Perioperatief voedingsbeleid

Initiatief: NVA / NVVH Aantal modules: 34

Indicatie voor preoperatieve dieetbehandeling en voedingsinterventie bij chirurgische ingreep

Uitgangsvraag

Wat is de indicatie voor een preoperatieve dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie bij patiënten die een chirurgische ingreep ondergaan?

Aanbeveling

Start tijdig (tenminste 10 dagen preoperatief en liefst nog eerder) preoperatieve dieetbehandelingen en zo nodig voedingsinterventies bij:

  • patiënten met ondervoeding of risico op ondervoeding*
  • patiënten die preoperatief langer dan 5 dagen geen orale voedselinname kunnen hebben*
  • preoperatieve patiënten met beperkte orale voedselinname, die daardoor gedurende meer dan 7 dagen minder dan 50% van de aanbevolen voedselinname tot zich kunnen nemen*.

* NB deze patiënten hebben een hoger risico op het refeedingsyndroom en hiervoor wordt aanvullende diagnostiek aanbevolen

 

Ten aanzien van preoperatieve dieetbehandelingen heeft enterale voeding de voorkeur en als dit niet lukt parenterale voeding.

 

Bij patiënten met een ernstige ondervoeding die een majeure ingreep ondergaan:

  • Geef altijd een preoperatieve adequate dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie gedurende tenminste 7 tot 14 dagen, ook al moet de (oncologische) ingreep worden uitgesteld.

 

Bij licht ondervoede patiënten is er geen reden om de operatie uit te stellen vanwege louter de noodzaak voor preoperatieve (par)enterale voeding

 

Er is voor geen enkele patiënt een indicatie voor het preoperatief gebruik van immunonutritie of antioxidanten.

Overwegingen

Kwaliteit van bewijs

Ten aanzien van de aanbevelingen uit de ESPEN-guideline

Niet van toepassing. Voor verdere toelichting zie de werkwijze.

 

Ten aanzien van immunonutritie

Algehele kwaliteit van bewijs

De kwaliteit van bewijs is overwegend laag tot zeer laag. Dit wijst op een grote mate van onzekerheid over de grootte en richting van het effect van preoperatief gebruik van immunonutritie op de besproken uitkomstmaten.

 

Relatief belang van uitkomstmaten

Volgens de werkgroep zijn infectieuze complicaties, algehele complicaties, mortaliteit en opnameduur belangrijke uitkomstmaten voor patiënten en zorgprofessionals.

 

Waarden en voorkeuren

Mogelijk zijn er patiënten, die opzien tegen het feit dat een operatie tot 14 dagen later gepland zal worden om een dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie uit te voeren met als doel die patiënt preoperatief in een betere voedingstoestand te krijgen. Vooral in het geval van oncologische operaties zal hierin counseling vanuit de diëtist en/of medisch specialist op individueel niveau moeten plaatsvinden. Daarbij is het nodig om de patiënt uit te leggen, dat het advies tot uitstellen van de operatie voor de dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie als doel heeft om postoperatief complicatierisico en mortaliteit te verminderen, zodat het resultaat van de behandeling uiteindelijk verbetert (shared decision making / informed consent).

 

Kosten en middelen

Ten aanzien van de aanbevelingen uit de ESPEN-richtlijn

Voor zover de werkgroep op de hoogte is, lijkt preoperatief voeden op de langere termijn kosteneffectief te zijn. Aangezien ondervoeding een onafhankelijke risicofactor is voor postoperatieve complicaties en daarmee gepaard gaande langere opnameduur en hogere ziektekosten, lijken de kosten en benodigde middelen voor een preoperatieve dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie acceptabel (Zie ook Scholte, Lammers en Kok, 2015).

 

Ten aanzien van immunonutritie en antioxidanten

De kosten van immunonutritie zijn hoger dan van gewone voeding. Gezien de overwegend lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs voor mortaliteit, infectieuze en algehele complicaties en de wellicht aanwezige industry bias waardoor in ieder geval het effect van immunonutritie op vermindering van infectieuze complicaties bij majeure abdominale chirurgie wordt overschat, zijn de extra kosten niet verantwoord.

 

Professioneel perspectief

Ten aanzien van de aanbevelingen uit de ESPEN-guideline

Indicaties voor starten van een dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie bij patiënten, die een operatie zullen ondergaan, zijn preventie en behandeling van ondervoeding, d.w.z.:

  • het corrigeren van ondervoeding voorafgaand aan een operatie, en
  • het onderhouden van een goede voedingsstatus vooraf en na chirurgie c.q een periode waarin patiënten langere tijd nuchter en/of katabool zijn.

 

Er zijn veel oorzaken voor perioperatieve ondervoeding: een operatie kan leiden tot katabolisme en daarmee mogelijk ondervoeding. Daarnaast is ondervoeding bij de perioperatieve patiënten ook geassocieerd met de onderliggende ziekte, bijvoorbeeld een maligniteit, een inflammatoire aandoening of een chronische beperking van orgaanfunctie. Deze ondervoeding bij ziekte is multifactorieel bepaald door bijvoorbeeld katabolisme, verminderde voedingsintake en verlies van voedingsstoffen, zoals bij diarree. Het is bekend dat preoperatieve ondervoeding van een patiënt aanleiding geeft tot een toegenomen postoperatieve morbiditeit met meer complicaties en een verhoogde mortaliteit. Tevens is ondervoeding een onafhankelijke risicofactor voor een langere opnameduur en toegenomen ziektekosten na een operatie (Bozzetti et al., 2007; Correia et al., 2001; Hiesmayr et al., 2006). Ook beïnvloedt de voedingsstatus de uitkomst na orgaantransplantatie (Pikul et al., 1994; Figueiredo et al., 2000; Plöchl et al., 1996; Schwebel et al., 2000; Selberg et al., 1997; Stephenson et al., 2001).

 

De ESPEN-richtlijn bevat de volgende aanbeveling: “Perioperative nutritional therapy is indicated in patients with malnutrition and those at nutritional risk. Perioperative nutritional therapy should also be initiated, if it is anticipated that the patient will be unable to eat for more than five days perioperatively. It is also indicated in patients expected to have low oral intake and who cannot maintain above 50% of recommended intake for more than seven days. In these situations, it is recommended to initiate nutritional therapy (preferably by the enteral route – oral nutritional supplements – tube feeding) without delay.” De onderbouwing in de Europese ESPEN-richtlijn is als volgt: Uitgebreide analyse, inclusief twee meta-analyses, toonde aan dat patiënten met ernstige ondervoeding baat hebben bij het starten van een preoperatieve dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie, waarbij het voorkomen van postoperatieve complicaties verminderde (von Meyenfeldt et al., 1992; Veteran Affairs, 1991; Hill, 1994; Heyland et al., 2001; Klein et al., 1997). De patiënten in deze studies werden preoperatief minstens 7 tot 10 dagen gevoed. Tevens werd aangetoond in 800 patiënten met maagkanker en een ernstig risico op ondervoeding, dat significant minder postoperatieve infecties optraden in de groep die 10 dagen voldeed aan de benodigde energie-inname in vergelijking met patiënten met inadequate energie-inname of zelfs geen intake (Fukuda et al., 2015). Echter, bij patiënten zonder (risico op) ondervoeding lijkt standaard starten van een orale voedingsinterventie geen gunstig effect te hebben op postoperatieve uitkomstmaten, zoals complicaties, mortaliteit of opnameduur (MacFie et al., 2000, Burden et al., 2012). Verder werd in een trial aangetoond, dat parenteraal perioperatief voeden leidt tot een toegenomen aantal postoperatieve infectieuze complicaties bij borderline of licht ondervoede patiënten, maar juist wel een verbetering in uitkomst geeft bij de ernstig ondervoede patiënten met minder niet-infectieuze complicaties en geen toename in infectieuze complicaties (Veteran Affairs, 1991). Belangrijk om te vermelden is dat een studie (Burden et al., 2012) enkele voordelen aantoonde van een preoperatieve dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie aangaande wondinfecties in geselecteerde patiënten die tevens gewichtsverlies hadden. De European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) beveelt op grond van bovenstaande aan om patiënten met ernstige ondervoeding preoperatief 7 tot 14 dagen te voeden.

 

De ESPEN-richtlijn bevat de volgende aanbeveling: “Patients with severe nutritional risk shall receive nutritional therapy prior to major surgery (A) even if operations including those for cancer have to be delayed. A period of 7-14 days may be appropriate.” Deze aanbeveling is gebaseerd op een sterke consensus in de Europese werkgroep en komt overeen met de mening van de Nederlandse werkgroep. De huidige werkgroep is van mening dat patiënten, die risico lopen op ondervoeding of al voldoen aan de criteria van ondervoeding, preoperatief tijdig moeten starten met een dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie. Momenteel zijn er geen precieze data bekend welke risicofactoren specifiek bijdragen aan een risico op ondervoeding. Belangrijk is dat uitstel van operatie voor louter preoperatief parenteraal voeden geen verbetering van uitkomsten geeft bij licht ondervoede patiënten en juist aanleiding kan geven tot toename van infectieuze complicaties. Daarentegen is de werkgroep van mening dat patiënten met ernstige ondervoeding (zie de bijlage Definities en veelgebruikte termen) altijd een preoperatieve dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie moeten krijgen, zelfs als dit betekent dat een operatie maximaal 14 dagen zal moeten worden uitgesteld.

 

In toevoeging op de recente ESPEN-richtlijn, is de huidige werkgroep van mening dat er geen indicatie is voor uitstel van een operatie om patiënten louter preoperatief parenteraal te voeden bij slechts licht ondervoede patiënten. Deze aanbeveling moet voorkomen dat patiënten in een slechts licht ondervoede status een onnodige vertraging van operatie ondergaan.

 

Ten aanzien van immunonutritie en antioxidanten

Immunonutritie

Onderstaande tabel is een samenvatting van de literatuuranalyse of preoperatief gebruik van immunonutritie een gunstig (↓) of ongunstig (↑) effect heeft. Let wel: voor alle uitkomstmaten is de kwaliteit van bewijs laag tot zeer laag; dat wil zeggen dat men (zeer) onzeker is dat het werkelijk effect overeenkomt met het gevonden effect.

De resultaten zijn niet eenduidig: voor sommige uitkomstmaten lijken de resultaten in het voordeel van immunonutritie, voor andere uitkomstmaten in het nadeel van immunonutritie. Om die reden kan de balans van gewenste en ongewenste effecten niet éénduidig worden opgemaakt.

 

 

Mortaliteit

Overall complicaties

Infectieuze complicaties

Opnameduur ziekenhuis

Majeure abdominale chirurgie

  • Groep van ondervoede patiënten

Niet of nauwelijks effect

  • Groep van goed gevoede patiënten

  • Groep van goed gevoede en ondervoede patiënten

↓*

Niet of nauwelijks effect

Niet of nauwelijks effect

Hoofd/hals chirurgie

  • Groep van ondervoede patiënten

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

  • Groep van goed gevoede patiënten

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

Geen data (uit reviews)

  • Groep van goed gevoede en ondervoede patiënten

↓*

Niet of nauwelijks effect

Niet of nauwelijks effect

* Mogelijk meer dan 25% reductie van het relatieve risico

↑ of ↓ Minder dan 25% toename of afname van het relatieve risico van de mortaliteit, overall en infectieuze complicaties. Voor de opnameduur geldt toename of afname van het aantal dagen.

 

Er werden geen systematische reviews gevonden (die aan de inclusiecriteria voldeden) over immunonutritie voor andere chirurgische ingrepen dan majeure abdominale en hoofd/hals chirurgie.

Vanwege het ontbreken hiervan is nagegaan voor welke type chirurgie de meeste systematische reviews werden gepubliceerd in de afgelopen 10 jaar. Dit betreft de cardiochirurgie. Voor de meest onderzochte uitkomst, namelijk boezemfibrilleren, is de evidence, voor zover in de reviews duidelijk is dat het gaat om preoperatief gebruik van immunonutritie, niet eenduidig wat betreft de grootte en statistische significantie van het effect (zie de bijlage Gebruik van antioxidanten en immunonutritie voor chirurgie).

 

Antioxidanten (ascorbinezuur, tocoferolen, selenium etc.)

Er werden geen systematische reviews gevonden (die aan de inclusiecriteria voldeden) wat betreft preoperatief gebruik van antioxidanten bij majeure abdominale en hoofd/hals chirurgie.

Vanwege ontbreken hiervan is nagegaan voor welke type chirurgie de meeste systematische reviews werden gepubliceerd in de afgelopen 10 jaar. Dit betreft de cardiochirurgie.

Vrijwel alle reviews betreffen echter perioperatief in plaats van louter preoperatief gebruik van antioxidanten (zie de bijlage Gebruik van antioxidanten en immunonutritie voor chirurgie).

 

Aanvaardbaarheid en haalbaarheid van de aanbeveling(en)

Ten aanzien van de aanbevelingen uit de ESPEN-guideline

Het kunnen toepassen van de aanbevelingen zal naar verwachting van de richtlijncommissie aanvaardbaar zijn voor alle stakeholders, omdat de aanbevelingen over het algemeen al aansluiten op de huidige praktijk of gemakkelijk te implementeren zijn, en de benodigde middelen al breed beschikbaar zijn voor alle stakeholders.

 

Ten aanzien van immunonutritie en antioxidanten

Volgens de richtlijncommissie is voor de meeste chirurgen en andere zorgprofessionals de aanbeveling dat er geen indicatie voor het preoperatief gebruik van immunonutritie en antioxidanten is, alleszins acceptabel en daarmee ook haalbaar.

 

Rationale van de aanbeveling(en)

Ten aanzien van de aanbevelingen uit de ESPEN-guideline

Bij het opstellen van de aanbevelingen is veel gewicht toegekend aan het feit dat een slechte preoperatieve voedingsstatus direct effect heeft op postoperatieve morbiditeit en mortaliteit. Daarom kiest de werkgroep ervoor om een goede voedingsstatus voorop te stellen en duidelijk te definiëren bij welke patiënten een dieetbehandeling en zo nodig voedingsinterventie geïndiceerd is.

 

Ten aanzien van immunonutritie en antioxidanten

De richtlijncommissie heeft de lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs voor de meeste uitkomstmaten evenals de serieuze aanwijzingen voor overschatting van het effect van immunonutritie op infectieuze complicaties bij majeure abdominale chirurgie en de kostentoename van het gebruik van immunonutritie zwaar laten wegen.

Onderbouwing

Ondervoeding geeft een verhoogd risico op perioperatieve complicaties en mortaliteit en leidt tot langere opnameduur en verhoogde kosten voor de gezondheidszorg. Een recente studie toonde aan, dat ongeveer de helft van de patiënten die gepland staan voor abdominale chirurgie risico loopt op ondervoeding (Jie B et al., 2012). In de reguliere preoperatieve behandeling is de systematische identificatie van patiënten met ondervoeding of risico op ondervoeding echter nog onvoldoende geïmplementeerd.

 

Ten aanzien van immunonutritie en antioxidanten in de preoperatieve fase

Eén van de vraagstukken in verband met preoperatieve voedingsinterventies / dieetbehandelingen is of er een rol is weggelegd voor immunonutritie. Immunonutritie kan bij majeure chirurgische ingrepen het risico op postoperatieve inflammatoire complicaties mogelijk beperken.

In een recente en robuust uitgevoerde systematische review concludeerden Probst et al. (2017) dat gebruik van immunonutritie bij majeure abdominale chirurgie algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur (aanzienlijk) zou reduceren. Tegelijkertijd werden deze conclusies gerelativeerd door onder andere te wijzen op de aanwezigheid van industry bias. Deze relativering was het resultaat van de vele (univariate) subgroep-analyses die Probst et al. verrichtten. Subgroepanalysen op tijdstip van gebruik (preoperatief, postoperatief, perioperatief), type immunonutritie, toedieningsroute, voedingsstatus (ondervoed, goed gevoed), chirurgische locatie en nog andere variabelen. Het verrichten van subgroepanalysen kan leiden tot fout-positieve en fout-negatieve significante testen. Hoe meer subgroepanalysen, des te groter het risico hierop.[1] Naast de vele subgroepanalysen valt ook bij beoordeling van de kwaliteit van bewijs (“mate van zekerheid ten aanzien van de grootte van een effect”) door Probst et al. een kritische kanttekening te maken. Bijvoorbeeld, lezing van tabel 3 in deze review leert dat de meeste studies methodologische beperkingen kennen. Dan is hoge kwaliteit van bewijs voor bijvoorbeeld mortaliteit zoals Probst et al. vaststelden niet voor de hand liggend.

In een andere, eveneens robuust uitgevoerde systematische review concludeerden Zhang et al. (2019) zonder enige relativering: “Perioperative nutritional optimization decreases the risk of postoperative infectious and non-infectious complications”.

De kwaliteit van bewijs voor deze uitkomsten classificeerden zij als hoog. Ook hierbij valt een kritische kanttekening te plaatsen. Zhang et al. (2019) hebben grotendeels dezelfde studies geïncludeerd als Probst et al. (2017) en vonden, in tegenstelling tot laatstgenoemde auteurs, dat de meeste studies geen ernstige onderzoekbeperkingen hadden.

In de onderstaande literatuursamenvatting wordt, onder meer in verband met de hiervoor genoemde beperkingen, uitgebreid aandacht geschonken aan de beoordeling van de kwaliteit van bewijs, waarbij zowel in voedingsstatus als in tijdstip van toediening onderscheid (preoperatief) wordt gemaakt.

 

Zie de bijlage Definities en veelgebruikte termen voor de definities van de volgende begrippen: ondervoeding; perioperatief; preoperatief; postoperatief; voedingsinterventie; dieetbehandeling; immunonutritie; (ernstig) risico op ondervoeding.


[1] Het Cochrane handbook schrijft hierover: “Findings from multiple subgroup analyses may be misleading. Subgroup analyses are observational by nature and are not based on randomized comparisons. False negative and false positive significance tests increase in likelihood rapidly as more subgroup analyses are performed”. Bron: https://handbook-5-1.cochrane.org/chapter_9/9_6_2_what_are_subgroup_analyses.htm

Samenvatting 1: preoperatief gebruik van immunonutritie versus niet gebruiken hiervan bij ondervoede (‘malnourished’) patiënten die majeure abdominale chirurgie (‘major abdominal surgery’) ondergaan.

Laag

 

GRADE

Mortaliteit bij ondervoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal sterfgevallen aanzienlijk te verhogen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 1.97; risicoverschil: 25 patiënten meer per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

Eén studie (tevens de enige studie die rapporteerde over mortaliteit) werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Hübner et al., 2012

 

Redelijk

 

GRADE

Algehele complicaties bij ondervoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie verandert waarschijnlijk het aantal algehele complicaties nauwelijks in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 0.95; risicoverschil: 21 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect).

 

Eén van de drie studies die rapporteerden over algehele complicaties werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Hübner et al., 2012; Pronio et al., 2008; Morais et al., 1995

 

Laag

 

GRADE

Infectieuze complicaties bij ondervoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal infectieuze complicaties aanzienlijk te verhogen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 1.42; 52 patiënten meer per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

Eén studie (tevens de enige studie die rapporteerde over infectieuze complicaties) werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Hübner et al., 2012

 

Zeer laag

 

GRADE

Opnameduur ziekenhuis van ondervoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het gebruik van immunonutritie lijkt opnameduur in het ziekenhuis met ruim twee dagen te verlengen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan
(2.4 dagen langer; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Eén van de twee studies die over de opnameduur ziekenhuis rapporteerden werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Hübner et al., 2012; Morais et al., 1995

 

Samenvatting 2: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij goed gevoede (‘well-nourished’) patiënten die majeure abdominale chirurgie (‘major abdominal surgery’) ondergaan.

Laag

 

GRADE

Mortaliteit bij goed gevoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal sterfgevallen te verhogen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 1.46; risicoverschil: 6 patiënten meer per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

Twee studies (tevens de enige twee studies die over mortaliteit rapporteerden) werden door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Giger-Pabst et al., 2013; Gianotti et al., 2002

 

Redelijk

 

GRADE

Algehele complicaties bij goed gevoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie vermindert waarschijnlijk het aantal algehele complicaties in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 0.89; risicoverschil: 44 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect).

 

Drie van de vijf studies die over algehele complicaties rapporteerden werden door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Gade et al., 2016; Giger-Pabst et al., 2013; Braga et al., 2012; Fujitani et al., 2012; Gianotti et al., 2002

 

Laag

 

GRADE

Infectieuze complicaties bij goed gevoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal infectieuze complicaties te verminderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 0.74; risicoverschil: 65 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

Twee van de drie studies die over infectieuze complicaties rapporteerden werden door de industrie gesponsord.

 

NB: Op grond van een uitgevoerde regressieanalyse zijn er serieuze aanwijzingen voor de aanwezigheid van industry bias voor de uitkomstmaat infectieuze complicaties. Zie ‘ter afsluiting’ (aan het einde van samenvatting 3).

 

Bronnen: Giger-Pabst et al., 2013; Fujitani et al., 2012; Gianotti et al., 2002

 

Zeer laag

 

GRADE

Opnameduur ziekenhuis van goed gevoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt de opnameduur in het ziekenhuis niet of nauwelijks te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (0.55 dagen korter; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Twee studies (tevens de enige studies die over opnameduur rapporteerden) werden door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Hübner et al., 2012; Morais et al., 1995

 

Samenvatting 3: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is (‘mixed’) en die majeure abdominale chirurgie ondergaan.

Zeer laag

 

GRADE

Mortaliteit bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal sterfgevallen te verminderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan
(RR: 0.35; risicoverschil: 11 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Eén studie (tevens de enige studie die over mortaliteit rapporteerde) werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Barker et al., 2013

 

Zeer laag

 

GRADE

Algehele complicaties bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal algehele complicaties nauwelijks te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 1.06; risicoverschil: 16 patiënten meer per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Twee van de drie studies, die over algehele complicaties rapporteerden, werden door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Aiko et al., 2019; Kitagawa et al., 2017; Barker et al., 2013; Mikagi et al., 2011; Nakamura et al., 2005; Mccarter et al.,1998

 

Zeer laag

 

GRADE

Infectieuze complicaties bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het preoperatief gebruik van immunonutritie lijkt het aantal infectieuze complicaties nauwelijks te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 0.92; risicoverschil: 14 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Eén van de drie studies die over infectieuze complicaties rapporteerden werd door de industrie gesponsord.

 

NB: Op grond van een uitgevoerde regressieanalyse zijn er serieuze aanwijzingen voor de aanwezigheid van industry bias voor de uitkomstmaat infectieuze complicaties. Zie ‘ter afsluiting’ (aan het einde van samenvatting 3).

 

 

Bronnen: Barker et al., 2013; Nakamura et al., 2005; Mccarter et al.,1998

 

Zeer laag

 

GRADE

Opnameduur in ziekenhuis bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die majeure abdominale chirurgie ondergaan

Het gebruik van immunonutritie lijkt de opnameduur in het ziekenhuis niet of nauwelijks te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan
(1.1 dag langer; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

Eén van twee studies die over opnameduur ziekenhuis rapporteerden werd door de industrie gesponsord.

 

Bronnen: Barker et al., 2013; Mccarter et al.,1998

 

Samenvatting 4: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is (‘mixed’) en die hoofd/hals chirurgie ondergaan

Laag

 

GRADE

Mortaliteit bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die hoofd/hals chirurgie ondergaan

Het gebruik van immunonutritie lijkt het aantal sterfgevallen aanzienlijk te verminderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan (RR: 0.47; risicoverschil 11 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

De hieronder genoemde studie werd (mede) gesponsord door de industrie

 

Bron: Falewee et al., 2014

 

Laag

 

GRADE

Infectieuze complicaties bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die hoofd/hals chirurgie ondergaan

Het gebruik van immunonutritie lijkt het aantal infectieuze complicaties niet te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan
(RR: 0.99; risicoverschil: 14 patiënten minder per 1000; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect kan aanzienlijk verschillen van het geschatte effect).

 

De hieronder genoemde studie werd (mede) gesponsord door de industrie

 

Bron: Falewee et al., 2014

 

Zeer laag

 

GRADE

Opnameduur in ziekenhuis bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die hoofd/hals chirurgie ondergaan

Het gebruik van immunonutritie lijkt de opnameduur in het ziekenhuis niet of nauwelijks te veranderen in vergelijking met het niet gebruiken hiervan
(1.9 dagen langer; kwaliteit van bewijs voor de effectgrootte: het werkelijke effect verschilt waarschijnlijk aanzienlijk van het geschatte effect).

 

De hieronder genoemde studie werd (mede) gesponsord door de industrie

 

Bron: Falewee et al., 2014

Relevante literatuur uit de ESPEN-richtlijn “Clinical nutrition in surgery (2017)” wordt hieronder bij de “Overwegingen” in onderdeel ”Professioneel perspectief” weergegeven.

 

Leeswijzer systematic reviews immunonutritie: de literatuursamenvatting is opgedeeld in vier samenvattingen, omdat er verschillende subgroepen van patiënten zijn (wel/niet ondervoed) en twee typen chirurgie (majeure abdominale chirurgie en hoofd/hals chirurgie).

 

Twee samenvattingen betreffen het preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet preoperatief gebruik hiervan bij patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan, en

  1. ondervoed zijn (‘malnourished’), of
  2. goed gevoed zijn (‘well-nourished’).

 

De derde samenvatting betreft patiëntengroepen die majeure abdominale chirurgie ondergaan en waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is.

 

De vierde samenvatting betreft het preoperatief gebruik van immunonutritie bij patiënten die hoofd/hals chirurgie ondergaan, waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is. Studies die specifiek over ondervoede of goed gevoede patiënten die hoofd/hals chirurgie ondergaan, ontbreken namelijk in Howes et al. (2018).

 

Voor het formuleren van de tekst in de ‘conclusie-boxen’ zijn de volgende criteria gehanteerd:

  • wanneer voor een bepaalde uitkomstmaat (bijvoorbeeld mortaliteit of infectieuze complicaties) sprake is van een reductie of toename van het relatieve risico (RR) met ≥25% (RR≤0.75 of RR≥1.25)) wordt dit een aanzienlijke reductie of toename genoemd;
  • afhankelijk van de mate van zekerheid ten aanzien de grootte van een effect (“kwaliteit van bewijs”) varieert de stelligheid waarmee een conclusie wordt geformuleerd:
    • bij hoge kwaliteit van bewijs: interventie X verhoogt het aantal sterfgevallen in vergelijking met ‘usual care’ (RR: 1.15; 10 sterfgevallen meer per 1000)
    • bij redelijke kwaliteit van bewijs: interventie X verhoogt waarschijnlijk het aantal sterfgevallen in vergelijking met ‘usual’ care (RR: 1.15; 10 sterfgevallen meer per 1000)
    •  bij lage kwaliteit van bewijs: interventie X lijkt het aantal sterfgevallen te verhogen in vergelijking met ‘usual’ care (RR: 1.15; 10 sterfgevallen meer per 1000)
    •  bij zeer lage kwaliteit van bewijs: interventie X lijkt het aantal sterfgevallen te verhogen in vergelijking met ‘usual ‘care (RR: 1.15; 10 sterfgevallen meer per 1000) maar het bewijs is zeer onzeker.

 

Ad majeure abdominale chirurgie

In de wijze van samenvatten speelt de review van Probst et al. (2017) een belangrijke rol, omdat hierin aandacht werd geschonken aan “industry bias” en aan de vraag of de effecten van immunonutritie verschillen naar gelang de voedingsstatus. Om deze reden wordt in de conclusies steeds vermeld op hoeveel door de industrie gesponsorde studies de conclusies berusten en worden conclusies over effectiviteit geformuleerd in relatie tot de voedingsstatus.

 

In de samenvattingen wordt, indien mogelijk, tevens vermeld welk type chirurgische ingreep het betrof en welke immunonutritie werd geëvalueerd.

Voor zowel de specifieke immunonutritie als type chirurgische ingreep en voedingsstatus en effectgroottes fungeert de review van Probst et al. (2017) als bron. Enkele studies uit de review van Zhang et al. (2019) zijn toegevoegd. Meta-analyses zijn daarom opnieuw verricht (zie de bijlage Meta-analyses).

 

Ter informatie:

Probst et al. (2017) vermeldden niet hoe de oorspronkelijke studies de voedingsstatus (‘malnourished’, ‘well-nourished’, ‘mixed’) definieerden. Daarom is ‘at random’ van een aantal geïncludeerde studies nagegaan hoe de voedingsstatus werd beoordeeld door Probst et al. (2017).

In de primaire studies werd de voedingsstatus van patiënten met verschillende criteria of instrumenten beoordeeld: op basis van de NRS2002 (bijvoorbeeld afkapwaarde vanaf 3), de SGA (A=’well-nourished’, B =’mildly or moderately malnourished’, C =’severely malnourished’), de body mass index (alle patiënten of een deel van de patiënten <18.5 kg/m2), percentage gewichtsverlies (>5% of >10%) of op basis van de omschrijving van de voedingsstatus van de auteurs. Voor de enkele studies (afkomstig uit Zhang et al., 2019) die zijn toegevoegd aan Probst et al. (2017) voor het updaten van de meta-analysen zijn de criteria in verband met de voedingsstatus -zoals vermeld in de primaire studies- overgenomen. In een enkel geval werd de voedingsstatus als ‘mixed’ geclassificeerd als op grond van de gerapporteerde BMI en standaardafwijking een deel (minimaal circa 10%) van de patiënten een BMI <18.5 kg/m2 had.

 

Probst et al. (2017) vermeldden niet in welke mate in de primaire studies verschillende criteria werden gebruikt voor het definiëren van algehele en infectieuze complicaties, de uitkomstmaten die hierna worden besproken. Zhang et al. (2019) die een groot deel van dezelfde studies includeerden als Probst et al. (2017) meldden hierover: “The definition of noninfectious complication varied significantly between studies”.

 

Probst et al. (2017) vermeldden niet hoe zij vaststelden of van industry bias sprake was. Voor onderstaande literatuursamenvatting is hun beoordeling overgenomen. Zhang et al. (2019) besteedden geen aandacht aan industry bias. Voor de enkele studies die uit de review van Zhang et al. (2019) zijn gebruikt, is nagegaan of de studies (mede) werden gesponsord door de industrie.

 

Tot slot, de beoordeling van het risico op vertekende resultaten werd overgenomen uit de review van Probst et al (2017). Voor de enkele studies die werden toegevoegd, werd een eigen beoordeling van het risico op vertekende resultaten met de Cochrane risk of bias tool verricht. De GRADE-beoordeling is voor onderstaande literatuursamenvatting zo nodig opnieuw uitgevoerd.

 

Ad hoofd/hals chirurgie

Howes et al. (2018) vermeldden alle informatie, voor zover beschikbaar, over voedingsstatus, sponsoring en tijdstip van toediening. De beoordeling van het risico op vertekende resultaten door deze auteurs is in deze literatuursamenvatting overgenomen. De GRADE-beoordeling in onderstaande literatuursamenvatting is zo nodig opnieuw uitgevoerd.

 

Samenvatting 1: preoperatief gebruik van immunonutritie versus niet gebruiken hiervan bij ondervoede (‘malnourished’) patiënten die majeure abdominale chirurgie (‘major abdominal surgery’) ondergaan.

De volgende studies rapporteerden over één of meer van de hieronder genoemde uitkomstmaten: Hübner et al. (2012), Pronio et al. (2008) en Morais et al. (1995).

 

De chirurgische ingrepen betroffen:

  • ‘mixed’ chirurgie (Hübner et al., 2012; Pronio et al., 2008) en
  • chirurgie van bovenste deel van de tractus digestivus (Morais et al., 1995).

 

Immunonutritie die werd onderzocht:

  • arginine, omega-3, RNA (Hübner et al., 2012),
  • arginine, omega-3 (Pronio et al., 2008) en
  • glutamine, arginine (Morais et al., 1995).

 

De review van Hübner et al. (2012) werd door de industrie gesponsord. Van de overige studies is niet bekend of deze door de industrie werden gesponsord.

 

Mortaliteit, algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur in het ziekenhuis

Voor drie van de vier uitkomstmaten (mortaliteit, infectieuze complicaties en opnameduur ziekenhuis) waren de resultaten in het nadeel van de groep patiënten die immunonutritie kregen (tabel 1). Alleen voor de uitkomstmaat ‘algehele complicaties’ lieten patiënten die immunonutritie kregen een gunstigere uitkomst zien (tabel 1).

 

Tabel 1. Preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij ondervoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan.

Uitkomstmaat

Alle studies (gepoold)
(risk ratio; 95% BI; n studies)

Alle studies (gepoold)

(risicoverschil; 95% BI)

Mortaliteit

1.97 (0.37, 10.44; n=1)

+2.5% (-1.6%, +23.4%)

Algehele complicaties

0.95 (0.78, 1.15; n=3)

-2.1% (-9.3%, +6.4%)

Infectieuze complicaties

1.42 (0.65, 3.12; n=1)

+5.2% (-4.4%, +26.5%)

Opnameduur ziekenhuis*

2.36 (-1.65, 6.37; n=2)

-

*mean difference (dagen). Forest plots/meta-analysen (“random effects analysis”) van de genoemde uitkomstmaten zijn opgenomen in de evidence tabellen.

 

Kwaliteit van bewijs

Gerandomiseerde studies starten in GRADE als hoge kwaliteit van bewijs. Per uitkomstmaat kan de kwaliteit worden afgewaardeerd voor vijf factoren (risk of bias, indirect bewijs, onnauwkeurigheid, inconsistentie en publicatiebias). Afhankelijk van de mate van ernst is verlaging met één of twee niveaus mogelijk.

Ter informatie:

  • in studies zijn verschillende instrumenten gebruikt voor het bepalen van de voedingstoestand (ondervoed versus niet-ondervoed), zoals de NRS2002 (screeningsinstrument), SGA (diagnostisch instrument), en de BMI of het percentage gewichtsverlies (fenotypische risicofactoren voor ondervoeding)
  • in studies wisselden zowel de timing als de duur van toediening van immunonutritie
  • in studies is er niet altijd sprake van isocalorische en isonitrogene controle voeding.

Geen van bovengenoemde kanttekeningen was voor de werkgroep aanleiding om de kwaliteit van bewijs af te waarderen vanwege ernstige risk of bias of indirect bewijs. Zoals zal blijken is de kwaliteit van bewijs voor de meeste uitkomstmaten reeds laag, soms zelfs zeer laag. Daarmee is voldoende duidelijk dat het geschatte effect substantieel kan verschillen van het werkelijke effect, ofwel: toekomstig onderzoek verandert waarschijnlijk het geschatte effect.

Mortaliteit

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval, zeer weinig events). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Algehele complicaties

De kwaliteit van bewijs is redelijk. Er werd afgewaardeerd voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor twee van de drie studies zijn randomisatieprocedure en blindering onduidelijk, voor één studie is er hoog risico op rapportage bias). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Infectieuze complicaties

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval, zeer weinig events). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Opnamesduur ziekenhuis

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval). Daarnaast werd afgewaardeerd voor indirect bewijs met één niveau (de opnameduur in het ziekenhuis neemt in de loop der tijd af. Oudere studies zijn daarom niet meer representatief voor de huidige tijd. Hierdoor neemt de onzekerheid over wat de effectgrootte tegenwoordig zou zijn, sterk toe). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Samenvatting 2: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij goed gevoede (‘well-nourished’) patiënten die majeure abdominale chirurgie (‘major abdominal surgery’) ondergaan.
De volgende studies rapporteerden over één of meer van de hieronder genoemde uitkomstmaten: Gade et al. (2016), Giger-Pabst et al. (2013), Braga et al. (2012), Fujitani et al. (2012), Gianotti et al. (2002).

 

De chirurgische ingrepen betroffen:

  • ‘mixed’ chirurgie (Giger-Pabst et al., 2013; Gianotti et al., 2002),
  • hepatopancreaticobiliaire chirurgie (Gade et al., 2016; Braga et al., 2012) en
  • chirurgie van het bovenste deel van de tractus digestivus (Fujitani et al., 2012).

 

Immunonutritie die werd onderzocht:

  • arginine, omega-3, RNA (Giger-Pabst et al., 2013; Gianotti et al., 2002),
  • arginine, RNA (Fujitani et al., 2012),
  • arginine, omega-3, nucleotiden (Gade et al., 2016) en
  • glutamine (Braga et al., (2012).

 

De studie van Fujitani et al. (2012) werd niet door de industrie gesponsord. Drie studies werden door de industrie gesponsord (Giger-Pabst et al., 2013; Braga et al., 2012; Gianotti et al., 2002). Van de overige studies is niet bekend of sponsoring door de industrie plaatsvond.

 

Mortaliteit, algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur in het ziekenhuis

Voor drie van de vier uitkomstmaten (algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur ziekenhuis) waren de resultaten in het voordeel van de groep patiënten die immunonutritie kregen (tabel 2). Hierbij dient te worden opgemerkt dat de meta-analysen voor infectieuze complicaties en opnameduur ziekenhuis wijzen op inconsistente uitkomsten (evidence tabellen). Met name de studie van Gianotti et al. (2002) lijkt hiervoor verantwoordelijk.

Alleen voor de uitkomstmaat mortaliteit lieten patiënten die immunonutritie kregen een ongunstigere uitkomst zien (tabel 2).

 

Tabel 2. Preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij goed gevoede patiënten die majeure abdominale chirurgie ondergaan.

Uitkomstmaat

Alle studies (gepoold)
(risk ratio; 95% BI; n studies)

Alle studies (gepoold)

(risicoverschil; 95% BI)

Mortaliteit

1.46 (0.25; 8.80; n=2)

+0.6% (-1.0%, +10.1%)

Algehele complicaties

0.89 (0.72; 1.10; n=5)

-4.4% (-11.2%, +4.0%)

Infectieuze complicaties

0.74 (0.42; 1.28; n=3)†

-6.5% (-14.6%, +7.1%)

Opnameduur ziekenhuis*

-0.55 (-2.74; 1.64; n=3)†

-

*mean difference (dagen); † (inconsistente uitkomsten: I2>50%). Forest plots/meta-analysen (“random effects analysis”) van de genoemde uitkomstmaten zijn opgenomen in de evidence tabellen.

 

Kwaliteit van bewijs

Ter informatie: zie de eerdere opmerkingen bij kwaliteit van bewijs bij samenvatting 1: preoperatief gebruik van immunonutritie (…) over het gebruik van verschillende instrumenten voor het bepalen van de voedingstoestand, de in studies wisselende timing en duur van toediening van immunonutritie, en het veelal ontbreken van isocalorische en isonitrogene controle voeding.

 

Mortaliteit

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval, zeer weinig events). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Algehele complicaties

De kwaliteit van bewijs is redelijk. Er werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstige onnauwkeurigheid (betrouwbaarheidsinterval kruist RR=0.75 en RR=1). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Infectieuze complicaties

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor de meeste studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren), en met één niveau voor ernstige inconsistentie (I2 = 60%). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Opnameduur ziekenhuis

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor de meeste studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren). Er werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstige onnauwkeurigheid (wijd betrouwbaarheidsinterval). Daarnaast werd met één niveau afgewaardeerd voor indirect bewijs (de opnameduur in het ziekenhuis neemt in de loop der tijd af. Oudere studies zijn daarom niet meer representatief voor de huidige tijd. Hierdoor neemt de onzekerheid over wat de effectgrootte tegenwoordig zou zijn, sterk toe). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Samenvatting 3: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is (‘mixed’) en die majeure abdominale chirurgie ondergaan.

De volgende studies rapporteerden over één of meer van de hieronder genoemde uitkomstmaten: Aiko et al. (2019), Kitagawa et al. (2017), Barker et al. (2013), Mikagi et al. (2011), Nakamura t al. (2005), McCarter et al. (1998).

 

De chirurgische ingrepen betroffen:

  • ‘mixed’ chirurgie (Nakamura et al., 2015; Barker et al., 2013),
  • hepatopancreaticobiliaire chirurgie (Mikagi et al., 2011) en
  • chirurgie van bovenste deel van de tractus digestivus (Aiko et al., 2019; Kitagawa et al., 2017; McCarter et al., 1998).

 

Immunonutritie die werd onderzocht:

  • arginine, glutamine, omega-3, RNA (Kitagawa et al. (2017),
  • arginine, omega-3, RNA (Barker et al., 2013; Nakamura et al., 2005),
  • arginine, omega-3 (Mikagi et al., 2011; McCarter et al., 1998) en
  • omega-3 (Aiko et al., 2019).

 

Twee studies werden door de industrie gesponsord (Kitagawa et al., 2017; McCarter et al., 1998). De studie van Barker et al. (2013) werd niet door de industrie gesponsord. Van de overige studies is niet bekend of deze door de industrie werden gesponsord.

 

Mortaliteit, algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur in het ziekenhuis

Voor twee van de vier uitkomstmaten (mortaliteit en infectieuze complicaties) lieten patiënten die immunonutritie kregen een gunstigere uitkomst zien dan patiënten die geen immunonutritie kregen (tabel 3). Voor twee uitkomstmaten (algehele complicaties en opnameduur ziekenhuis) lieten patiënten die immunonutritie kregen een ongunstigere uitkomst zien dan patiënten die geen immunonutritie kregen (tabel 3).

 

Tabel 3. Preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die majeure abdominale chirurgie ondergaan.

Uitkomstmaat

Alle studies (gepoold)
(risk ratio; 95% BI; n studies)

Alle studies (gepoold)

(risicoverschil; 95% BI)

Mortaliteit

0.35 (0.01, 8.49, n=1)

-1.1% (-1.7%, +12.5%)

Algehele complicaties

1.06 (0.73, 1.53; n=6)

+1.6% (-7.1%, +13.9%)

Infectieuze complicaties

0.92 (0.36, 2.31; n=3)

-1.4% (-11.2%, +23.0%)

Opnameduur ziekenhuis*

1.14 (-4.44, 6.73; n=2)†

-

*mean difference (dagen); † (inconsistente uitkomsten: I2>50%). Forest plots/meta-analysen (“random effects analysis”) van de genoemde uitkomstmaten zijn opgenomen in de evidence tabellen.

 

Kwaliteit van bewijs

Ter informatie: zie de eerdere opmerkingen bij kwaliteit van bewijs bij samenvatting 1: preoperatief gebruik van immunonutritie (…) over het gebruik van verschillende instrumenten voor het bepalen van de voedingstoestand, de in studies wisselende timing en duur van toediening van immunonutritie, en het veelal ontbreken van isocalorische en isonitrogene controle voeding.

 

Mortaliteit

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd afgewaardeerd met één niveau vanwege een ernstig risico op vertekende resultaten (voor beide studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en/of uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren; en in één studie is sprake van rapportage bias). Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval, zeer weinig events). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Algehele complicaties

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd met één niveau afgewaardeerd voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor de meeste studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en/of uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren of waren deze niet geblindeerd). Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (betrouwbaarheidsinterval kruist RR=0.75 en RR=1.25). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Infectieuze complicaties

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd met één niveau afgewaardeerd voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor de meeste studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en/of uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren). Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (betrouwbaarheidsinterval kruist RR=0.75 en RR=1.25). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Opnameduur ziekenhuis

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstig risico op vertekende resultaten (voor de meeste studies is de randomisatieprocedure onduidelijk; is onduidelijk of behandelaar, patiënt en uitkomstenbeoordelaar geblindeerd waren). Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval). Voor indirect bewijs werd niet afgewaardeerd, omdat de kwaliteit van bewijs al zeer laag is. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Ter afsluiting

Om beter uit te zoeken of er serieuze aanwijzingen zijn voor industry bias, heeft de werkgroep voor de uitkomstmaat “infectieuze complicaties” (meest kritieke uitkomstmaat) een weighted regressieanalyse uitgevoerd (zie de bijlage Weighted regressive analyse). Mogelijk is deze bias in het voorgaande onvoldoende belicht, doordat de literatuursamenvattingen zijn opgedeeld naar gelang tijdstip van toediening en naar voedingsstatus.[1]

Het voordeel van een regressieanalyse is dat gecorrigeerd kan worden voor andere factoren die effect kunnen hebben op het optreden van infectieuze complicaties. Te denken valt onder andere aan de gekozen toedieningsroute (enteraal of parenteraal) of het type chirurgie (colorectaal chirurgie of hepatopancreaticobiliaire chirurgie).

Wijze van uitvoering en resultaten van de regressieanalyse worden in de bijlage Weighted regressive analyse gepresenteerd. Met enige voorzichtigheid kan worden geconcludeerd dat er serieuze aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van industry bias. Er is een verhoging van 45% van de odds ratio (p=0.061) - dus een geringer effect - wanneer studies die niet door de industrie zijn gesponsord worden vergeleken met studies die door de industrie zijn gesponsord of waarvan sponsoring onbekend is. Een vergelijking tussen alleen wel en niet door de industrie gesponsorde studies laat een vergelijkbaar resultaat zien.

 

Probst et al. (2017) corrigeerden in hun review het verschil in effect (odds ratio) tussen door de industrie gesponsorde en niet door de industrie gesponsorde studies niet voor potentiële confounders, zoals toedieningsroute of type chirurgie. Ook toetsten zij het gevonden verschil niet op statistische significantie. De auteurs berekenden alleen een odds ratio (OR): voor door de industrie gesponsorde studies was deze 0.50 en voor niet door de industrie gesponsorde studies was OR 0.79.

 

Kwaliteit van bewijs

De kwaliteit van bewijs ten aanzien van de effectgrootte c.q. 45% toename van de odds ratio in geval van afwezigheid van industry bias, is zeer laag vanwege 1) de observationele aard van regressieanalyses en 2) ernstige onnauwkeurigheid (betrouwbaarheidsinterval van de regressiecoëfficiënt is zeer wijd. Zie de bijlage Weighted regressive analyse.

 

Samenvatting 4: preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel is ondervoed en een deel goed gevoed is (‘mixed’) en die hoofd/hals chirurgie ondergaan

De volgende studie rapporteerde over één of meer van de hieronder genoemde uitkomstmaten: Falewee et al. (2014).

 

De chirurgische ingreep betrof resectie van orofaryngeale en faryngolaryngeale tumoren.

 

De immunonutritie die werd onderzocht betreft een oplossing van arginine, omega-3en RNA.

 

De studie van Falewee et al. (2014) werd (mede) door de industrie gesponsord.

 

Mortaliteit, algehele complicaties, infectieuze complicaties en opnameduur in het ziekenhuis

Er werd niet gerapporteerd over algehele complicaties.

Infectieuze complicaties werden gedefinieerd als “a systemic infection requiring antibiotic treatment (septicaemia, bacteraemia), surgical site infection (according to CDC Definitions of Nosocomial Surgical Site infections), documented nosocomial pneumopathy, up to the 30th post-operative day” (Howes et al., 2018).

 

Voor één van de drie uitkomstmaten (opnameduur ziekenhuis) lieten patiënten die immunonutritie kregen een ongunstigere uitkomst zien dan patiënten die geen immunonutritie kregen (tabel 4). Voor infectieuze complicaties was er geen verschil. Alleen voor de uitkomstmaat mortaliteit lieten patiënten die immunonutritie kregen een gunstigere uitkomst zien (tabel 4).

 

Tabel 4. Preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met niet gebruiken hiervan bij groepen patiënten waarvan een deel ondervoed en een deel goed gevoed is en die hoofd/hals chirurgie ondergaan.

Uitkomstmaat

Alle studies (gepoold)
(risk ratio; 95% BI; n studies)

Alle studies (gepoold)

(risicoverschil; 95% BI)

Mortaliteit

0.47 (0.04, 5.06, n=1)

-1.1% (-1.7%, +12.5%)

Infectieuze complicaties

0.99 (0.73, 1.36; n=1)

-1.4% (-11.2%, +23.0%)

Opnamesduur ziekenhuis*

1.90 (-2.48, 6.28; n=1)

-

*mean difference (dagen); Forest plots/meta-analysen (“random effects analysis”) van de genoemde uitkomstmaten zijn opgenomen in de evidence tabellen.

 

Kwaliteit van bewijs

Mortaliteit

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval, zeer weinig events). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Infectieuze complicaties

De kwaliteit van bewijs is laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (betrouwbaarheidsinterval kruist RR=0.75 en RR=1.25). Voor andere factoren werd niet afgewaardeerd. Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.

 

Opnameduur ziekenhuis

De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er werd afgewaardeerd met twee niveaus voor zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijd betrouwbaarheidsinterval). Tevens werd voor indirect bewijs afgewaardeerd (de opnameduur in het ziekenhuis neemt in de loop der tijd af. Oudere studies zijn daarom niet meer representatief voor de huidige tijd. Hierdoor neemt de onzekerheid over wat de effectgrootte tegenwoordig zou zijn, sterk toe). Gezien het geringe aantal studies was het niet mogelijk om potentiële publicatiebias te evalueren.


[1] In het voorgaande is alleen het preoperatief gebruik van immunonutritie besproken. In een apart hoofdstuk komt het post-/perioperatieve gebruik van immunonutritie aan de orde.

Voor de beantwoording van de uitgangsvraag is grotendeels gebruik gemaakt van de “ESPEN-richtlijn “Clinical nutrition in surgery (2017)”.

 

Ten aanzien van de rol van immunonutritie heeft de werkgroep zelf de actuele stand van de wetenschap uitgezocht: de werkgroep heeft twee systematische literatuuranalyses verricht met de volgende PICO-vraagstelling:

  1. Wat is bij patiënten* die (majeure) abdominale chirurgie ondergaan het effect van het preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan op de uitkomstmaten** in onderstaande tabel?
  2. Wat is bij patiënten* die hoofd/hals chirurgie ondergaan het effect van het preoperatief gebruik van immunonutritie in vergelijking met het niet gebruiken hiervan op de uitkomstmaten** in onderstaande tabel?

*subgroepen: ondervoede patiënten, goed gevoede patiënten en groepen van patiënten die deels uit ondervoede deels uit goed gevoede individuen bestaan.
**conform de definities/omschrijvingen in de studies; zie nadere toelichting onder samenvatting literatuur.

 

Majeure abdominale chirurgie en hoofd/hals chirurgie zijn de typen chirurgie waarvoor het meeste onderzoek is verricht naar immunonutritie. Daarom worden deze uitgebreid besproken. Voor immunonutritie en antioxidanten en ‘overige’ chirurgie’ wordt verwezen naar de bijlage Gebruik van antioxidanten en immunonutritie voor chirurgie.

 

Selectie- en exclusiecriteria:

Type studies

  • systematische reviews met meta-analyse van gerandomiseerde studies, met GRADE-beoordeling van de mate van zekerheid van de effectgroottes in relatie tot de voedingsstatus (‘ondervoed’, ‘goed gevoed’), met analyse van type immunonutritie, en met aandacht voor publicatiebias

Type patiënten

  • patiënten die (majeure) abdominale chirurgie ondergaan en al of niet ondervoed zijn
  • patiënten die hoofd/hals chirurgie ondergaan en al of niet ondervoed zijn

Interventie

  • preoperatief gebruik van immunonutritie (arginine, glutamine, omega-3, nucleotide, RNA) in combinatie of afzonderlijk

Controle

  • preoperatief gebruik van standaarddieet/geen immunonutritie

Type uitkomstmaten

  • mortaliteit
  • algehele complicaties
  • infectieuze complicaties
  • opnameduur ziekenhuis

Exclusiecriteria

  • niet-gerandomiseerde studies
  • systematische reviews zonder de hiervoor vermelde karakteristieken

 

D.d. 7 januari 2020 werd een literatuursearch uitgevoerd in Cochrane Library (CDSR en Central) met als belangrijkste trefwoorden: preoperative period; surgical procedures, operative; nutritional support/; immunonutrition; micronutrients/; fatty Acids, omega-3/; arginine/ or glutamine/; RNA/; nucleotides. De volledige zoekstrategie is op genomen in de zoekverantwoording. Er werden 147 systematic reviews gevonden in Medline en drie in Cochrane Database of Systematic Reviews. Van elf systematic reviews die op grond van titel/abstract aan de inclusiecriteria leken te voldoen, is de volledige tekst opgevraagd. Na lezing hiervan bleven drie systematic reviews over. De redenen voor exclusie van de overige acht staan vermeld in de evidence tabellen.

Deze systematic reviews zijn van goede methodologische kwaliteit en betreffen immunonutritie bij (majeure) abdominale chirurgie (Probst et al., 2017 en Zhang et al., 2019) en immunonutritie bij hoofd/hals chirurgie (Howes et al., 2018).[1]


[1] Een systematic review van goede methodologische kwaliteit heeft: een goed geformuleerde PICO en in- en exclusiecriteria; search in minimaal 2 literatuurdatabases; uitgebreide zoektermen; data-extractie in duplo; adequate beschrijving van de geïncludeerde studies; beoordeling van het risico op vertekende resultaten met de Cochrane tool; adequate meta-analysen, indien uitgevoerd.

  1. Aiko S, Kumano I, Yamanaka N, Tsujimoto H, Takahata R, Maehara T. Effects of an immuno-enhanced diet containing antioxidants in esophageal cancer surgery following neoadjuvant therapy. Dis Esophagus. 2012;25(2):137–145.
  2. Barker LA, Gray C,Wilson L, Thomson BNJ, Shedda S, Crowe TC. Preoperative immunonutrition and its effect on postoperative outcomes in well-nourished and malnourished gastrointestinal surgery patients: a randomised controlled trial. Eur J Clin Nutr 2013; 67: 802–807.
  3. Bozzetti F, Gianotti L, Braga M, Di Carlo V, Mariani L. Postoperative complications in gastrointestinal cancer patients: the joint role of the nutritional status and the nutritional support. Clin Nutr 2007;26:698e709.
  4. Braga M, Bissolati M, Rocchetti S, Beneduce A, Pecorelli N, Carlo V. Oral preoperative antioxidants in pancreatic surgery: a double-blind, randomized, clinical trial. Nutrition 2012; 28: 160–164.
  5. Burden S, Todd C, Hill J, Lal S. Pre-operative nutrition support in patients undergoing gastrointestinal surgery. Cochrane Database Syst Rev 2012;11. CD008879.
  6. Burden ST, Hill J, Shaffer JL, Campbell M, Todd C. An unblinded randomised controlled trial of preoperative oral supplements in colorectal cancer patients. J Hum Nutr Diet 2011;24:441e8.
  7. Correia MI, Caiaffa WT, da Silva AL, Waitzberg DL. Risk factors for malnutrition in patients undergoing gastroenterological and hernia surgery: an analysis of 374 patients. Nutr Hosp 2001;16:59e64.
  8. Falewee MN, Schilf A, BouIlers E, Cartier C, Bachmann P, Pressoir M, et al. Reduced infections with perioperative immunonutrition in head and neck cancer: exploratory results of a multicenter, prospective, randomized, double-blind study. Clinical Nutrition 2014;33:776-84.
  9. Figueiredo F, Dickson ER, Pasha T, Kasparova P, Therneau T, Malinchoc M, et al. Impact of nutritional status on outcomes after liver transplantation. Transplantation 2000;70:1347e52.
  10. Fujitani K, Tsujinaka T, Fujita J, Miyashiro I, Imamura H, Kimura Y et al.; Osaka Gastrointestinal Cancer Chemotherapy Study Group. Prospective randomized trial of preoperative enteral immunonutritionfollowed by elective total gastrectomy for gastric cancer. Br J Surg 2012; 99: 621–629.
  11. Fukuda Y, Yamamoto K, Hirao N, Nishikawa K, Maeda S, Haraguchi N, et al. Prevalence of malnutrition among gastric cancer patients undergoing gastrectomy and optimal preoperative nutritional support for preventing surgical site infections. Ann Surg Oncol 2015;(Suppl. 3):778e85.
  12. Gade J, Levring T, Hillingso J,Hansen CP, Andersen JR. The Effect of Preoperative Oral Immunonutrition on Complications and Length of Hospital Stay After Elective Surgery for Pancreatic Cancer–A Randomized Controlled Trial. Nutr Cancer. 2016;68(2):225–233.
  13. Gianotti L, Braga M, Nespoli L, Radaelli G, Beneduce A, Carlo V. A randomized controlled trial of preoperative oral supplementation with a specialized diet in patients with gastrointestinal cancer. Gastroenterology 2002; 122: 1763–1770.
  14. Giger-Pabst U, Lange J,Maurer C, Bucher C, Schreiber V, Schlumpf R et al. Short-term preoperative supplementation of an immunoenriched diet does not improve clinical outcome in well-nourished patients undergoing abdominal cancer surgery. Nutrition 2013; 29: 724–729.
  15. Heyland DK, Montalvo M, MacDonald S, Keefe L, Su XY, Drover JW. Total parenteral nutrition in the surgical patient: a meta-analysis. Can J Surg 2001;44:102e11.
  16. Hiesmayr M, Schindler K, Pernicka E, Schuh C, Schoeniger-Hekele A, Bauer P, et al. Decreased food intake is a risk factor for mortality in hospitalised patients: the NutritionDay survey 2006. Clin Nutr 2009;28:484e91.
  17. Hill GL. Impact of nutritional support on the clinical outcome of the surgical patient. Clin Nutr 1994;13:331e40.
  18. Hübner M, Cerantola Y, Grass F, Bertrand PC, Schäfer M, Demartines N. Preoperative immunonutrition in patients at nutritional risk: results of a double-blinded randomized clinical trial. Eur J Clin Nutr 2012; 66: 850–855.
  19. Jie B, Jiang ZM, Nolan MT, Zhu SN, Yu K, Kondrup J. Impact of preoperative nutritional support on clinical outcome in abdominal surgical patients at nutritional risk. Nutrition 2012;28:1022e7.
  20. Kitagawa H, Namikawa T, Yatabe T, et al. Effects of a preoperative immune-modulating diet in patients with esophageal cancer: a prospective parallel group randomized study. Langenbecks Arch Surg. 2017;402(3):531–538.
  21. Klein S, Kinney J, Jeejeebhoy K, Alpers D, Hellerstein M, Murray M, et al. Nutrition support in clinical practice: review of published data and recommendations for future research directions. Summary of a conference sponsored by the National Institutes of Health, American Society for Parenteral and Enteral Nutrition, and American Society for Clinical Nutrition. Am J Clin Nutr 1997;66:683e706.
  22. MacFie J, Woodcock NP, Palmer MD, Walker A, Townsend S, Mitchell CJ. Oral dietary supplements in pre- and postoperative surgical patients: a prospective and randomized clinical trial. Nutrition 2000;16:723e8.
  23. McCarter MD, Gentilini OD, Gomez ME, Daly JM. Preoperative oral supplement with immunonutrients in cancer patients. JPEN J Parenter Enteral Nutr 1998; 22: 206–211.
  24. Meyenfeldt von MF, Meijerink WJ, Rouflart MM, Builmaassen MT, Soeters PB. Perioperative nutritional support: a randomised clinical trial. Clin Nutr 1992;11:180e6.
  25. Mikagi K, Kawahara R, Kinoshita H, Aoyagi S. Effect of preoperative immunonutrition in patients undergoing hepatectomy; a randomized controlled trial. Kurume Med J. 2011;58(1):1–8.
  26. Morais AA, Santos JE, Faintuch J. Comparative study of arginine and glutamine supplements in malnourished surgical patients. Rev Hosp Clin Fac Med Sao Paulo 1995; 50: 276–279.
  27. Nakamura K, Kariyazono H, Komokata T, Hamada N, Sakata R, Yamada K. Influence of preoperative administration of omega-3 fatty acid-enriched supplement on inflammatory and immune responses in patients undergoing major surgery for cancer. Nutrition 2005; 21: 639–649.
  28. Pikul J, Sharpe MD, Lowndes R, Ghent CN. Degree of preoperative malnutrition is predictive of postoperative morbidity and mortality in liver transplant recipients. Transplantation 1994;57:469e72.
  29. Plöchl W, Pezawas L, Artemiou O, Grimm M, Klepetko W, Hiesmayr M. Nutritional status, ICU duration and ICU mortality in lung transplant recipients. Intensive Care Med 1996;22:1179e85.
  30. Pronio A, Di Filippo A, Aguzzi D, et al. [Treatment of mild malnutrition and reduction of morbidity in major abdominal surgery: randomized trial on 153 patients]. Clin Ter. 2008;159(1):13–18.
  31. Schwebel C, Pin I, Barnoud D, Devouassoux G, Brichon PY, Chaffanjon P, et al. Prevalence and consequences of nutritional depletion in lung transplant candidates. Eur Respir J 2000;16:1050e5.
  32. Scholte, R, Lammers, M., Kok, L. De waarde van diëtetiek bij ondervoede patiënten in het ziekenhuis. Amsterdam: SEO, 2015.
  33. Selberg O, Bottcher J, Tusch G, Pichlmayr R, Henkel E, Muller MJ. Identification of high- and low-risk patients before liver transplantation: a prospective cohort study of nutritional and metabolic parameters in 150 patients. Hepatology 1997;25:652e7.
  34. Stephenson GR, Moretti EW, El-Moalem H, Clavien PA, Tuttle-Newhall JE. Malnutrition in liver transplant patients: preoperative subjective global assessment is predictive of outcome after liver transplantation. Transplantation 2001;72:666e70.
  35. Veteran Affairs. Perioperative total parenteral nutrition in surgical patients. The Veterans Affairs Total Parenteral Nutrition Cooperative Study Group. N Engl J Med 1991;325:525e32.
  36. Zhang B, Najarali Z, Ruo L, et al. Effect of Perioperative Nutritional Supplementation on Postoperative Complications-Systematic Review and Meta-Analysis. J Gastrointest Surg. 2019;23(8):1682‐1693. doi:10.1007/s11605-019-04173-5

Gebruik van antioxidanten voor majeure abdominale chirurgie en hoofd/hals chirurgie; gebruik van immunonutritie en antioxidanten voor ‘overige’ chirurgie.

Er werden geen systematische reviews gevonden die aan de volgende inclusiecriteria voldeden: (1) systematische reviews met meta-analyse van gerandomiseerde studies, (2) met GRADE-beoordeling van de mate van zekerheid van de effectgroottes in relatie tot de voedingsstatus (‘ondervoed’, ‘goed gevoed’, (3) met analyse van type immunonutritie, en (4) met aandacht voor publicatiebias:

  • Er werd één systematische review (Avenell et al., 2016) gevonden waarin het effect (van multinutriënt supplementen) in verband met chirurgie van heupfracturen werd gedifferentieerd naar gelang de voedingsstatus (malnourished, not malnourished), maar voor aminozuren, vitamines en mineralen werd dit niet gedaan.
  • Noch voor de majeure abdominale chirurgie noch voor de hoofd/hals chirurgie werden reviews gevonden die resultaten rapporteerden over antioxidanten (vitamines, mineralen).

Om toch een overzicht te bieden van het effect van immunonutritie en antioxidanten van ‘overige’ chirurgie van de afgelopen 10 jaar is gekeken over welk type chirurgie het meest is gerapporteerd. Dat is de hartchirurgie.

 

Reference [preoperative/postoperative use of nutrient]

Outcomes

 

Outcome atrial fibrillation

Acute kidney injury

Mortality

Postoperative complications

Length of stay (LOS)

Antioxidants in cardiac surgery

Ali- Hasan- Al- Saegh, S., et al. (2016) [?]

N-acetylcysteine (NAC) (OR=0.5; P=.001), vitamin C (OR=0.4; P=.001)

Only NAC: (OR=0.7; P=.01)

NAC: (OR=0.3; P=.03)

 

 

Baker, W. L. and C. I. Coleman (2016) [preoperative and/or postoperative use]

Vitamin C: odds ratio, 0.44; 95% confidence interval [CI], 0.32 to 0.61

 

 

 

(ICU) LOS (difference in means, -0.24 day; 95% CI, -0.45 to -0.03 day), and total hospital LOS (difference in means, -0.94 day; 95% CI, -1.65 to -0.23 day

Geng, J., et al. (2017) [preoperative and/or postoperative use]

Antioxidant vitamins: relative risk: 0.55, 95% CI 0.42, 0.73, P < 0.0001)

 

 

Relative risk: 0.72, 95% CI 0.48, 1.08, P = 0.11

Difference in means: -0.68 day, 95% CI -0.98, -0.39, P < 0.00001

Guo, X. Y., et al. (2014

[preoperative and/or postoperative use])

Combination therapy with PUFA and vitamins C and E: OR: 0.32; 95%CI: 0.17-0.60; P=0.0005

 

 

 

 

Hemila, H. and T. Suonsyrja (2017)[preoperative and/or postoperative use]

Vitamin C: In trials carried out in the USA: RR = 1.04 (95% CI: 0.86-1.27). In trials conducted outside of the USA: RR = 0.56 (95% CI: 0.47-0.67).

 

 

 

 

Hill, A., et al. (2019) [preoperative and/or postoperative use]

Vitamin C: decreased the incidence of atrial fibrillation (p = 0.008)

 

no significant effects on in-hospital mortality (p = 0.76)

 

decreased ICU length-of-stay (p = 0.004), and hospital length-of-stay (p < 0.0001)

Putzu, A., et al. (2019) [preoperative and/or postoperative use]

Vitamin C: relative risk: 0.64; 95% CI, 0..52 - 0.78; p < 0.0001)

 

 

 

ICU LOS: standardized mean difference, -0.28 day; 95% CI, -0.43 to -0.13 d; p = 0.0003

Hospital LOS: standardized mean difference, -0.30 d; 95% CI, -0.49 to -0.10 d; p = 0.002

Shi, R., et al. (2018) [preoperative and postoperative use]

Vitamin C: relative risk: 0.68, 95% confidence interval [CI]: 0.54 to 0.87, P = 0.002

 

 

 

ICU LOS: difference in means: -0.24 days, 95% CI: -0.45 to -0.03, P = 0.023),

hospital LOS: difference in means: -0.95 days, 95% CI: -1.64 to -0.26, P = 0.007),

Conclusion per outcome measure, by Dutch guideline panel on perioperative nutritional support

Most systematic reviews on vitamin C (or combined with E) use show an appreciable decreased risk of atrial fibrillation

One systematic review on NAC use shows an appreciable decreased risk of acute kidney injury

Systematic reviews on antioxidants use show conflicting results

One systematic review on antioxidant vita-mins shows an uncertain reduction in risk of postoperative complications

Most systematic reviews show a LOS reduction of less than one day, which is of questionable relevance.

Immunonutrients in cardiac surgery

Ali- Hasan- Al- Saegh, S., et al. (2016)[?]

PUFA (OR=0.8; P=.01)

 

 

 

 

Armaganijan, L., et al. (2011) [preoperative use]

N-3 polyunsaturated fatty acid use was not associated with a reduction in postoperative atrial fibrillation. Similar results were observed when the open-label study was excluded.

 

 

 

 

Benedetto, U., et al. (2013) [preoperative and/or postoperative use]

N-3 PUFA: [risk ratio 0.89; 95% confidence interval (CI) 0.55-1.44; P=0.63]

 

 

 

 

Costanzo, S., et al. (2013) [preoperative use]

N-3 PUFA: (odds ratio, 0.75; 95% CI, 0.57-1.00; P =.05).

 

 

 

 

Guo, X. Y., et al. (2014)[ preoperative and postoperative use]

N-3 PUFA: odds ratio 0.76; 95% confidence interval [CI]: 0.57-1.03; P=0.08.

 

 

 

 

Langlois, P. L., et al. (2017) [preoperative and/or postoperative use]

N-3 PUFA: Odds Ratio = 0.78, 95% CI 0.68 to 0.90; P = 0.004

 

No effects on mortality

 

ICU LOS: difference in means: -2.95, 95% confidence interval, CI -10.28 to 4.39, P = 0.43).

hospital LOS: difference in means: -1.37, 95% CI -2.41 to -0.33; P = 0.010

Mariani, J., et al. (2013)[?]

N-3 PUFA: relative risk: 0.86; 95% CI, 0.71 to 1.04; a funnel plot suggested publication bias

 

 

 

 

Wang, H., et al. (2018) [preoperative use]

N-3 PUFA: relative risk: 0.68 [0.47-0.97], P = 0.03

 

 

 

 

Conclusion per outcome measure by Dutch guideline panel on perioperative nutritional support

Most systematic reviews on N-3 polyunsaturated fatty acid use show a moderate to small decrease in risk (<25% risk reduction).

No data

One systematic review shows N-3 polyunsaturated fatty acid use do not decrease mortality

No data

One systematic review shows a decreased ICU and hospital LOS, but ICU LOS decrease is very uncertain

 

Tabel exclusie na het lezen van het volledige artikel

Nr

Reference

Reason for exclusion

  1.  

Bjelakovic, G., et al. (2017). "Vitamin D supplementation for chronic liver diseases in adults." Cochrane Database of Systematic Reviews 11: CD011564.

No surgery

  1.  

Fuentes Padilla, P., et al. (2019). "Early enteral nutrition (within 48 hours) versus delayed enteral nutrition (after 48 hours) with or without supplemental parenteral nutrition in critically ill adults." Cochrane Database of Systematic Reviews 10: 31.

No surgery

  1.  

Joffe, A., et al. (2016). "Nutritional support for critically ill children." Cochrane Database of Systematic Reviews(5): CD005144.

No surgery

  1.  

Mehta, N. M., et al. (2017). "Guidelines for the Provision and Assessment of Nutrition Support Therapy in the Pediatric Critically Ill Patient: Society of Critical Care Medicine and American Society for Parenteral and Enteral Nutrition." Jpen: Journal of Parenteral & Enteral Nutrition 41(5): 706-742.

Guideline, not systematic review

  1.  

Perman, M. I., et al. (2018). "Prescribed hypocaloric nutrition support for critically-ill adults." Cochrane Database of Systematic Reviews 6: CD007867.

Nutritional intervention for hypocaloric nutrition

  1.  

Song, G. M., et al. (2017). "Systematic review with network meta-analysis: comparative efficacy of different enteral immunonutrition formulas in patients underwent gastrectomy." Oncotarget 8(14): 23376-23388.

Gastrectomy only; no results pertaining to patients with different nutritional status (malnourished etc.)

  1.  

Viecelli, A. K., et al. (2018). "Omega-3 Polyunsaturated Fatty Acid Supplementation to Prevent Arteriovenous Fistula and Graft Failure: A Systematic Review and Meta-analysis of Randomized Controlled Trials." American Journal of Kidney Diseases 72(1): 50-61.

Only omega-3

  1.  

Tam, K. W., et al. (2018). "Omega-3 fatty acids for dialysis vascular access outcomes in patients with chronic kidney disease." Cochrane Database of Systematic Reviews 11: CD011353.

No surgery; Only omega-3

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2022

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2022

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Uiterlijk in 2026 bepaalt het bestuur van de NVA en het bestuur van de NVvH of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen, indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De NVA en de NVvH zijn als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijken voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid, en informeren de eerstverantwoordelijken over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door J.J.A. de Beer, zelfstandig richtlijnmethodoloog en B.S. Niël-Weise, zelfstandig richtlijnmethodoloog, en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de revisie is het ontwikkelen van een up-to-date multidisciplinaire richtlijn over het periprocedureel nuchterbeleid en het perioperatieve voedingsbeleid bij volwassenen en kinderen om daarmee de zorg voor deze patiënten in Nederland te optimaliseren.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle zorgverleners, die betrokken zijn bij volwassenen en kinderen die een procedure ondergaan middels sedatie en/of anesthesie en derhalve betrokken zijn bij het perioprocedureel voedingsbeleid.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor periprocedurele patiënten.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende 2,5 jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. M.F.M. van Stijn (voorzitter), anesthesioloog | kinderanesthesioloog, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC; NVA
  • Dr. J.P.M. Derikx, (vicevoorzitter) (kinder)chirurg, Amsterdam Universitair Medische Centra, locaties AMC en VUmc; NVvH
  • Prof. dr. S.W.M. Olde Damink, chirurg, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVvH
  • Dr. M.D.P. Luyer, chirurg, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven; NVvH
  • Dr. J.B. Bijker, anesthesioloog, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede; NVA
  • Drs. V.L.M. Tjoa, anesthesioloog, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam; NVA
  • Dr. S.C.A.T. Verbruggen, kinderarts-intensivist, Erasmus Medisch Centrum – Sophia, Rotterdam; NVK
  • Dr. M.R. Soeters, internist-endocrinoloog, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC, Amsterdam; NIV
  • Dr. J.W. Kruimel, maag-darm-leverarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVMDL
  • Dr. D. Keszthelyi, maag-darm-leverarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht; NVMDL
  • Dr. C.M. van der Beek, AIOS MDL, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht, NVMDL
  • BSc, E. Steenhagen, diëtist, Universitair Medisch Centrum Utrecht; NVD
  • MSc, W. Kastelijn, kinderdiëtist, Erasmus Medisch Centrum – Sophia, Rotterdam; NVD
  • Maaike Kroon, voedingsverpleegkundige, tot december 2019

 

Meelezers

  • Dr. K.W. Reisinger, chirurg, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc; NVvH
  • Dr. J.S. Lagas, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog, Diakonessenhuis Utrecht-Zeist-Doorn, locatie Utrecht; NVZA
  • Dr. J. Ooms, SEH-arts, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam; NVSHA
  • Judith Beurkens, voedingsverpleegkundige; V&VN Maag Darm Lever – netwerk

 

Met ondersteuning van

  • Drs. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), zelfstandig richtlijnmethodoloog, Deventer
  • Dr. ir. J.J.A. de Beer, zelfstandig richtlijnmethodoloog, Utrecht

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij de NVA, een overzicht vindt u hieronder:

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Steven

Olde Damink

Chirurg

 

  • 2017 – present Professor of Surgery, Medizinische Fakultaet, RWTH Aachen University, Germany (0,5 Fte);
  • 2016(9) – present Head of the Division of Liver & Digestive Health, School of Nutrition and Translational Research in Metabolism (NUTRIM), Maastricht University
  • 2015(7) – present Professor of Surgery (Personal chair), Maastricht University Medical Centre +, Chair of Translational Research Gastrointestinal Surgery;
  • 2012 – present Director Research Laboratories, Department of Surgery, Maastricht University Medical Centre+, Maastricht;
  • 20115(10) – present GI and HPB Surgeon Department of General Surgery, Maastricht University Medical Centre +, Maastricht.

 

geen

  • Founder, shareholder and scientific advisor of
  • 1. Synmabtix B. V. joint venture which has the objective to develop therapeutic antibiotics.
  • 2. Adjutec BV, a JV that develops personalized tumor vaccines for pancreatic and liver cancer.
  • 3. Dutch Screening Group BV, a JV that focusses on medical screenings and personalization of care using Organoids.

 

Patents:

1.US Patent Application No. 15/760,769 – Methods of promoting hepatic regeneration (2017).

2. European Patent Application No. 18164360.2 – Method for the diagnosis of biliary tract diseases (2018).

3.European Patent Application No. 18164367.7 – Method for the diagnosis of biliary tract diseases (2018).

geen

Research Grants:

  • 2018: Nutricia Research Foundation. Co-applicant of project: Systemic bioavailability of enteral protein-bound versus free amino acid nutrition for intestinal malabsorption in critical illness. Amount 50.000,- euro.
  • 2017: Fresenius Kabi: Principle Investigator of Investigator Initiated Trial Agreement (Glut-003-IP1). Title: Metabolic fate of amino acids derived from muscular protein breakdown in specific patients. Amount: 250.000,-euro
  • 2015: Fresenius Kabi: Sponsoring of Hospitality of attending the ESCIM meeting in Berlin. Amount 1000,- euro.
  • 2013: Covidien: Unrestricted Educational Grant for organizing liver surgery traing in large animals. Amount: 13.000,- euro.
  • 2013: Baxter. Principle Investigator of Investigator Initiated Trial (GHOL6273). Title: Potential prevention of parenteral nutrition associated liver disease and intestinal failure associated liver disease by stimulation of the Farnesoid X receptor. Amount 120.000,- euro.

niet van belang

niet bekend.

Joep Derikx

Kinderchirurg

geen

geen

geen

Ik heb wel enkele extern gefinancierde studies, echter niks op het gebied van voeding.

geen

geen

Misha Luyer

Chirurg

  • Proctor Medtronic
  • Voorzitter Oncozon GE werkgroep (onbetaald)

geen

geen

  • KWF grant 300.000 euro NUTRIENT II trial
  • Medtronic research grant 50.000 euro (NUTRIENT II studie)
  • Galvani bioelectronics 90.000 euro
  • Nutricia research grant 250.000 euro (SANICS II studie)
  • ZonMW grant 220.000 euro (SANICS II studie)
  • Fondsnutsohra grant 80.000 euro, SANICS II studie

geen

geen

Mireille

van Stijn

Anesthesioloog

  • arts in medisch team Circuit Zandvoort (vergoeding hiervoor via Witte Kruis)
  • bestuurslid NESPEN (Netherlands Society of Parenteral and Enteral Nutrition) (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

Jilles

Bijker

Anesthesioloog,

  • WMO deskundig arts lid van de METC van de Wageningen universiteit.

geen

geen

geen

geen

geen

Liang

Tjoa

Anesthesioloog

Chief Medical Information Officier (Antoni van Leeuwenhoek-Nederlands Kanker Instituut) (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

Sascha

Verbruggen

Kinderarts;

Wetenschappelijk onderzoeker ‘metabolisme en voeding van het kritiek zieke kind’

Voorzitter ESPNIC Metabolism and Nutrition section (onbetaald)

geen

geen

  • Sophia Foundation Scientific Research (SSWO): “Continuous versus intermittent nutrition in pediatric intensive care-ContinNUPIC 2018
  • Nutricia Research BV: Clinical and mechanistic aspects of enteral insufficiency in paediatric intensive care 2017
  • ESPEN Research Grant 2016: Long-term consequences of caloric restriction during the first week of pediatric critical illness 2016
  • Sophia Foundation Scientific Research (SSWO): Neurocognitive outcome after critical illness: the role of phthalate exposure from medical devices-MEDIPLASTICS-2016
  •  AGIS zorginovatie: Long-term outcome of caloric restriction during the first week of paediatric critical illness

2015

geen

Speakers fee voor presentaties voor Nutricia Advanced Medical Research en Baxter

Maarten

Soeters

Internist Endocrinoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Joanna

Kruimel

MDL-arts; opleider MDL MUMC+;

Lid stuurgroep Herstelvoeding MUMC+

  • Secretaris Commissie Voeding, NVMDL, onbetaald.

geen

geen

geen

geen

geen

Daniel

Keszthelyi

MDL-arts,;

Lid voedingsteam MUMC+

  • Raad van Advies, Prikkelbare darmsyndroom Belangenvereniging (PDSB), onbetaald
  • Lid taskforce NGM NVMDL (onbetaald)
  • Lid sectie Neurogastroenterologie NVGE (onbetaald)
  • Raad van Aanbeveling PDS therapeuten (onbetaald)

geen

geen

Actieve research grants:

  • 2014 ZonMw GGG onderzoek naar pepermunt olie bij PDS
  • 2014 Will Pharma onderzoek naar nieuwe formulering pepermunt olie bij PDS (co-financiering van bovenstaande)
  • 2016 ZonMw GGG onderzoek met nortriptyline bij functionele dyspepsie
  • 2018 ZonMw DO onderzoek online vs conventionele hypnotherapie bij PDS
  • 2018 MLDS innovatie grant opzetten van expertisecentra PDS in Nederland
  • 2014 Stichting Sint Annadal onderzoek van viscerale perceptie middels functionele MRI van de hersenen
  • 2014 Grunenthal GmbH ESM technologie ontwikkeling voor pijnmeting
  • 2017 Allergan Ltd. Onderzoek met linaclotide en ESM bij PDS-C
  • Lid werkgroep richtlijn chronische buikpijn NVVH
  • Lid werkgroep keuzehulp PDS
  • Lid werkgroep Europese richtlijn functionele dyspepsie/gastroparese

geen

Elles

Steenhagen

Diëtist

  • Lid netwerk CHIODAZ (Chirurgie Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen) van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD; onbetaald)

geen

geen

Research grants:

  • 2014-2018 Physical ExeRcise Following Esophageal Cancer Treatment (PERFECT) Study:

Effects of physical exercise after esophageal cancer surgery: a randomized clinical trial; World Cancer Research Fund The Netherlands

  • 2018 - 2020 PRIOR study; operatie bij slokdarmkanker: fit aan de start! Stichting Vrienden Intergrale Oncologische Zorg (VIOZ)

geen

geen

Kirsten

van der Beek

Arts-assistent in opleiding tot specialist Maag-, Darm- en Leverziekten, MUMC+

  • Lid Commissie Voeding, NVMDL. Onbetaald.

geen

geen

geen

geen

geen

Wendy

Kastelijns

Diëtist

Lid KODAZ netwerk (kinderdietisten) overleg academische ziekenhuizen), onbetaald

geen

geen

geen

geen

geen

K. Reisinger

Chirurg, fellow Traumachirurgie

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Jurien Lagas

Ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

J. Ooms

SEH-arts

Docent ExpertCollege

geen

geen

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de Patiëntenfederatie Nederland uit te nodigen een werkgroeplid te mandateren. De Patiëntenfederatie heeft aangegeven niet deel te nemen in de werkgroep, maar wel als meelezer te willen participeren. Verder werd er aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door in de voorbereidende fase de Patiëntenfederatie Nederland te vragen om schriftelijke input omtrent knelpunten en aandachtspunten. Ook tijdens de commentaarfase is de Patiëntenfederatie Nederland gevraagd om input.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren, die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie het implementatieplan).

Werkwijze

Om redenen van gebruiksvriendelijkheid werd de herziene richtlijn opgesplitst in 3 delen:

  • Deel I: Periprocedureel nuchterbeleid
  • Deel II: Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij volwassenen
  • Deel III: Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij kinderen

 

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers et al., 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitters van de werkgroep en de adviseur welke onderwerpen moesten worden herzien. Deze werden met de werkgroep besproken. Tevens werd aan de volgende organisaties gevraagd om knelpunten aan te dragen:

Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Nederlandse Orthopedische Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie, Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie, Nederlandse Vereniging voor Urologie, Nederlandse Vereniging Intensive Care, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlands Huisartsen Genootschap, Nederlands Genootschap van Abortusartsen, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie en Nederlandse Vereniging voor Radiologie.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant waren, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende resultaten (bias) voor de afzonderlijke uitkomstmaten te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias tabel.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.3 en GRADEpro (voor risicoverschillen).

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE (Guyatt et al., 2008). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een diagnostische of therapeutische interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte (tabel 1 en 2).

 

Tabel 1. Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect.

 

 

Redelijk

Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt.

 

 

Laag

Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect.

 

 

Zeer laag

Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect.

 

Tabel 2. De kwaliteit van bewijs werd bepaald op basis van de volgende criteria

Type bewijs

Voor studies over therapeutische interventies:

RCT start in de categorie ‘hoog’. Observationele studie start in de categorie ‘laag’. Alle overige studietypen starten in de categorie ‘zeer laag’.

Afwaarderen

‘Risk of bias’

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Inconsistentie

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Indirect bewijs

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Onnauwkeurigheid

- 1 Ernstig

- 2 Zeer ernstig

 

Publicatiebias

- 1 Waarschijnlijk

- 2 Zeer waarschijnlijk

Opwaarderen

Groot effect

+ 1 Groot

+ 2 Zeer groot

 

Dosis-respons relatie

+ 1 Bewijs voor gradiënt

 

Alle plausibele ‘confounding’

+ 1 zou een effect kunnen reduceren

+ 1 zou een tegengesteld effect kunnen suggereren terwijl de resultaten geen effect laten zien.

 

Formuleren van de conclusies

Een conclusie verwijst niet naar één of meer artikelen, maar wordt per uitkomstmaat getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Er is naar gestreefd de conclusies zo uniform mogelijk te formuleren. Daarbij is gebruik gemaakt van suggesties van de GRADE Working Group (Santesso et al., 2019).

 

Overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang (Alonso-Coello et al., 2016).

Genoemd kunnen worden:

  • kosten,
  • waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en behandelaars met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg,
  • balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies,
  • aanvaardbaarheid van interventies,
  • haalbaarheid van een aanbeveling.

 

Bij voorkeur wordt ook voor deze aspecten naar wetenschappelijk bewijs gezocht. De werkgroep die deze richtlijn heeft opgesteld, heeft hiervan afgezien omdat de hiervoor benodigde tijd in geen verhouding zou staan tot de verwachte opbrengst. De werkgroep heeft, daar waar dit noodzakelijk werd geacht, op basis van eigen ervaring en expertise de hiervoor genoemde aspecten geïnventariseerd.

 

Deze aspecten worden besproken na de ‘conclusie’ onder het kopje ‘overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. Dit is afhankelijk van het gewicht dat wordt toegekend aan kosten, (de balans van) gewenste of ongewenste effecten en andere onder de overwegingen genoemde factoren.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in deel II.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werd een kwaliteitsindicator ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de methodiek zoals beschreven in Beersen et al. (2007) en De Koning et al. (2007).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Wanneer hiervoor geen of nauwelijks relevante studies beschikbaar waren, is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in de Kennislacunes van de afzonderlijke richtlijndelen.

 

Bijzonderheden ten aanzien van werkwijze richtlijn deel II “Pre- en postoperatief voedingsbeleid van volwassen patiënten die een chirurgische ingreep ondergaan”

De werkgroep heeft de aanbevelingen uit de ESPEN-richtlijn “Clinical nutrition in surgery (2017)” als vertrekpunt genomen voor dit te reviseren richtlijnonderdeel.

Hiertoe werd eerst de ESPEN-richtlijn met het AGREE-instrument beoordeeld. Hieruit kwam naar voren dat er vanwege ontbrekende details over de zoekstrategie enige onzekerheid bestaat of alle relevante studies zijn geïncludeerd. Daarnaast vond de beoordeling van de bewijskracht van de literatuur niet geheel state-of-the-art plaats. Zo werd de bewijskracht niet gedifferentieerd per uitkomstmaat en werd onvoldoende rekening gehouden met inconsistentie en gebrek aan precisie van uitkomsten. Op grond hiervan kan niet worden uitgesloten dat sommige aanbevelingen te sterk of te zwak zijn geformuleerd. De volledige beoordeling met het AGREE-instrument ligt ter inzage bij het secretariaat.

Hoewel de ESPEN-richtlijn methodologisch dus niet aan de AGREE-criteria voldoet, worden volgens de werkgroep deze aanbevelingen in Nederland inhoudelijk breed gedragen. De aanbevelingen uit de genoemde ESPEN-richtlijn zijn dan ook grotendeels geadapteerd, waarbij onder het kopje “overwegingen” de relevante literatuur uit de Europese richtlijn werd samengevat of onderbouwd werd aangegeven waarom aanbevelingen zijn aangepast of toegevoegd. De in de ESPEN-richtlijn vermelde bewijskracht ten aanzien van de literatuur werd niet overgenomen, omdat men voor het beoordelen van de bewijskracht in Nederland een andere methodiek gebruikt.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. Tevens is de richtlijn voorgelegd aan de organisaties die ook tijdens de knelpuntanalyse betrokken waren. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuurlijst

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089.

Beersen, A. N., Kallewaard, M., Croonenburg, J.J., Everdingen van, J.J.E. en Barneveld van, T.A., Handleiding indicatoren-ontwikkeling. 2007.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ 2010;182:E839-42.Guyatt et al., 2008Guyatt GH, Oxman AD, Vist GE, Kunz R, Falck-Ytter Y, Alonso-Coello P, Schünemann HJ; GRADE Working Group (2008). GRADE: an emerging consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ. 336: 924-6.

De Koning, J., Smulders, A. en Klazinga, N. Appraisal of Indicators through Research and Evaluation (AIRE). 2007.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Santesso N, Glenton C, Dahm P, Garner P, Akl EA, Alper B, Brignardello-Petersen R, Carrasco-Labra A, De Beer H, Hultcrantz M, Kuijpers T, Meerpohl J, Morgan R, Mustafa R, Skoetz N, Sultan S, Wiysonge C, Guyatt G, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE guidelines 26: informative statements to communicate the findings of systematic reviews of interventions. J Clin Epidemiol. 2020 Mar;119:126-135.

Weimann A, Braga M, Carli F, Higashiguchi T, Hübner M, Klek S, Laviano A, Ljungqvist O, Lobo DN, Martindale R, Waitzberg DL, Bischoff SC, Singer P. ESPEN guideline: Clinical nutrition in surgery. Clin Nutr. 2017 Jun;36(3):623-650. doi: 10.1016/j.clnu.2017.02.013. Epub 2017 Mar 7.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Deel III - Pre- en postoperatief voedingsbeleid bij kinderen (inclusief IC)