Obstructief slaapapneu (OSA) bij kinderen

Initiatief: NVKNO Aantal modules: 27

Perioperatief beleid bij kinderen met (verdenking op) OSA

Uitgangsvraag

Wat is het beste perioperatieve beleid bij kinderen met OSA of verdenking van OSA?

 

Deze vraag bestaat uit de volgende deelvragen:

  • Wat is de waarde van postoperatieve monitoring bij kinderen met (verdenking op) OSA, vergeleken met geen monitoring?
  • Welk risico lopen kinderen met (verdenking) OSA die een operatie ondergaan (niet specifiek voor OSA)?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar perioperatieve pulmonale complicaties, niet naar overige (chirurgische) complicaties als nabloedingen, smaakverandering en dergelijk. Voor aanbevelingen over chirurgische complictaies als nabloedingen, smaakverandering en dergelijk wordt verwezen naar de ZATT richtlijn.

Aanbeveling

Overweeg een (A)TE in dagbehandeling bij kinderen, zonder verdere comorbiditeit, met verdenking op of vastgestelde milde of matige OSA die ouder zijn dan 2 jaar, mits er de mogelijkheid bestaat om in geval van complicaties* de dagopname te verlengen tot een nacht klinische bewaakte opname in hetzelfde ziekenhuis.

 

Overweeg observatie van 3 tot 6 uur in het ziekenhuis bij kinderen, zonder verdere comorbiditeit, met verdenking op of vastgestelde milde of matige OSA die een (A)TE ondergaan in dagbehandeling. Indien er een (respiratoire) complicatie* optreedt in het postoperatieve traject dienen zij een nacht klinisch bewaakt opgenomen te worden.

 

Doe een klinisch bewaakte opname gedurende ten minste de eerste postoperatieve nacht bij kinderen met verdenking op of vastgestelde OSA die een (A)TE ondergaan, indien een of meer van de volgende risicofactoren op een gecompliceerd postoperatief beloop aanwezig zijn:

  • Neurologische of neuromusculaire aandoeningen, zoals cerebrale parese, epilepsie of hypotonie.
  • Syndromale afwijkingen, zoals het syndroom van Down.
  • Craniofaciale afwijkingen
  • Genetische, metabole of stapelingsziekten, zoals mucopolysaccharidose of sikkelcelanemie
  • Achondroplasie
  • Congenitale hartaandoeningen, cor pulmonale ECG of echocardiografische afwijkingen, hypertensie
  • Aandoeningen van de bovenste luchtwegen, zoals bronchopulmonale dysplasie, subglottische stenose, stembandparese, trauma van de luchtweg in de voorgeschiedenis, ernstig astma, laryngomalacie, recente, chronische of recidiverende bovenste luchtweginfecties.
  • Failure to thrive
  • Morbide obesitas
  • Ex-prematuriteit (geboorte bij een zwangerschapsduur < 37 weken)
  • Ernstig OSA
  • Spoed adenotonsillectomie
  • Leeftijd < 2 jaar
  • ASA klasse 3 of hoger

* met complicaties worden hier perioperatieve pulmonale complictaies bedoeld, niet de postoperatieve complicaties als nabloedingen en dergelijke.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is een literatuuronderzoek verricht naar de vergelijking tussen postoperatief monitoren en niet monitoren in kinderen met (verdenking op) OSA die een operatie ondergaan. Er zijn geen studies gevonden die deze vergelijking hebben onderzocht. Hier ligt dus een kennislacune. Echter, gezien de ethische bezwaren (vermoeden dat een kind risico loopt, maar toch geen monitoring regelen) lijkt de kans klein dat er een RCT gestart wordt waarbij beide armen (monitoring versus geen monitoring) vergeleken zullen worden. Tijdens het selecteren van literatuur zijn er wel studies gevonden die relevant zijn en worden besproken in de overwegingen.

 

Alle relevante studies die zijn gevonden betroffen kinderen die een adenotomie, tonsillectomie of de combinatie (AT) ondergingen. Er werden geen studies gevonden die het postoperatieve beloop van kinderen met OSA na andere operaties beschreven. De relevante studies zijn grofweg in te delen in studies die in een hoog risico populatie (o.a. ernstig OSA, leeftijd < 3 jaar, comorbiditeiten) onderzoeken of PICU opname nodig is (Allen, 2020; Arachchi, 2016; Del Rio-Camacho, 2014; Keseru, 2022; Lavin, 2019; Levi, 2020;

Sharma, 2018; Shine, 2006; Spector, 2003; Theilhaber, 2014) en in studies die onderzoeken of AT in dagbehandeling veilig is (Baguley, 2014; Caetta, 2021; Chorney, 2020; Eaglin, 2011; Friedman, 2022; Gowda, 2022; Moroco, 2020; Patel, 2021; Rodman, 2013; Smith, 2017; Wijayasingam, 2018; Youshani, 2011).

 

PICU

Alle studies concluderen dat routinematige opname op de PICU na ATE voor kinderen met OSA niet nodig is. Vijf studies (Lavin, 2019; Levi, 2020; Shine, 2006; Spector, 2003; Theilhaber, 2014) volgen kinderen op die na ATE gepland en ongepland op de PICU werden opgenomen, waarbij de eerste groep steeds verreweg het grootste aandeel heeft. Indicaties voor geplande PICU opnames waren naast ernstig OSA ook morbide obesitas, leeftijd < 2 jaar, ondergewicht, neuromusculaire aandoeningen, syndromen die de luchtweg tonus verminderen, complexe cyanotische hartaandoeningen, CPAP gebruik en/of tracheostoma in situ. Deze studies beschrijven dat 7 tot 8% met uitschieters van 18,2% (Lavin, 2019) en 61% (Levi, 2020) van de kinderen op de PICU een vorm van hoog-level luchtweg zorg nodig heeft (CPAP, BiPAP, verlengde beademing, trachetomie, intubatie). Lavin (2019) telde ook verlengde O2 behoefte > 2 L voor > 2 uur mee (dit had het grootste aandeel) en in de populatie van Levi (2020) gebruikte 31% thuis al CPAP en had 53% een complexe diagnose. Ongeplande intubaties had een klein aandeel en een indicatie hiervoor werd altijd al op de operatiekamer of PACU gesteld. Theilhaber (2014) en Lavin (2019) vonden geen correlatie tussen ernstig OSA, AHI of O2 nadir en het gebruik van PICU-bronnen of postoperatieve ernstige respiratoire complicaties. Theilhaber (2014) vond ook geen correlatie met leeftijd en ernstige complicaties. Lavin (2019) liet wel een correlatie zien tussen jonge leeftijd, gebruik van gastrostomie tube en/of neuromusculaire aandoening met het gebruik van PICU bronnen, echter na multivariaat analyse bleek dit niet meer significant.

Allen (2020) vergelijkt kinderen na ATE die postoperatief opgenomen worden op de PICU met kinderen die na ATE op de kinderafdeling liggen, hiervan had 81% versus 22% ernstig OSA. 45% versus 8% heeft een vorm van respiratoire ondersteuning nodig (extra O2, verlengde opname duur > 1 dag, positieve druk, intubatie) en 32 versus 8% krijgt een complicatie (bloeding, tracheotomie, thorax foto nodig, atelectase, pneumonie, pulmonaal oedeem). Complicaties zijn in deze studie niet geassocieerd met slaap studie resultaten, maar wel met jongere leeftijd, gastro-intestinale comorbiditeiten, aanwezigheid van een gastrostomie tube (PEG sonde in het Nederlands), virale infectie en reflux.

Sharma (2018) en Arachchi (2016) beschrijven elk een soort tussenvorm van intensieve zorg, respectievelijk door middel van een aangepast nasofaryngeale tube waarmee kinderen naar de afdeling kunnen, en een high acuity unit, een gemonitorde step-down unit. De ongeplande ICU opname was hierbij 1,6% (Sharma, 2018) en 0% (Arachchi, 2016).

 

In een systematische review onderzocht Keseru (2022) het risico op postoperatieve respiratoire complicaties (PORC) na ATE bij kinderen zonder OSA en met OSA, gegroepeerd naar ernst. Milde postoperatieve respiratoire complicaties waren desaturaties zonder noodzakelijke interventie. Ernstige postoperatieve respiratoire complicaties waren desaturaties, laryngospasme, pulmonaal oedeem of pneumonie waarvoor interventie nodig is (zoals re-intubatie, nasale of orofaryngeale luchtweg of ventilatie). In de groep met kinderen zonder OSA, met mild, gemiddeld of ernstig OSA de incidentie voor milde en ernstige PORC’s samen was respectievelijk 4,8%, 13%, 19% en 20,9%. Vergeleken met kinderen zonder OSA hadden kinderen met gemiddeld OSA (p = 0.048, OR: 1.79, 95% CI: 1.00 tot 3.14]) en ernstig OSA (p = 0.002, OR: 4.06, 95% CI: 1.68 tot 9.81) vaker een PORC. De incidentie van ernstige complicaties was 1,9% bij kinderen met OSA en 0,7% bij kinderen zonder OSA. Dit was geen significant verschil. Voorzichtig concluderen ze dat hun resultaten pleiten voor een revisie van postoperatieve monitoring en geplande ICU opname.

Timing van respiratoire complicaties was in het merendeel binnen twee uur na operatie en/of gebeurde tijdens opname op de PACU (Allen, 2020; Lavin, 2019; Levi, 2020; Teilhaber, 2014).

 

Geconcludeerd kan worden dat kinderen na ATE met risico factoren voor postoperatieve complicaties zoals o.a. OSA en jonge leeftijd die in de eerste fase (PACU, < 2 uur) geen aanleiding geven voor respiratoire problemen niet op een ICU opgenomen hoeven worden, maar veilig zijn met nachtelijke observatie op de kinderafdeling. Men moet wel voorbereid zijn op mogelijk opschaling van zorg bij deze categorie patiënten.

 

Dagbehandeling

Baguley (2014), Wijayasingam (2018) en Moroco (2020) onderzochten in een laag risico groep (kinderen met mild-matig OSA en leeftijd ouder dan 3 jaar) of ATE in dagbehandeling veilig is. In totaal had 1-2,2% van de kinderen milde complicaties (O2 desaturatie tot 88%) en 0-1,1% had ernstige complicaties (major medical intervention needed). Baguley (2014) vond een associatie tussen toenemende OSA ernst en de noodzaak voor postoperatieve O2-suppletie. Moroco (2020) vond geen associatie tussen OSA en nachtelijke desaturaties, maar wel tussen ras en desaturaties. Baguley (2014) en Wijasingam (2018) vonden dat eventuele complicaties bij deze laag risico groep vrijwel altijd binnen de eerste 3 tot 6 uur na operatie ontstonden. Zij concluderen dat kinderen met mild-matig OSA en een leeftijd ouder dan 3 jaar zonder die verder gezond zijn veilig een ATE in dagbehandeling kunnen krijgen.

Caetta (2021) keek ook naar gezonde kinderen met OSA na ATE. Zij concluderen dat gezonde kinderen ouder dan 3 jaar met PSG AHI 10 of meer, maar minder dan 24 én nadir O2 > 80% in dagbehandeling geopereerd kan worden.

 

Vijf studies beschrijven een populatie met zowel hoog als laag risico patiënten die een ATE ofwel in dagbehandeling of met opname kregen (Eaglin, 2011; Friedman, 2022; Rodman, 2013; Smith, 2017; Youshani, 2011). Een associatie tussen OSA en ernstige complicaties werd wisselend gezien: Eaglin (2011) en Friedman (2022) vonden geen associatie, maar Rodman (2013), Smith (2017) en Youshani (2011) vonden wel een associatie met ernstig OSA en ernstige complicaties. Ook voor andere factoren die geassocieerd waren met ernstige complicaties lagen de studies niet allemaal op één lijn: leeftijd, obesitas, comorbiditeiten, syndromen en ras.

Deze studies vonden een laag risico op ernstige complicaties en timing van de complicaties volgde meestal vlot na de operatie. Ook zij concluderen dat kinderen met verdenking op mild – matig OSA (RDI < 11) die verder gezond zijn en 6 uur na operatie geen complicaties hebben gehad veilig naar huis ontslagen kunnen worden.

 

Twee studies (Chorney, 2020 en Patel, 2021) onderzochten kinderen onder de leeftijd van 3,5 respectievelijk 2 jaar, met slaap gestoorde ademhaling waarvoor alleen een adenoïdectomie werd verricht. Zij concluderen dat het risico op ernstige complicaties in deze groep laag is en dat te overwegen valt om ook jonge gezonde kinderen die alleen een adenoïdectomie krijgen voor slaap gestoorde ademhaling in dagbehandeling te opereren. Chorney (2020) raadt dit af bij kinderen jonger dan 1,5 jaar of kinderen met ernstige OSA (AHI > 5 en/of nadir O2 < 85% en/of peak end tidal CO2 > 55 Torr). Patel (2021) legt de grens bij een leeftijd van 2 jaar en bij aanwezigheid van één of meer ernstige comorbiditeiten. Heward (2022), Gowda (2022) en Del Rio (2014) concluderen dat ook kinderen ouder dan 2 (tot 3 jaar, Gowda 2022) die vanwege OSA een ATE ondergaan en verder geen ernstige comorbiditeiten hebben veilig in dagopname behandeld kunnen worden.

 

Gowda (2022) onderzocht in een systematic review de veiligheid van ATE in dagbehandeling bij kinderen met OSA. Ze vonden een overall proportie van succesvol verloop van ATE in dagbehandeling van 96,1%. Postoperatieve respiratoire problemen (bovenste luchtweg obstructie, oedeem, laryngospasme, tijdelijke luchtweg obstructie, centrale apneu, bronchitis en stridor) kwam in 0% tot 27,3% voor. Noodzaak voor luchtweg interventie was bij 0,4-6,8% nodig. Complicaties ontstaan vooral binnen 6 uur na operatie. Zij concluderen dat ATE in dagbehandeling veilig is bij een bepaalde groep kinderen, namelijk met leeftijd > 2-3 jaar, mild tot matig OSA (AHI < 10, pulse-oximetrie > 80%, etCOA < 50 mmHg), zonder significante medische comorbiditeiten en bij een ongecompliceerd beloop in de eerste 6 uur na operatie.

 

Literatuur betreffende kinderen met OSA in het operatief traject blijkt enkel toegespitst te zijn op ATE’s en niet op andere operatieve ingrepen.

In de gevonden literatuur kunnen we concluderen dat postoperatieve PICU opname niet nodig is voor verdere gezonde kinderen met OSA en dat ook voor kinderen met hoog risico op postoperatieve respiratoire complicaties (o.a. ernstige comorbiditeiten, virale infecties, afhankelijkheid van apparatuur) bewaking op een afdeling niet zijnde PICU veilig is, mits de eerste 6 uur na de operatie ongecompliceerd verlopen.

OSA blijkt in de gevonden literatuur ook geen reden voor het uitsluiten van ATE’s in dagbehandeling. OSA geeft wel een verhoogd risico op postoperatieve respiratoire complicaties, maar vooral op niet-ernstige complicaties. Conclusies trekken over de associatie tussen OSA en postoperatieve respiratoire complicaties blijft moeilijk omdat er veel heterogeniteit bestaat binnen en tussen studies betreffende OSA diagnose (PSG of klinisch) en ernst (AHI of andere parameters zoals O2 nadir, percentage slaaptijd met O2 saturatie < 90%, etCO2). Dit is een kennislacune.

In de oude richtlijn wordt een leeftijd grens van 3 jaar aangehouden als criterium voor wel/geen dagbehandeling bij ATE voor OSA. Verschillende studies tonen aan dat deze leeftijd grens verlaagd kan worden naar 2 jaar, mits de kinderen verder gezond zijn en de eerste postoperatieve fase ongecompliceerd is.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

De beslissing of er wel of niet postoperatieve monitoring plaatsvindt wordt gemaakt op medische gronden en is geen voorkeursgevoelige beslissing. Het doel van de postoperatieve monitoring is het voorkomen van complicaties of het tijdig kunnen interveniëren in het geval van een complicatie. Voor de postoperatieve monitoring moet de patiënt een nacht in het ziekenhuis verblijven. Volgens de werkgroep wegen de voordelen op tegen de nadelen bij specifieke subgroepen, o.a. bij de kinderen met ernstige comorbiditeiten. Bereid ouders en patiënten erop voor dat ze postoperatief (mogelijk) een nacht in het ziekenhuis moeten verblijven en informeer hen over de reden hiervoor.

 

Kosten (middelenbeslag)

Een nacht opgenomen zijn op de afdeling of PICU brengt hogere kosten met zich mee dan dagopname (Rodman 2013, Smith 2017, Lavin 2019). De genoemde studies werden verricht in de Verenigde Staten waardoor kosten berekeningen niet één op één met de Nederlandse situatie vergeleken kunnen worden. Daarom is afgezien van het maken van een samenvatting van de kostenberekeningen uit deze studies, maar bovengenoemde conclusie zal ook opgaan in Nederland. Bij risicogroepen (kinderen met verhoogde kans op postoperatieve complicaties) wegen deze extra kosten volgens de werkgroep op tegen de tevens ook hoge kosten die gemaakt worden als er sprake is van postoperatieve complicaties.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De aanbevelingen in deze module zijn zwak geformuleerd omdat ze zijn gebaseerd op literatuur die niet voldeed aan de strikte formulering van onze onderzoeksvraag en ook beperkt was tot ATE-ingrepen. Dit maakt het moeilijker om de aanbevelingen betreffende de benodigde postoperatieve monitoring voor kinderen met OSA na een operatieve ingreep toe te passen in de dagelijkse praktijk. Voor kinderen met comorbiditeiten en OSA is standaard PICU of nachtelijke bewaking vaak niet nodig maar zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden welk postoperatief beleid gekozen kan worden.

Bewijs van nieuwe studies dat ATE in dagbehandeling veilig kan bij gezonden kinderen van 2 jaar en ouder (in plaats van > 3 jaar) past bij wat in de hedendaagse praktijk veelal is geïmplementeerd. Wel is de duur van de geadviseerde postoperatieve observatie van 6 uur langer dan wat nu in de meeste centra gebruikelijk is (4 uur).

In de praktijk wordt de keuze voor dagbehandeling, nachtelijke opname en/of PICU opname postoperatief niet beïnvloed door factoren als geringe gezondheidsvaardigheden, lage sociale klassen, laag opleidingsniveau, laag inkomen, migratieachtergrond etc.

De aanbevelingen leiden in principe tot minder gebruik van personeel en bedden. Echter voor de noodzakelijke individuele klinische beoordeling in de postoperatieve periode van 6 uur om voor lichtere monitoring of dagbehandeling te kunnen besluiten is mogelijk extra personele inzet nodig.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

De bovengenoemde studies laten zien dat de aanwezigheid van OSA vaak niet voorspellend lijkt te zijn voor postoperatieve respiratoire complicaties. Gezonde kinderen met milde – matige OSA lijken veilig behandeld te worden met ATE in dagbehandeling. De meeste studie adviseren wel ten minste nachtelijke bewaking bij ernstig OSA. Echter de definitie van ernstig OSA verschilt sterk per studie. Daarnaast lijkt er een verschuiving te zijn in de leeftijdsgrens voor postoperatieve monitoring. Waar eerder de aanbeveling was om kinderen < 3 jaar na ATE een nacht op te nemen, lijkt er een verschuiving te zijn naar 2 jaar. Ook kan uit de literatuur worden opgemaakt dat indien complicaties niet zijn opgetreden na 6 uur observatie de kans op late complicaties klein is. Echter, er zijn geen randomized controlled trials verricht die monitoring vergelijken met dagbehandeling. Daarnaast zijn er enkel studies beschreven over de postoperatieve monitoring van kinderen die een (A)TE hebben ondergaan. Het zou ook interessant zijn om gegevens te hebben van kinderen met (een verdenking op) OSA die een niet OSA gerelateerde ingreep onderaan. Bij kinderen met comorbiditeiten, zoals neuromusculaire aandoeningen, craniofaciale afwijkingen, gastro-intestinale aandoeningen (zoals o.a. reflux), morbide obesitas en sikkelcelanemie lijkt een nacht postoperatieve monitoring te verantwoorden, maar hoeft dit niet standaard op een PICU. De onderzoeksvragen zijn gericht op kinderen met OSA, met focus op perioperatieve pulmonale complicaties. Op basis van de gevonden literatuur kan geen uitspraak gedaan worden over postoperatief beleid t.a.v. het risico op bloedingen na ATE. Hiervoor wordt verwezen naar de ZATT richtlijn.

Onderbouwing

Kinderen met OSA hebben een verhoogd risico op perioperatieve complicaties zoals zuurstof desaturaties, apneus, pulmonaal oedeem, laryngospasme en bronchospasme. Derhalve adviseren verschillende richtlijnen postoperatieve opname voor monitoring na ATE voor o.a. kinderen met ernstig OSA (AHI > 10 e/h; O2 saturatie < 80%), obesitas, astma, leeftijd onder de 3 jaar en/of kinderen met verschillende comorbiditeiten en syndromale aandoeningen. Echter, in de dagelijkse praktijk krijgen veel kinderen jonger dan 3 jaar en verdacht voor mild of matig OSA een ATE in dagbehandeling. Een tweede knelpunt komt voort uit de groeiende incidentie van obesitas bij kinderen. Hierdoor neemt het aandeel van (vaak oudere) kinderen met OSA in combinatie met (ernstige) obesitas toe en wordt de vraag relevant welke vorm van postoperatieve opname en monitoring nodig is voor deze groep kinderen, na ATE of niet-kno gerelateerde operaties.

  1. Postoperative monitoring

Short term postoperative complications

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of postoperative monitoring on the outcome short term postoperative complications when compared with no monitoring in children with (suspected) OSA undergoing surgery.

 

Source: -

 

  1. Postoperative complications

Surgical risks and postoperative complications

Not applicable. Due to the nature of the question, the evidence could not be graded.

Description of studies

  1. Postoperative monitoring

Deze studies voldeden niet aan de PICO, maar deze studies bevatten volgens de werkgroep wel relevante informatie. Daarom worden ze hieronder kort beschreven.

Shine (2006) heeft 26 kinderen geïncludeerd met morbide obesitas (gedefinieerd als een BMI > 95 percentiel van een gestandaardiseerde pediatrische populatie op die leeftijd) die een (A)TE ondergingen en postoperatief werden opgenomen op de PICU. Indicatie voor (A)TE was PSG-bewezen OSA (77%) or Sleep disordered breathing (SDB) (23%). SDB werd gedefinieerd als snurken met symptomen die aan OSA toegeschreven kunnen worden zonder PSG bewijs, of een RDI minder dan 5. OSA werd gedefinieerd als een RDI groter of gelijk aan 5. In totaal had 54% van de kinderen geen ondersteuning nodig postoperatief op de PICU. Bij 46% van de kinderen was een medische interventie nodig (CPAP of O2 suppletie; geen re-intubatie). De interventiegroep was jonger, had een hogere BMI en een hogere RDI. Echter alle drie factoren bleken niet statistisch significant. Shine (2006) concludeert dat routine opname op de PICU voor morbide obese kinderen na ATE voor (verdenking op) OSA niet nodig is, mits er een mogelijkheid is tot intensieve monitoring op een alternatieve afdeling. Zij geven aan dat speciale aandacht nodig is bij patiënten met een O2 nadir < 70% peroperatief.

 

Youshani (2011) beschrijft 202 kinderen die een ATE ondergingen vanwege (verdenking op) OSA. Alle kinderen werden postoperatief opgenomen en gemonitord met pulse oximetrie. Er waren geen ongeplande PICU opnames. Zes patiënten werden gepland opgenomen op de PICU in verband met comorbiditeiten en ernstige OSA; vier van deze patiënten kenden een gecompliceerd postoperatief beloop. O2 desaturaties < 92% traden op in 29.7% van de kinderen met comorbiditeiten versus 6.1% van de kinderen zonder comorbiditeit. Youshani (2011) concludeert dat het veilig is om ATE voor OSA in dagbehandeling plaats te laten vinden bij kinderen zonder comorbiditeiten, mits er tijdens de minimaal 6 uur periode na de operatie geen complicaties hebben voorgedaan. Kinderen met comorbiditeiten dienen een nacht opgenomen te worden.

 

Rodman (2013) heeft een observationele studie uitgevoerd naar postoperatieve complicaties bij 104 kinderen met PSG bewezen OSA die een tonsillectomie ondergingen. Er werd gevonden dat 74 van de 104 patiënten werden opgenomen na de tonsillectomie en dat 30 patiënten werden ontslagen uit het ziekenhuis. De beslissing voor opname werd gemaakt op basis van de respiratory distress index (RDI) of AHI, BMI en comorbiditeiten. De groep kinderen die werd ontslagen uit het ziekenhuis had geen postoperatieve complicaties. In de groep kinderen die opgenomen werden waren twee kleine en twee gemiddeld ernstige complicaties. De studie vond een correlatie tussen een RDI > 10 en postoperatieve complicaties. De twee kinderen met gemiddeld ernstige complicatie waren beide < 2 jaar. Rodman (2013) concludeerde voorzichtig dat patiënten met een RDI lager dan 10.0 en minimale comorbiditeit veilig kunnen worden ontslagen uit het ziekenhuis nadat zij een tonsillectomie hebben ondergaan voor OSA. Patiënten met ernstige comorbiditeiten moeten nog wel opgenomen worden en bij patiënten met minder ernstige comorbiditeiten moet van geval tot geval beoordeeld worden of opname nodig is.

 

Del Rio (2014) onderzocht in een retrospectieve studie bij 229 kinderen die een ATE ondergingen naar postoperatieve complicaties. 2,2% van de kinderen kreeg een respiratoire complicatie. Deze complicaties traden allen op gedurende de periode op de operatiekamer en/of recovery. De aanwezigheid van OSA of ernstig OSA was niet geassocieerd met een verhoogde incidentie van respiratoire complicaties. Del Rio (2014) concludeert dat kinderen die een ATE ondergaan zonder comorbiditeiten, craniofaciale malformaties of neuromusculaire aandoeningen, ouder dan 2 jaar die direct postoperatief geen problemen ondervinden niet standaard hoeven te worden opgenomen op de PICU, zelfs met ernstig OSA.

 

Theilhaber (2014) onderzocht de frequentie en ernst van postoperatieve respiratoire complicaties bij 72 kinderen die op de PICU werden opgenomen na ATE voor OSA in een retrospectieve studie. 26 patiënten hadden een respiratoire complicaties, waarbij het in 88% een milde complicaties betrof. Leeftijd, geslacht, ernstige comorbiditeiten of ernstig OSA waren niet geassocieerd met ernstige postoperatieve respiratoire complicaties. Slechts 8% had een ernstige complicatie waarvoor PICU opname nodig bleek. Dit was erg onwaarschijnlijk wanneer zich geen ernstige complicaties hadden voorgedaan op de PACU. Zij concluderen dat PICU opname wellicht vermeden kan worden indien het postoperatieve verblijf op de PACU verlengd kan worden. PICU opname is dan alleen geïndiceerd bij hoog risicopatiënten en vroege complicaties.

 

Baguley (2014) includeerde in een retrospectieve dossier studie 100 kinderen met PSG bewezen OSA die een tonsillectomie (met of zonder adenotomie) ondergingen gevolgd door opname op de verpleegafdeling. Er deden zich geen ernstige luchtweg of respiratoire gebeurtenissen voor. Drie kinderen hadden luchtweg interventies nodig na extubatie (één keer vanwege laryngospasme waarvoor suxmathonium en tijdelijk kapventilatie, twee keer was alleen tijdelijke jaw trust nodig). Elf kinderen gingen met extra O2 van de recovery naar de afdeling. Drie kinderen (waarvan één met bovengenoemde laryngospasme) hadden nog extra zuurstof nodig na de periode van 6 uur na operatie. De ernst van OSA was significant geassocieerd met postoperatieve zuurstof toediening zowel op de recovery als op de afdeling. Baguley (2014) concludeert dat kinderen die gezond zijn met mild tot matig OSA een laag risico hebben op postoperatieve respiratoire complicaties na ATE en dat dagbehandeling verantwoord is mits er in de eerste 6 uur na operatie geen complicaties hebben voorgedaan.

 

Arachchi (2016) In een cohortonderzoek bij 79 kinderen met matig tot ernstig OSA werd gekeken naar postoperatieve adverse events na ATE met postoperatieve opname op een ‘high acuity unit’ (HAC) in plaats van IC. Noodzakelijke interventies (bij 23% van de kinderen nodig) in de vorm van extra observatie, zuurstof therapie of repositionering konden adequaat afgehandeld worden op de HAC. Obesitas en ernstige comorbiditeiten waren geassocieerd met adverse events. Arachchi (2016) concludeert dat postoperatieve opname op een HAC veilig is voor kinderen met matig-ernstig OSA en dat standaard PICU opname niet nodig.

 

Wijayasingam (2018) heeft een literatuur review gedaan waarin 6 papers zijn geïncludeerd met 1992 kinderen. Bijna alle artikelen includeerden kinderen met een leeftijd van > 3 jaar. Wijayasingam (2018) concludeert dat dagopname bij ATE voor SDB/OSA voor kinderen tussen de 3 en 17 jaar oud veilig lijkt te zijn.

 

Sharma (2018) In een retrospectieve studie met 1328 kinderen die een ATE ondergingen voor SDB of OSA symptomen werd gezocht naar risicofactoren voor postoperatieve PICU opname in een pediatrisch tertiair verwijzingscentrum. 2.8% van de kinderen werd opgenomen op de PICU (postoperatieve intubatie en ventilatie). 21,1% van de kinderen had supplementaire zuurstof via een speciaal hiervoor ontworpen nasofaryngeale tube nodig. Kinderen met ernstige OSA (AHI > 10 e/h) of ASA ≥3 of hoger hadden een grotere kans op postoperatieve PICU opname. Bij deze kinderen was ook vaker extra zuurstof toediening via een nasale tube nodig. Sharma (2018) concludeert dat de incidentie van PICU opname postoperatief laag is, mogelijk ten gevolge van het laagdrempelige gebruik van de nasale tube bij kinderen met verhoogd risico op obstructie. In kinderen met ernstig OSA (AHI > 10) en een ASA ≥3 moet een nasale tube en opname op de PICU overwogen worden.

 

Lavin (2019) analyseerde in een review hoe vaak PICU opname postoperatief nodig is voor kinderen na ATE in een tertiair academisch kinderziekenhuis. PICU opname (zuurstoftoediening > 2L tussen de 2-24 uur postoperatief, > 2 O2 desaturaties in 2 uur of meer dan 1 uur verpleegkundige zorg) was nodig voor 110 kinderen en was geassocieerd met jongere leeftijd, PEG-sonde en neuromusculaire aandoeningen. Bij 14 van de 20 was de noodzaak voor PICU opname al binnen 2 uur na operatie duidelijk. AHI en obesitas waren beide niet gecorreleerd aan PICU opname. Lavin (2019) concludeert dat de meeste hoog-risico patiënten geen PICU-interventies nodig hebben.

 

Jamieson (2020): In deze prospectieve studie kregen 57 kinderen standaard nachtelijke oxymetrie in de eerste nacht na ATE. Ze werden ingedeeld op basis van hun preoperatieve McGill Oximetry Score (MOS). In de hoog risico MOS groep werd verbetering van de MOS postoperatief aangetoond bij 23 van de 28 kinderen, maar bleef deze abnormaal in 82%. In de low risk groep had 26/29 (90%) een normale MOS postoperatief. Jamieson (2020) beveelt aan dat kinderen met een abnormale preoperatieve oxymetrie geobserveerd dienen te worden om complicaties te voorkomen.

 

Moroco (2020) beschrijft een retrospectieve studie waarin data werd bekeken van 364 kinderen die een (A)TE ondergingen vanwege klinische verdenking op SDB, zonder PSG. Kinderen jonger dan 3 jaar, met significante comorbiditeiten en/of die een PSG hebben gehad werden geëxcludeerd. Er werden geen significante postoperatieve respiratoire events gezien. Bij 2,2% van de kinderen was er sprake van een nachtelijke O2 desaturatie < 95% waarvoor ze extra zuurstof via een neuscanule kregen. Enkel ras liet een significante associatie zien met deze nachtelijke desaturaties: kinderen met Aziatische of Amerikaans-Indiaanse achtergrond, oorspronkelijke bewoners van Alaska, Hawaii of eilanden in de Grote Oceaan, multiraciale kinderen en andere rassen hadden een verhoogde kans op desaturaties, in tegenstelling tot kinderen met Kaukasische of Afro-Amerikaanse achtergrond. Moroco (2020) concludeert dat laag risico kinderen, ouder dan 3 jaar, zonder comorbiditeiten, die geen PG hebben ondergaan veilig dezelfde dag ontslagen kunnen worden uit het ziekenhuis na (A)TE.

 

Allen (2020) heeft een retrospectief gematchte cohortstudie uitgevoerd bij 338 kinderen na ATE voor SDB of OSA. Kinderen postoperatief opgenomen op de IC (gepland en ongepland) werden vergeleken met een gematchte controle groep kinderen die postoperatief werd opgenomen op de verpleegafdeling. De kinderen die werden opgenomen op de IC hadden vaker en ernstiger OSA. 32% van hen had een complicatie (bloeding, tracheostomie, röntgen thorax foto, atelectase, pneumonie en long oedeem) versus 8% van de kinderen opgenomen de verpleegafdeling. 46% van de kinderen op de IC hadden respiratoire ondersteuning nodig (supplementair zuurstof, positieve druk, intubatie) versus 8% in de controle groep. Complicaties waren geassocieerd met jongere leeftijd, gastro-intestinale comorbiditeiten, afhankelijkheid van apparatuur (meestal CPAP gebruik), virale infecties en reflux. Er was geen relatie tussen de ernst van OSA en de complicaties.

Bij 13,3% van de kinderen opgenomen op de IC was dit ongepland. De reden voor opname was in 81% noodzaak voor respiratoire ondersteuning. Preoperatieve factoren in deze groep waren niet significant verschillend van de groep die werd opgenomen op de verpleegafdeling. De auteur concludeert dat PSG bewezen OSA niet is geassocieerd met postoperatieve complicaties.

 

Chorney (2020) beschrijft 353 patiënten die een adenotomie (+/- buisjes) ondergingen in verband met adenoidhypertrofie, nasale obstructie, SDB, snurken of OSA. Patiënten die gepland werden opgenomen waren jonger, hogere BMI, afro-Amerikaans, hogere AHI, lagere nadir O2 en hogere end tidal CO2. Chorney (2020) concludeert dat hoewel postoperatieve respiratoire events zeldzaam zijn, postoperatieve monitoring bij kinderen < 18 maanden en kinderen met ernstige PSG-afwijkingen (AHI > 5 e/h, O2 nadir < 85% of piek end tidal CO2 boven 55 Torr) aanbevolen lijkt te zijn. Echter, weinig patiënten in dit cohort hebben een preoperatieve PSG gehad. Er wordt aanbevolen om kritisch per casus te bekijken of dagbehandeling verantwoord is bij oudere kinderen of kinderen met comorbiditeiten.

 

Caetta (2021) heeft een case serie beschreven van 560 kinderen met leeftijd jonger 18 jaar met aangetoond OSA (AHI > 2 e/h) die ATE ondergingen. Kinderen onder de 3 jaar werden gepland opgenomen. Gezonde kinderen > 3 jaar met een AHI onder de 10 e/h werden in dagbehandeling geopereerd. Patiënten met een AHI > 24 e/h werden ter observatie opgenomen. In totaal werden 68,5% van de kinderen met een AHI tussen de 10 en 24 e/h dezelfde dag ontslagen zonder respiratoire complicaties. Caetta (2021) concludeert dat er een laag risico is op complicaties na ATE en dat dagopname bij gezonde kinderen, in de leeftijd van 3 jaar of ouder en met een AHI < 24 e/h overwogen kan worden.

 

Patel (2021) beschrijft bij 76 kinderen met SDB die een adenotomie ondergingen in combinatie met een andere kleine kno-ingreep zoals buisjes, een scopie of een frenulectomie. Comorbiditeit, O2 saturatie nadir < 80%, epilepsie en craniofaciale afwijkingen waren significant geassocieerd met complicaties, in tegenstelling tot leeftijd, BMI en aanwezigheid van SDB. Patel (2021) concludeert dat gezonde kinderen ouder dan 18 maanden op dezelfde dag ontslagen kunnen worden mits sprake was van een ongecompliceerd beloop van 6 uur postoperatieve periode. Kinderen jonger dan 2 jaar met ≥1 comorbiditeit moeten een nacht opgenomen worden. Een voorzichtig advies is om bij gezonde kinderen jonger dan 18 maanden per casus te beoordelen of opname nodig is. Een beperking was de kleine sample size.

 

Friedman (2022) heeft een cross-sectionele prospectieve studie uitgevoerd naar 484 kinderen die een ATE ondergaan voor obstructieve SDB. Hoog risico patiënten (jonger dan 3 jaar, OAHI > 10, O2 saturatie nadir < 80%, obesitas, neuromusculaire of complexe cardiale aandoening) werden standaard postoperatief een nacht bewaakt op de verpleegafdeling. Laag risico patiënten werden alleen voor nachtelijke bewaking opgenomen wanneer ze 3 uur na extubatie nog extra zuurstof nodig hadden, ze onvoldoende pijnstilling hadden of er sprake was van inadequate orale inname.

75% van de kinderen had géén extra zuurstofbehoefte 3 uur na extubatie, en géén van hen had een postoperatief respiratoir adverse event (PRAE). Drie kinderen hadden een PRAE anders dan langdurige extra zuurstofbehoefte (kortdurend kapventilatie op PACU). Astma, syndroom van Down en preoperatief wakkere O2 saturatie < 96%, en niet leeftijd, obesitas en OSA ernst, waren voorspellend voor een langdurige postoperatieve extra zuurstofbehoefte. Friedman (2022) concludeert dat kinderen die binnen 3 uur na de operatie geen extra zuurstof meer nodig hebben veilig kunnen worden ontslagen uit het ziekenhuis. Ze stellen een beleid voor waarbij hoog risicopatiënten niet standaard ter observatie worden opgenomen, maar alleen wanneer ze in de eerste 2-3 uur een langdurige O2 behoefte hebben. Een beperking van de studie is dat het niet voldoende power heeft voor deze conclusie en het voorgestelde beleid.

 

Gowda (2022) heeft een systematische review verricht waarin 14 observationele studies zijn geïncludeerd met 10 731 kinderen. De incidentie van postoperatieve respiratoire events lag tussen de 0 en 27.3% (O2 desaturatie, additionele zuurstoftoediening, luchtweg interventie met NPT, larynxmasker of reïntubatie). Er was geen mortaliteit. Gowda (2022) concludeert dat er gebrek is aan prospectieve data die criteria aantoont voor dagbehandeling in kinderen met OSA die een ATE ondergaan. Echter concluderen zij dat de huidige literatuur suggereert dat dagbehandeling veilig is in zorgvuldig uitgekozen patiëntengroepen. Zij stellen dat het in de toekomst noodzakelijk is om betere criteria op te stellen. Hun voorstel voor dagopname criteria zijn preoperatief: leeftijd > 2-3 jaar, mild tot matig OSA (AHI < 10, pulse oximetry > 80%, etCO2 < 50 mmHg), geen significante medische comorbiditeiten, betrouwbare verzorger, woonachtig binnen 30 min reizen van het ziekenhuis, en postoperatief: 6 uur observatie periode, EWS 0 bij ontslag, voldoende pijnstilling met non-opioide pijnstillers, orale intake, geen actieve bloeding/ overgeven, verzorger ziet ontslag naar huis zitten.

 

Keserű (2022) onderzoekt in een systematic review en meta-analyse het risico op postoperatieve respiratoire complicaties na ATE bij kinderen zonder OSA en met OSA, in verschillende gradaties van ernst. 19 studies met 120.544 patiënten waarvan 59.323 patiënten met OSA werden geïncludeerd. Kinderen met gemiddelde (p = 0.048, OR: 1.79, 95% CI [1.004, 3.194]) of ernstige OSA (p = 0.002, OR: 4.06, 95% CI [1.68, 9.81]) hadden een grotere kans op postoperatieve respiratoire complicaties dan kinderen zonder OSA. OSA was niet geassocieerd met ernstige postoperatieve respiratoire complicaties.

 

  1. Postoperative complications

 Starke (2022) performed a prospective observational study to develop a risk-stratification model for peri-operative respiratory complications in children undergoing adenotonsillectomy incorporating clinical history, physical examination, and sleep question responses. The incidence of overall perioperative respiratory complications, defined as having at least one major or minor complication intraoperatively or postoperatively, was 20.4%. Age, race, preoperative tonsil size, the presence of a syndrome, and the presence of a pulmonary disease were the preoperative factors that were associated with perioperative respiratory complications. No preoperative sleep questionnaire responses were significantly associated with perioperative respiratory complications. Starke (2022) concluded that preoperative sleep question responses may be unable to predict overall perioperative respiratory complications in children undergoing adenotonsillectomy.

 

Lim (2022) performed a retrospective observational cohort study to identify risk factors for postoperative respiratory events in pediatric patients with severe sleep apnea. The pediatric patients were admitted postoperatively after tonsillectomy. Patients with respiratory events were identified and compared to the group of patients that did not experience respiratory events. The study included 887 patients, of which 131 patients (14.8%) experienced a respiratory event postoperatively. The following risk factors were identified to be most significant: %sleep time with O2 < 90% (OR 1.10 95% CI 1.07 to 1.14), black race (OR: 2.34, 95% CI: 1.53 to 3.58), primary neurologic co-morbidity (OR: 3.27, 95% CI: 1.67 to 6.32), Down syndrome (OR 2.72 95% CI 1.25 to 5.94), and age (OR 0.88 95% CI 0.84 to 0.94). Lim (2022) concluded that outside AHI and O2 nadir, other risk factors for respiratory events after tonsillectomy exist.

 

Heward (2022) performed a retrospective observational study to identify post-operative complication rate by age and comorbid status following adenotonsillectomy, assess day case readmission rate following implementation of day case guidelines, and to compare postoperative bleeding rate following adenotonsillectomy by surgical technique. The study included 498 patients who underwent adenotonsillectomy for OSA, of which 355 patients underwent overnight observation. Of the children who underwent overnight observation, postoperative complications occurred in 9.6%. Minor complications occurred in 16.7% of the children who were under two years of age, and in 4.1% of older than three years old children. Postoperative complications occurred significantly more frequently in children with comorbidities, so the study concludes that day case surgery was safe for children aged 2 and over who do not have comorbidities. Heward (2022) concluded that age and significant comorbidities are risk factors for postoperative complications following adenotonsillectomy in pediatric patients with OSA.

 

De Luca Canto (2015) performed a systematic review of the literature to identify the most frequent complications after adenotonsillectomy in children. Complications in children with OSA and children without OSA were compared. The study included 23 articles after a 2-step selection process. The most frequently reported complication was respiratory compromise (9.4%), followed by secondary hemorrhage (2.6%). Children with OSA have nearly five times more respiratory complications after adenotonsillectomy than children without OSA (OR 4.90 95% CI 2.38 to 10.10), but children with OSA are less likely to suffer from postoperative bleeding when compared with children without OSA (OR 0.41 95% CI 0.23 to 0.74). De Luca Canto (2015) concluded that respiratory compromise and secondary hemorrhage are the most frequent complications and that children with OSA appear to have more respiratory complications and less hemorrhage.

 

Sanders (2006) performed an observational study to evaluate preoperative predictors of complications and the complication rate after adenotonsillectomy for OSA in children between 2 and 16 years old. Children having adenotonsillectomy for recurrent infection were compared with children having adenotonsillectomy for OSA. The study included 82 children. Children with OSA had more respiratory complications than children without OSA (5.7 vs 2.9). The most common complications were supraglottic obstruction, breath holding, and desaturation on anesthetic induction and emergence. The study found that increased severity of OSA, low weight and young age were correlated with an increased complication rate. More children with OSA needed medical intervention (17/61) than children without OSA (1/21). Sanders (2006) concluded that children with OSA are at risk for respiratory complications after adenotonsillectomy, but these complications do not prolong the time to discharge.

 

Results

  1. Postoperative monitoring

Short term postoperative complications

No results were found regarding the outcome measures postoperative complications (saturation drops, increase in apneas, arrhythmias, increase in pulmonary hypertension, prolonged mechanical ventilation, and unexpected ICU admission (short term: < 1 week)).

 

  1. Postoperative complications

Surgical risks and postoperative complications

The risk factors and complications are reported per study in Table 1.

 

Table 1. Risk factors for postoperative complications

Study

Risk factors (preoperative predictors)

Complications

Starke (2022)

Age, race preoperative tonsil size, presence of a syndrome, presence of pulmonary disease

Perioperative respiratory complications

Lim (2022)

%sleep time with O2 < 90%, black race, primary neurologic co-morbidity, Down syndrome, age

Postoperative respiratory events

Heward (2022)

Age, comorbidities

Postoperative complications

De Luca Canto (2015)

  1. OSA
  2. No OSA
  1. Respiratory complications
  2. Postoperative bleeding

Sanders (2006)

Increased severity of OSA, low weight, young age

Respiratory complications: supraglottic obstruction, breath holding, desaturation on anesthetic induction and emergence

 

Level of evidence of the literature

  1. Postoperative monitoring

Short term postoperative complications

The level of evidence regarding the outcome measures postoperative complications: saturation drops, increase in apneas, arrhythmias, increase in pulmonary hypertension, prolonged mechanical ventilation, and unexpected ICU admission (short term: < 1 week) could not be graded, as no studies were included in the analysis of the literature. All studies were rejected because they didn’t compare children with OSA and without OSA.

 

  1. Postoperative complications

Surgical risks and postoperative complications

Due to the nature of the question, the evidence could not be graded.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

  1. What is the value of postoperative monitoring compared with no monitoring in children with (suspected) OSA undergoing surgery?

 

P

Children (0-18 years) with OSA or suspected OSA undergoing surgery (not necessarily surgery for OSA)

I

Postoperative monitoring (admission to ICU or saturation monitoring on ward)

C

Conservative policy (admission to ward without saturation monitoring or hospital discharge)

O

Postoperative complications (saturation drops, increase in apneas, arrhythmias, increase in pulmonary hypertension, prolonged mechanical ventilation, and unexpected ICU admission) (short term: < 1 week)

 

An orienting review of the literature was performed to answer the following question:

  1. What are the risks (or complications) for children with (suspected) OSA that undergo surgery (not specific for OSA)?

P

Children (0-18 years) with OSA or suspected OSA undergoing surgery (not necessarily surgery for OSA)

O

Surgical risks, postoperative complications

 

Relevant outcome measures

  1. Postoperative monitoring

The guideline development group considered hypoxemia, supplemental oxygen, airway maneuvers, laryngospasms and bronchospasms as critical outcome measures for decision making; and arrhythmias, increase in pulmonary hypertension, positive pressure ventilation, prolonged mechanical ventilation, re-intubation, and (unexpected) ICU admission (short term: < 1 week) as important outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined a threshold of 10% for continuous outcomes and a relative risk (RR) for dichotomous outcomes of < 0.80 and > 1.25 as a minimal clinically (patient) important difference.

 

  1. Postoperative complications

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

Search and select (Methods)

  1. Postoperative monitoring

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 21-02-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 559 hits. Studies were selected based on the following criteria systematic reviews, RCTs, or observational studies comparing postoperative monitoring versus no monitoring in children with (suspected) OSA undergoing surgery. In total, 23 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 23 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

  1. Postoperative complications

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 21-02-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The literature search resulted in 543 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, RCTs, or observational studies reporting on (risks of) complications in children with (suspected) OSA, undergoing surgery. In total, 23 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, eighteen studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and five studies were included.

 

Results

  1. Postoperative monitoring

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Tijdens het selecteren van literatuur zijn er wel studies gevonden die relevant zijn, maar niet helemaal aan de PICO voldeden, deze worden hieronder (in het Nederlands) beschreven bij Description of studies.

 

  1. Postoperative complications

Five studies were included in the analysis of the literature.

  1. Allen DZ, Worobetz N, Lukens J, Sheehan C, Onwuka A, Dopirak RM, Chiang T, Elmaraghy C. Outcomes intensive care unit placement following pediatric adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Feb;129:109736. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109736. Epub 2019 Oct 24. PMID: 31704575.
  2. Arachchi S, Armstrong DS, Roberts N, Baxter M, McLeod S, Davey MJ, Nixon GM. Clinical outcomes in a high nursing ratio ward setting for children with obstructive sleep apnea at high risk after adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2016 Mar;82:54-7. doi: 10.1016/j.ijporl.2015.12.023. Epub 2016 Jan 4. PMID: 26857316.
  3. Baguley KE, Cheng AT, Castro C, Wainbergas N, Waters KA. Is day stay adenotonsillectomy safe in children with mild to moderate obstructive sleep apnoea? A retrospective review of 100 patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2014 Jan;78(1):71-4. doi: 10.1016/j.ijporl.2013.10.050. Epub 2013 Nov 13. PMID: 24287254.
  4. Caetta A, Timashpolsky A, Tominaga SM, D'Souza N, Goldstein NA. Postoperative respiratory complications after adenotonsillectomy in children with obstructive sleep apnea. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2021 Sep;148:110835. doi: 10.1016/j.ijporl.2021.110835. Epub 2021 Jul 13. PMID: 34280801.
  5. Chorney SR, Dailey JF, Zur KB. Pediatric adenoidectomy in the very young child and indications for postoperative inpatient admission. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Mar;130:109796. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109796. Epub 2019 Nov 25. PMID: 31794902.
  6. del-Río Camacho G, Martínez González M, Sanabria Brossart J, Gutiérrez Moreno E, Gómez García T, Troncoso Acevedo F. Post-operative complications following adenotonsillectomy in children with severe sleep apnea-hypopnea syndrome. Do they need to be admitted to an intensive care unit? Acta Otorrinolaringol Esp. 2014 Sep-Oct;65(5):302-7. English, Spanish. doi: 10.1016/j.otorri.2014.03.004. Epub 2014 Jun 2. PMID: 24882467.
  7. De Luca Canto G, Pachêco-Pereira C, Aydinoz S, Bhattacharjee R, Tan HL, Kheirandish-Gozal L, Flores-Mir C, Gozal D. Adenotonsillectomy Complications: A Meta-analysis. Pediatrics. 2015 Oct;136(4):702-18. doi: 10.1542/peds.2015-1283. Epub 2015 Sep 21. PMID: 26391937; PMCID: PMC9923592.
  8. Friedman NR, Meier M, Tholen K, Crowder R, Hoefner-Notz R, Nguyen T, Derieg S, Campbell K, McLeod L. Tonsillectomy for Obstructive Sleep-Disordered Breathing: Should They Stay, or Could They Go? Laryngoscope. 2022 Aug;132(8):1675-1681. doi: 10.1002/lary.29909. Epub 2021 Oct 21. PMID: 34672364.
  9. Gowda S, Leong WS, Edafe O. Day-case discharge criteria and safety of children undergoing adenoidectomy and tonsillectomy for obstructive symptoms-A systematic review. Clin Otolaryngol. 2022 Sep;47(5):553-560. doi: 10.1111/coa.13946. Epub 2022 Jun 4. PMID: 35603525.
  10. Heward E, Bateman N, Schaefer S, Bruce IA, Rajai A, Vetuz G, Ormandy D, Doherty C. Improving safety for day case adenotonsillectomy in paediatric obstructive sleep apnoea. Clin Otolaryngol. 2022 Jan;47(1):181-186. doi: 10.1111/coa.13842. Epub 2021 Aug 6. PMID: 34331413.
  11. Jamieson K, Soh HJ, Davey MJ, Rimmer J, Horne RS, Nixon GM. Continuous oximetry recordings on the first post-operative night after pediatric adenotonsillectomy-a case-control study. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Nov;138:110313. doi: 10.1016/j.ijporl.2020.110313. Epub 2020 Aug 15. PMID: 32889437.
  12. Keser? F, Sipos Z, Farkas N, Hegyi P, Juhász MF, Jászai VA, Párniczky A, Benedek PE. The risk of postoperative respiratory complications following adenotonsillar surgery in children with or without obstructive sleep apnea: A systematic review and meta- analysis. Pediatr Pulmonol. 2022 Dec;57(12):2889-2902. doi: 10.1002/ppul.26121. Epub 2022 Sep 19. PMID: 36030550.
  13. Lavin JM, Smith C, Harris ZL, Thompson DM. Critical care resources utilized in high-risk adenotonsillectomy patients. Laryngoscope. 2019 May;129(5):1229-1234. doi: 10.1002/lary.27623. Epub 2018 Dec 24. PMID: 30582170.
  14. Moroco AE, Saadi RA, Wilson MN. Post-tonsillectomy respiratory complications in children with sleep disordered breathing. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Apr;131:109852. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109852. Epub 2019 Dec 24. PMID: 31901486.
  15. Lim J, Garigipati P, Liu K, Johnson RF, Liu C. Risk Factors for Post-Tonsillectomy Respiratory Events in Children With Severe Obstructive Sleep Apnea. Laryngoscope. 2023 May;133(5):1251-1256. doi: 10.1002/lary.30317. Epub 2022 Aug 6. PMID: 35932233.
  16. Patel R, Patel NA, Stoffels G, Silverman J, Smith L. Adenoidectomy: Inpatient criteria study. Am J Otolaryngol. 2021 Jan-Feb;42(1):102765. doi: 10.1016/j.amjoto.2020.102765. Epub 2020 Oct 24. PMID: 33152574.
  17. Rodman R, Boehnke M, Venkatesan N, Pine H. Discharge after tonsillectomy in pediatric sleep apnea patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2013 May;77(5):682-5. doi: 10.1016/j.ijporl.2013.01.013. Epub 2013 Feb 20. PMID: 23433995.
  18. Sanders JC, King MA, Mitchell RB, Kelly JP. Perioperative complications of adenotonsillectomy in children with obstructive sleep apnea syndrome. Anesth Analg. 2006 Nov;103(5):1115-21. doi: 10.1213/01.ane.0000244318.77377.67. PMID: 17056942.
  19. Sharma SD, Gupta S, Wyatt M, Albert D, Hartley B. Analysis of intensive care admissions among paediatric obstructive sleep apnoea referrals. Ann R Coll Surg Engl. 2018 Jan;100(1):67-71. doi: 10.1308/rcsann.2017.0185. Epub 2017 Oct 19. PMID: 29046100; PMCID: PMC5849202.
  20. Shine NP, Coates HL, Lannigan FJ, Duncan AW. Adenotonsillar surgery in morbidly obese children: routine elective admission of all patients to the intensive care unit is unnecessary. Anaesth Intensive Care. 2006 Dec;34(6):724-30. doi: 10.1177/0310057X0603400607. PMID: 17183889.
  21. Starke H, Canadas KT, Minard CG, Kancherla BS, Kapoor R, Handley MM, Zelisko MB, Ryan LW, Baijal RG. Can pediatric sleep questions be incorporated into a risk model to predict respiratory complications following adenotonsillectomy? Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2022 Feb;153:111015. doi: 10.1016/j.ijporl.2021.111015. Epub 2021 Dec 28. PMID: 34973525.
  22. Theilhaber M, Arachchi S, Armstrong DS, Davey MJ, Nixon GM. Routine post-operative intensive care is not necessary for children with obstructive sleep apnea at high risk after adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2014 May;78(5):744-7. doi: 10.1016/j.ijporl.2014.01.032. Epub 2014 Feb 6. PMID: 24594232.
  23. Wijayasingam G, Deutsch P, Jindal M. Day case adenotonsillectomy for paediatric obstructive sleep apnoea: a review of the evidence. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2018 Sep;275(9):2203-2208. doi: 10.1007/s00405-018-5071-8. Epub 2018 Jul 30. PMID: 30058058.
  24. Youshani AS, Thomas L, Sharma RK. Day case tonsillectomy for the treatment of obstructive sleep apnoea syndrome in children: Alder Hey experience. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2011 Feb;75(2):207-10. doi: 10.1016/j.ijporl.2010.10.036. Epub 2010 Dec 4. PMID: 21131063.

Niet van toepassing.

 

Table of excluded studies

  1. Postoperative monitoring

Reference

Reason for exclusion

Allen DZ, Worobetz N, Lukens J, Sheehan C, Onwuka A, Dopirak RM, Chiang T, Elmaraghy C. Outcomes intensive care unit placement following pediatric adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Feb;129:109736. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109736. Epub 2019 Oct 24. PMID: 31704575.

Not conform PICO: Population: patients with OSA or SDB (not evenly distributed), comparison: patients with ICU stay matched with patients with hospital stay

Arachchi S, Armstrong DS, Roberts N, Baxter M, McLeod S, Davey MJ, Nixon GM. Clinical outcomes in a high nursing ratio ward setting for children with obstructive sleep apnea at high risk after adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2016 Mar;82:54-7. doi: 10.1016/j.ijporl.2015.12.023. Epub 2016 Jan 4. PMID: 26857316.

Not conform PICO: no comparison

 

Baguley KE, Cheng AT, Castro C, Wainbergas N, Waters KA. Is day stay adenotonsillectomy safe in children with mild to moderate obstructive sleep apnoea? A retrospective review of 100 patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2014 Jan;78(1):71-4. doi: 10.1016/j.ijporl.2013.10.050. Epub 2013 Nov 13. PMID: 24287254.

Not conform PICO: no comparison (day stay only)

 

Caetta A, Timashpolsky A, Tominaga SM, D'Souza N, Goldstein NA. Postoperative respiratory complications after adenotonsillectomy in children with obstructive sleep apnea. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2021 Sep;148:110835. doi: 10.1016/j.ijporl.2021.110835. Epub 2021 Jul 13. PMID: 34280801.

Not conform PICO: no comparison

 

Chorney SR, Dailey JF, Zur KB. Pediatric adenoidectomy in the very young child and indications for postoperative inpatient admission. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Mar;130:109796. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109796. Epub 2019 Nov 25. PMID: 31794902.

Not conform PICO: wrong comparison (age < 1.5y vs 1.6-2.5y vs 2.6-3.5y) (Population: patients under 3.5 years with obstructive symptoms)

 

del-Río Camacho G, Martínez González M, Sanabria Brossart J, Gutiérrez Moreno E, Gómez García T, Troncoso Acevedo F. Post-operative complications following adenotonsillectomy in children with severe sleep apnea-hypopnea syndrome. Do they need to be admitted to an intensive care unit? Acta Otorrinolaringol Esp. 2014 Sep-Oct;65(5):302-7. English, Spanish. doi: 10.1016/j.otorri.2014.03.004. Epub 2014 Jun 2. PMID: 24882467.

Not conform PICO: wrong population (no OSA or suspected OSA), no comparison

 

Eaglin, J. M., Rodriquez, C. G., Wang, A. S., Kierce, J. F., & Dodson, K. M. (2011). Incidence of Anesthetic Related Complications in Children with Sleep Disordered Breathing Following Adenotonsillectomy. The Laryngoscope, 121(S5 S5), S340-S340.

Not conform PICO: wrong comparison (sleep disordered breathing vs no sleep disordered breathing and adverse events vs no adverse events)

 

Friedman NR, Meier M, Tholen K, Crowder R, Hoefner-Notz R, Nguyen T, Derieg S, Campbell K, McLeod L. Tonsillectomy for Obstructive Sleep-Disordered Breathing: Should They Stay, or Could They Go? Laryngoscope. 2022 Aug;132(8):1675-1681. doi: 10.1002/lary.29909. Epub 2021 Oct 21. PMID: 34672364.

Not conform PICO: wrong comparison (low risk patients oberved vs high risk patients observed (prolonged oxygen requirement)), population: children undergoing T&A for oSDB being observed overnight

 

Gowda S, Leong WS, Edafe O. Day-case discharge criteria and safety of children undergoing adenoidectomy and tonsillectomy for obstructive symptoms-A systematic review. Clin Otolaryngol. 2022 Sep;47(5):553-560. doi: 10.1111/coa.13946. Epub 2022 Jun 4. PMID: 35603525.

Not conform PICO: no comparison (only day-case adenoidectomy/tonsillectomy)

 

Jamieson K, Soh HJ, Davey MJ, Rimmer J, Horne RS, Nixon GM. Continuous oximetry recordings on the first post-operative night after pediatric adenotonsillectomy-a case-control study. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Nov;138:110313. doi: 10.1016/j.ijporl.2020.110313. Epub 2020 Aug 15. PMID: 32889437.

Not conform PICO: wrong comparison (high risk children vs low risk children)

 

Keserű F, Sipos Z, Farkas N, Hegyi P, Juhász MF, Jászai VA, Párniczky A, Benedek PE. The risk of postoperative respiratory complications following adenotonsillar surgery in children with or without obstructive sleep apnea: A systematic review and meta-analysis. Pediatr Pulmonol. 2022 Dec;57(12):2889-2902. doi: 10.1002/ppul.26121. Epub 2022 Sep 19. PMID: 36030550.

Not conform PICO: wrong comparison (OSA vs non-OSA)

 

Lavin JM, Smith C, Harris ZL, Thompson DM. Critical care resources utilized in high-risk adenotonsillectomy patients. Laryngoscope. 2019 May;129(5):1229-1234. doi: 10.1002/lary.27623. Epub 2018 Dec 24. PMID: 30582170.

Not conform PICO: no comparison, wrong population (no OSA)

 

Levi E, Alvo A, Anderson BJ, Mahadevan M. Postoperative admission to paediatric intensive care after tonsillectomy. SAGE Open Med. 2020 May 20;8:2050312120922027. doi: 10.1177/2050312120922027. PMID: 32547746; PMCID: PMC7249556.

Not conform PICO: no comparison

 

Moroco AE, Saadi RA, Wilson MN. Post-tonsillectomy respiratory complications in children with sleep disordered breathing. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2020 Apr;131:109852. doi: 10.1016/j.ijporl.2019.109852. Epub 2019 Dec 24. PMID: 31901486.

Not conform PICO: wrong population (snoring, SDB, and OSA), wrong comparison (without respiratory complication vs with respiratory complication)

 

Patel R, Patel NA, Stoffels G, Silverman J, Smith L. Adenoidectomy: Inpatient criteria study. Am J Otolaryngol. 2021 Jan-Feb;42(1):102765. doi: 10.1016/j.amjoto.2020.102765. Epub 2020 Oct 24. PMID: 33152574.

Not conform PICO: no comparison (all children are monitored)

 

Rodman R, Boehnke M, Venkatesan N, Pine H. Discharge after tonsillectomy in pediatric sleep apnea patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2013 May;77(5):682-5. doi: 10.1016/j.ijporl.2013.01.013. Epub 2013 Feb 20. PMID: 23433995.

Not conform PICO: no comparison, wrong population (patients who underwent operations not for OSA excluded), only reported comorbidities for patients who were admitted vs who went home

Sharma SD, Gupta S, Wyatt M, Albert D, Hartley B. Analysis of intensive care admissions among paediatric obstructive sleep apnoea referrals. Ann R Coll Surg Engl. 2018 Jan;100(1):67-71. doi: 10.1308/rcsann.2017.0185. Epub 2017 Oct 19. PMID: 29046100; PMCID: PMC5849202.

Not conform PICO: no comparison

 

Shine NP, Coates HL, Lannigan FJ, Duncan AW. Adenotonsillar surgery in morbidly obese children: routine elective admission of all patients to the intensive care unit is unnecessary. Anaesth Intensive Care. 2006 Dec;34(6):724-30. doi: 10.1177/0310057X0603400607. PMID: 17183889.

Not conform PICO: wrong population (morbidly obese children often with OSA) wrong comparison (children who need vs do not need intervention for respiratory compromise)

 

Smith DF, Spiceland CP, Ishman SL, Engorn BM, Donohue C, Park PS, Benke JR, Frazee T, Brown RH, Dalesio NM. Admission Criteria for Children With Obstructive Sleep Apnea After Adenotonsillectomy: Considerations for Cost. J Clin Sleep Med. 2017 Dec 15;13(12):1463-1472. doi: 10.5664/jcsm.6850. PMID: 29117883; PMCID: PMC5695994.

Not conform PICO: wrong comparison (guidelines)

 

Spector A, Scheid S, Hassink S, Deutsch ES, Reilly JS, Cook SP. Adenotonsillectomy in the morbidly obese child. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2003 Apr;67(4):359-64. doi: 10.1016/s0165-5876(02)00401-9. PMID: 12663107.

Not conform PICO: wrong population (morbidly obese children admitted to PICU after AT), no comparison

 

Theilhaber M, Arachchi S, Armstrong DS, Davey MJ, Nixon GM. Routine post-operative intensive care is not necessary for children with obstructive sleep apnea at high risk after adenotonsillectomy. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2014 May;78(5):744-7. doi: 10.1016/j.ijporl.2014.01.032. Epub 2014 Feb 6. PMID: 24594232.

Not conform PICO: no comparison (mild/severe adverse events), only patients admitted to ICU

 

Wijayasingam G, Deutsch P, Jindal M. Day case adenotonsillectomy for paediatric obstructive sleep apnoea: a review of the evidence. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2018 Sep;275(9):2203-2208. doi: 10.1007/s00405-018-5071-8. Epub 2018 Jul 30. PMID: 30058058.

Wrong study design: narrative review

 

Youshani AS, Thomas L, Sharma RK. Day case tonsillectomy for the treatment of obstructive sleep apnoea syndrome in children: Alder Hey experience. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2011 Feb;75(2):207-10. doi: 10.1016/j.ijporl.2010.10.036. Epub 2010 Dec 4. PMID: 21131063.

Not conform PICO: no comparison, wrong population (patients who underwent operations not for OSA excluded)

 

 

  1. Postoperative complications

Reference

Reason for exclusion

Achar P, Sharma RK, De S, Donne AJ. Does primary indication for tonsillectomy influence post-tonsillectomy haemorrhage rates in children? Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2015 Feb;79(2):246-50. doi: 10.1016/j.ijporl.2014.12.022. Epub 2014 Dec 23. PMID: 25575427.

Children with recurrent tonsillitis vs children with OSA, association with hemorrhage rate

 

Bellucci R, Campo F, Ralli M, Buonopane C, Di Girolamo S, Passali D, Minni A, Greco A, De Vincentiis M. Obstructive sleep apnea syndrome in the pediatric age: the role of the anesthesiologist. Eur Rev Med Pharmacol Sci. 2019 Mar;23(1 Suppl):19-26. doi: 10.26355/eurrev_201903_17343. PMID: 30920637.

Not conform PICO: Literature review (anesthesiology)

 

Brigance JS, Miyamoto RC, Schilt P, Houston D, Wiebke JL, Givan D, Matt BH. Surgical management of obstructive sleep apnea in infants and young toddlers. Otolaryngol Head Neck Surg. 2009 Jun;140(6):912-6. doi: 10.1016/j.otohns.2009.01.034. Epub 2009 Mar 9. PMID: 19467414.

Not conform PICO: surgical treatment vs medical treatment, individual patient complications linked with comorbidities

 

Cox RG. Anesthetic management of pediatric adenotonsillectomy. Can J Anaesth. 2007 Dec;54(12):1021-5. doi: 10.1007/BF03016639. PMID: 18056214.

Preoperative and postoperative management/anesthesia

 

Dang Y, Li Y, Zhang J, Huang W, Dong Y, Shen X, Han W, Li T. Comparison of short-term recovery in children with obstructive sleep apnea undergoing tonsillotomy vs. tonsillectomy. Front Pediatr. 2022 Oct 25;10:969973. doi: 10.3389/fped.2022.969973. PMID: 36389346; PMCID: PMC9641284.

Comparison of postoperative complications (pain, swelling, weight loss) between tonsillotomy and tonsillectomy (preschool/school)

 

Khalil SN, Maposa D, Ghelber O, Rabb MF, Matuszczak M, Ganesan BA, Tabrizi HK, Chuang AZ. Caffeine in children with obstructive sleep apnea. Middle East J Anaesthesiol. 2008 Feb;19(4):885-99. PMID: 18630774.

Adverse post-extubation respiratory events in children with OSA (scheduled for AT) who received caffeine vs children with OSA (scheduled for AT) who received placebo

Koeck ES, Barefoot LC, Hamrick M, Owens JA, Qureshi FG, Nadler EP. Predicting sleep apnea in morbidly obese adolescents undergoing bariatric surgery. Surg Endosc. 2014 Apr;28(4):1146-52. doi: 10.1007/s00464-013-3295-7. Epub 2013 Nov 7. PMID: 24196561.

Not conform PICO: Adolescents (mean age 16.2 ± 2.1) undergoing bariatric surgery, prediction of OSA, no peri-operative complications

 

Luk LJ, Mosen D, MacArthur CJ, Grosz AH. Implementation of a Pediatric Posttonsillectomy Pain Protocol in a Large Group Practice. Otolaryngol Head Neck Surg. 2016 Apr;154(4):720-4. doi: 10.1177/0194599815627810. Epub 2016 Feb 16. PMID: 26884362.

Not conform PICO: before implementation vs after implementation of pain protocol

 

Mixson CM, Weinberger PM, Austin MB. Comparison of microdebrider subcapsular tonsillectomy to harmonic scalpel and electrocautery total tonsillectomy. Am J Otolaryngol. 2007 Jan-Feb;28(1):13-7. doi: 10.1016/j.amjoto.2006.06.002. PMID: 17162124.

Children with obstructive sleep disordered breathing undergoing microdebrider subcapsular tonsillectomy vs total tonsillectomy, postoperative complications

Murto KT, Chen W, Katz SL, Schwengel DA, Elden LM, Belani KG, Gozal D. Research Needs Assessment for Children With Obstructive Sleep Apnea Undergoing Diagnostic or Surgical Procedures. Anesth Analg. 2018 Jul;127(1):198-201. doi: 10.1213/ANE.0000000000003309. PMID: 29481438.

Wrong study design: Delphi (identification of controversial topics that need research)

 

Pabla L, Duffin J, Flood L, Blackmore K. Paediatric obstructive sleep apnoea: is our operative management evidence-based? J Laryngol Otol. 2018 Apr;132(4):293-298. doi: 10.1017/S002221511800021X. Epub 2018 Feb 21. PMID: 29463325.

Not conform PICO: risk of complications due to anaesthetic management, narrative review

 

Perkins JN, Liang C, Gao D, Shultz L, Friedman NR. Risk of post-tonsillectomy hemorrhage by clinical diagnosis. Laryngoscope. 2012 Oct;122(10):2311-5. doi: 10.1002/lary.23421. Epub 2012 Jul 9. PMID: 22778043.

Children undergoing T&A, prediction of post-operative hemorrhage (pre-operative clinical diagnosis, clinical course, demographics) (non-hemorrhage vs hemorrhage patients)

Reynolds T, Sankaran S, Chimbira WT, Phan T, Nafiu OO. Severe Obesity and Sleep-Disordered Breathing as Risk Factors for Emergence Agitation in Pediatric Ambulatory Surgery. J Perianesth Nurs. 2018 Jun;33(3):304-311. doi: 10.1016/j.jopan.2016.09.007. Epub 2017 Mar 24. PMID: 29784260; PMCID: PMC5967655.

Not conform PICO: Sleep disordered breathing as potential risk for emergence agitation

 

Stahl A, Dagan O, Nageris B, Ebner Y. Outcomes and safety of adenoidectomy in infants up to 12 months of age compared to older children. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2020 Sep;277(9):2611-2617. doi: 10.1007/s00405-020-06047-y. Epub 2020 May 22. PMID: 32444966.

Children with moderate to severe SDB undergoing adenoidectomy. Comparison of postoperative complications by age (infants vs toddlers vs preschoolers)

Tait AR, Voepel-Lewis T, O'Brien LM. Postsurgical behaviors in children with and without symptoms of sleep-disordered breathing. Perioper Med (Lond). 2014 Oct 14;3:8. doi: 10.1186/2047-0525-3-8. PMID: 25324968; PMCID: PMC4199245.

Not conform PICO: Children with and without symptoms of SDB, factors associated with postoperative problematic behaviors

Taniguchi K, Yoshitomi A, Kanemaru A, Baba S. Outcomes of adenoidectomy with and without tonsillectomy in patients younger than 2 years with moderate to severe upper airway obstruction. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2021 Oct;149:110841. doi: 10.1016/j.ijporl.2021.110841. Epub 2021 Jul 17. PMID: 34303126.

Not conform PICO: children with moderate to severe upper aiway obstruction, no postoperative complications

 

Thadikonda KM, Shaffer AD, Stapleton AL. Outcomes of adenoidectomy-alone in patients less than 3-years old. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2018 Mar;106:46-49. doi: 10.1016/j.ijporl.2017.12.030. Epub 2018 Jan 2. PMID: 29447890.

Not conform PICO: children undergoing adenoidectomy, not necessarily OSA. Not about risks or complications.

 

Yang K, Baetzel A, Chimbira WT, Yermolina Y, Reynolds PI, Nafiu OO. Association of sleep disordered breathing symptoms with early postoperative analgesic requirement in pediatric ambulatory surgical patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2017 May;96:145-151. doi: 10.1016/j.ijporl.2017.03.019. Epub 2017 Mar 19. PMID: 28390605; PMCID: PMC5466074.

Not conform PICO: Association between preoperative sleep disordered breathing diagnosis (yes vs no) and PACU pain and analgesic intervention

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 16-04-2024

Laatst geautoriseerd  : 16-04-2024

Geplande herbeoordeling  : 16-04-2029

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Mond- Kaak- en Aangezichtschirurgie
  • Nederlandse Vereniging van Orthodontisten
  • Apneuvereniging

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met pediatrisch OSA.

 

Werkgroep

  • dr. B. (Bas) Pullens (voorzitter), NVKNO, kno-arts (Erasmus MC)
  • dr. M.A.J. (Marjolein) van Looij, NVKNO, kno-arts (OLVG)
  • drs. C.C.A.F.M. (Christianne) Veugen, NVKNO, AIOS kno (UMCG)
  • F.H. (Frea) Kruisinga, NVK, algemeen kinderarts (Amsterdam UMC)
  • E.M. (Esther) Dias, NVA, anesthesioloog (Máxima Medisch Centrum)
  • dr. J.W. (Jitske) Nolte, NVMKA, MKA-chirurg (Amsterdam UMC)
  • E.C. (Esen) Doganer, Stichting Kind en Ziekenhuis, patiëntvertegenwoordiger, tijdelijk vervangen door:
    • Anne Swinkels, Stichting Kind en Ziekenhuis (maart 2023 – augustus 2023)
    • Marjolein Jager, Stichting Kind en Ziekenhuis (vanaf september 2023)
  • T. (Tanja) Mast, Apneuvereniging, patiëntvertegenwoordiger

Klankbordgroep

  • drs. W.J.D.M. (Wilma) van Beers, NVvO, orthodontist (tot mei 2023)
  • drs. P.C.M. (Petra) Zuurbier, NVvO, orthodontist (vanaf mei 2023)

Met dank aan

  • Prof. dr. K.F.M. (Koen) Joosten, kinderarts-intensivist (Erasmus MC)

Met ondersteuning van

  • dr. A. (Anja) van der Hout, adviseur Kennisinstituut (vanaf september 2022)
  • drs. E.R.L. (Evie) Verweg, junior adviseur Kennisinstituut (vanaf november 2022)
  • dr. I. (Iris) Duif, adviseur Kennisinstituut (tot september 2022)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Pullens

KNO arts Erasmus MC

Voorzitter werkgroep landelijke kwaliteitsregistratie Amandeloperaties (die zal een landelijke registratie over amandeloperaties opzetten). Daarnaast voorzitter van de “educational committee” van de Europese kinderKNO vereniging ESPO

Presentatie tegen vergoeding (sprekersfee) bij Smith & Nephew over coblatie-operaties bij amandelen

Exclusie bij beslissingen over module aangaande coblatie-operaties bij amandelen.

Veugen

AIOS Keel-, Neus-, en Oorheelkunde UMCG

- PhD kandidaat KNO St. Antonius Ziekenhuis/UMCU (onbetaald)

- Lid Kerngroep slaapgeneeskunde van de KNO-vereniging

Promotieonderzoek op het gebied van OSA bij volwassenen, deels gefinancierd door de industrie. Dit gaat echter om OSA bij volwassenen, derhalve hebben zij geen belang in de adviezen die voortvloeien uit de richtlijn pediatrisch OSA.

Geen restricties

Van Looij

KNO-arts, somnoloog OLVG

- Voorzitter Commissie Kwaliteit en Accreditatie SVNL (onbetaald)

- Lid richtlijncommissie ESRS

- Lid Bestuur SVNL, a.i. voorzitter (onbetaald)

- Lid Commissie PrevENT, KNO-vereniging (onbetaald, vacatiegelden)

- Adviserend arts voor DEKRA Certification B.V. (incidenteel)

- Lid klankbordgroep van de themagroep slaapgeneeskunde van de KNO-vereniging.

- Plaatsvervangend opleider van de AIOS en HAIO’s

Geen

Geen restricties. Niet de verwachting dat DEKRA Certification B.V. belang heeft bij product.

Dias

Anesthesioloog Máxima Medisch Centrum

Geen

- Sprekersfee (Johnson en Johnson) voor praatjes die niet relateren aan OSA bij kinderen

- Principal investigator van Multi-Centre Clinical Trial (PREPARATION)

- Wil een onderzoek opzetten naar post-operatief beloop van kinderen met obesitas en bariatrische chirurgie.

Geen restricties

Nolte

MKA-chirurg Amsterdam UMC en Schisisteam Amsterdam

Bestuur Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen (NVSCA, penningmeester, onbetaald)

Geen

Geen restricties

Kruisinga

Algemeen kinderarts

Geen

Wetenschappelijk onderzoek OSA bij kinderen waaronder: diagnostische instrumenten

Geen restricties

Mast

Medewerker ApneuVereniging t.a.v. apneu bij kinderen en t.a.v. de Löwenstein

- Afdelingssecretaresse Thoraxcentrum Enschede (betaald)

- Secretaresse hartrevalidatie bij het Thoraxcentrum

Geen

Geen restricties

Doganer

Junior projectmanager/ beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Swinkels

Junior projectmanager/ beleidsmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Jager

Junior beleids- en projectmedewerker Stichting Kind en Ziekenhuis

Begeleider C bij Sherpa, betaald (3 contracturen).

Geen

Geen restricties

Zuurbier

- Orthodontist, deels eigenaar praktijk orthodontisten Heemstede

-Orthodontist, staflid afdeling orthodontie, ACTA

Lid wetenschappelijke commissie van de NVTS

Geen

Geen restricties

Van Beers

Recent met pensioen, voorheen praktijkhouder orthodontisten praktijk

- Vice voorzitter College Tandheelkundig Specialisten

- Lid VICO, visitatiecommissie orthodontisten

- Lid Consilium orthodontiae

- Lid LOP

- Lid verantwoordingsorgaan tandarts pensioenfonds (betaald),

- Zelfstandig gevestigd mediator

- Ombudspersoon voor Volt Europa

- Waarnemer zzp (betaald)

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door inbreng van De Apneu Vereniging en Stichting Kind en Ziekenhuis in de knelpuntenanalyse en afgevaardigden van De Apneu Vereniging en Stichting Kind en Ziekenhuis in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Kind en Ziekenhuis en de Apneuvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Perioperatief beleid bij kinderen met (verdenking op) OSA

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met pediatrisch OSA. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVKNO, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door De Apneu Vereniging en Stichting Kind en Ziekenhuis. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de NVKNO, NVA, NVK en Apneuvereniging voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Organisatie rondom kinderen met OSAS