REVIEW |
Onjuiste medicatie bij ouderen: hoe kan het worden vastgesteld en hoe kan het worden verbeterd |
ADR, klinische uitkomsten |
Verschillende methoden voor toekomst: onder andere interactieve databases met patiëntgegevens, richtlijnen en klinische informatie |
Niet specifiek voor ziekenhuisopname |
3 |
783 |
Eur J Clin Pharmacol (2007) 63:1075–1083 |
502 opgenomen patienten |
Observationeel + Interventie |
1) Prevalentie potentiële interacties; Aanbevelingen door apotheker |
Geneesmiddelen interacties |
Meeste aanbevelingen van apotheker overgenomen. |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
794 |
J Clin Pharm and Therap 2006;31: 617–26 |
350 patienten, >65 jaar |
Observationeel |
Prevalentie PIM bij opname, met de Beers criteria en de ITEP criteria |
PIM |
PIM in 22 tot 34% |
|
1 |
958 |
AmJ Med. 2004;116:394–401. |
834 pts, >65 jaar, zowel poli als klinisch |
Interventie, RCT |
Effecten van gespecialiseerde geriatrische klinische en poliklinische teams |
Vermindering ADR en PIM |
Geen afname klinische ernstige ADR. Afname PIM en ondergebruik tijdens opname. |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
1061 |
Pharmacoepid Drug Safety 2001;10:95-103 |
303 opgenomen pts, met recent geintroduceerde medicijnen |
Observationeel |
Verschil tussen ADR vastgesteld door specialist en door ziekenhuis-apotheker. |
ADR tijdens opname |
Apothekers kunnen veel ADR vaststellen, EP D kan hierin faciliteren. |
Meer geschikt voor voorkomen tijdens opname |
3 |
141 |
Gschwind; 2012; Eur K Clin Pharmacol |
Twee volwassen (gem. 74 jaar) populatie in het tertiaire zorg ziekenhuis: 1) Computerized Physician Order Entry 2) klinische consultaties 1994-2007 |
Retrospectieve analyse. 1) 2493 opnames. 2) 407 opnames |
Vaststelling relevante DDI met acenocoumarol volgens een criticality index (FMECA methode op basis van het product van drie bronnen; 1) gewogen score mechanisme van interactie; 2) geindexeerde frequentie waarin het middel leidde tot een INR>6; 3) geindexeerde frequentie waarin het middel betrokken was bij een bloeding.): ≥20 hoge kans op potentiering werking acenocoumarol |
P: medicamenten met een criticality index ≥20 met acenocoumarol S: mechanisme van interactie. |
P: 28 medicamenten (tabel 3) S: 75% farmacokinetisch; 14% farmacodynamisch; 11% onbekend. |
Meer voor UV2 of algemeen voor herkenning relevante DDI’s met acenocoumarol. |
3 |
270 |
Hohmann; 2012: J Clin Pharm Therpaeutics |
1: klinisch farmacologen 2: volwassenen afd neurologie en orthopedie (n=350) |
1) ontwikkelen classificatiesysteem 2) prospectief |
1) Ontwikkelen van een classificatiesysteem voor DRP’s (APS-Doc in tabel 1: samenstelling PI-Doc, PCNE, DRP’s uit andere ziekenhuisprojecten en van de dagelijkse werkvloer. 2) vaststellen uitvoerbaarheid (practicality) en 3) beoordelaars betrouwbaarheid (inter rater reliability) in het ziekenhuis. Benutten DRP’s uit PI-doc en PCNE |
|
P: APS-Doc: 10 categorieën en 48 subcategorieën Practicality = ? 481 DRP’s geïdentificeerd en geclassificeerd bij 350 patiënten van sept 2007 – febr 2008. Inter rater agreement = 0,68 voor hoofdcategorieën en 0,58 voor subcategorieën. |
Draagt op individueel niveau niet bij aan herkenning van DRP’s, geeft enkel een overzichtelijke classisficatie met betrekkelijke betrouwbaarheid tussen beoordelaars. |
1 |
331 |
Somers; 2012; Am J Ger Pharmacother |
50 (gem 84 jr) Geriatrische patiënten bij opname, geselecteerd voor een andere studie: |
Observationeel, retrospectief. |
Evaluatie toepasbaarheid aangepaste MAI (Medication Appropriateness Index) bij opname van geriatrische patiënten voor herkenning van DRP’s. Afzonderlijk vastgesteld door zowel klinisch geriater/internist ouderengeneeskunde als apotheker. |
P: Beschrijving DRP’s S:agreement between the scores of the geriatrician and the pharmacist |
P: zie figuur S:k values of the 8 questions ranged between 0.54 and 0.77 and the overall mean k value was 0.71. (Tabel IV) |
|
3 |
577 |
Coffey; 2009; Academic Pediatrics |
Kinderafdeling tertiair ziekenhuis. N=356, na uitval en dergelijke n = 272 |
Observationeel: Prospectief bij opname. |
Kwantificeren van discrepanties tussen opnamedicatie vastgesteld door arts en apotheker. Onderscheid intentioneel en niet-intentioneel of intentioneel maar niet gedocumenteerd. |
P: quantify discrepancies in medication orders at the time of admission. S1: determine the clinicalsignificance of unintentional discrepancies (ie, errors) and S2 identify associated characteristics. |
P: 76% tenminste 1 discepantie van alle vormen. 22% tenminste 1 discrepantie niet-intentioneel: hiervan (S1) 71% geringe klinische betekenis, 23% matige en 6% ernstige potentiële klinische betekenis. 2 risicofactoren: ≥ 4 geneesmiddelen, (verdovende middelen: niet bij matig tot ernstige potentiële klinische betekenis) en anti-epileptica (niet bij logistische regressie analyse). |
Richtlijn voor kinderen |
3 |
719 |
Arimone; 2007; Br J Clin Pharm |
Willekeurige bemonstering van 30 casus (ADR’s); 15 nation wide (France) en 15 farmacovigilantiebureau Bordeaux. |
Observationeel: Retrospectief |
Vaststellen overeenkomst (agreement) tussen 5 “senior experts” met betrekking tot het vaststellen van de mate van waarschijnlijkheid van optreden van een ADR met behulp van 7 causaliteits criteria in een gestandaardiseerde vragenlijst. |
P: Fleiss kappa index voor agreement tussen de experts overall en voor de 7 causaliteitscriteria. |
P: overall agreement was very poor (i.e. kappa = 0.05), except for the ‘doubtful’ level, for which the agreement was significant (kappa = 0.32, P <0.001) |
|
3 |
789 |
Allenet; 2006; Pharm World Sci |
60 casus willekeurig uit 6 franse ziekenhuizen |
Observationeel |
Validatie van een instrument ten behoeve van de documentatie (omschrijving DRP en clinical pharmacy interventions) met behulp van 12 franstalige apothekers. Vaststellen overeenstemming tussen de apothekers. |
P: Kappa coefficient of concordance was used to assess the level of agreement between experts for 1) DRP’s and 2) interventions S: userfriendliness of the instrument using Likert scales |
P: The level of concordance observed in the validation was 1) 0.76 (good) for DRP’s and 2) 0.89 (excellent) for the type of intervention. S: 11 experts out of 12 were ‘‘very satisfied’’ or ‘‘satisfied’’ and 1 ‘‘not satisfied’’ with the tool. |
|
3 |
796 |
Cannon; 2006; Am J Ger Pharmacotherapy |
786 Elderly (65-100) Medicare patients receiving home health care from Scott & White Memorial Hospital and Clinic Texas. |
Observationeel: retrospectieve dossier (cohort) onderzoek. |
Pharmacists compiled medication profiles based on admissions data. PiM use was identified using the Beers criteria. DDIs were identified using the Multidisciplinary Medication Management Project criteria. (Tabel 2) Polypharmacy was identified in patients receiving _>9 medications. HHC nurses recorded actual medication use. |
P1): Identify the prevalence of potentially inappropriate medication (PiM) use, P2): dangerous drug interactions (DDIs), and S: other patterns of medication use. |
P1): PiM in 31% of patients. P2): DDIs in 10% of patients, S: with a significantly higher prevalence in men (P <0.01). Rates of riM use and DDIs were 37% and 20%, respectively, in patients receiving polypharmacy. |
|
3 |
876 |
Hajjar; 2005; J Am Ger Soc |
384 Frail elderly of 11 Veteran Aiffairs Medical Centers. |
Observationeel: Cross sectioneel |
- Determination of the prevalence and predictors of unnecessary drug use at hospital discharge in frail elderly patients. - Frail defined by 10 criteria. - Assessment of unnecessary drug use was determined by the consensus of a clinical pharmacist and physician pair applying the Medication Appropriateness Index to each regularly scheduled medication at hospital discharge. Those drugs that received an inappropriate rating for indication, efficacy, or therapeutic duplication were defined as unnecessary. |
P: Prevalentie van onnodig medicatie gebruik. S1: beschrijving van voorkomende onnodige medicamenten. S2: voorspellers van onnodig medicatiegebruik bij ontslag. |
P: 44% ≥ 1 onnodig medicament; waarvan 32,8% door ontbrekende indicatie. Hiervan had 74,7% al voor opname ook een onnodig medicament. S1: Tabel 2. S2: Hypertensie, meerdere voorschrijvers, ≥ 9 medicamenten. |
UV3 |
3 |
SR9 |
Christensen; 2013; Cochrane |
Cochrane review |
Review; 5 RCT’s opgenomen.: Gallagher 2011 Gillespie 2009 Lisby 2010 en 2011 Schnipper 2006 |
Medication review in hospitalized patients to reduce morbidity en mortality. RCTs) ofmedication review in hospitalised adult patients.We excluded trials of outclinic and paediatric patients. |
P: all-cause mortality S: hospital readmission, emergency department contacts and adverse drug events. |
RR = 0.98; 95% CI 0.78 to 1.23 RR = 1.01; 95% CI 0.88 to 1.16 36% relative reduction in emergency department contacts (RR 0.64; 95% CI 0.46 to 0.89) |
|
3 |
SR72 |
Lisby; 2010; Basic & Clinical Pharmacology & Toxicology |
100 70+ ptn van acute interne afdeling Denemarken |
RCT |
Systemische medicatie review door klinische apotheker en farmacoloog op afdeling om opnamelengte te verkorten. Interventiearm door farmacoloog: medicatie verander suggesties hoefden niet opgevolgd te worden. Follow up tot 3 maanden na ontslag. |
P: duur ziekenhuisverblijf S: heropnames, mortaliteit, contact met primary healthcare en kwaliteit van leven. |
P: NS S: NS (Helft adviezen niet opgevolgd door artsen) |
|
1 |
161 |
Kongkaew; 2013; Pharmacotherapy |
3904 adults age 16 years or older (gem 65 jaar) who were admitted to the hospitals in UK. 439 ADE’s. |
Observationeel; prospectief. |
- Clinical pharmacists identified hospital admissions associated with drug-related problems by using medical record review, supplemented by patient interview for those identified as having an ADE. (An ADE was defined as “an injury resulting from medical intervention related to a drug”) - Four criteria were used for assessing suspected cases of ADE’s: 1) contribution of ADE’s to hospital admission using the Hallas criteria,2) causality using the amended Hallas criteria,3) severity using the National Patient Safety Agency criteria, and4) preventability using the Hepler and Strand criteria (Table S1).- Multivariate logistic regression was used to identify predictors of hospital admissions associated with ADE’s, and a maximum-likelihood multinomial model was used to examine predictors of the preventability of ADE’s |
P: Voorspellers van ADE’s die leiden tot ziekenhuisopname. |
P: 1)Patient age (jonger (<45 jaar) meer), 2)length of time since starting new drug (bij ADE korter na start medicament), 3)total number of prescription drugs (≥ 5), and 4)hospital site (A meer dan B). - Drug classes most commonly associated with preventable ADE’s were antiplatelet drugs, anticoagulants, diuretics (loop and thiazide diuretics), angiotensin-converting enzyme inhibitors, and antiepileptic drugs. - 47.6% were preventable ADE - preventable ADE’s were more likely in patients age 65 years or older |
|
3 |
206 |
Tangiisuran; 2013; The Journal of Nutrition, Health & Aging |
87 ptn met verdenking ADR (gem 86 jr) op stroke unit or care of the elderly in universitair ziekenhuis Engeland. |
Observationeel |
2 artsen en 2 apothekers oordeelden of de 87 patiënten op event type volgens Kunac (2006): medication error, potential ADR, ADR or non-drug related incident. Vervolgens in type ADR, Ernst van de ADR en vermijdelijkheid van de ADR. |
Overeenstemming tussen artsen en apothekers van - Event type - Type ADR - Causaliteit - Ernst ADR - Vermijdelijkheid |
Goede overeenstemming tussen artsen en apothekers in event type, type ADR en caucaliteit en minder overeenstemming tussen artsen en apothekers in overeenstemming in ernst en vermijdelijkheid ADR |
|
3 |
242 |
Conforti; 2012; Drug, Healthcare en Patientsafety. |
1023 geselecteerde ptn van 65+ (gem 82 jr) in universitair zkh Verona, Italie |
Observationeel |
Vaststellen van frequentie ADR’s volgens de World Health Organization Adverse Reaction Terminology (WHO-ART). gerelateerd aan ziekenhuisopname en frequentie van voorkomen tijdens opname. Identificatie van type voorkomende reacties en de geassocieerde medicamenten. |
P1: Frequentie ADR als verklaring opname P2: Frequentie ADR tijdens opname S1: Vaststellen type reactie S2: Vaststellen geassocieerde medicamenten. |
P1: 11,1 % P2: 25% S1: Electrolyte disorders, gastrointestinal disorders, anemia, and International Normalized Ratio increase were the more frequent observed ADR. S2: diuretica, antistolling/ TAR en antibiotica. |
UV1 en UV2 |
3 |
248 |
Doshi; 2012; J Pharmacol and Pharmacother |
Alle leeeftijden, 140 mensen van de 6601 opgenomen |
Observational. |
detect incidence of adverse drug reactions (ADRs) (door WHO-UMC) in hospitalized patients (tijdens opname ontstaan = groep A en voor opaname ontstaan = groep B) and to assess their causality (Naranjo), seriousness (Hartwig’s criteria), preventability (criteria of Schumock and Thornton), and the possible economic impact |
P; Aantal ADR’s S: 1) causaliteit, 2)ernst, vermijdbaarheid en mogelijke economische impact. |
P: ruim 2% S: |
UV1 en UV2 |
3 |
319 |
Sakuma; 2012; Pharmacoepidemiology and drug safety |
3459 ptn ≥ 15 jr, opgenomen in 3 tertiaire ziekenhuizen in Japan. |
Observationeel: prospectieve cohort. |
Ontwikkeling en evaluatie van een voorspellende regel (8 onafhankelijke risicofactoren) ter herkenning van een ADE. |
P: AUC |
AUC = 0,63 (dus erg bescheiden voorspelbaarheid) |
UV2 |
3 |
353 |
Abernethy; 2011; Clin Pharmacology Pharnacother |
niet van toepassing |
Overzicht |
development of pharmacological mechanism-based drug safety evaluation and prediction at the FDA: verschillende predictiemodellen toegelicht. |
niet van toepassing |
niet van toepassing |
- |
3 |
373 |
Crisp; 2011 ; Am J Ger Pharmacother |
Ambulante patienten.! (3 casus) |
Interventie |
Vaststellen van de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van de “Individualized Medication Assessment and Planning” (iMAP) voor de vaststelling “medication related problems (MRPs) en bijbehorende adviezen door middel van 3 casus voor te leggen aan 8 klinisch farmacologen. |
P: consistentie in categorisatie (k) |
k = 0,74 (0,54 -1,00) Meer onderzoek nodig voor onderzoek van voorspellende waarde iMAP |
- |
3 |
395 |
Guest; 2011; BJCP |
Simulator model (Simcyp) |
Interventie |
Invoegen van een cyp inhibitor in een predictie model voor een betere voorspelling van de inter-individuele impact van drug-drug interacties. |
Vergelijk van dynamisch en statisch model |
Vergelijkbare uitkomst. |
- |
3 |
437 |
Rasjka-Neumann; 2011; Arch Gerontology Geriatrics |
313 80+ uit Polen, ambulant |
Observationeel |
Beschrijven van medicatiegebruik bij 80+ in Polen en hoeveel daarvan medicatie gebruiken van de Beers lijst. |
Aantal, type en Beerslijst edicijnen. |
Beschrijvend |
- |
3 |
443 |
Sarkar; 2011; Health research and educational trust |
Ambulante ouderen USA (NCHS) |
Observationeel (Data analyse) |
ADE vastgesteld door selectie van mensen die op bevestigend antwoorden op de vraag of het bezoek aan huis verband hield met een “ adverse effect of medical/surgical care or adverse effect of medicinal drug” . Vervolgens analyse gegevens: inclusie indien (ICD-9) codering passende bij schadelijke gevolgen medicatie. |
aantal |
4.5 million ambulatory visits related to ADE’s occur each year |
|
3 |
451 |
Skov, 2011; Eur J Clin Pharmacol |
250 Volwassenen anticoagulantia kliniek; gem 67 jaar |
Observationeel/ beschrijvend |
Beschrijven hoe vaak polyfarmacie (≥5 gns middelen) naast vit. K antagonisten gebruik voorkomt. En welke middelen dat zijn en welke mogelijk interactie kunnen geven. |
aantal |
beschrijvend |
|
3 |
469 |
Yusuff; 2011; Int J Clin Pharm |
324 Ambulante patienten Nigeria |
Observationeel, cross sectioneel prospectief |
Medicatie review door 10 apothekers voor vaststellen medication use related problems (MURP’s) met vooraf gemaakte data lijst (onbekende inhoud) en tweede fase om ernst van de MURP vast te stellen. |
MURP’s en ernst |
Beschrijvend. Hoe meer medicatie, des te meer MURP’s |
- |
3 |
483 |
Caughey; 2010; Diabetes research and clinical practice. |
18968 Diabetici ≥ 65 jr. (gem. 82 jaar) Australie van veteran affairs |
Observationeel (retrospectief cross sectioneel) |
Investigation of the prevalence of comorbid conditions in the elderly with diabetes and the prescribing of potentially inappropriate medicines or treatment conflicts |
guidelines or reference compendia, in addition to the 2003 updated Beers criteria. |
23% tenminste 1 Beerslijst middel. |
|
3 |
486 |
Dedhiya; 2010; Am J Ger Pharmcother |
≥ 65 jr, (gem 83jr) verpleeghuis |
Observationeel, retrospectief |
The goals of this study were to determine the 1-year incidence of PIM use among elderly Indiana Medicaid residents of nursing homes and to examine associations between incident PIM use and hospitalization and mortality. More likely to be hospitalized (odds ratio [OR] = 1.27; 95% CI, 1.10–1.46) and more likely to die (OR = 1.46; 95% CI, 1.31–1.62) in the 12 months after first receiving a PIM than nonusers, even after adjusting for demographic and clinical risk factors. |
PIM = Beers 2003 OR opname ziekenhuis OR sterfte |
Incidentie 1 jaar = 42,1 % = 1.27; 95% CI, 1.10–1.46 = 1.46; 95% CI, 1.31–1.62 |
- |
3 |
505 |
Kulstad; 2010; Am J Emergency Medicine |
Observationeel, prospectief. |
|
Eerste hulp apotheker kijkt naar relatie van drukte op de SEH met medicatiefouten op de SEH gedurende 3 maanden. |
Aantal medicatiefouten AUC drukte-index tegenover aantal fouten |
283 medicatiefouten
0,67, positieve correlatie |
- |
3 |
524 |
Nemec; 2010; academic emergency medicine |
Gem 82 jr op SEH |
Observationeel |
Beschrijven van wat de bevindingen zijn bij patienten op de SEH die zich presenteren met niet specifieke klachten. |
|
|
|
3 |
528 |
Pozzi; 210; pharmacoepidemiology and drusafety. |
1022 ≥ 65 jr inwoners van dorp in Toscanie. Follow up 8 jr |
Observationeel, prospectief |
Supoptimale medicatie = ≥5 gnm, Beersmiddelen potentiële interacties |
Risico op sterfte Risico op zkh opname |
Niet in multivariate analyse
HR 1,03 (1,0-1,06) voor Beersmiddelgebruik. |
- |
3 |
592 |
Gupta; 2009; current opinion in anaesthesiology |
|
|
PREOPERATIEVE SCREENING EN RISICOINVENTARISATIE VAN OUDEREN DIE GEOPEREERD GAAN WORDEN. OVERZICHTSARTIKEL. |
|
|
|
3 |
707 |
Wawruch; 2008; J Clin Pharm Ther |
600 ptn 65+, Slowakije, ziekenhuis |
Observationeel |
Vergelijk van prevalentie PIM’s (Beers criteria 2003) bij opgenomen patiënten in ziekenhuis in Slowakije met europese data. |
P: % PIM (≥1 Beers middel) opname/ontslag S: factoren geassocieerd met PIM (multivariate analyse) |
21 %
immobilization, gebruik ≥ 6 gnm, hart falen en depressie. |
|
3 |
716 |
Zopf; 2008; Drugs and aging |
907 otn circa 60 jaar |
Observationee |
Farmacoepidemiologisch team vervolgt patienten op afdeling interne op farmacovigilantie |
5 risico factoren gevonden voor ADR in multivariate regressie analyse; |
Vrij algemene risicofactoren met beperkte Odds Ratio. |
- |
3 |
736 |
Fahlman; 2007; J Palliative medicine |
4602 medicaire beneficiaries in hun laatste levensjaar |
Observationee |
Koppeling van databases om te achterhalen hoe veel Beerslijst middelen gebruikt worden in het laatste levensjaar. |
P: Prevalentie PIM (Beerlijst middel) in laatste levensjaar S: sociodemografische gegevens overeenkomend met PIM. S: meest voorkomende Beers criteria |
44% ≥1 Beers middel. 15% ≥2 Beers middelen. |
|
3 |
741 |
George; 2006; Br J Clin Pharm |
645 oudere respondenten van enquete met medicatiegebruik in aanlenwoningen in Aberdeen |
Observationee |
Medicamenteuze voorspellers ontdekken voor een ongeplande ziekenhuisopname. (61% respondenten op enquete) |
P; voorspellers van ongeplande ziekenhuis opname |
- middelen met smalle therapeutische breedte (OR 2,98) - ≥ 5 geneesmiddelen (OR 2,10) - hogere mate van beperkingen (Townsend score) (OR 1,06) |
|
3 |
768 |
Rossi; 2006; Am J Clin Ger Pharm |
128 geselecteerde 65+ ambulante patiënten van veteran affairs. |
Observationeel |
3 clinical pharmacists evaluated unnecessary drug use by applying 3 criteria from the Medication Appropriateness Index (MAI), a validated measure. The 3 specific MAI questions were as follows: (1) Is there an indication for the drug? (2) Is the medication effective for the condition? and (3) Is there unnecessary duplication with other drug(s)? |
- Prevalentie van Unnecessary drug use - Voorspellers van unnecessary drug use. -Relatie tussen “health believes” en unnecessary drug use. |
- 58,6% ≥ 1 unnecessary drug use -geen significante voorspellers. - |
|
3 |
786 |
Abacra; 2006; J Manag Care Pharm |
8 perifere en 5 klinische apotheken. |
Interventie? |
Onderzoek naar de herkenning van relevante DDI’s (dug-drug interactions) door computersoftware van perifere en ziekenhuisapotheken door invoer van 16 relevante DDI’s |
Sensitiviteit, specificiteit, positief voorspellende waarden en negatief voorspellende waarde per softwaresysteem(apotheek). |
Lage sensitiviteit in ziekenhuissysteem |
|
3 |
793 |
Barnett; 2006; J Manag Care Pharm |
123,633 VA and 157,517 Medicare HMO patients aged 65 years and older |
Observationeel |
PIM met behulp van Zahn (gemodificeerde Beers criteria) herkennen uit databases van veteran affairs en medicare. |
% PIM volgens Zahn criteria |
VA 21% en medicare 29% |
|
3 |
795 |
Bond; 2006; Pharmacotherapy |
1.960.059 opgenomen Medicare patienten |
Observationeel |
Evaluate the impact of clinical pharmacy services and staffing on the frequency of ADRs and associated clinical and economic outcomes. Zoeken naar variabelen die van invloed zijn op voorkomen van ADR’s |
ADR’s volgens ICD-9 coderingen |
Pharmacist provided ADR management reduceert het aantal ADR’s en kosten. Hoe meer apothekers, des te minder ADR’s |
|
3 |
812 |
Johnston; 2006; Am J Health-Syst Pharm |
675 cases en 60206 controles met alle leeftijden |
Observationeel |
Vaststellen specifieke patient- en kliniek- gerelateerde karakteristieken die geassocieerd zijn met een verhoogd risico op een ADR of medicatie fout (adverse events AE). ADR is hier ook een uitblijvend effect! AE’s werden gemeld en geverifieerd. Identificeren van factoren of stappen in het proces van medicatiegebruik die verder onderzoek behoeven. AE’s werden niet met een specifiek instrument fevonden, maar professioneel gemeld (indien herkend). |
Factoren geassocieerd met ADR’s en medicatiefouten, inclusief uitblijvend effect. |
Enkele factoren gevonden: Tabel 1 patientfactoren Tabel 2 diagnosen. Tabel 3 medicatie |
|
3 |
845 |
Kirsten; 2006; Pharmacoepidemiology and drugsafety |
727 patiënten van afd interne en reumatologie; (gem. 70-71 jr) 96 geïnterviewden. |
Observationeel |
Geen specifieke herkenning van DRP’s Wel classificatie van DRP’s volgens gemodificeerde indeling van Strand, beschreven door Viktil en Blix (Tabel 1). DRP’s herkend door apothekers die interviewden. Elke vierde patiënt zou geïnterviewd worden, om praktische redenen zijn dat er maar 96 geworden. Gemiddeld 20 minuten per interview. |
Aantal DRP’s per patient (medicatie-gerelateerde DRP’s) Welke klasse DRP’s Meest met DRP geassocieerde medicamenten. |
Door apothekes geïnterviewden gem. 4,4 versus 2,4 bij niet geïnterviewden. Tabel 3 toont welke klasse van DRP Tabel 4 toont welke medicamenten. |
|
1 |
866 |
Cohen; 2005; Qual Saf Health Care |
|
Interventie |
Invoer van protocollen te verbetering van medicatieveiligheid naar aanleiding van eerdere foutmeldingen en bestaande protocollen.: Box 2 en 3. ADE’s opgespoord in dossiers aan de hand van niet gedefinieerde triggers. |
ADE’s per 1000 doses dispensed and ADE’s per 100 patient days. |
The median ADE rates per 1000 doses delivered (interquartile range) were 2.04 (1.79–2.70) in the baseline period, 1.26 (0.21–1.53) in the transition period, and 0.65 (0.41–0.87) in the post-intervention period (p=0.001). The median (interquartile range) ADE rates per 100 patient days were 5.07 (3.79–6.02) in the baseline period, 3.19 (0.58– 5.03) in the transition period, and 1.30 (0.87–1.71) in the post-intervention period (p=0.001). |
UV2 |
3 |
869 |
Denneboom; 2005; J Clin Pharm Ther |
286 75+ thuiswonend |
Observationeel |
Patient gerelateerde farmaceutische zorg problemen (Pharmaceutical Care Problems: PCP) werde geinventariseerd, gecategoriseerd en naar klinische relevantie ingedeeld. Factoren gerelateerd aan die PCP werden aan een multivariaat (logistisch regressie) model onderworpen. |
Aantal PCP Percentage klin. Relevant Factoren geassocieerd met relevante PCP |
398 PCP in 189 patienten (66% van deelnemers.) 26% van alle deelnemers.
Tabel 3 |
|
3 |
880 |
Jachawee: 2005; J Clin Pharm Ther |
Alle leeftijden in ambulante Thaise groep (124528) |
Observationeel (retrospectief) |
Nagaan hoe vaak (potentiële) medicatie interacties voorkomen. |
Aantal medicatie interacties , iogesplitst naar relevantie. Meest voorkomende relevante interacties Relatie met patientfactoren |
Tabel 1 Tabel 2 Meer interacties bij toename leeftijd en gebruik meerdere middelen. |
|
3 |
881 |
Kaufman; 2005; J Managed Care Pharmacy |
65+ medicare leden. |
INterventie |
Apothekers bellen artsen die een geselecteerd Beers- of Zahn-lijst middel voorschrijven (tabel 1) voor verzoek tot bijstelling. Database studie, waar onder Medicare patienten. |
Gebruik gecontraindiceerde middelen |
Neemt significant af. |
|
1 |
882 |
Klarin; 2005; Drug & Aging |
785 75+ ambulante zweden. |
Observationeel. Follow up 3 jaar |
Associatie van Inappropriate Drug Use (IDU) en ziekenhuisopname en sterfte. IDU werd vastgesteld met behulp van diverse consensus criteria, w.o. Beers,: tabel 1 |
Kans Ziekenhuisopname Kans Sterfte Prevalentie IDU |
OR 2,72 (1,61-4,51); tabel 2 Niet onafhankelijk geassocieerd met IDU |
|
3 |
886 |
Lindblad; 2005; Ann Pharmacother |
397 kwetsbare ouderen (65+) uit GEM study van 11 veteran affairs medical centers. |
Observationeel |
Expliciete criteria geneesmiddel- ziekte interactie; prevalentie en associatie met socidemografische en gezondheids variabelen. |
P: Potentiële drug-disease interacties volgens Beers en McLoad: prevalentie dichotoom ≥ 1interactie S: Voorkomende interacties S: geassocieerde factoren met de interacties |
40,1%
Tabel 2
Tabel 3 |
|
3 |
938 |
Graffen; 2004; Rural and remote health |
402 ambulante 65+ met tenminste 5 medicamenten |
Interventie, gerandomizeerd groep: interventie versus controle. |
GP’s doen een medicatie review. Er wordt gekeken in hoeverre dat effect heeft op de kwaliteit van leven (SF-36) en gezondheidsuitkomsten (onder andere medicatiegerelateerde ziekenhuis opnames). Selectie van patienten was specifiek bij tenminste 5 en een bijzonder medicament klasse (bijvoorbeeld benzo, anticholinerg middel, etc.) |
Ziekenhuisopnames SF-36 |
Geen significante resultaten.
Geen significant verschil Wel op twee subschalen: vitaliteit en geestelijke gezondheid. |
Richtlijn polyfarmacie eerste lijn. |
3 |
939 |
Hanlon; 2004; Ann Pharmcother |
397 kwetsbare ouderen (65+) uit GEM study van 11 veteran affairs medical centers. |
Observationeel |
met behulp van MAI op zoek naar PIP binnen kwetsbare ouderen in het ziekenhuis. |
Prevalentie van PIP volgens MAI Voorspellers van PIP |
92% van de patienten 7,9% van alle MAI beoordelingen. Aantal medicamenten en charlson index en matige/ geringe zelfschatting van gezondheid. |
|
3 |
965 |
Walker; 2004; Br J Clin Pharm |
|
Overview |
Beschrijving van hoe farmacokinetische en farmacodynamische modellen helpen in vroegtijdige inschatting van medicatieveiligheid bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. |
- |
- |
- |
3 |
966 |
Walker; 2004; J Manag Care Pharm |
Primary care praktijk met 65 physicians |
Interventie |
Apotheker in primary care praktijk traint artsen beter om te gaan met specifieke medicatie(groepen) en laat ze doelmatiger deze middelen voorschrijven. Effectmeting is kostenreductie in vergelijk met de nationale (gemiddelde) voorschrijfcijfers. |
Medicatiekosten |
Nemen af |
- |
1 |
971 |
Bednall; 2003; J Clin Pharm Ther |
2636 16+ patiënten gescreend |
Observationeel |
Accident & Emergency unit (SEH) meet het aantal (%) bezoeken als gevolg van DRP’s; neemt ook illegale drugs en intentionele intoxicaties in analyse mee . Definitie DRP is naar Strand (Tabel 1) Met sample notes (10%) werd validiteit van de vaststelling van de DRP getest tussen onderzoeker – arts en apotheker. |
Aantal en percentage DRP’s Voorkomen per classificatie Betrokken medicamenten. Validiteit |
106 (4,02%)
Tabel 2
Tabel 4
K = 0,6069 |
|
3 |
1077 |
Schneeweiss; 2001;Br J Clin Pharmacol |
|
Observationeel |
Beschrijving van een monitoring systeem door pharmacovigilantie centra ism apotheekgegevens om medicatiegerelateerde opnames (DRH) te herkennen op de SEH en incidentiemeting. |
Prevalentie (uitgesplitst naar waarschijnlijkheid) |
435 |
|
3 |
SR3 |
Gareri; 2014; J Clin Psychopharmacol |
|
Review |
Medline search naar studies over gebruik en veiligheid van antipsychotica bij BPSD. Geen systematische beschrijving van waarom studies wel of niet geincludeerd zijn na een medline search. |
|
|
Niet relevant voor richtlijn. |
3 |
SR41 |
Opondo 2012; Plos one |
19 studies met ambulante 65+ (15 met Beers criteria) Tabel 1 |
Review |
Review naar artikelen die thuis wonende ouderen op inappropriate prescriptions onderzoekt. Doel is achterhalen hoe groot de omvang van inappropriate prescribing is. |
P: Inappropriate medication prescriptions S: meest voorkomende inappropriate presciption. |
|
|
3 |
SR79 |
Aagaard; 2009; BMC Clinical Pharmacology |
Literatuursearch; 79 geincludeerde artikelen. |
review |
This article aims to review ADRs reported by available ADR signal detection approaches and to explore which information about new and unexpected ADRs these approaches have detected. wij selected three different therapeutic groups of medicines for review: antibiotics, NSAID’s and SSRI’s. |
Welke classificatie van bijwerking (A tot en met/ D; tabel 1) wordt genoemd bij welke type studieopzet |
Bekende bijwerlingen vooral onderzocht in analytische studies en onbekende bijwerkingen in case reports. |
|
3 |
SR81 |
Cano; 2009; |
Studies met patienten in ziekenhuis settings |
Systematische review |
Analyse studies die keken naar ADE’s bij en gedurende ziekenhuisopname om een beeld te krijgen van de omvang. Er was een grote variatie, mede door verschillende definities van ADE’s. Studies gebaseerd op spontane medlingen werden ge-excludeerd. |
Voorkomen van ADE’s in het ziekenhuis en vaststellen van hun: - frequentie - karakteristieken - vergelijk van signaleringstechnieken . |
29 studies met ongeveer de helft retrospectief en ongeveer de helft gebruik makend van een combinatie van strategieen om ADE’s te herkennen. Veelal door visite; (gecomputeriseerde) database; screenings criteria als lab data; medicatie; gecombineerde data; farmacologische review of visite; doorspitten patientdossier; dagelijkse patient visite; ICD-9 codering als trigger; verpleegkundige gegevens nazien. 11 studies gebruikten geen algoritme van causaliteit. Variatie in frequentie van ADE’s is 1,6% tot 41,4% |
UV 2 (Tabel 2) |
1 |
SR83 |
Ross; 2008; Br J Clin Pharmcol |
Studies met voorschrijffouten in het ziekenhuis door jonge artsen. |
Systematische review |
Review naar de omvang van voorschrijffouten door junior dokters. Dit om te achterhalen waarin jonge artsen getraind moeten worden. |
Frequentie en type voorschrijffouten. Fouten per recept, per patietn of medicatieoverzicht, totaal aantal fouten of percentage van fouten door junioren. |
24 studies met een variatie in voorschrijffouten van 4.2–82% van de patienten of dossiers. Er was een aanzienlijke variatie in studieopzet, methoden, fout-definities (tabel 2) en foutpercentage. |
UV2? |
1 |
SR89 |
Kongkaew; 2008; annals of pharmacotherapy |
Studies met doel om te meten wat het voorkomen van ziekenhuisopname door ee ADR is |
Systematische review |
Vaststellen van de prevalentie van ziekenhuisopnames ten gevolge van ADR’s en vaststelle wat het verschil in prevalentie is tussen verschillende patientcategorieen en methoden van ADR detectie. Data werd verdeeld naar drie leeftijdscategorieen. |
Prevalentie opname door ADR. Prevalentie per patientcategorie. Prevalentie per methode van ADR detectie |
Prevalentie 0,16 – 15,7% (gem. 5,3%) Volwassenen 6,3% en ouderen 10,7% Hogere prevalentie bij multipele ADR detectiesystemen. Bij volwassenen vaker cardiovasculaire middelen. Tabel 2 betrokken middelen. |
|
3 |
SR95 |
Blenkinsopp; 2006; Br J CLin Pharmacol |
|
review |
Beschrijvende review van voor en nadelen van patient meldingen van bijwerkingen zoals in westerse landen is georganiseerd. |
7 artikelen |
|
|
1 |
SR98 |
Howard RL, Avery AJ, Slavenburg S, et al. Which drugs cause preventable admissions to hospital? A systematic review. British Journal of Clinical Pharmacology. 2007;63(2):136-147. doi:10.1111/j.1365-2125.2006.02698.x. |
|
Systematische review |
To estimate the percentage of preventable drug-related hospital admissions, the most common drug causes of preventable hospital admissions and the most common underlying causes of preventable drug-related admissions. |
preventable drug-related hospital admissions |
From 13 papers the median percentage of preventable drug-related admissions to hospital was 3.7% (range 1.4–15.4). From nine papers the majority (51%) of preventable drug-related admissions involved either antiplatelets (16%), diuretics (16%), nonsteroidal anti-inflammatory drugs (11%) or anticoagulants (8%). From five studies the median proportion of preventable drug-related admissions associated with prescribing problems was 30.6% (range 11.1–41.8), with adherence problems 33.3% (range 20.9–41.7) and with monitoring problems 22.2% (range 0–31.3). |
|
3 |
SR101 |
Phansalkar; 2007; Am J Health-Syst Pharm |
|
Systematische review en meta-analyse |
studies die kijken naar het optreden van klinische ADE’s en waarin de opbrengst van apothekers (9) werd vergeleken met andere gezondheidszorg-medewerker (4) die naar ADE’s keken (over verschillende studies); geen direct vergelijk. |
Hypothese dat apothekers meer ADE’s vinden dan anderen. |
Ja; apotheker 0,33 ADE per opname versus anderen 0,16 ADE per opname (P=0,003) Echter boxplot toont meer spreiding niet-apothekers bij een geringer aantal studies. |
|
3 |
SR108 |
Handler; 2006; Am J Clin Pharmacother |
65+ in verpleeghuis |
review |
Beschrijven van het voorkomen van verschillende medicatiegerelateerde adverse events (ADR;s, ADWE (adverse drug withdrawal events) en TF’s (therapeutic failures)). Slechts 7 studies meegenomen. |
Voorkomen van ADR’s Voorkomen van ADWE Voorkomen van TF |
1.19 to 7.26 per 100 resident-months 1 studie (tabel) 1 studie (tabel) |
- |
3 |
SR126 |
Von Laue; 2003; Wien Klin Wochenschr |
Leidend tot opname, tijdens opname en ambulant. |
|
review the literature of ADE’s and their preventability, and to report on their incidences, characteristics, risk factors, costs and prevention strategies. |
|
In the 8 articles retrieved the incidences of ADE’s were between 0.7% and 6.5% of hospitalized patients; in up to 56.6% these events were judged to be preventable. Furthermore, ADE’s accounted for 2.4% to 4.1% of admissions to inpatient facilities; preventability was stated in up to 69.0% of these events |
|
3 |
SR128 |
Azad, 2002; journal of healthcare management. |
111 65+ ptn bij een ziekenhuis in Ottowa (ambulant?) |
Observationeel, prospectief. |
Schatten van incidentie van ADE’s bij een ziekehuisservice: de ernst, samenhangende patientkarakteristieken. Causaliteit met Naranjo Ernst met Classen. Uitvoer 2 internisten en 1 apotheker |
Voorkomen ADE’s Betrokken medicijnen.Verlenging opnameduur. |
33,3 % tenminste 1 ADE -9 mogelijke = 25% tenminste waarschijnlijke. Mn. Diuretica, antihypertensiva, antistolling, NSAID’s, steroiden en antidepressiva. + 3 dgn (N.S.) |
|
3 |
SR129 |
Beijer; 2004; Pharmacy World & Science |
68 observationele studies, waarvan 17 met ouderen |
review |
Schatten hoe groot het aandeel van ADR gerelateerde ziekenhuis opnames is. |
|
Sterk uiteelopende schatting afhankelijk van de studieomvang. Ouderen 4x hogere kans en tot wel 88% vermijdbaar. Waarschijnlijk 2 x zo veel ouderen vanwege ADR opgenomen dan jongeren. |
|
3 |
SR139 |
Loke; 2001; BMC Clinical Pharmacology |
|
review |
Onderzoek naar klinische (geneesmiddel) trias, om te zien in hoeverre ADR’s goed werden gedefinieerd, geregistreerd en gerapporteerd. |
|
Onvoldoende melding van hoe ADR’s worden gedefinieerd en geregistreerd. |
|
1 |
199 |
Zeitschrift für Gerontologie und Geriatrie 1 · 2013 |
>65 |
Retrospectief databaseonderzoek bij klinische patienten |
Vergelijking Pricus en STOPP/START en Beers tav PIM detectie |
P: S: |
STOPP vindt meeste PIMs gevolgd door PRISCUS |
Geen uitgangsvraag |
2 |
715 |
J Am Geriatr Soc 56:1299–1305, 2008. |
Outpatient veterans aged 65 and older N=2753 |
Single cohort, pre- and postintervention. |
A two-stage intervention was implemented. First, a real-time warning message to prescribers appeared whenever one of the high-risk Beers drugs was ordered; second, a personally addressed letter from the Chief Medical Officer asking prescribers to consider discontinuing the high-risk medication along with a copy of the Beers criteria article, a list of suggested alternatives to high-risk medications, and a list of older patients receiving the high-risk medications who had upcoming appointments with these prescribers |
The primary outcome was the absence of prescribed high-risk medications for all patients in the cohort during the postintervention period. For a subgroup of the cohort (n=800) whose prescribers received the secondstage intervention, an additional outcome was the absence of prescribed high-risk medications within the subgroup |
This multimethod intervention signifi- cantly (50%) decreased prescribing of high-risk medications to older patients. Of the 801 patients in the subgroup, 72.0% (n 5 577) had high-risk medications discontinued |
Uitgangsvraag 2 Intermediaire uitkomstmaat |
1 |
269 |
Hohl, et al. Acad Emerg Med. 2012 Jun;19(6):640-9. |
51.4 (±20.3), SHE. N=1591 |
prospective observational cohort study |
Uitgebreide analyse kenmerken op SEH als voorspellers van ADE tijdens opname |
primary outcome: ADE that required a change in medical therapy, diagnostic testing, consultation, or hospital admission. secondary outcome: ADR |
2 voorspellers: een ADR en een ADE prediction rule |
Uitgangsvraag 2 |
2 |
872 |
Qual Saf Health Care 2005;14:207–211. |
N=103 |
retrospective audit of 3 consecutive medical post-take ward rounds Postintervention anlyse na introductie pharmacist |
A pharmacist was invited to become a member of the post-take ward round team that reviewed medical patients admitted within the preceding 24 hours. Patients also continued to receive care from a ward based pharmacist. |
Niet exact gedefinieerd |
Discrepancies between the admission and the pharmacist derived drug history were noted in 26 of 50 in the pre-intervention group and 52 of 53 in the intervention group. The annual drug cost per patient following discharge increased by £181 in the pre-intervention group and by £122 in the intervention group. Five pre-admission drugs were stopped in three pre-intervention patients saving £276 per annum, while the 42 drugs stopped in 19 intervention patients saved £4699 per annum. |
Uitgangsvraag 2 |
3 |
376 |
BMC Health Services Research 2011, 11:55 |
Patients admitted to the surgical study wards for elective surgery |
multi-centre controlled trial |
ward-based pharmacy care from the clinical pharmacy team |
primary clinical outcome measure is the number of pADE’s per 100 elective admissions Sec: severity of pADE’s, number of patients with pADE’s per total number of admissions, direct (non-)medical costs and indirect non-medical costs, extra costs per prevented ADE, number and type of pharmacy interventions, length of hospital stay, complications, number of readmissions within three months , quality of life and number of non-institutionalized days during follow-up. |
Is alleen protocol |
|
3 |
342 |
NTVG |
|
|
Geen studie maar review |
|
|
|
1 |
389 |
Clinical pharmacology & Therapeutics | 89 (6) | june 2011 |
N=400 patients ≥65, admitted via the SEH general medical physician |
|
a randomized controlled study to test the hypothesis that screening of hospitalized older patients’medications against STOPP/START criteria, and providing resultant recommendations to the attending medical team, would lead to significant and sustained improvements in prescribing appropriateness as compared with usual hospital pharmaceutical care. |
P:MAI + AOU index S: falls, all-cause mortality |
improvement in MAI = 2.8 (95% confidence interval 2.2–3.8) |
Uitgangsvraag 2 |
1 |
397 |
Arch Intern Med. 2011;171(11):1013-1019 |
600 patients 65 years or older admitted with acute illness to a hospital |
Cross sectioneel |
Potentially inappropriate medicines were defined by both Beers and STOPP criteria |
P: ADR bij opname |
STOPPcriteriaPIMs,unlikeBeerscriteriaPIMs, are significantly associated with avoidable ADE’s in older people that cause or contribute to urgent hospitalization. |
Hoort niet bij uitgangsvragen |
3 |
461 |
NTvG 2011; 155:A3802 |
|
|
commentaar |
|
|
|
3 |
193 |
J of Clinical Pharmacy Therapeutics, 2013, 38, 230–235 |
|
|
Development of a detection algorithm for statin-induced myopathy using electronic medical records |
|
|
|
3 |
232 |
Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics, 2012, 37, 452–458 |
|
|
The potential for intelligent decision support systems to improve the quality and consistency of medication reviews |
|
|
Niet in ziekenhuispopulatie Niet hier beschikbaar |
3 |
498 |
VOLUME 88 NUMBER 1 | July 2010 | www.nature.com/cp |
|
|
Prediction of Adverse Drug Reactions Using Decision Tree Modeling |
|
|
Gaat over chemische eigenschappen van moleculen |
2 |
704 |
Drugs Aging 2008; 25 (4) |
807 geriatric outpatients (mean age 81 years) |
Prospective, descriptive |
The Medication Appropriateness Index (MAI) and Beers criteria were used to evaluate drug use and identify possible DDIs. Relatie met ADR op basis van Naranjo schaal |
ADR |
One-quarter of the patients were found to have possible adverse events or diminished treatment effectiveness that may have been at least partly caused by these DDIs. |
|
2 |
721 |
J of Clinical Pharmacy and Therapeutics (2007) 32, 81–88 |
126 actual medication review cases in 1e lijn |
|
Development of an intelligent decision support system for medication review |
|
The system found significantly more potential medication-related problems than the expert |
|
3 |
791 |
int j of medical informatics 75 (2006) 809–817 |
|
|
computer simulation model that has been developed to explore organizational changes required to improve patient safety based on a medication error reporting system. |
|
|
|
2 |
801 |
CLINICS 2006;61(6):515-20 |
average age of the patients was 52.7 ± 18.9 years (range, 12-98 years) |
|
a sample of 1785 drug prescriptions was drawn from a total of 11,250. Drug-drug interactions were identified by using Micromedex® DrugReax® System. Patients´ records with major drug-drug interactions were reviewed by a pharmacist and a medical doctor looking for signs, symptoms, and lab tests that could indicate adverse drug reactions due to such interactions |
DDI en ADR bij patienten met DDI |
At least 1 drug-drug interactions was present in 887 (49.7%) prescriptions. |
|
3 |
835 |
JAGS 54:963–968, 2006 |
Fifteen clinics = 1e lijn |
Cluster-randomized trial of group academic detailing and interrupted time-series analysis |
Seven practices (113 clinicians, 24,119 patients) were randomly assigned to receive age-specific computerized prescribing alerts plus the academic detailing intervention; eight practices (126 clinicians, 26,805 patients) received alerts alone. |
|
Age-specific alerts resulted in a continuation of the effects of the drug-specific alerts without measurable additional effect (P 5.75 for level change), but the agespecific alerts led to fewer false-positive alerts for clinicians. Group academic detailing did not enhance the effect of the alerts. |
1e lijn |
2 |
297 |
Rev Calid Asist. 2012;27(6):334---340 |
ziekenhuis |
analytical and descriptive pre---post study |
the implementation of computerized provider order entry systems (CPOE) |
Medication errors en prescription errors voor en na invoering CPOE Totale periode 5 jaar |
An increase in medication errors and a decline in the severity of the detected errors were found in relationship to the electronic clinical record. Forthese reasons,the implementation ofthe electronic clinical record should be monitored. |
|
3 |
309 |
Clin Pharmacokinet (2012) 51:767–786 |
|
|
|
|
|
Geen studie, niet relevant |
2 |
352 |
pharmacoepidemiology and drug safety 2012; 21: 872–880 |
484 neurological inpatient |
cross-sectional study |
The comparative evaluation of clinical decision support software (CDSS) programs MediQ and ID PHARMA CHECK regarding their sensitivity and positive predictive value for the identification of clinically relevant drug interactions. |
DDI’s |
CDSS showed major differences in the identification and grading of interactions, and many interactions were only identified by one of the two CDSS. For both programs, only a small proportion of all identified interactions appeared clinically relevant |
|
3 |
294 |
J Med Syst (2012) 36:3983–3993 |
|
|
Application of RFID Technology in Patient Tracking and Medication Traceability in Emergency Care |
This article presents an information system for patient tracking and drugs developed for the Emergency Department of Hospital A Coruña. The systems use RFID technology to perform various tasks: (1) locate patients in different areas; (2) measure patient care times and waiting times; (3) identify unitary doses of medication; and (4) ensure the correct matching between the patient and the medication prescribed by the doctor. |
|
Geen studie |
1 |
21 |
Am J Health Syst Pharm 2014 (71) feb 15 |
inpatients |
|
the Assessment of Risk Tool (ART), an application for monitoring prespecified clinical "flags" (some derived from the Institute for Healthcare Improvement's ADE trigger tool) for high-risk medication use and other ADE risk factors. |
|
In the first 18 months after ART implementation, the average number of patients receiving medication reconciliation each month increased from 280 to 500. During one 8-month period, 765 high-risk patients were prioritized for discharge services and 526 medication errors (MEs) were prevented, including 174 errors deemed to pose a threat of moderate-to-major patient harm. |
Geschikt als trigger tool Bebaseerd op new zeeland |
3 |
675 |
Drug Safety 2008 |
|
|
Geen studie |
|
|
|
3 |
11 |
BMJ open 2014 |
pediatric |
|
|
|
|
|
3 |
38 |
|
9000 Records from monthly random samples of adults acute care hospitals |
|
Global Trigger Tool (GTT) |
|
GTT-identi- fied AEs are seldom caught by commonly used AE-detection systems. |
|
3 |
178 |
International Journal for Quality in Health Care 2013; Volume 25, Number 6: pp. 640–647 |
640 ontslagen patienten mean age of 44.2 years (SD: 19.6; range: 18–95) |
Retrospective review of hospitalized patient records |
e IHI Global Trigger Tool (IHI-GTT) |
Prevalence of adverse events, their preventability and harm category |
The Global Trigger Tool showed that adverse events in Palestinian hospitals likely occur at a rate of 20 times higher than previously reported. A |
|
2 |
183 |
Eur J Clin Pharmacol (2013) 69:255–259 |
54,244 hospital admissions over a 1-year period |
retrospective review of electronic medical and prescription records |
the usefulness of two medication module triggers from the GTT proposed by the IHI [13] in detecting adverse events (or for our purposes, ADE’s), using electronic health and prescription records in a UK setting |
INR, opiod overdosering |
the INR ≥6 trigger had a positive predictive value (PPV) of 38 % (14/37) and the naloxone trigger had a PPV of 91 % (61/67). The electronic algorithm for the INR ≥6 trigger identified 12 ADE’s, thus reducing the need of case note review. |
|
3 |
195 |
BMJ open 2013;3:e003131. |
5 GTT teams, with 5 physicians and 11 registered nurses. |
qualitative, descriptive approach with focus group interviews using content analysis |
e Global Trigger Tool (GTT) method of retrospective record review to identify adverse events causing patient harm. |
|
The GTT method functions well for identifying adverse events and is strengthened by its adaptability to different specialties. However, small, gradual methodological changes together with continuingly developed expertise and adaption to looking at harm from a patient’s perspective may contribute to large differences in assessment over time. |
|
3 |
278 |
pediatrics |
|
|
GTT |
|
|
|
3 |
421 |
BMJ Qual Saf 2011;20:416e423. |
|
|
Canadian Association of Paediatric Health Centres Trigger Tool (CPTT) |
|
|
|
3 |
470 |
Pediatr Crit Care Med 2010 Vol. 11, No. 5 |
|
|
|
|
|
|
3 |
507 |
Otolaryngology -- Head and Neck Surgery 2010 143: 480 |
|
|
A trigger tool fails to identify serious errors and adverse events in pediatric otolaryngology |
|
|
|
3 |
508 |
N Engl J Med 2010;363:2124-34. |
|
retrospective study of a stratified random sample of 10 hospitals |
Institute for Healthcare Improvement’s Global Trigger Tool for Measuring Adverse Events |
harms |
In a study of 10 North Carolina hospitals, wij found that harms remain common, with little evidence of widespread improvement |
Geen medicatie |
1 |
1007 |
Qual Saf Health Care 2003;12:194–200 |
|
|
Adverse drug event trigger tool: |
Geen studie maar beschrijving |
|
|
3 |
370 |
Health Affairs, 30, no.4 (2011):581-589 |
|
We compared three methods to detect adverse events in hospitalized patients, using the same patient sample set from three leading hospitals. |
GTT |
AE |
The Institute for Healthcare Improvement’s Global Trigger Tool found at least ten times more confirmed, serious events than these other methods. |
Geen medicatie |
1 |
837 |
Qual Saf Health Care 2006;15:184–190 |
|
|
Records were selected based on 21 electronically obtained triggers |
|
This methodology of active surveillance allows for the identification and assessment of adverse events among hospitalized patients. It provides a unique opportunity to review events at or near the time of their occurrence and to intervene and prevent harm. |
|
3 |
829 |
|
|
|
AE trigger tool op icu |
AE |
|
Geen medicatie |
3 |
78 |
|
pediatrics |
|
Medication based trigger tool |
|
|
|
3 |
196 |
|
|
|
gtt |
AE |
|
Geen medicatie |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 03-12-2020
Laatst geautoriseerd : 25-04-2018
Geplande herbeoordeling : 01-01-2023
Voor het beoordelen van de actualiteit van het addendum is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2022 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie of de modules van dit addendum nog actueel zijn. Bij het opstellen van het addendum heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening. De geldigheid van het addendum komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
Module |
Autorisatie |
Geldig tot |
Bijzonderheden |
Medicatiegerelateerde opname |
? |
2022 |
Geen |
Voorkomen van schade door medicatie tijdens opname |
? |
2022 |
Geen |
Periode na ontslag |
? |
2022 |
Geen |
De Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie is regiehouder en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het addendum. De andere aan dit addendum deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Voor het onderdeel medicatiereview is er zeer recent een systematische review verschenen welke niet meer kon worden meegenomen in de richtlijn. De werkgroep adviseert om bij een eventuele herziening van deze richtlijn dit artikel als relevante publicatie te beschouwen.
Huiskes VJ, Burger DM, van den Ende CH, et al. Effectiveness of medication review: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. BMC Fam Pract. 2017;18(1):5. doi: 10.1186/s12875-016-0577-x. PubMed PMID: 28095780; PubMed Central PMCID: PMC5240219.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Dit addendum beoogt nadere invulling te geven aan de het optimaliseren van de farmacotherapie in de 2e lijn, aanvullend op de periodieke eerstelijns medicatiebeoordeling. De adviezen uit het addendum moeten leiden tot reductie van het risico op onbedoelde schade door polyfarmacie tijdens en na opname.
Dit moet leiden tot een vloeiende keten van medicatiebewaking waarbij de 1e lijn (huisarts en openbaar apotheker) de spil vormen en de 2e lijn het systeem aanvult en versterkt. Naast de methodiek moet worden nagegaan welke organisatorische en logistieke modellen mogelijk zijn (wie doet wat wanneer). Ook moet zoals eerder aangegeven worden nagegaan wie binnen de ziekenhuispopulatie als risicogroep moeten worden benoemd.
Het addendum zal zich primair richten op de optimalisering van het medicamenteus beleid in het ziekenhuis en is dus van belang voor alle medisch specialismen betrokken bij de zorg voor ouderen in de 2e lijn, de ziekenhuisapothekers en verpleegkundigen. Daarnaast zijn, gezien de transmurale aspecten van medicatiebeoordeling, ook huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en openbaar apothekers betrokken.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van dit addendum is in 2014 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kwetsbare ouderen in de tweede lijn op het gebied van medicatiegerelateerde problemen (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep). In de werkgroep participeerden de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Poliklinische Farmacie, Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie & Nederlandse Vereniging voor Reumatologie.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende drie jaar aan de totstandkoming van het addendum en is verantwoordelijk voor de integrale tekst van het addendum.
- Dhr. prof. dr. R.J. van Marum, klinisch geriater & klinisch farmacoloog, bijzonder hoogleraar farmacotherapie bij ouderen, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch en werkzaam in het VU medisch centrum, Amsterdam. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (voorzitter)
- Dhr. dr. E.F.L. Dubois, longarts, werkzaam in het Medisch Centrum Haaglanden, ’s-Gravenhage. Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
- Dhr. drs. V.J.B. Huiskes, apotheker, werkzaam in de Sint Maartenskliniek, Nijmegen. Nederlandse Vereniging voor Poliklinische Farmacie (inmiddels Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers)
- Mw. dr. K.P.G.M. Hurkens, internist-ouderengeneeskunde & klinisch farmacoloog, werkzaam in Zuyderland, Heerlen. Nederlandse Internisten Vereniging
- Mw. dr. J.E. Klopotowska, postdoc onderzoeker en ziekenhuisapotheker, werkzaam in het VU medisch centrum, Amsterdam. Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
- Dhr. dr. C. Kramers, internist & klinisch farmacoloog, werkzaam in het Radboudumc & Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, beide te Nijmegen. Nederlandse Internisten Vereniging
- Dhr. dr. J.P. Ottervanger, cardioloog, werkzaam in de Isala Klinieken, Zwolle. Nederlandse Vereniging voor Cardiologie Dhr. prof. dr. D. van Schaardenburg, reumatoloog, hoogleraar vroege diagnostiek en behandeling van reumatische ziekten werkzaam bij Reade, Amsterdam & werkzaam in het AMC, Amsterdam. Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
- Dhr. drs. R.W. Vingerhoets, klinisch geriater & klinisch farmacoloog, werkzaam in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
Meelezers
- Mw. drs. A.W. Lekx, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
- Mw. drs. N.T. Jessurun, Bijwerkingencentrum Lareb
- Dhr. J. Benedictus, Patiëntenfederatie Nederland
- Mw. V. Bottenheft, Optima Farma
- Mw. drs. M.M. Verduijn, Nederlands Huisartsen Genootschap
Met ondersteuning van
- Dhr. ir. T.A. van Barneveld, directeur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dhr. A.A. Lamberts MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Mw. M.E. Wessels MSc, literatuurspecialiste, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Met dank aan
- Dhr. dr. B.J.F. van den Bemt, apotheker/klinisch onderzoeker, Sint Maartenskliniek, Nijmegen
- Mw. dr. F. Karapinar, ziekenhuisapotheker, OLVG, Amsterdam
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatie-management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennisvalorisatie |
Overige belangen |
Getekend |
Dubois |
Longarts MCHaaglanden , Den Haag |
geen |
geen |
geen belangen bij mensen directe omgeving in de farmaceutische industrie |
Voorzitter werkgroep ademhalingsstoornissen tijdens sport en hobby onder extreme omstandigheden v Ned vereniging v artsen voor longziekten en TBC |
geen deelname aan onderzoek gefinancierd door derden |
Onderzoek verricht in kader dissertatie in de klinische farmacologie van glucocorticoiden en langwerkende beta agonisten |
geen |
15-05-2014 ontvangen |
Huiskes |
Apotheker Sint Maartens-kliniek |
Bestuurslid Apothekers-vereniging Rijk van Nijmegen |
geen |
geen |
Lid van commissie ICT NVZA (onbetaald) |
geen |
geen |
geen |
11-09-2014 ontvangen |
Hurkens |
Internist-ouderen-geneeskunde |
Lid commissie wetenschappelijke Advies Raad Zorginstituut Nederland, betaald |
geen |
geen |
geen |
Afgerond promotieonderzoek deels gefinancierd door ZonMW subsidies. |
geen |
geen |
22-05-2014 ontvangen |
Klopotowska |
Postdoc onderzoeker/ Ziekenhuis-apotheker |
geen |
geen |
geen |
Lid van Farmaceutische Patiënten Zorg commissie van NVZA (onbetaald) |
Afgerond promotieonderzoek deels gefinancierd door ZonMW subsidies. |
geen |
nee |
29-04-2014 ontvangen |
Kramers |
lnternist / klinisch-farmacoloog |
Bestuurslid FIGON en NVKF&B |
In 2016 2x spreker over NOACS (betaald) |
geen |
Sectievoorzitter Klinische Farmacologie NIV WAR van ZINL |
ZonMW doelmatigheidsonderzoek |
geen |
geen |
28-04-2014 ontvangen |
Lamberts |
Adviseur Kennisinstituut van Medisch Specialisten |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
|
Ottervanger |
Cardioloog, Isala klinieken, Zwolle |
Lid Raad van Toezicht Adullam, Stichting voor Gehandicaptenzorg (onbetaald) |
Geen directe of indirecte belangen |
Geen persoonlijke relaties die baat kunnen hebben bij een bepaalde uitkomst van een advies. |
Geen deelname aan enige (onbetaalde) commissie om de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties te beschermen of erkenning te verwerven. |
Geen deelname aan onderzoek gefinancierd door (semi-)overheid, fondsen of industrie, waarbij de financier belangen kan hebben bij bepaalde resultaten van het onderzoek. |
geen |
geen bekend |
28-05-2014 ontvangen |
Van Barneveld |
Directeur Kennisinstituut van Medisch Specialisten |
Voorzitter Richtlijn advies en autorisatiecommissie in de jeugd en gezondheidszorg |
geen |
geen |
Werkzaam bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten. Dit instituut is een zelfstandig onderdeel van de Federatie Medisch Specialisten. Het instituut houdt zich onder andere bezig met Richtlijnontwikkeling in de 2e lijns curatieve zorg |
geen |
geen |
geen |
|
Van Marum |
Klinisch Geriater Jeroen Bosch Ziekenhuis bijz. hoogleraar Farmacotherapie bij ouderen Vumc |
Lid bestuur Stichting Code Geneesmiddelen Reclame (CGR), onbetaald |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
29-07-2014 ontvangen |
Van Schaardenburg |
Divisiemanager reumatologie Reade Amsterdam (80%) |
RGS lid reumatologie (vacatievergoeding) |
niet van toepassing |
niet van toepassing |
niet van toepassing |
Projectleider Reumafondsproject over een trial van de behandeling van mensen met hoog risico op reumatoïde artritis met statines. Ik noem dit voor de volledigheid maar de subsidiegever en ik hebben geen financieel belang bij de uitkomst van het onderzoek. |
Mede-eigenaar van een patent op de zogenaamde interferon signature (diagnostische test) bij de predictie van de kans op reumatoïde artritis. Ik noem ook dit voor de volledigheid maar er is geen relatie tussen deze richtlijn en dit patent, dat vooralsnog niet tot een commercieel product heeft geleid. |
niet van toepassing |
ja, 17-03-2014 |
Vingerhoets |
Klinisch geriater en klinisch farmacoloog in TweeSteden ziekenhuis Tilburg |
Geen buiten onbetaalde commissielid-maatschappen. |
geen |
Geen intervererende persoonlijke relaties. |
Lid formularium commissie eigen ziekenhuis. Secretaris van de Werkgroep Klinische gerontofarmacologie van de beroepsvereniging NVKG |
geen |
geen |
geen |
28-08-2014 ontvangen |
Inbreng patiëntenperspectief
De Patiëntenfederatie Nederland is geconsulteerd tijdens de knelpunteninventarisatie. Tevens zijn de patiëntvoorkeuren uit de richtlijn Polyfarmacie bij ouderen uit 2012 meegenomen. Het conceptaddendum is voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van het addendum en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van het addendum in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Werkwijze
AGREE
Het addendum is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseurs de knelpunten. Tevens zijn er tijdens de invitational conference knelpunten aangedragen. De volgende organisaties zijn uitgenodigd voor de invitational conference:
- Achmea
- Inspectie voor de Gezondheidszorg;
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie;
- Nederlands Huisartsen Genootschap;
- Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose;
- Nederlandse Vereniging van Poliklinische Farmacie;
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers;
- Nederlandse Internisten Vereniging;
- Nederlandse Vereniging voor Cardiologie;
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde;
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie;
- Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie;
- Nederlandse Vereniging voor Reumatologie;
- Patiëntenfederatie Nederland;
- Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen;
De volgende externe experts waren aanwezig bij de invitational conference:
- Prof. dr. A.C.G. Egberts, ziekenhuisapotheker hoogleraar klinische farmacie UMCU;
- Dr. P.A.F. Jansen, namens het Expertisecentrum Pharmacotherapie bij ouderen (Ephor);
- Prof. dr. J.J. de Gier, hoogleraar farmaceutische patiëntenzorg, Rijksuniversiteit Groningen.
Gedurende het ontwikkeltraject zijn de volgende twee externe experts geraadpleegd:
- Dhr. dr. B.J.F. van den Bemt, apotheker/ klinisch onderzoeker, Sint Maartenskliniek, Nijmegen.
- Mw. dr. F. Karapinar, ziekenhuisapotheker, OLVG, Amsterdam.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen is er aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen, aangevuld met overige literatuur. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.
Samenvatten van de literatuur
De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5. De insteek van de werkgroep was om breed te zoeken en indien mogelijk de resultaten op een systematische manier te analyseren. De pluriformiteit van de interventies gevonden middels de literatuursearch was dusdanig dat het niet mogelijk was om een meta-analyse uit te voeren.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, externe experts, de waarden en voorkeuren van de patiënt, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van het addendum is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Indicatorontwikkeling
Met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werd er een interne kwaliteitsindicator ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van het addendum is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden (zie bijlage).
Commentaar- en autorisatiefase
Het conceptaddendum werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd het conceptaddendum aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. Het definitieve addendum werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42.
- Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
- Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.