Perioperatief voedingsbeleid

Initiatief: NVA / NVVH Aantal modules: 34

Preoperatief screenen bij de metabool gecompromitteerde volwassene

Uitgangsvraag

Op welke wijze wordt de patiënt met risico op perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie voorafgaand aan een chirurgische ingreep geïdentificeerd?

Aanbeveling

Screen preoperatief iedere patiënt op het risico op ondervoeding met een gevalideerd screeningsinstrument, zoals de SNAQ of de MUST.

 

Screen in het traject zo vroeg mogelijk, zodat patiënten met ernstige ondervoeding tenminste 7-14 dagen preoperatief adequaat gevoed kunnen worden.

 

Ga daarnaast zo vroeg mogelijk op zoek naar risicofactoren voor perioperatieve complicaties door de metabole conditie. Denk hierbij aan:

  • comorbiditeit en voorgeschiedenis
  • anamnese:
    • anorexie
    • minder orale voedselinname
    • gewichtsverlies
    • ziektelast
    • middelenmisbruik, zoals alcoholmisbruik
    • geneesmiddelengebruik
  • lichamelijk onderzoek:
    • lage /hoge BMI (hip-waist, centrale vetverdeling (tekenen metabool syndroom, diabetes mellitus)
    • ascites
    • oedeem
  • op indicatie laboratoriumonderzoek

 

Verwijs de geïdentificeerde risicopatiënt naar:

  • diëtist voor diagnostiek en zo nodig behandeling
  • fysiotherapeut voor diagnostiek en zo nodig behandeling

 

Pas de prehabilitatie op individuele basis aan.

Overwegingen

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing. Voor verdere toelichting zie de werkwijze.

 

Waarden en voorkeuren

Volgens de werkgroep vinden zowel patiënten als behandelaars complicaties, opnameduur en mortaliteit cruciale uitkomstmaten. Daarom is het nodig dat patiënten met risico op perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie voorafgaand aan een chirurgische ingreep geïdentificeerd worden. Tevens meent de werkgroep dat patiënten een persoonlijke voedingsbehandeling belangrijk vinden, waarin hun individuele metabole conditie en het eventuele risico op perioperatieve complicaties wordt afgewogen.

 

Kosten en middelen

Het toepassen van de aanbevelingen zal naar verwachting van de richtlijncommissie geen negatief effect op de kosten hebben, daar de commissie er van uit gaat dat deze verdisconteerd zijn in de DOT-vergoeding. Daarnaast zal het identificeren en behandelen van het risico op perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie voorafgaand aan een chirurgische ingreep leiden tot minder perioperatieve ondervoeding met verlaagde morbiditeit, mortaliteit en een kortere ligduur.

 

Professioneel perspectief

Screening ondervoeding

De literatuur over ondervoeding is helder en duidelijk samengevat in diverse nationale (Stuurgroep Ondervoeding 2019) en internationale ESPEN-richtlijnen (Weimann et al. 2017; Cederholm et al. 2017; Gomes et al. 2018; Soeters et al. 2008; Lobo et al. 2020; Cederholm et al. 2019).

 

Ondervoeding in Nederlandse ziekenhuizen leidt tot langere ligduur, complicaties en kosten (H. Kruizenga et al. 2016; Kok, Scholte, and Koopmans 2014). Ook beïnvloedt ondervoeding in het bijzonder bij chirurgische patiënten de uitkomst van de operatie negatief (Lobo et al. 2020).

Voedingsinterventies kunnen ook geïndiceerd zijn bij patiënten zonder duidelijke ziekte-gerelateerde ondervoeding en het is onverstandig om te wachten tot voedingscomplicaties zich voordoen (Weimann et al. 2017). Daarom moet gebruik van screeningsmethoden worden gestimuleerd bij alle patiënten die worden opgenomen voor chirurgie, vaak al in de ambulante setting.

Om patiënten met risico op ondervoeding te identificeren zijn diverse screeningstools die gebruikt worden (Cederholm et al. 2019; Stuurgroep Ondervoeding 2019) met de gedachte om bovenstaande negatieve gevolgen van ondervoeding te voorkómen. In Nederland worden met name de SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire) (Kruizenga et al. 2005; Kruizenga et al. 2005) en de MUST (Malnutrition Universal Screening Tool) (Elia 2003) gebruikt.

 

Als het gaat om het vaststellen van de diagnose ondervoeding, ook in relatie tot chirurgie, is het belangrijk dat ondervoeding wordt onderverdeeld in de ziekte afhankelijke vormen om de gerelateerde ziektecomplexiteit te begrijpen en om behandeling te starten (Cederholm et al. 2017):

  1. Ziektegerelateerde ondervoeding met inflammatie in het kader van acute ziekte, zoals bij patiënten op de IC, na trauma of met een exacerbatie van een inflammatoire ziekte, zoals de ziekte van Crohn of reumatoïde artritis
  2. Ziektegerelateerde ondervoeding met inflammatie in het kader van chronische (fase van) ziekte, zoals de ziekte van Crohn of reumatoïde artritis in remissie of kanker.
  3. Ziektegerelateerde ondervoeding zonder inflammatie zoals dysfagie, CVA of anorexia nervosa.
  4. Ondervoeding zonder ziekte, maar op basis van socio-economische factoren zoals armoede en verwaarlozing.

 

Risicofactoren op perioperatieve complicaties aan de hand van de metabole conditie

De literatuur over perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie is niet systematisch samengevat. De ESPEN-richtlijnen geven richting ten aanzien van het identificeren van patiënten met risico op perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie voorafgaand aan een chirurgische ingreep (Weimann et al. 2017; Cederholm et al. 2017; Gomes et al. 2018; Soeters et al. 2008; Lobo et al. 2020; Cederholm et al. 2019).

 

De metabole conditie kan worden gedefinieerd als de verzameling aan gastro-intestinale, hormonale, metabole en inflammatoire omstandigheden die gevolgen heeft voor lichaamssamenstelling, voedingsopname en klinische uitkomst van de patiënt. In tegenstelling tot het screenen op ondervoeding, zijn er geen screeningsinstrumenten om overige patiënten met risico op perioperatieve complicaties op basis van de metabole conditie voorafgaand aan een chirurgische ingreep te identificeren (Lobo et al. 2020). Toch zijn er patiënten die wellicht niet ondervoed zijn, maar op basis van hun (multi)morbiditeit een verhoogd risico op perioperative complicaties hebben in het perioperatief beloop. Dit betekent dat de arts of het medisch team actief moet kijken naar de metabole conditie van patiënten. Het is belangrijk om te realiseren dat er overlap kan zijn tussen ondervoede patiënten enerzijds en patiënten met risico op perioperatieve complicaties op basis van hun metabole conditie anderzijds. Per definitie bestaat er overlap van aandoeningen die effect hebben op de metabole conditie binnen multimorbide patiënten.

 

In deze paragraaf wordt een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden die gevolgen kunnen hebben voor de lichaamssamenstelling, voedingsopname en klinische uitkomst van de patiënt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om onuitputtelijk te zijn, maar om een weergave te geven van omstandigheden waarin het zinvol is om risicofactoren op perioperatieve complicaties aan de hand van de metabole conditie te zoeken. Ook hier is overlap te vinden.

  1. Gastro-intestinale omstandigheden met gevolgen voor anatomie en absorptie, zoals status na darmchirurgie (waaronder bariatrische chirurgie), slokdarm-maagchirurgie, inflammatoire darmziekten zonder ondervoeding (corticosteroiden, biologicals, monoklonale antilichamen (Forbes et al. 2017; Lamb et al. 2019)).
  2. Metabole omstandigheden waarbij overvoeding, overgewicht, obesitas en type 2 diabetes mellitus het meest in het oog springen door een verhoogd operatierisico en tevens een bestaand risico op hyperglycemie (Lobo et al. 2020). Andere bekende metabole omstandigheden zijn sarcopenie/frailty/myosteatose waarbij het risico op complicaties door spierfunctieverlies van belang is.
  3. Inflammatoire omstandigheden zoals actieve reumatoïde artritis of inflammatoire darmziekten en het bijkomende medicatiegebruik kunnen gepaard gaan met insuline resistentie en een verminderde anabole respons (Forbes et al. 2017; Lamb et al. 2019)).
  4. Endocriene omstandigheden zoals type 1 diabetes mellitus (hyperglycemie, insuline deficiëntie) (Lobo et al. 2020)), maar ook hypo- en hypercortisolisme (stress-respons, lichaamssamenstelling, insuline gevoeligheid) verdienen aandacht in de perioperatieve periode om een optimale anabole respons te waarborgen.
  5. Naast bovenstaande omstandigheden bestaan verschillende andere specifieke omstandigheden die borging van een optimaal voedingsbeleid vereisen, zoals cardiaal belaste patiënten (vocht/zout balans (Lobo et al. 2020), alcoholisme (vitamine status en macronutriënt inname), (genetische) stofwisselingsziekten (macronutriënt inname), nierziekten (water, zout, fosfaat, eiwit), refeeding, veroudering (Deutz et al. 2014), hoofd-hals oncologische patienten en polyfarmacie (misselijkheid, braken, interacties)(Gomes et al. 2018).

 

Het actief karakteriseren van de metabole toestand vindt plaats door de patiënt zo vroeg mogelijk in kaart te brengen. Dit kan in de spreekkamer plaatsvinden. Met behulp van kennis van de voorgeschiedenis (comorbiditeit), anamnese ten aanzien van klachten, voeding, fysiek functioneren en medicatiegebruik alsmede gedetailleerd lichamelijk onderzoek, kan een goede indruk worden verkregen of er op indicatie laboratoriumonderzoek of andere aanvullende diagnostiek moet worden gedaan. Bovenstaande kan het beste in een multidisciplinair voedingsteam worden uitgevoerd om individuele kennislacunes te voorkomen (zie de bijlage). Daarnaast kan worden besloten tot het consulteren van een diëtist en/of fysiotherapeut en/of logopedist of kan gekozen worden voor individuele prehabilitatie (zie onder).

 

Verwijzingen diëtetiek, fysiotherapie, logopedie: prehabilitatie

Preoperatieve conditionering wordt gedefinieerd als het proces van training om in een goede lichamelijke conditie te komen door voeding, beweging en rust, en wordt daarom als een multimodale interventie gezien. Perioperatieve voeding wordt gezien als een van de belangrijkste componenten van ERAS (Enhanced Recovery After Surgery) programma’s. Het doel van preoperatieve conditionering is om energietekorten aan te vullen, fysiek functioneren te verbeteren, gewichtsverlies te voorkomen en het darmmicrobioom en de darmintegriteit te behouden (Lobo et al. 2020). Het combineren van voeding (dieetadviezen, suppletie van eiwitten, vitamines), beweging (hoog intensieve kracht en duur), mentale begeleiding en optimale patiëntbetrokkenheid, leefstijlveranderingen (roken, alcohol) en correctie van medische condities (o.a. bloedarmoede, diabetes mellitus, geneesmiddeleninteractie) in zogenaamde prehabilitatieprogramma’s laat in verschillende vormen van chirurgische groepen gunstige effecten zien met betrekking tot ligduur, functiebehoud, kwaliteit van leven en vermindering van complicaties (Lobo et al. 2020).

 

Aanvaardbaarheid en haalbaarheid van de aanbeveling(en)

De commissie verwacht dat het toepassen van de aanbevelingen voor alle stakeholders (bijvoorbeeld patiënten, medisch specialisten en diëtisten) haalbaar en aanvaardbaar zijn, omdat de aanbevelingen over het algemeen al aansluiten op de huidige praktijk.

 

Rationale van de aanbeveling(en)

Leidend in de rationale is geweest dat valide screeningsinstrumenten dienen te worden gebruikt om het risico op ondervoeding vast te stellen en dat andere risico’s op perioperatieve complicaties actief dienen te worden gezocht. Verwijzingen van risicopatiënten naar diëtisten en/of fysiotherapeuten, ook in het kader van prehabilitatie zijn van belang in het management van geïdentificeerde patiënten.

Onderbouwing

Van oudsher is er aandacht in het perioperatieve voedingsbeleid voor patiënten die ondervoed zijn of een hoog risico hebben op ondervoeding. Echter niet alleen deze patiënten hebben baat bij een optimaal perioperatief voedingsbeleid. Er zijn verschillende vormen van comorbiditeit, met gevolgen voor de gastro-intestinale, hormonale, metabole en inflammatoire staat die herstel na chirurgie negatief beïnvloeden. Hiermee dient rekening te worden gehouden in het perioperatieve voedingsbeleid om optimaal herstel na chirurgie te bevorderen. Met andere woorden: het gaat niet enkel om het omschrijven van de ziekte, voedingsinname en gewichtsverlies, zoals bijvoorbeeld wordt gedaan in risico screening, maar ook het identificeren van individuele factoren die het risico op slechter herstel na chirurgie verhogen (Soeters et al. 2008).

Identificatie van patiënten met een risico op perioperatieve complicaties op basis van hun metabole conditie (waaronder ondervoeding) vereist niet alleen methoden om te identificeren, maar ook een werkbare definitie van de metabole conditie. In deze richtlijn, gaat de identificatie van patiënten met risico verder dan enkel het risico op ondervoeding en de reeds ondervoede patiënt.

 

Voor de definities (ernstige) ondervoeding, patient met risico op ondervoeding, en metabole conditie zie de bijlage Definities en veelgebruikte termen.

Er is geen systematische literatuuranalyse verricht. Voor de beantwoording van de uitgangsvraag is voornamelijk gebruik gemaakt van de uitgebreide recente ESPEN-richtlijnen, andere relevante publicaties (zie overwegingen) en expert opinion.

  1. Cederholm, T., R. Barazzoni, P. Austin, P. Ballmer, G. Biolo, S. C. Bischoff, C. Compher, et al. 2017. ‘ESPEN Guidelines on Definitions and Terminology of Clinical Nutrition’. Clinical Nutrition 36 (1): 49–64.https://doi.org/10.1016/j.clnu.2016.09.004.
  2. Cederholm, T., G. L. Jensen, M. I.T.D. Correia, M. C. Gonzalez, R. Fukushima, T. Higashiguchi, G. Baptista, et al. 2019. ‘GLIM Criteria for the Diagnosis of Malnutrition – A Consensus Report from the Global Clinical Nutrition Community’. Clinical Nutrition 38 (1): 1–9. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2018.08.002.
  3. Deutz, Nicolaas E.P., Jürgen M. Bauer, Rocco Barazzoni, Gianni Biolo, Yves Boirie, Anja Bosy-Westphal, Tommy Cederholm, et al. 2014. ‘Protein Intake and Exercise for Optimal Muscle Function with Aging: Recommendations from the ESPEN Expert Group’. Clinical Nutrition 33 (6): 929–36. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2014.04.007.
  4. Elia, Marinos. 2003. ‘THE‘MUST’REPORT’.
  5. Forbes, Alastair, Johanna Escher, Xavier Hébuterne, Stanisław Kłęk, Zeljko Krznaric, Stéphane Schneider, Raanan Shamir, et al. 2017. ‘ESPEN Guideline: Clinical Nutrition in Inflammatory Bowel Disease’. Clinical Nutrition 36 (2): 321–47. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2016.12.027.
  6. Gomes, Filomena, Philipp Schuetz, Lisa Bounoure, Peter Austin, María Ballesteros-Pomar, Tommy Cederholm, Jane Fletcher, et al. 2018. ‘ESPEN Guidelines on Nutritional Support for Polymorbid Internal Medicine Patients’. Clinical Nutrition 37 (1): 336–53. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2017.06.025.
  7. Kok, Lucy, Robert Scholte, and C Koopmans. 2014. Ondervoeding Onderschat. Seo Economisch Onderzoek.
  8. Kruizenga, H., Beijer, S., Huisman-De Waal, G., Jonkers-Schuitema, C., Klos, M., Remijnse-Meester, W. et al., RICHTLIJN ONDERVOEDING HERKENNING, DIAGNOSESTELLING EN BEHANDELING VAN ONDERVOEDING BIJ VOLWASSENEN. Stuurgroep Ondervoeding, 2019.Beschikbaar via: https://www.stuurgroepondervoeding.nl/wp-content/uploads/2019/02/SoV01-Richtlijn-Ondervoeding-losse-paginas-210x297februari-2019.pdf. Geraadpleegd op: 18 januari 2021.
  9. Kruizenga, H. M., J. C. Seidell, H. C.W. de Vet, N. J. Wierdsma, and M. A.E. van Bokhorst-de van der Schueren. 2005. ‘Development and Validation of a Hospital Screening Tool for Malnutrition: The Short Nutritional Assessment Questionnaire (SNAQ©)’. Clinical Nutrition 24 (1): 75–82. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2004.07.015.
  10. Kruizenga, Hinke, Suzanne van Keeken, Peter Weijs, Luc Bastiaanse, Sandra Beijer, Getty Huisman-de Waal, Harriët Jager-Wittenaar, et al. 2016. ‘Undernutrition Screening Survey in 564,063 Patients: Patients with a Positive Undernutrition Screening Score Stay in Hospital 1.4 d Longer.’ The American Journal of Clinical Nutrition 103 (4): 1026–32. https://doi.org/10.3945/ajcn.115.126615.
  11. Kruizenga, Hinke M., Maurits W. Van Tulder, Jaap C. Seidell, Abel Thijs, Herman J. Ader, and Marian A.E. Van Bokhorst-De Van Der Schueren. 2005. ‘Effectiveness and Cost-Effectiveness of Early Screening and Treatment of Malnourished Patients’. American Journal of Clinical Nutrition 82 (5): 1082–89. https://doi.org/10.1093/ajcn/82.5.1082.
  12. Lamb, Christopher Andrew, Nicholas A Kennedy, Tim Raine, Philip Anthony Hendy, Philip J Smith, Jimmy K Limdi, Bu’Hussain Hayee, et al. 2019. ‘British Society of Gastroenterology Consensus Guidelines on the Management of Inflammatory Bowel Disease in Adults.’ Gut 68 (Suppl 3): s1–106. https://doi.org/10.1136/gutjnl-2019-318484.
  13. Lobo, Dileep N., Luca Gianotti, Alfred Adiamah, Rocco Barazzoni, Nicolaas E.P. Deutz, Ketan Dhatariya, Paul L. Greenhaff, et al. 2020. ‘Perioperative Nutrition: Recommendations from the ESPEN Expert Group’. Clinical Nutrition 39(3):612-631. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2020.03.038.
  14. Soeters, Peter B., Petronella L.M. Reijven, Marian A.E. van Bokhorst-de van der Schueren, Jos M.G.A. Schols, Ruud J.G. Halfens, Judith M.M. Meijers, and Wim G. van Gemert. 2008. ‘A Rational Approach to Nutritional Assessment’. Clinical Nutrition 27 (5): 706–16. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2008.07.009.
  15. Stuurgroep Ondervoeding. 2019. ‘Richtlijn Ondervoeding’.
  16. Weimann, Arved, Marco Braga, Franco Carli, Takashi Higashiguchi, Martin Hübner, Stanislaw Klek, Alessandro Laviano, et al. 2017. ‘ESPEN Guideline: Clinical Nutrition in Surgery’. Clinical Nutrition 36 (3): 623–50. https://doi.org/10.1016/j.clnu.2017.02.013.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2022

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2022

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Uiterlijk in 2026 bepaalt het bestuur van de NVA en het bestuur van de NVvH of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen, indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De NVA en de NVvH zijn als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijken voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid, en informeren de eerstverantwoordelijken over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door J.J.A. de Beer, zelfstandig richtlijnmethodoloog en B.S. Niël-Weise, zelfstandig richtlijnmethodoloog, en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de revisie is het ontwikkelen van een up-to-date multidisciplinaire richtlijn over het periprocedureel nuchterbeleid en het perioperatieve voedingsbeleid bij volwassenen en kinderen om daarmee de zorg voor deze patiënten in Nederland te optimaliseren.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle zorgverleners, die betrokken zijn bij volwassenen en kinderen die een procedure ondergaan middels sedatie en/of anesthesie en derhalve betrokken zijn bij het perioprocedureel voedingsbeleid.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor periprocedurele patiënten.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende 2,5 jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. M.F.M. van Stijn (voorzitter), anesthesioloog | kinderanesthesioloog, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC; NVA
  • Dr. J.P.M. Derikx, (vicevoorzitter) (kinder)chirurg, Amsterdam Universitair Medische Centra, locaties AMC en VUmc; NVvH
  • Prof. dr. S.W.M. Olde Damink, chirurg, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVvH
  • Dr. M.D.P. Luyer, chirurg, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven; NVvH
  • Dr. J.B. Bijker, anesthesioloog, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede; NVA
  • Drs. V.L.M. Tjoa, anesthesioloog, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam; NVA
  • Dr. S.C.A.T. Verbruggen, kinderarts-intensivist, Erasmus Medisch Centrum – Sophia, Rotterdam; NVK
  • Dr. M.R. Soeters, internist-endocrinoloog, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC, Amsterdam; NIV
  • Dr. J.W. Kruimel, maag-darm-leverarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVMDL
  • Dr. D. Keszthelyi, maag-darm-leverarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVMDL
  • Dr. C.M. van der Beek, AIOS MDL, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht, NVMDL
  • BSc, E. Steenhagen, diëtist, Universitair Medisch Centrum Utrecht; NVD
  • MSc, W. Kastelijn, kinderdiëtist, Erasmus Medisch Centrum – Sophia, Rotterdam; NVD
  • Maaike Kroon, voedingsverpleegkundige, tot december 2019

 

Meelezers

  • Dr. K.W. Reisinger, chirurg, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc; NVvH
  • Dr. J.S. Lagas, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog, Diakonessenhuis Utrecht-Zeist-Doorn, locatie Utrecht; NVZA
  • Dr. J. Ooms, SEH-arts, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam; NVSHA
  • Judith Beurkens, voedingsverpleegkundige; V&VN Maag Darm Lever – netwerk

 

Met ondersteuning van

  • Drs. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), zelfstandig richtlijnmethodoloog, Deventer
  • Dr. ir. J.J.A. de Beer, zelfstandig richtlijnmethodoloog, Utrecht

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij de NVA, een overzicht vindt u hieronder:

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Steven

Olde Damink

Chirurg

 

  • 2017 – present Professor of Surgery, Medizinische Fakultaet, RWTH Aachen University, Germany (0,5 Fte);
  • 2016(9) – present Head of the Division of Liver & Digestive Health, School of Nutrition and Translational Research in Metabolism (NUTRIM), Maastricht University
  • 2015(7) – present Professor of Surgery (Personal chair), Maastricht University Medical Centre +, Chair of Translational Research Gastrointestinal Surgery;
  • 2012 – present Director Research Laboratories, Department of Surgery, Maastricht University Medical Centre+, Maastricht;
  • 20115(10) – present GI and HPB Surgeon Department of General Surgery, Maastricht University Medical Centre +, Maastricht.

 

geen

  • Founder, shareholder and scientific advisor of
  • 1. Synmabtix B. V. joint venture which has the objective to develop therapeutic antibiotics.
  • 2. Adjutec BV, a JV that develops personalized tumor vaccines for pancreatic and liver cancer.
  • 3. Dutch Screening Group BV, a JV that focusses on medical screenings and personalization of care using Organoids.

 

Patents:

1.US Patent Application No. 15/760,769 – Methods of promoting hepatic regeneration (2017).

2. European Patent Application No. 18164360.2 – Method for the diagnosis of biliary tract diseases (2018).

3.European Patent Application No. 18164367.7 – Method for the diagnosis of biliary tract diseases (2018).

geen

Research Grants:

  • 2018: Nutricia Research Foundation. Co-applicant of project: Systemic bioavailability of enteral protein-bound versus free amino acid nutrition for intestinal malabsorption in critical illness. Amount 50.000,- euro.
  • 2017: Fresenius Kabi: Principle Investigator of Investigator Initiated Trial Agreement (Glut-003-IP1). Title: Metabolic fate of amino acids derived from muscular protein breakdown in specific patients. Amount: 250.000,-euro
  • 2015: Fresenius Kabi: Sponsoring of Hospitality of attending the ESCIM meeting in Berlin. Amount 1000,- euro.
  • 2013: Covidien: Unrestricted Educational Grant for organizing liver surgery traing in large animals. Amount: 13.000,- euro.
  • 2013: Baxter. Principle Investigator of Investigator Initiated Trial (GHOL6273). Title: Potential prevention of parenteral nutrition associated liver disease and intestinal failure associated liver disease by stimulation of the Farnesoid X receptor. Amount 120.000,- euro.

niet van belang

niet bekend.

Joep Derikx

Kinderchirurg

geen

geen

geen

Ik heb wel enkele extern gefinancierde studies, echter niks op het gebied van voeding.

geen

geen

Misha Luyer

Chirurg

  • Proctor Medtronic
  • Voorzitter Oncozon GE werkgroep (onbetaald)

geen

geen

  • KWF grant 300.000 euro NUTRIENT II trial
  • Medtronic research grant 50.000 euro (NUTRIENT II studie)
  • Galvani bioelectronics 90.000 euro
  • Nutricia research grant 250.000 euro (SANICS II studie)
  • ZonMW grant 220.000 euro (SANICS II studie)
  • Fondsnutsohra grant 80.000 euro, SANICS II studie

geen

geen

Mireille

van Stijn

Anesthesioloog

  • arts in medisch team Circuit Zandvoort (vergoeding hiervoor via Witte Kruis)
  • bestuurslid NESPEN (Netherlands Society of Parenteral and Enteral Nutrition) (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

Jilles

Bijker

Anesthesioloog,

  • WMO deskundig arts lid van de METC van de Wageningen universiteit.

geen

geen

geen

geen

geen

Liang

Tjoa

Anesthesioloog

Chief Medical Information Officier (Antoni van Leeuwenhoek-Nederlands Kanker Instituut) (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

Sascha

Verbruggen

Kinderarts;

Wetenschappelijk onderzoeker ‘metabolisme en voeding van het kritiek zieke kind’

Voorzitter ESPNIC Metabolism and Nutrition section (onbetaald)

geen

geen

  • Sophia Foundation Scientific Research (SSWO): “Continuous versus intermittent nutrition in pediatric intensive care-ContinNUPIC 2018
  • Nutricia Research BV: Clinical and mechanistic aspects of enteral insufficiency in paediatric intensive care 2017
  • ESPEN Research Grant 2016: Long-term consequences of caloric restriction during the first week of pediatric critical illness 2016
  • Sophia Foundation Scientific Research (SSWO): Neurocognitive outcome after critical illness: the role of phthalate exposure from medical devices-MEDIPLASTICS-2016
  •  AGIS zorginovatie: Long-term outcome of caloric restriction during the first week of paediatric critical illness

2015

geen

Speakers fee voor presentaties voor Nutricia Advanced Medical Research en Baxter

Maarten

Soeters

Internist Endocrinoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Joanna

Kruimel

MDL-arts; opleider MDL MUMC+;

Lid stuurgroep Herstelvoeding MUMC+

  • Secretaris Commissie Voeding, NVMDL, onbetaald.

geen

geen

geen

geen

geen

Daniel

Keszthelyi

MDL-arts,;

Lid voedingsteam MUMC+

  • Raad van Advies, Prikkelbare darmsyndroom Belangenvereniging (PDSB), onbetaald
  • Lid taskforce NGM NVMDL (onbetaald)
  • Lid sectie Neurogastroenterologie NVGE (onbetaald)
  • Raad van Aanbeveling PDS therapeuten (onbetaald)

geen

geen

Actieve research grants:

  • 2014 ZonMw GGG onderzoek naar pepermunt olie bij PDS
  • 2014 Will Pharma onderzoek naar nieuwe formulering pepermunt olie bij PDS (co-financiering van bovenstaande)
  • 2016 ZonMw GGG onderzoek met nortriptyline bij functionele dyspepsie
  • 2018 ZonMw DO onderzoek online vs conventionele hypnotherapie bij PDS
  • 2018 MLDS innovatie grant opzetten van expertisecentra PDS in Nederland
  • 2014 Stichting Sint Annadal onderzoek van viscerale perceptie middels functionele MRI van de hersenen
  • 2014 Grunenthal GmbH ESM technologie ontwikkeling voor pijnmeting
  • 2017 Allergan Ltd. Onderzoek met linaclotide en ESM bij PDS-C
  • Lid werkgroep richtlijn chronische buikpijn NVVH
  • Lid werkgroep keuzehulp PDS
  • Lid werkgroep Europese richtlijn functionele dyspepsie/gastroparese

geen

Elles

Steenhagen

Diëtist

  • Lid netwerk CHIODAZ (Chirurgie Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen) van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD; onbetaald)

geen

geen

Research grants:

  • 2014-2018 Physical ExeRcise Following Esophageal Cancer Treatment (PERFECT) Study:

Effects of physical exercise after esophageal cancer surgery: a randomized clinical trial; World Cancer Research Fund The Netherlands

  • 2018 - 2020 PRIOR study; operatie bij slokdarmkanker: fit aan de start! Stichting Vrienden Intergrale Oncologische Zorg (VIOZ)

geen

geen

Kirsten

van der Beek

Arts-assistent in opleiding tot specialist Maag-, Darm- en Leverziekten, MUMC+

  • Lid Commissie Voeding, NVMDL. Onbetaald.

geen

geen

geen

geen

geen

Wendy

Kastelijns

Diëtist

Lid KODAZ netwerk (kinderdietisten) overleg academische ziekenhuizen), onbetaald

geen

geen

geen

geen

geen

K. Reisinger

Chirurg, fellow Traumachirurgie

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Jurien Lagas

Ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

J. Ooms

SEH-arts

Docent ExpertCollege

geen

geen

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de Patiëntenfederatie Nederland uit te nodigen een werkgroeplid te mandateren. De Patiëntenfederatie heeft aangegeven niet deel te nemen in de werkgroep, maar wel als meelezer te willen participeren. Verder werd er aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door in de voorbereidende fase de Patiëntenfederatie Nederland te vragen om schriftelijke input omtrent knelpunten en aandachtspunten. Ook tijdens de commentaarfase is de Patiëntenfederatie Nederland gevraagd om input.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren, die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie het implementatieplan).

Werkwijze

Om redenen van gebruiksvriendelijkheid werd de herziene richtlijn opgesplitst in 3 delen:

  • Deel I: Periprocedureel nuchterbeleid
  • Deel II: Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij volwassenen
  • Deel III: Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij kinderen

 

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers et al., 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitters van de werkgroep en de adviseur welke onderwerpen moesten worden herzien. Deze werden met de werkgroep besproken. Tevens werd aan de volgende organisaties gevraagd om knelpunten aan te dragen:

Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Nederlandse Orthopedische Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie, Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie, Nederlandse Vereniging voor Urologie, Nederlandse Vereniging Intensive Care, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlands Huisartsen Genootschap, Nederlands Genootschap van Abortusartsen, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie en Nederlandse Vereniging voor Radiologie.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant waren, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende resultaten (bias) voor de afzonderlijke uitkomstmaten te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias tabel.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.3 en GRADEpro (voor risicoverschillen).

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE (Guyatt et al., 2008). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een diagnostische of therapeutische interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte (tabel 1 en 2).

 

Tabel 1. Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect.

 

 

Redelijk

Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt.

 

 

Laag

Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect.

 

 

Zeer laag

Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect.

 

Tabel 2. De kwaliteit van bewijs werd bepaald op basis van de volgende criteria

Type bewijs

Voor studies over therapeutische interventies:

RCT start in de categorie ‘hoog’. Observationele studie start in de categorie ‘laag’. Alle overige studietypen starten in de categorie ‘zeer laag’.

Afwaarderen

‘Risk of bias’

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Inconsistentie

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Indirect bewijs

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Onnauwkeurigheid

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Publicatiebias

- 1 Waarschijnlijk

- 2 Zeer waarschijnlijk

Opwaarderen

Groot effect

+ 1 Groot

+ 2 Zeer groot

 

Dosis-respons relatie

+ 1 Bewijs voor gradiënt

 

Alle plausibele ‘confounding’

+ 1 zou een effect kunnen reduceren

+ 1 zou een tegengesteld effect kunnen suggereren terwijl de resultaten geen effect laten zien.

 

Formuleren van de conclusies

Een conclusie verwijst niet naar één of meer artikelen, maar wordt per uitkomstmaat getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Er is naar gestreefd de conclusies zo uniform mogelijk te formuleren. Daarbij is gebruik gemaakt van suggesties van de GRADE Working Group (Santesso et al., 2019).

 

Overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang (Alonso-Coello et al., 2016).

Genoemd kunnen worden:

  • kosten,
  • waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en behandelaars met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg,
  • balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies,
  • aanvaardbaarheid van interventies,
  • haalbaarheid van een aanbeveling.

 

Bij voorkeur wordt ook voor deze aspecten naar wetenschappelijk bewijs gezocht. De werkgroep die deze richtlijn heeft opgesteld, heeft hiervan afgezien omdat de hiervoor benodigde tijd in geen verhouding zou staan tot de verwachte opbrengst. De werkgroep heeft, daar waar dit noodzakelijk werd geacht, op basis van eigen ervaring en expertise de hiervoor genoemde aspecten geïnventariseerd.

 

Deze aspecten worden besproken na de ‘conclusie’ onder het kopje ‘overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. Dit is afhankelijk van het gewicht dat wordt toegekend aan kosten, (de balans van) gewenste of ongewenste effecten en andere onder de overwegingen genoemde factoren.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in deel II.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werd een kwaliteitsindicator ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de methodiek zoals beschreven in Beersen et al. (2007) en De Koning et al. (2007).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Wanneer hiervoor geen of nauwelijks relevante studies beschikbaar waren, is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in de Kennislacunes van de afzonderlijke richtlijndelen.

 

Bijzonderheden ten aanzien van werkwijze richtlijn deel II “Pre- en postoperatief voedingsbeleid van volwassen patiënten die een chirurgische ingreep ondergaan”

De werkgroep heeft de aanbevelingen uit de ESPEN-richtlijn “Clinical nutrition in surgery (2017)” als vertrekpunt genomen voor dit te reviseren richtlijnonderdeel.

Hiertoe werd eerst de ESPEN-richtlijn met het AGREE-instrument beoordeeld. Hieruit kwam naar voren dat er vanwege ontbrekende details over de zoekstrategie enige onzekerheid bestaat of alle relevante studies zijn geïncludeerd. Daarnaast vond de beoordeling van de bewijskracht van de literatuur niet geheel state-of-the-art plaats. Zo werd de bewijskracht niet gedifferentieerd per uitkomstmaat en werd onvoldoende rekening gehouden met inconsistentie en gebrek aan precisie van uitkomsten. Op grond hiervan kan niet worden uitgesloten dat sommige aanbevelingen te sterk of te zwak zijn geformuleerd. De volledige beoordeling met het AGREE-instrument ligt ter inzage bij het secretariaat.

Hoewel de ESPEN-richtlijn methodologisch dus niet aan de AGREE-criteria voldoet, worden volgens de werkgroep deze aanbevelingen in Nederland inhoudelijk breed gedragen. De aanbevelingen uit de genoemde ESPEN-richtlijn zijn dan ook grotendeels geadapteerd, waarbij onder het kopje “overwegingen” de relevante literatuur uit de Europese richtlijn werd samengevat of onderbouwd werd aangegeven waarom aanbevelingen zijn aangepast of toegevoegd. De in de ESPEN-richtlijn vermelde bewijskracht ten aanzien van de literatuur werd niet overgenomen, omdat men voor het beoordelen van de bewijskracht in Nederland een andere methodiek gebruikt.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. Tevens is de richtlijn voorgelegd aan de organisaties die ook tijdens de knelpuntanalyse betrokken waren. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuurlijst

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089.

Beersen, A. N., Kallewaard, M., Croonenburg, J.J., Everdingen van, J.J.E. en Barneveld van, T.A., Handleiding indicatoren-ontwikkeling. 2007.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ 2010;182:E839-42.Guyatt et al., 2008Guyatt GH, Oxman AD, Vist GE, Kunz R, Falck-Ytter Y, Alonso-Coello P, Schünemann HJ; GRADE Working Group (2008). GRADE: an emerging consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ. 336: 924-6.

De Koning, J., Smulders, A. en Klazinga, N. Appraisal of Indicators through Research and Evaluation (AIRE). 2007.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Santesso N, Glenton C, Dahm P, Garner P, Akl EA, Alper B, Brignardello-Petersen R, Carrasco-Labra A, De Beer H, Hultcrantz M, Kuijpers T, Meerpohl J, Morgan R, Mustafa R, Skoetz N, Sultan S, Wiysonge C, Guyatt G, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE guidelines 26: informative statements to communicate the findings of systematic reviews of interventions. J Clin Epidemiol. 2020 Mar;119:126-135.

Weimann A, Braga M, Carli F, Higashiguchi T, Hübner M, Klek S, Laviano A, Ljungqvist O, Lobo DN, Martindale R, Waitzberg DL, Bischoff SC, Singer P. ESPEN guideline: Clinical nutrition in surgery. Clin Nutr. 2017 Jun;36(3):623-650. doi: 10.1016/j.clnu.2017.02.013. Epub 2017 Mar 7.

Volgende:
Deel III - Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij kinderen (inclusief IC)