Epitheliaal Ovariumcarcinoom

Initiatief: NVOG Aantal modules: 40

Intraperitoneale chemotherapie (hoog stadium) bij epitheliaal ovariumcarcinoom

Deze module is onderverdeeld in de volgende submodules:

  • IP chemotherapie na primaire debulking
  • IP chemotherapie na NACT

Onderbouwing

Refe-rentie

 

(1)

Mate van bewijs

 

(2)

Studie type

 

(3)

Aantal patiënten

 

(4)

Patiënten

kenmerken

 

(5)

Inclusie criteria

 

(6)

Interventie

(incl. duur, dosering)

 

(7)

Controle

 

 

(8)

Uitkoms-tmaten

Incl follow up

(9)

Effectmaat

Resultaat

 

(10)

 

Overige

opmerkingen

 

(11)

Elit

2007

A1

SR

 

7 RCT's

1806

Stadium III

Search tot 2006

Inclusie: RCT's, IP vs IP first line, FIGO III  EOC, only English

(component) IP chemotherapie

IV chemo-therapie

Survival (IP vs IV)

 

Bijwerkingen

Complicaties (catheter)

 

 

QoL (1 studie)

PFS :  RR= 0.91 CI 0.85-0.98

OS : RR= 0.88 CI: 0.81-0.95

Beschrijving  klachten in RCT's

In ≥10%-en ≥16% zijn catheter complicaties de primaire factor voor overstap naar IV therapie,

IP groep: QoL meer aangedaan bij start, slechtere QoL na 3de kuur en  3 en 6 wkn na behandeling, 1jr later geen verschil

Verschillende chemo schemata

Analyses niet over alle studies

Jaaback

2007

A1

SR

 

8 RCT's (minder in meta-analyses)

 

 

1819

Stadium II-IV

Search: 1951-2007

Inclusie: RCT, EOC primair na debulking, alle stadia

(component) IP chemotherapie

IV chemo-therapie

Follow-up: 1x ?, 46, 50 rest >60 mths

Survival (IP tov IV)

DFS

Toxicity

 

 

 

 

 

 

 

QOL (1 studie)

 

 

OS: HR =0.80 CI: 0.71-0.90

DFS: HR =0.79 CI: 0.69-0.90

Koorts: RR 1,92 CI: 1.20-3.06

Moeheid : RR 3,63 CI 1.95-6.74

GI : RR 1.60 CI : 1.13-2.25

Infectie: RR 2.78 CI: 1.60-4.82

Metabool : RR 4.38 CI: 2.68-7.15

Pijn : RR 8.13 CI: 4.11-16.10

Alopecia : RR 0.67 CI: 0.46-0.99

NS: anemie, H&V

IP groep: QoL meer aangedaan bij start, slechtere QoL na 3de kuur en  3 en 6 wkn na behandeling, 1jr later geen verschil

Verschillende chemo schemata, ook tussen IP en IV en geen gebruik van de standaard van nu (carbo/taxol)

Heterogene data voor toxiciteit

Analyses niet over alle studies

Hess

2007

A1

SR and meta-analysis

 

6RCT's

1716

 

Search 1990-2006

Inclusie: RCT's, IP cisplatin (analyse verschillende dosis gedaan), EOC, alle stadia (wel analyse III/IV gedaan)

IP chemotherapie met tenminste cisplatin

IV chemo-therapie

Follow-up niet genoemd

Survival (PFS en OS)

 

 

 

 

Toxicity (IP tov IV)

 

 

Pooled HR for PFS (IP compared to iv) = 0,79 (CI : 0.69-0.91  P= .0001)

Pooled HR for OS = 0.80 (CI 0.70-0.91 P= .0007)

g.i. sympt: OR 1.95 CI 1.17-3.24 P=.01

koorts: OR 1.7 CI: 1.02-2.84 P=.04

Ototox: OR 0.38 CI: 0.19-0.73  P=.004

≥ gr 3 leukopenie: OR 1.07 CI -.66-1.75

HB tox: OR 0.88 CI: 0.58-1.35

Trombo: OR 1.5 CI: 0.32-7.04

Neurotox: OR 1.21 CI: 0.59-2.49

Death : OR 1.4  CI: 0.50-3.97 

Verschillende chemoschemata

Analyses niet over alle studies

Fung Kee

2007

A1

SR

 

8 RCT's

1826

 

Search tot dec 2006:  standards on IP chemo and/or RCT's met EOC stadium II-IV patienten IP vs IV

(component) IP chemotherapie

IV chemo-therapie

5-yrs Survival (IP vergeleken met IV, 6 studies gepooled)

Toxiciteit

Complications

 

 

 

 

 

 

QoL(1 studie)

RR 0.88 CI 0.81-0.95

 

 

Opsomming van 3 studies; sign meer bijwerkingen bij IP (leokopenie, trombocytopenie, infectie, metabool, g.i., neurologisch, neutropenie, buikpijn)

Inconsistency in catheter related problems

IP groep: QoL meer aangedaan bij start, slechtere QoL na 3de en 6de  kuur, 1jr later geen verschil

Pten met lage baseline QoL vaker geen complete IP behandeling

Geen systematische beoordeling kwaliteit oz

Verschillende chemoschemata

Analyses niet over alle studies, toxiciteit per studie beschreven

Fujiwari

2007

-

Review

 

 

?

 

 

 

 

Geen beschrijving zoekstrategie of selectie.

Petignat

2007

-

Review

 

 

Search:1966-2006

 

 

Zie Jaaback

Zie Jaabak

Herhaalt uitkomsten Jaabak

Kyrgiou

2006

-

Systematic multiple treatment meta-analysis

 

198 trials, 120 regimes, 38440 patienten

Search: 1965 - 2006

Alle RCT's EOC als  tenmiste 2 soorten behandeling vergeleken werden

 

 

Probability for the  regimen with the best prolonged survival

Schema met een combinatie van op platinum en taxanen gebaseerde chemotherapie intraperitoneaal toegediend.

RRR= 55% CI: 39-67% voor sterfte vs. niet-intraperitoneaal, en zonder platinum of taxanen gebaseerde chemotherapie

Multiple treatment meta-analysis

Fujiwara 2005

-

Review

 

 

?

 

 

 

 

Geen beschrijving zoekstrategie of selectie. Zegt naar carboplatin te kijken, beschrijft studies zonder

Hogberg

2001

-

Review

 

 

 

 

 

 

 

Elders zoekstrategie etc beschreven. Kijkt naar alle chemo effecten bij EOC

NIET compleet

  1. Bibliografische referentie: auteur, titel, tijdschrift, volume, jaar, pagina.
  2. Mate van bewijs: classificatie CBO voor therapiestudies.
  3. Studietype: meta-analyse/SR, RCT, CT, cohort, patientcontrole, observationeel etc.
  4. Aantal patiënten: totaal aantal patiënten geincludeerd in de studie, aantal patienten geincludeerd in elke arm; aantal patienten aan begin en aantal dat studie volmaakte.
  5. Patiënten kenmerken: indien relevant: leeftijd, sexe, ethniciteit, comorbiditeit, ernst ziekte, setting.
  6. Inclusiecriteria: indien relevant dan ook exclusiecriteria noemen.
  7. Interventie: onderzochte interventie, procedure. Indien belangrijk duur van de behandeling specificeren.
  8. Controle/vergelijking: placebo, andere behandeling.
  9. Uitkomstmaten: alle uitkomstmaten, ook bijwerkingen en follow up.
  10. Effectmaat: absolute risicoreductie, relatieve risico (reductie), numbers needed to treat (NNT), numbers needed to harm (NNH), odds ratios, p waarden en confidence intervallen.
  11. Overige opmerkingen: belangrijke tekortkomingen in de studie die niet uit data in de tabel af te leiden zijn. Vragen of zaken die in overweging moeten worden genomen, die niet tot uiting komen in de tabel.

 

PFS: Progression free survival

DFS: Disease free survival

OS: Overall survival

NS: niet significant

RRR: relative risk reduction

 

NB

Algemeen; het betreft RCT's met wisselende therapie schemata. Het huidige gebruik van carboplatin is hierbij niet vergeleken, veelal is cisplatin gebruikt. Extra in de tabel is een multiple treatment meta-analysis toegevoegd. De evidence van een dergelijke procedure moet nagetrokken worden.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-12-2012

Laatst geautoriseerd  : 05-12-2012

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2018

Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt vanuit het programmabureau IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie

Algemene gegevens

Implementatie

Bij het ontwikkelen van een richtlijn wordt rekening gehouden met de uitvoerbaarheid van de richtlijn. Daarbij wordt gelet op bevorderende of belemmerende factoren. Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen wordt in principe een samenvattingkaart gemaakt. Daarnaast wordt de richtlijn gepubliceerd op Oncoline en/of Pallialine (de websites van IKNL). Tevens wordt de richtlijn verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de regionale Integrale Kankercentra.
Er zijn, waar mogelijk, tijdens het ontwikkelen van de richtlijn indicatoren voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn opgesteld. In een documentatieproject kan met behulp van deze indicatoren worden vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De informatie uit het documentatieproject vormt input bij de revisie van richtlijn.

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren.
IKNL is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis van de richtlijn

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.
Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. 

De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts.

Doel en doelgroep

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat, volgens de huidige maatstaven en aansluitend bij de gangbare Nederlandse praktijk, over het algemeen de beste zorg is voor patiënten met een ovariumcarcinoom. De richtlijn geeft aanbevelingen over de signalering, diagnostiek, medicamenteuze behandeling, niet-medicamenteuze behandeling, voorlichting en begeleiding van volwassen patiënten met een ovariumcarcinoom.
Specifieke doelen van deze richtlijn zijn het verkrijgen van uniformiteit met betrekking tot de signalering, diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten. Er zijn kaders nodig waarbinnen de multidisciplinaire zorg van deze patiënten kan plaatsvinden. Deze richtlijn kan tevens bijdragen aan verbeterde communicatie tussen behandelaars onderling en tussen de patiënt en diens naasten.

Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een ovariumcarcinoom. Tevens wordt deze richtlijn gebruikt voor het maken van patiënten informatiemateriaal in samenwerking met KWF kankerbestrijding.

Samenstelling werkgroep

Samenstelling werkgroep

Een groot gedeelte van de werkgroepleden is afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en heeft daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met landelijke spreiding en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/ disciplines. Een afvaardiging van de V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland) en Stichting Olijf (patiënten vereniging gynaecologische kanker) maakt ook deel uit van de werkgroep.

 

Samenstelling van de werkgroep 2012:
Prof.dr. L.F.A.G. Massuger, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud, Nijmegen (NVOG/ WOG)
Mevr. dr. M.E.L. van der Burg, medisch oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam (WOG/ NVMO/NVOG)
Mevr. dr. P.B. Ottevanger, medisch oncoloog, UMC St Radboud, Nijmegen (NVOG/ WOG/ NVMO/ NIV/ NVO)
drs. T. van Vegchel, adviseur richtlijnen, IKNL (procesbegeleider)
Mevr. J. Liu, secretaresse IKNL

Samenstelling van de werkgroep 2009:

  • Prof.dr. L.F.A.G. Massuger, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud, Nijmegen (NVOG/ WOG)
  • Prof.dr. R.F.P.M. Kruitwagen, gynaecologisch oncoloog, Maastricht UMC, Maastricht (NVOG/ WOG)
  • Mevr. J.M.B. Coppens, adviseur oncologische zorg, IKNL, Nijmegen
  • Mevr. M.J.W. Huibers, projectsecretaresse, IKNL, Nijmegen
  • Mevr. drs. A.M. van Altena, artsepidemioloog, UMC St Radboud, Nijmegen
  • Mevr. P. Biewenga, vertegenwoordiger Stichting Olijf, Amsterdam
  • Mevr. dr. M.E.L. van der Burg, medisch oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam (WOG/ NVMO/NVOG)
  • Mevr. E.S.F.A. Butter MANP, verpleegkundig specialist gynaecologie, UMC Utrecht, Utrecht (V&VN oncologie)
  • Mevr. drs. P.A. Croese, klinisch psycholoog/ psychotherapeut, St Jansdalziekenhuis, Harderwijk (NVPO/ NIP)
  • Mevr. dr. W.J. van Driel, gynaecologisch oncoloog, Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis/Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam (NVOG/ WOG)
  • B. van de Gun, verpleegkundig specialist oncologie, Diakonessenhuis, Utrecht (V&VN oncologie)
  • Mevr. prof.dr. M.J.E. Mourits, gynaecologisch oncoloog, UMC Groningen, Groningen (NVOG / WOG)
  • Mevr. dr. P.B. Ottevanger, medisch oncoloog, UMC St Radboud, Nijmegen (NVOG/ WOG/ NVMO/ NIV/ NVO)
  • Prof.dr. J.B.M.Z. Trimbos, gynaecologisch oncoloog, LUMC, Leiden (NVOG/ WOG)
  • Mevr. dr. F. Vernooij, artsepidemioloog/ AIO gynaecologie, UMC Utrecht/ Elisabeth ziekenhuis, Tilburg
  • Prof.dr. M.J. van de Vijver, patholoog, AMC, Amsterdam (NVVP)
  • Mevr. dr. P.O. Witteveen, medisch oncoloog, UMC Utrecht, Utrecht (WOG/ NIV/ NVO/ NVMO)


Samenstelling van de Commissie Richtlijnen Gynaecologische Oncologie (CRGO)
Voorzitter:
R.F.P.M. Kruitwagen, gynaecologisch oncoloog

Leden:

  • M.E.L. van der Burg, internist-oncoloog
  • C.L. Creutzberg, radiotherapeut-oncoloog
  • W.J. van Driel, gynaecologisch oncoloog
  • H. Hollema, patholoog
  • I.M. Jürgenliemk-Schulz, radiotherapeut-oncoloog
  • G.G. Kenter, gynaecologisch oncoloog
  • L.C.H.W. Lutgens, radiotherapeut-oncoloog
  • L.F.A.G. Massuger, gynaecologisch oncoloog
  • M.J.E. Mourits, gynaecologisch oncoloog
  • P.B. Ottevanger, internist-oncoloog
  • E. Pras, radiotherapeut-oncoloog
  • B.F.M. Slangen, gynaecologisch oncoloog
  • E.M. van der Steen-Banasik, radiotherapeut-oncoloog
  • B. van Triest, radiotherapeut-oncoloog
  • J. van der Velden, gynaecologisch oncoloog
  • P.O. Witteveen, internist-oncoloog

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bij het ontwikkelen van een richtlijn wordt rekening gehouden met de uitvoerbaarheid van de richtlijn. Daarbij wordt gelet op bevorderende of belemmerende factoren. Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen wordt in principe een samenvattingkaart gemaakt. Daarnaast wordt de richtlijn gepubliceerd op Oncoline en/of Pallialine (de websites van IKNL). Tevens wordt de richtlijn verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de regionale Integrale Kankercentra.


Er zijn, waar mogelijk, tijdens het ontwikkelen van de richtlijn indicatoren voor de evaluatie van de aanbevelingen in de richtlijn opgesteld. In een documentatieproject kan met behulp van deze indicatoren worden vastgesteld in hoeverre de richtlijn wordt nageleefd. De informatie uit het documentatieproject vormt input bij de revisie van richtlijn.

Werkwijze

Voor iedere uitgangsvraag werd een subgroep geformeerd met vertegenwoordigers van relevante disciplines. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de voorzitter van de CRGO, de procesbegeleider en projectsecretaresse van het IKNL, voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De werkgroep heeft gedurende een periode van ongeveer een jaar gewerkt aan de tekst voor de conceptrichtlijn. De werkgroepleden schreven in subgroepen teksten die plenair werden besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. De richtlijn is door de CRGO vastgesteld en ter autorisatie aan de NVOG voorgelegd. 

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen.

 

Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Nazorg en nacontrole