Opiaten Dosering bij methadon en buprenorfine
Uitgangsvraag
Wat is het effect van dosering bij methadon- en buprenorfine-onderhoudsbehandelingen?
De uitgangsvraag heeft twee elementen in zich.
- Hoe moet de onderhoudsdosering worden opgebouwd?
- Wat is de meest effectieve onderhoudsdosering?
Aanbeveling
Opbouw van methadon moet zorgvuldig en met de nodige voorzichtigheid gebeuren, omdat in de eerste twee weken het risico op dood door overdosis aanwezig is.
De startdosering van methadon is 20-30 mg per dag, en kan, nadat deze dosering goed wordt verdragen, opgebouwd worden met om de 4-5 dagen 10 mg extra.
De effectieve dosering voor methadon als onderhoudsbehandeling is bij de meeste patiënten 60 mg tot 110 mg per dag.
Bij doseringen methadon van 120 mg of meer en bij onduidelijkheid over effectiviteit van gekozen doseringen moet overwogen worden regelmatig bloedspiegels te bepalen.
De startdosering van buprenorfine ligt tussen de 4 en 8 mg per dag. Buprenorfine wordt gestart minimaal 12 uur nadat voor het laatst een kort werkend opiaat is gebruikt of nadat de eerste onthoudingsverschijnselen merkbaar zijn.
De meest effectieve dosering van buprenorfine is onbekend, maar is ten minste 10-12 mg per dag.
Overwegingen
Opbouw van methadon als onderhoudsbehandeling
Bij het instellen op methadon moet het gevaar op overdosering worden overwogen, zeker in een ambulante setting, waarin geen controle is op de hoeveelheid illegale opiaten die een patiënt bijgebruikt. Dit gevaar moet met de patiënt en met voor hem belangrijke anderen worden besproken.
Dosering van methadon
De werkgroep vermeldt dat in de praktijk in individuele gevallen er (veel) hoger gedoseerd kan worden dan in de RCT's is aangegeven. Op dat moment moet wel met een aantal aspecten rekening worden gehouden:
(1) de individuele somatische toestand van de patiënt, inclusief mogelijke QT-verlenging en de kans op torsade de pointes (zie module ‘Methadon als onderhoudsbehandeling’); (2) de aanwezigheid van medicijnen die het methadonmetabolisme beïnvloeden; (3) de therapietrouw; en (4) het mogelijk weglekken van methadon naar de zwarte markt. Overigens is er een subgroep van patiënten die methadon traag metaboliseert. Daarbij kan met een relatief lage dosering een goed resultaat worden behaald.
Vanwege de lange halfwaardetijd van methadon is eenmaal daags doseren bijna altijd voldoende. Echter, ongeveer 5% van de patiënten is een snelle metaboliseerder. Zij kunnen merken dat de het middel kort voor de volgende gift lijkt uitgewerkt. In dergelijke gevallen kan tweemaal daags worden gedoseerd, eerder dan dosisverhoging te overwegen.
Dosering buprenorfine
Zoals eerder in deze module is aangegeven, dienen instelling, dosering en monitoring van onderhoudsbehandeling met zowel methadon als buprenorfine zorgvuldig op het individu en diens omstandigheden te worden afgestemd. Dit kan betekenen dat zowel het tempo van opbouw als de uiteindelijke dosering afwijkt van hetgeen in de aanbevelingen wordt genoemd. Dit kan afwijkingen in beide richtingen betekenen (sneller versus langzamer opbouwen; hoger versus lager doseren). Bij doseringen methadon van 120 mg of meer en bij onduidelijkheid over effectiviteit van gekozen doseringen moet overwogen worden regelmatig de bloedspiegel vast te stellen.
Onderbouwing
Conclusies
Opbouw van methadon als onderhoudsbehandeling
Niveau 4 |
Er is geen hard wetenschappelijk bewijs voor een doseringsstrategie bij de start van een methadononderhoudsprogramma.
De dosering kan waarschijnlijk het best op geleide van het klinisch beeld worden opgebouwd, waarbij gelijktijdig onthoudingsverschijnselen moeten worden voorkomen, craving moet worden beperkt, gebruik van illegale opiaten moet worden voorkomen en geen sedatie of overdosering mag optreden.
De startdosering is 20-30 mg. Na het instellen van een veilige startdosering wordt de dosering met telkens (om de 4 a 5 dagen) 10 mg opgebouwd.
|
D: Expertkennis; WHO, 2009. |
Opbouw van buprenorfine als onderhoudsbehandeling
Niveau 4 |
Buprenorfine kan waarschijnlijk het best worden opgebouwd nadat de startdosering (tussen 4-8 mg per dag) goed wordt verdragen.
|
D: Expertkennis; WHO, 2009. |
Dosering van methadon
Niveau 1 |
Het is aangetoond dat methadononderhoudsbehandeling bij de meeste patiënten effectiever is bij doseringen hoger dan 60 mg dan bij doseringen lager dan 60 mg/dag. Dat geldt voor het in behandeling blijven, voor het verminderen of stoppen van het gebruik van illegale opiaten, en voor vermindering van het gebruik van cocaïne.
Flexibele doseringen blijken bovendien effectiever dan vaste doseringen.
|
A1: Bao e.a., 2009; Faggiano e.a., 2008; WHO, 2009 |
Dosering buprenorfine
Niveau 2 |
Buprenorfine als onderhoudsbehandeling moet, na het zorgvuldig opstarten ervan, met minimaal 10-12 mg per dag worden gedoseerd.
|
A2: WHO (2009) die zich op RCT's baseert. |
Samenvatting literatuur
Opbouw van methadon als onderhoudsbehandeling
De beschikbare kennis berust voornamelijk op kennis van professionals in de klinische praktijk. Een methadononderhoudsbehandeling beoogt heroïne te vervangen. In de eerste twee weken van het instellen op methadon bestaat het gevaar voor overdosering (Buster, 2002; Caplehorn, 1999; Cornish e.a., 2010; Davoli e.a., 2007; Degenhardt e.a., 2009). Daarom wordt een relatief lage startdosering van 20 mg per dag geadviseerd. Voor sommige patiënten levert dit echter toch onthoudingsverschijnselen op. Indien het mogelijk is om hun reactie op een hogere dosering te observeren, kan 30 mg als startdosering worden overwogen. Voor meer praktische details wordt verwezen naar de RIOB: Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling van het kwaliteitsinstituut voor verslavingszorg Resultaten Scoren, die in 2012 in een nieuwe versie is verschenen (Loth e.a., 2012).
Opbouw van buprenorfine als onderhoudsbehandeling
Ook bij het opbouwen van buprenorfine kan slechts gebruik gemaakt worden van expertkennis. Het risico op overdosering bij de opbouw van buprenorfine is laag. Buprenorfine wordt opgestart minstens 12 uur nadat voor de laatste keer (kort werkende) opiaten zijn gebruikt of nadat de eerste onthoudingsverschijnselen zijn opgetreden. Door een eerder begin kunnen onthoudingsverschijnselen worden geïnduceerd. Een startdosering tussen de 4-8 mg per dag wordt aanbevolen.
Dosering van methadon
De WHO-richtlijn baseert zich op een Cochranereview die in 2008 is herzien (Faggiano e.a., 2008). De kwaliteit van de onderzoeken wordt als laag-gemiddeld beoordeeld. Desondanks volgt een sterke aanbeveling voor het hanteren van doseringen tussen 60-110 mg per dag, waarbij afwijkingen op dat advies per patiënt moeten worden overwogen. Van belang is dat deze dosering een beter effect laat zien op het in behandeling blijven, op abstinentie van opiaten en op abstinentie van cocaïne, in vergelijking met lagere doseringen methadon.
Een recentere meta-analyse van Bao e.a. (2009) van 18 RCT's met in totaal 1.797 patiënten in methadone maintenance treatment (MMT) en 1.034 patiënten op een andere medicatie of een placebo onderzocht de hoogte van doseringen (> 60 mg) methadon en het effect van flexibele doses. Conclusies: de behandelretentie was beter bij methadondoseringen > 60 dan bij doseringen < 60 mg/dag (OR 1,74; 95%-BI 1,43-2,11). Bovendien was flexibele dosering effectiever dan een strategie met vaste methadondoseringen (OR 1,72; 95%-BI 1,41-2,11).
Dosering buprenorfine
De WHO-richtlijn beschrijft 5 RCT's die vergelijkingen aangeven in effectiviteit tussen verschillende maar in het algemeen betrekkelijk lage doseringen buprenorfine (tot maximaal 12 mg per dag). De trend die daaruit volgt is: hoe hoger de dosering, hoe beter de uitkomsten in termen van retentie en vermindering van het bijgebruik van heroïne. Andere (niet gerandomiseerde) onderzoeken die in de WHO-richtlijn (2009) worden genoemd, vergelijken ook hogere doseringen (16-32 mg per dag), maar zijn niet eenduidig in de uitkomsten.
Referenties
- Anchersen, K., Clausen,T., Gossop, M., Hansteen, V., & Waal, H. (2009). Prevalence and clinical relevance of corrected QT-interval prolongation during methadone and buprenorphine treatment: A mortality assessment study. Addiction, 104, 993-999,
- Andrews, C.M., Krantz, M.J., Wedam, E.F., Marcuson, M.J., Capacchione, J.F., & Haigney, M.C. (2009). Methadone-induced mortality in the treatment of chronic pain: Role of QT prolongation. Cardiology Journal, 16, 210-217.
- Ansermot, N. Albayrak, O., Schlapfer, J., Crettol, S., Croquette-Krokar, M., Bourquin, M., e.a. (2010). Substitution of (R,S)-methadone by (R)-methadone: Impact on QTc interval. Archives of Internal Medicine [JAMA Internal Medicine vanaf 2013], 170, 529-536.
- Athanasos, P., Farquharson, A.L., Compton, P., Psaltis, P., & Hay, J. (2008). Electrocardiogram characteristics of methadone and buprenorphine maintained subjects. Journal of Addictive Diseases, 27, 31-35.
- Cruciani, R.A. (2008). Methadone: to ECG or not to ECG... That is still the question. Journal of pain and symptom management, 36, 545-552.
- Eap, C.B., Crettol, S., Rougier, J.S., Schlapfer, J., Sintra Grilo, L., Déglon, J.J., e.a. (2007). Stereoselective block of hERG channel by (S)-methadone and QT-interval prolongation in CYP2B6 slow metabolizers. Clinical Pharmacology and Therapeutics, 81, 719-728.
- Ehret, G.B., Voide, C., Gex-Fabry, M., Chabert, J., Shah, D., Broers, B., e.a. (2006). Drug-induced long QT syndrome in injection drug users receiving methadone: High frequency in hospitalized patiënts and risk factors. Archives of Internal Medicine, 166, 1280-1287.
- Hanon, S., Seewald, R.M., Yang, F., Schweitzer, P., & Rosman, J. (2010). Ventricular arrhythmias in patients treated with methadone for opioid dependence. Journal of Interventional Cardiac Electrophysiology, 28, 19-22.
- Krantz, M.J., Martin, J., Stimmel, B., Mehta, D., & Haigney, MC. (2008). QTc interval screening in methadone treatment: The CSAT Consensus Guideline. Annals of Internal Medicine, 150, 387-395.
- Krantz, M.J., Martin, J., Stimmel, B., Mehta, D., & Haigney, M.C. (2009). QTc interval screening in methadone treatment. Annals ofInternal Medicine, 150, 387-395.
- Maremmani, I., Pacini, M., Cesaroni, C., Lovrecic, M., Perugi, G., & Tagliamonte, A. (2005). QTc interval prolongation in patients on long-term methadone maintenance therapy. European Addiction Research, 11, 44-49.
- Martell, B.A., Arnsten, J.H., Krantz, M.J., & Gourevitch, M.N. (2005). Impact of methadone treatment on cardiac repolarization and conduction in opioid users. American Journal of Cardiology, 95, 915-918.
- Martin, J.A., Campbell, A., Killip, T., Kotz, M., Krantz, M.J., Kreek, M.J., e.a.; Substance Abuse and Mental Health Services Administration. (2011). QT interval screening in methadone maintenance treatment: Report of a SAMHSA expert panel. Journal of Addictive Diseases, 30, 283-306.
- Pearson, E.C., & Woosley, R.L. (2005). QT prolongation and torsades de pointes among methadone users: Reports to the FDA spontaneous reporting system. Pharmacoepidemiology and Drug Safety, 14, 747-753.
- Peles, E., Bodner, G., Kreek, M.J., Rados, V., & Adelson, M. (2007). Corrected- QT-intervals as related to methadone dose and serum level in methadone maintenance treatment (MMT) patients: A cross-sectional study. Addiction, 102, 289-300.
- Skjervold, B., Bathen, J., & Spigset, O. (2006). Methadone and the QT-interval: Relations to the serum concentrations of methadone and its enantiomers (R)-methadone and (S)-methadone. Journal of Clinical Psychopharmacology, 26, 687-689.
- Wedam, E.F., Bigelow, G.E., Johnson, R.E., Nuzzo, P.A., & Haigney, M.C. (2007). QT-interval effects of methadone, levomethadyl, and buprenorphine in a randomized trial. Archives of Internal Medicine, 167, 2469-2475.
- Buster, M.C., Brussel, G.H. van, & Brink. W. van den. (2002). An increase in overdose mortality during the first 2 weeks after entering or re-entering methadone treatment in Amsterdam. Addiction, 97, 993-1001.
- Caplehorn, J.R. & Drummer, O.H. (1999). Mortality associated with New South Wales methadone programs in 1994: Lives lost and saved. The Medical Journal of Australia, 170, 104-109.
- Coviello, D.M., Zanis, D.A., Wesnoski, S.A., & Alterman, A.I. (2006). The effectiveness of outreach case management in re-enrolling discharged methadone patients. Drug and Alcohol Dependence, 85, 56-65.
- Downey, K.K., Helmus, T.C., & Schuster, C.R. (2000; updated in 2003 without new findings). Treatment of heroin-dependent poly-drug abusers with contingency management and buprenorphine maintenance. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 8, 176-184.
- Epstein, D.H., Hawkins, W.E., Covi, L., Umbricht, A., & Preston, K.L. (2003). Cognitive-behavioral therapy plus contingency management for cocaine use: findings during treatment and across 12-month follow-up. Psychology of Addictive Behaviors, 17, 73-82.
- Faggiano, F., Vigna-Taglianti, F., Versino, E., & Lemma, P. (2003 [updated in 2008 without new findings]). Methadone maintenance at different dosages for opioid dependence. Cochrane Database of Systematic Reviews 2003(3), Article CD002208. The Cochrane Library Database.
- Gross, A., Marsch, L.A., Badger, G.J., & Bickel, W.K. (2006). A comparison between low-magnitude voucher and buprenorphine medication contingencies in promoting abstinence from opioids and cocaine. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 14, 148-156.
- Kosten, T., Poling, J., & Oliveto, A. (2003). Effects of reducing contingency management values on heroin and cocaine use for buprenorphine- and desipramine-treated patients. Addiction, 98, 665-671.
- Mattick, R.P., Kimber, J., Breen, C., & Davoli, M. (2008). Buprenorphine maintenance versus placebo or methadone maintenance for opioid dependence. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008(2), Article CD002207. The Cochrane Library Database.
- Mattick, R.P., Breen, C., Kimber, J., & Davoli, M. (2009). Methadone maintenance therapy versus no opioid replacement therapy for opioid dependence. Cochrane Database of Systematic Reviews 2009(3), Article CD002209. The Cochrane Library Database.
- Mejta, C.L., Bokos, P.J., Mickenberg, J., Maslar, M.E., & Senay, E. (1997). Improving substance abuse treatment access and retention using a case management approach. Journal of Drug Issues, 27, 329-340.
- Rawson, R.A., Huber, A., McCann, M., Shoptaw, S., Farabee, D., Reiber, C., e.a. (2002). A comparison of contingency management and cognitive-behavioral approaches during methadone maintenance treatment for cocaine dependence. Archives of General Psychiatry, 59, 817-824.
- Schottenfeld, R.S., Chawarski, M.C., Pakes, J.R., Pantalon, M.V., Carroll, K.M., & Kosten, T.R. (2005). Methadone versus buprenorphine with contingency management or performance feedback for cocaine and opioid dependence. American Journal of Psychiatry, 162, 340-349.
- Sorensen, J.L., Masson, C.L., Delucchi, K., Sporer, K., Barnett, P.G., Mitsuishi, F., e.a. (2005). Randomized trial of drug abuse treatment-linkage strategies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73, 1026-1035.
- Woody, G.E., Luborsky, L., McLellan, A.T., O'Brien, C.P., Beck, A.T., Blaine, J., e.a. (1983). Psychotherapy for opiate addicts. Does it help? Archives of General Psychiatry, 40, 639-645.
- Abbott, P.J. (2009). A review of the community reinforcement approach in the treatment of opioid dependence. Journal of Psychoactive Drugs, 41, 379-385.
- Amato, L., Minozzi, S., Davoli, M., Vecchi, S., Ferri, M.M., & Mayet, S. (2008). Psychosocial combined with agonist maintenance treatments versus agonist maintenance treatments alone for treatment of opioid dependence. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008(4), Article CD004147. The Cochrane Library Database.
- Castells, X., Kosten, T. R., Capella, D., Vidal, X., Colom, J., & Casas, M. (2009). Efficacy of opiate maintenance therapy and adjunctive interventions for opioid dependence with comorbid cocaine use disorders: A systematic review and meta-analysis of controlled clinical trials. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 35, 339-349.
- Dutra, L., Stathopoulou, G., Basden, S.L., Leyro, T.M., Powers, M. B., & Otto, M.W. (2008). A meta-analytic review of psychosocial interventions for substance use disorders. American journal of psychiatry, 165, 179-187.
- NICE. (2007a). Drugmisuse: Opioid detoxification. London: National Institute for Health and Clinical Excellence.
- NICE. (2007b). Drug misuse: Psychosocial interventions. London: National Institute for Health and Clinical Excellence.
- Abbott, P.J., Weller, S.B., Delaney, H.D., & Moore, B.A. (1998). Community reinforcement approach in the treatment of opiate addicts. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 24, 17-30.
- Bao, Y.P., Liu, Z.M., Epstein, D.H., Du, C., Shi, J., & Lu, L. (2009). A meta-analysis of retention in methadone maintenance by dose and dosing strategy. American journal of drug and alcohol abuse, 35, 28-33.
- Bargagli A., Davoli M., Minozzi S., Vecchi S., & Perucci C. (2007). A systematic review of observational studies on treatment of opioid dependence. Geneva, Switzerland, background document prepared for 3rd meeting of Technical Development Group (TDG) for the WHO Guidelines for Psychosocially Assisted Pharmacotherapy of Opioid Dependence, 17-21 September.
- Barnett, P.G. (2009). Comparison of costs and utilization among buprenorphine and methadone patients. Addiction, 104, 982-992.
- Clausen, T., Anchersen, K., & Waal, H. (2008). Mortality prior to, during and after opioid maintenance treatment (OMT): A national prospective cross- registry study. Drug and Alcohol Dependence, 94, 151-157.
- Cornish, R., Macleod, J., Strang, J., Vickerman, P., & Hickman, M. (2010). Risk of death during and after opiate substitution treatment in primary care: prospective observational study in UK General Practice Research Database. BMJ, 341, c5475.
- Davoli, M., Bargagli, A.M., Perucci, C.A., Schifano, P., Belleudi, V., Hickman, M., e.a. (2007). Risk of fatal overdose during and after specialist drug treatment: The VEdeTTE study, a national multi-site prospective cohort study. Addiction, 102, 1954-1959.
- Degenhardt, L., Randall, D., Hall, W., Law, M., Butler, T., & Burns, L. (2009). Mortality among clients of a state-wide opioid pharmacotherapy program over 20 years: Risk factors and lives saved. Drug and Alcohol Dependence, 105, 9-15.
- Faggiano, F., Vigna-Taglianti, F., Versino, E., & Lemma, P. (2008). Methadone maintenance at different dosages for opioid dependence. Cochrane Database of Systematic Reviews 2003(3), Article CD002208. The Cochrane Library Database.
- Gibson, A., Degenhardt, L., Mattick, R.P., Ali, R., White, J., & O'Brien, S. (2008). Exposure to opioid maintenance treatment reduces long-term mortality. Addiction, 103, 462-468.
- Hesse, M., Vanderplasschen, W., Rapp, R. C., Broekaert, E., & Fridell, M. (2007). Case management for persons with substance use disorders. Cochrane Database of Systematic Reviews 2007(4), Article CD006265. The Cochrane Library Database.
- Martinez-Raga, J., Gonzalez, S.F., Pascual, C., Casado, M.A., & Sabater Torres, F. J. (2010). Suboxone (buprenorphine/naloxone) as an agonist opioid treatment in Spain: A budgetary impact analysis. European Addiction Research, 16, 31-42.
- Stallwitz, A. & Stover, H. (2007). The impact of substitution treatment in prisons: A literature review. International Journal on DrugPolicy, 18, 464-474.
- Sullivan, L.E., Metzger, D.S., Fudala, P.J., & Fiellin, D.A, (2005). Decreasing international HIV transmission: The role of expanding access to opioid agonist therapies for injection drug users. Addiction, 100, 150-158;
- UKCBTMM Project Group. (2004). The effectiveness and cost effectiveness of cognitive behaviour therapy for opiate misusers in methadone maintenance treatment: A multicentre, randomised, controlled trial. Final report to the funding organisation: R & D Directorate of the Department of Health as Part of the Drug Misuse Research Initiative. Heslington, United Kingdom: University of York, Health Sciences.
- Andrews, C.M., Krantz, M.J., Wedam, E.F., Marcuson, M.J., Capacchione, J.F., & Haigney, M.C. (2009). Methadone-induced mortality in the treatment of chronic pain: Role of QT prolongation. Cardiology Journal, 16, 210-217.
- CBO/Trimbos-instituut. (2009). Multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van alcohol: Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met een stoornis in het gebruik van alcohol. Utrecht: Trimbos¬instituut.
- Cruciani, R.A. (2008). Methadone: to ECG or not to ECG...That is still the question. Journal of Pain and Symptom Management, 36, 545-552.
- Eap, C.B., Buclin, T., & Baumann, P. (2002). Interindividual variability of the clinical pharmacokinetics of methadone: Implications for the treatment of opioid dependence. Clinical pharmacokinetics, 41, 1153-1193.
- GGZ Nederland. (2006). Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling: RIOB. Amersfoort: Resultaten Scoren. [NB update in 2012: Loth e.a., 2012.]
- Leavitt, S.B., Shinderman, M., Maxwell, S., Eap, C.B., & Paris, P. (2000). When 'enough' is not enough: New perspectives on optimal methadone maintenance dose. The Mount Sinai Journal of Medicine, 67, 404-11.
- Ling, W., Casadonte, P., Bigelow, G., Kampman, K.M., Patkar, A., Bailey, G.L., e.a. (2010). Buprenorphine implants for treatment of opioid dependence: a randomized controlled trial. JAMA, 304, 1576-83.
- Loth, C., Risselada, A., Wits, E., Jong, C. de, & Mheen D. van de. (2011). RIOB Landelijke implementatie Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling: Eindrapport van de tweede fase van de ondersteuning bij het implementatieproces. Amersfoort: Resultaten Scoren.
- Loth, C., Wits, E., Jong, C. de, & Mheen, D. van de. (2012). RIOB: Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling, Herziene versie. Amersfoort: Resultaten Scoren.
- Sande, Y. van der, & Neijmeijer, L. (2011). Modelbeschrijving (F)ACT Verslavingspsychiatrie. Utrecht: Trimbos-instituut.
- Stel, J. van der. (2010). Heroïne op medisch voorschrift: De geschiedenis van een geneesmiddel in Nederland. Utrecht: CCBH.
- Wolf, J., Mensink, C., Lubbe, P. van der, & Planije, M. (2002). Casemanagement voor langdurig verslaafden met meervoudige problemen: Een systematisch overzicht van interventie en effect. Amersfoort: Resultaten Scoren.
- Blanken, P., Hendriks, V.M., Ree, J.M. van, & Brink, W. van den. (2010b). Outcome of long-term heroin-assisted treatment offered to chronic, treatment-resistant heroin addicts in the Netherlands. Addiction, 105, 300-308.
- Ferri, M., Davoli, M., & Perucci, C.A. (2010). Heroin maintenance for chronic heroin-dependent individuals. Cochrane Database of Systematic Reviews 2010(8), Article CD003410. The Cochrane Library Database.
- Haasen, C., Verthein, U., Degkwitz, P., Berger, J., Krausz, M., & Naber, D. (2007). Heroin-assisted treatment for opioid dependence: randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry, 191, 55-62.
- Haasen, C., Eiroa-Orosa, F.J., Verthein, U., Soyka, M., Dilg, C., Schafer, I., & Reimer, J. (2009). Effects of heroin-assisted treatment on alcohol consumption: Findings of the German randomized controlled trial. Alcohol, 43, 259-264.
- Oviedo-Joekes, E., Brissette, S., Marsh, D.C., Lauzon, P, Guh, D., Anis, A., e.a. (2009). Diacetylmorphine versus methadone for the treatment of opioid addiction. New England Journal of Medicine, 361, 777-786.
- Perneger, T.V., Giner, F., del Rio, M., & Mino, A. (1998). Randomised trial of heroin maintenance programme for addicts who fail in conventional drug treatments. BMJ, 317, 13-18.
- Rehm, J., Gschwend, P, Steffen, T., Gutzwiller, F., Dobler-Mikola, A., & Uchtenhagen, A. (2001). Feasibility, safety, and efficacy of injectable heroin prescription for refractory opioid addicts: A follow-up study. Lancet, 358, 1417-1423.
- Strang J., Metrebian N., Lintzeris N., Potts L., Carnwath T., Mayet S., e.a. (2010). Supervised injectable heroin or injectable methadone versus optimised oral methadone as treatment for chronic heroin addicts in England after persistent failure in orthodox treatment (RIOTT): A randomised trial. Lancet, 375, 1885-1895.
- Brink, W. van den, Hendriks, V.M., Blanken, P, Koeter, M.W., Zwieten, B.J. van, & Ree, J.M. van. (2003). Medical prescription of heroin to treatment resistant heroin addicts: Two randomised controlled trials. BMJ, 327, 310.
- Blanken, P., Hendriks, V.M., Koeter, M.W., Ree, J.M. van, & Brink, W. van den. (2005). Matching of treatment-resistant heroin-dependent patients to medical prescription of heroin or oral methadone treatment: Results from two randomized controlled trials. Addiction, 100, 89-95.
- Blanken, P., Brink, W. van den, Hendriks, V.M., Huijsman, I.A., Klous, M.G., Rook, E.J., e.a. (2010a). Heroin-assisted treatment in the Netherlands: History, findings, and international context. European Neuropsychopharmacology, 20, S105-S158.
- CCBH/Kendle. (2000). Manual onderzoek heroïne op medisch voorschrift (Versie 2000 02 25). Utrecht: Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden.
- Ferri, M., Davoli, M., & Perucci, C.A. (2006). Heroin maintenance treatment for chronic heroin-dependent individuals: a Cochrane systematic review of effectiveness. Journal of Substance Abuse Treatment, 30, 63-72.
- Guttinger, F., Gschwend, P, Schulte, B., Rehm, J., & Uchtenhagen, A. (2003). Evaluating long-term effects of heroin-assisted treatment: The results of a 6-year follow-up. European Addiction Research, 9, 73-79.
- Haasen, C., Verthein, U., Eiroa-Orosa, F.J., Schafer, I., & Reimer, J. (2010). Is heroin-assisted treatment effective for patients with no previous maintenance treatment? Results from a German randomised controlled trial. European Addiction Research, 16, 124-130.
- Lobmann, R. & Verthein, U. (2009). Explaining the effectiveness of heroin- assisted treatment on crime reductions. Law and Human Behavior, 33, 83-95.
- Oviedo-Joekes, E., March, J. C., Romero, M., & Perea-Milla, E. (2010). The Andalusian trial on heroin-assisted treatment: a 2 year follow-up. Drug and Alcohol Review, 29, 75-80.
- Schafer, I., Eiroa-Orosa, F. J., Verthein, U., Dilg, C., Haasen, C., & Reimer, J. (2010). Effects of psychiatric comorbidity on treatment outcome in patients undergoing diamorphine or methadone maintenance treatment. Psychopathology, 43, 88-95.
- Verthein, U., Bonorden-Kleij, K., Degkwitz, P, Dilg, C., Kohler, W.K., Passie, T., e.a. (2008). Long-term effects of heroin-assisted treatment in Germany. Addiction, 103, 960-966.
- Dijkgraaf, M.G., Zanden, B.P. van der, Borgie, C.A. de, Blanken, P., Ree, J.M. van, & Brink, W. van den. (2005). Cost utility analysis of co-prescribed heroin compared with methadone maintenance treatment in heroin addicts in two randomised trials. BMJ, 330, 1297.
- Frei, A. (2001). Ökonomische Evaluation des Schweizer Projekts zur arztlich kontrollierten Heroinverschreibung. [Economic evaluation of the Swiss project on medically prescribed heroin substitution treatment] [Article in German]. Psychiatrische Praxis, 28, S41-4.
- Graf von der Schulenburg, J.-M., & Claes, C. (2006). Gesundheitsökonomische Begleitforschung: Spezialstudie im Rahmen des bundesdeutschen Modellprojekts zur kontrollierten Heroinvergabe an Schwerstabhangige. Hannover: Leibniz Universitat. http://www.heroinstudie.de/ Gesundheitsoekonomie_Kurzf_abg.pdf.
- Rehm, J., Frick, U., Hartwig, C., Gutzwiller, F., Gschwend, P, & Uchtenhagen, A. (2005). Mortality in heroin-assisted treatment in Switzerland 1994-2000. Drug and Alcohol Dependence, 79, 137-143.
Evidence tabellen
CM als stand-alonebehandeling voor abstinentie
NICE (2007b). Drug misuse: Psychosocial interventions (1). NICE Drug misuse: Psychosocial interventions over CM als stand-alonebehandeling voor abstinentie. Petry (2005). Methadone plus contingency management or performance feedback reduces cocaine and opiate use in people with drug addiction. |
|
Study aim |
Effectiviteit van CM als stand-alonebehandeling bij cocaïne- en/of heroïneverslaving. |
Study design |
RCT NICE bespreekt 14 onderzoeken voor CM als stand-alonebehandeling voor drug misuse. Daarvan is er slechts gericht op cocaïne en/of heroïne (Petry, 2005) en 6 op cocaïne. Deze 7 studies worden in de NICE-richtlijn gepoold. Studieduur: 12 weken. |
Number of studies |
7 |
Number of patients |
742 |
Patient characteristics |
Leeftijd: gemiddelden van de studies tussen 29 en 35. |
Intervention(s) |
CM |
Follow-up |
3-12 maanden follow-up |
Outcome |
- Duration of treatment - Point abstinence - Illicit drug use |
Results |
Op alle uitkomstmaten komt CM als effectief naar voren. Omdat er slechts 1 onderzoek is naar heroïne, is het lastig om de resultaten zonder meer over te nemen. |
Quality of evidence |
A1 |
Dutra e.a. (2008). A meta-analytic review of psychosocial interventions for substance use disorders (1). |
|
Study aim |
Dutra over CM als stand-alonebehandeling voor abstinentie. |
Study design |
Meta-analyse van 1 RCT: Katz e.a., 2002 [Katz, E.C., Chutuape, M.A., Jones, H.E., & Stitzer, M.L. (2002). Voucher reinforcement for heroin and cocaine abstinence in an outpatient drug-freeprogram. Experimental and clinical psychopharmacology, 10, 136-143.] |
Number of patients |
Ìnterventiegroep: n = 29 Controlegroep: n =23 |
Patient characteristics |
Leeftijd: 35,7 Sekseratio: 59,6% mannen |
Inclusion |
Inclusie: patiënten die een klinische detoxificatie hadden afgerond. Leeftijd: tussen 18 en 50. Gerapporteerde regelmatig heroïnegebruik in de 30 dagen voorafgaand aan de behandeling. |
Intervention(s) |
Interventie: CM + CBT. Controle: alleen CBT. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - gemiddeld aantal dagen behandeling; - gemiddeld aantal negatieve urine controles; - duur abstinentie; - percentage van deelnemers dat 4 weken abstinent is. |
Results |
Geen significante verschillen tussen de groepen. |
Quality of evidence |
A2 |
CBT: cogitive behavioral therapy (cognitieve gedragstherapie); CM: contingentie-management; RCT: randomised controlled trial.
CM bij detoxificatie
NICE (2007a). Drug misuse: Opioid detoxification (1). NICE Drug misuse: Opioid detoxification over CM bij detoxificatie. |
|
Study aim |
Vergelijking van detoxificatie + CM versus detoxificatie plus standaardzorg. |
Study design |
5 RCT's, 1 quasi-randomised. |
Number of studies |
6 |
Number of patients |
417 |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - abstinentie; - afmaken van de detoxificatie; - ernst van onthoudingsverschijnselen; - kosteneffectiviteit. |
Results |
Abstinentie: RR 1,86 Afmaken ontgifting: RR 1,60 (RR >1 in het voordeel van de interventie). NICE voert voor CM een kosteneffectiviteitsanalyse uit, en geeft data over financiën en QUALY's. Voor beide geldt dat CM als interventie voor toepassing bij detoxificatie kosteneffectief is. |
Quality of evidence |
A1 |
CM: contingentiemanagement; QUALY: quality-adjusted life year; RCT: randomised controlled trial.
CM bij naltrexononderhoudsbehandeling voor abstinentie
NICE (2007b). Drug misuse: Psychosocial Interventions (1). NICE (2007b). Drug misuse: Psychosocial Interventions en Dutra e.a. (2008). A meta-analytic review of psychosocial interventions for substance use disorders (2). |
|
Study aim |
Dutra over CM bij naltrexononderhoudsbehandeling bij asbtinentie. |
Study design |
Review: meta-analyses. De NICE-richtlijn bespreekt 3 onderzoeken (RCT's): - Carroll, K.M., Ball, S.a., Nich, C., et al. (2001). Targeting behavioral therapies to enhance naltrexone treatment of opiod dependence: efficacy of contingency management and significant other involvement. Archives of General Psychiatry, 58, 755-761. - Carroll, K.M., Sinha, R., Nich, C., et al. (2002). Contingency management to enhance naltrexone treatment of opiod dependence: a randomized clinical trial of reinforcement magnitude. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 10, 54-63. - Preston, K.L., Silverman, K., Umbricht, A., et al. (1999). Improvement in naltrexone treatment compliance with contingency management. Drug and Alcohol Dependence, 54, 127-135. Dutra et al bespreken alleen het onderzoek van Carroll. Carroll en Preston onderzoeken de effectiviteit van naltrexon + CM wordt vergeleken met naltrexon + standaardzorg. |
Number of studies |
3 |
Number of patients |
Carrol, 2001: 79 Carrol, 2002: 54 Preston, 1999: 39 |
Intervention(s) |
Interventie: naltrexon + verschillende vormen van CM. Controle: standaard: naltrexon. |
Follow-up |
Follow-upduur: 3-6 maanden. |
Outcome |
NICE: - abstinentie: punt-abstinentie en duur abstinentie; - gebruik van illegale drugs: frequentie van gebruik over een gegeven periode; - invloed op naltrexon-compliance: aantal doses en dagen dat naltrexon is ingenomen.
Dutra: - noemt effectsizes op basis van selfreport (0,04), urinesamples (dus over abstinentie) van 0,52. |
Results |
Kwaliteit van het bewijs wordt door NICE als gemiddeld (moderate) beoordeeld. CM geeft een significante verbetering op alle uitkomstmaten. Er is echter geen informatie over effecten bij de follow-up. |
Quality of evidence |
A1 |
CM: contingentiemanagement
CM bij methadononderhoudsbehandeling
NICE. (2007b). Drug misuse: Psychosocial interventions (2). |
|
Study aim |
Psychosocial interventions over CM bij methadononderhoudsbehandeling. |
Study design |
Meta-analyses |
Number of studies |
NICE includeert 12 studies. Studieduur: 8-52 weken. |
Number of patients |
1.436 |
Patient characteristics |
Leeftijd, gemiddelden over de studies: 35-44. |
Follow-up |
Follow-upduur: 0-15 maanden. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaat: - duur abstinentie; - point-abstinentie; - druggebruik: nooit abstinent van cocaïne of heroïne. |
Results |
CM resulteert in langere periodes van abstinentie tijdens behandeling, en hogere point-abstinentie bij 6 en 12 maanden follow-up. Dit gold voor onderzoeken die vouchers, prijzen of privileges gebruikten als bekrachtigers. |
Quality of evidence |
A1 |
CM: contingentiemanagement
Amato e.a. (2008). Psychosocial combined with agonist maintenance treatments versus agonist maintenance treatments alone for treatment of opioid dependence (1). Amato over CM bij methadononderhoudsbehandeling. |
|
Study aim |
‘To compare the effectiveness of the combination of psychosocial plus agonist maintenance interventions of any kind to any agonist maintenance treatments for opiate dependence, in retaining patients in treatment, reducing the use of substances'. |
Study design |
Review, meta-analyse (de gereviewde onderzoeken zijn RCT's). Amato bespreekt 5 studies die ook in de NICE-richtlijn (NICE, 2007b: Drug misuse: Psychosocial interventions) worden besproken en 6 studies die daarin niet voorkomen. NB Deze review brengt in meta-analyses de gegevens onder van onderzoeken naar CM bij zowel methadon- als bij buprenorfinebehandeling. |
Number of studies |
11 |
Number of patients |
1245 |
Intervention(s) |
Interventie: CM. Controle: methadononderhoudsbehandeling. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - aantal patiënten dat nog in behandeling was aan het einde van het onderzoek; - primary substance: aantal patiënten met opeenvolgende positieve urine-uitslagen in minstens 3 weken; - resultaten bij follow-up: aantal patiënten dat nog in behandeling is, en aantal patiënten dat abstinent is bij de follow-up.
Secundaire uitkomstmaten: - compliance; - craving; - psychiatrische symptomen/ psychological distress; - quality of life (QOL); - ernst afhankelijkheid; - dood. |
Results |
Er zijn nauwelijks specifieke resultaten beschikbaar voor CM binnen deze review. De enige specifieke gegevens zijn dat CM in aanvulling op opiaatonderhoudsbehandeling een positief effect heeft (p.63, Comparison 2) op het in behandeling blijven. |
Quality of evidence |
A1 |
Dutra e.a. (2008). A meta-analytic review of psychosocial interventions for substance use disorders (3). |
|
Study aim |
Contingentiemanagement bij methadononderhoudsbehandeling. |
Study design |
RCT Dutra includeert 5 studies die we ook in de NICE-richtlijn zien; daarnaast nog 2 studies die daarin niet voorkomen: - Iguchi, M.Y., Belding, M.A., Morral, A.R., Lamb, R.I., Husband, S.D. (1997). Reinforcing operants other than abstinence in drug abuse treatment: an effective alternative for reducing drug use. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 65, 421-428. - Sigmon, S.C., Correia, C.J., Stitzer, M.L (2004). cocaine abstinence during methadone maintenance: effects of repeated brief exposure to voucher-based reinforcement. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 12, 269-275.
Studieduur: - Iguchi 12 weken; - Sigmon 24 weken. |
Number of studies |
5 |
Number of patients |
Iguchi 62 Sigmon 30 |
Intervention(s) |
NB Er wordt in deze review gekeken naar opiod maintenance treatment (OMT). In de publicatie is bij het trekken van conclusies geen onderscheid gemaakt tussen methadon en buprenorfine. Gezien de uitkomsten van CM bij buprenorfine (zie bewijstabellen NICE, Amato en Dutra) beïnvloedt dit mogelijk de uitkomsten. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - drop-out uit behandeling; - abstinentie. |
Results |
De resultaten worden gegeneraliseerd naar effectgroottes per: (1) soort middel, waarbij de resultaten voor opiaatverslaving klein tot gemiddeld zijn (voor de diverse behandelvormen die in deze review worden besproken); en: (2) soort behandelvorm, waarbij CM als beste scoort. Er zijn geen specifieke gegevens beschikbaar over de effectiviteit van CM bij opiaatgebruikers anders dan al in de NICE-richtlijn zijn besproken. |
Quality of evidence |
A2 |
CM: contingentiemanagement; RCT: randomised controlled trial.
Castells e.a. (2009). Efficacy of opiate maintenance therapy and adjunctive interventions for opioid dependence with comorbid cocaine use disorders: A systematic review and meta-analysis of controlled clinical trials (1). |
|
Study aim |
CM bij methadononderhoudsbehandeling. |
Study design |
Meta-analyse over opiaatverslaving met comorbide cocaïneverslaving. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - cocaïne- en heroïneabstinentie volgens urinecontroles van minimaal 3 weken; - cocaïne- en heroïnegebruik, gemeten naar het aantal cocaïne- en/of heroïnevrije dagen. |
Results |
Onderzoek naar alleen cocaïneabstinentie toont een positief effect van CM, ook op het aantal heroïnevrije dagen. Onderzoek naar abstinentie van zowel heroïne als cocaïne geven geen resultaten voor abstinentie voor beide drugs, en slechts een klein resultaat voor cocaïnegebruik. |
Quality of evidence |
A1 |
CM: contingentiemanagement
CM bij buprenorfineonderhoudsbehandeling
NICE (2007b) Drug misuse: Psychosocial interventions (3). NICE Drug misuse: Psychosocial interventions over CM bij buprenorfineonderhoudsbehandeling. |
|
Study aim |
Effectiviteit van CM + buprenorfineonderhoudsbehandeling vergeleken met alleen buprenorfineonderhoudsbehandeling. |
Study design |
RCT |
Number of studies |
4 |
Number of patients |
23 |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - abstinentie; - gebruik van middelen. |
Results |
Geen toegevoegde waarde van CM bij patiënten die buprenorfine als onderhoudsbehandeling ontvangen. |
Quality of evidence |
A1 |
Amato e.a. (2008). Psychosocial combined with agonist maintenance treatments versus agonist maintenance treatments alone for treatment of opioid dependence (2). Amato over CM bij buprenorfineonderhoudsbehandeling. |
|
Study aim |
‘To compare the effectiveness of the combination of psychosocial plus agonist maintenance interventions of any kind to any agonist maintenance treatments for opiate dependence, in retaining patients in treatment, reducing the use of substances'. |
Study design |
RCT Amato bespreekt 5 studies die ook in de NICE-richtlijn worden besproken en 6 studies die daarin niet voorkomen. NB (1): de onderzoeken worden ondergebracht in een meta-analyse, samen met andere psychosociale interventies. NB (2): Deze review brengt in meta-analyses onder: de gegevens van onderzoeken naar CM bij zowel methadon- als buprenorfinebehandeling. |
Number of studies |
11 |
Number of patients |
1245 |
Intervention(s) |
Interventie: CM. Controle: methadononderhoudsbehandeling. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - aantal patiënten dat nog in behandeling was aan het einde van het onderzoek; - primary substance: aantal patiënten met opeenvolgende positieve urine-uitslagen in minstens 3 weken; - resultaten bij follow-up: aantal patiënten dat nog in behandeling is, en aantal patiënten dat abstinent is bij de follow-up.
Secundaire uitkomstmaten: - compliance; - craving; - psychiatrische symptomen/ psychological distress; - quality of life (QOL); - ernst afhankelijkheid; - dood. |
Results |
Er zijn nauwelijks specifieke resultaten beschikbaar voor CM binnen deze review. De enige specifieke gegevens zijn dat CM in aanvulling op opiaatonderhoudsbehandeling een positief effect heeft (p. 63, Comparison 2) op het in behandeling blijven. |
Quality of evidence |
A1 |
CM: contingentiemanagement; QOL: quality of life; RCT: randomised controlled trial.
Dutra e.a. (2008). A meta-analytic review of psychosocial interventions for substance use disorders (4). |
|
Study aim |
CM bij buprenorfineonderhoudsbehandeling. |
Study design |
RCT Dutra includeert 5 studies die we ook in de NICE-richtlijn zien; daarnaast nog 2 studies die daarin niet voorkomen: - Iguchi, M.Y., Belding, M.A., Morral, A.R., Lamb, R.I., Husband, S.D. (1997). Reinforcing operants other than abstinence in drug abuse treatment: an effective alternative for reducing drug use. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 65, 421-428. - Sigmon, S.C., Correia, C.J., Stitzer, M.L (2004). cocaine abstinence during methadone maintenance: effects of repeated brief exposure to voucher-based reinforcement. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 12, 269-275.
Studieduur: - Iguchi 12 weken - Sigmon 24 weken. |
Number of studies |
5 |
Number of patients |
Iguchi 62 Sigmon 30 |
Intervention(s) |
NB Er wordt in deze review gekeken naar opiod maintenance treatment (OMT). In de publicatie is bij het trekken van conclusies geen onderscheid gemaakt tussen methadon en buprenorfine. Gezien de uitkomsten van CM bij buprenorfine (zie bewijstabellen NICE, Amato en Dutra) beïnvloedt dit mogelijk de uitkomsten. |
Outcome |
Primaire uitkomstmaten: - drop-out uit behandeling; abstinentie. |
Results |
De resultaten worden gegeneraliseerd naar effectgroottes per: (1) soort middel, waarbij de resultaten voor opiaatverslaving klein tot gemiddeld zijn (voor de diverse behandelvormen die in deze review worden besproken); en: (2) soort behandelvorm, waarbij CM als beste scoort. Er zijn geen specifieke gegevens beschikbaar over de effectiviteit van CM bij opiaatgebruikers anders dan al in de NICE-richtlijn zijn besproken. |
Quality of evidence |
A2 |
CM: contingentiemanagement; RCT: randomised controlled trial.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2013
Laatst geautoriseerd : 01-01-2013
Geplande herbeoordeling :
De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. Uiterlijk in 2017 bepaalt de NVvP of deze richtlijn nog actueel is. Indien nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn om een herzieningstraject te starten.
De andere aan deze richtlijn deelnemende beroepsverenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de actualiteit van de aanbevelingen in de richtlijn; hen wordt verzocht relevante ontwikkelingen kenbaar te maken aan de eerstverantwoordelijke.
Algemene gegevens
Financiering en opdrachtgevers: Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaving (CCBH), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP).
Doel en doelgroep
Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van zaken is. De aanbevelingen zijn gericht op het expliciteren van optimaal professioneel handelen in de gezondheidszorg en zijn gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming. In deze aanbevelingen zijn naast de wetenschappelijke argumenten ook professionele kennis en ervaringskennis meegenomen, samengevat in de overige overwegingen.
Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van hulpverleners in de gezondheidszorg die betrokken zijn bij diagnostiek en behandeling van patiënten met opiaatverslaving. Om de implementatie te bevorderen, biedt deze richtlijn aanknopingspunten voor protocollen op plaatselijk, instituuts- of regioniveau en voor transmurale afspraken.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die aan de ontwikkeling van de richtlijn hebben bijgedragen: psychiaters, psychologen, verslavingsgeneeskundigen, verpleegkundigen en verzorgenden in de verslavingszorg (zie ook ‘Samenstelling werkgroep’).
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in december 2009 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), onder voorzitterschap van professor doctor Wim van den Brink, hoogleraar psychiatrie en verslaving aan de Universiteit van Amsterdam.
De werkgroepleden waren door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep; de totale samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door alle deelnemende wetenschappelijke verenigingen. De werkgroepleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze conceptrichtlijn. De volgende personen hadden zitting in de werkgroep.
- Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP):
- Wim van den Brink (voorzitter);
- Hein de Haan;
- Pieter-Jan Carpentier.
- Nederlands Instituut van Psychologen (NIP):
- Gerard Schippers (vice-voorzitter);
- Ellen Vedel.
- Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (WGN):
- Hein Sigling.
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN):
- Chris Loth.
Voor de ontwikkeling van uitgangsvragen, teksten en aanbevelingen is contact gezocht met de Nederlandse Internisten Vereniging om een vertegenwoordiger te leveren met deskundigheid in het onderwerp methadon en QT-verlenging. Daarop is door deze vereniging Gerard Rongen als werk- groeplid toegevoegd.
Klankbordgroep
Bij het vaststellen van de uitgangsvragen en het vaststellen van de conceptversie van de richtlijn is om input gevraagd van de klankbordgroep. Deze klankbordgroep bestond uit vertegenwoordigers van diverse beroepsverenigingen en belanghebbende partijen. Binnen deze klankbordgroep werd een aparte focusgroep patiëntenparticipatie gevormd. De volgende personen hadden zitting in de klankbordgroep:
- K.A.H. van der Horst, Tactus Verslavingszorg.
- C. Keuch, Cliëntenraad Arkin Jellinek, Amsterdam.
- R. van den Abeele, lsovd.
- R. Ashruf, Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland.
- R. Asma, Cliëntenraad Mondriaan.
- W. Barends, Brijder Verslavingszorg.
- F. Bary, Centrale Cliëntenraad Centrum Maliebaan.
- M. Boonstra, Jellinek.
- J. van Essen, Tactus Verslavingszorg.
- E. Gillet, Cliëntenraad Novadic-Kentron.
- H. Gras, Altrecht.
- M. de Haan, Belangenvereniging Druggebruikers mdhg.
- M. Hazenbroek, lsovd.
- C. de Jong, Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland.
- M. Kat, Regiocliëntenraad Brijder Noord-Holland.
- C. Koster, Cliëntenraad Tactus Verslavingszorg.
- W. Los, Belangenvereniging Druggebruikers mdhg.
- T. Malesevic, ggz Arkin, cluster Verslaving en Psychiatrie.
- M. Merkx, Nederlandse Vereniging van Psychologen.
- G. van Santen, ggd.
- V. dos Santos, Belangenvereniging Druggebruikers mdhg.
- E. Tolkamp, Cliëntenraad Mondriaan.
- P. Vossenberg, Tactus Verslavingszorg.
Externe deskundigen
Voor vier onderwerpen is specifieke input gevraagd aan externe deskundigen. Voor de wijze van dosering van naloxon bij een overdosering opiaten (module ‘Crisisinterventie bij overdosering’) is informatie gevraagd van de heer D. Kagenaar, anesthesist in het Flevoziekenhuis te Almere. Voor module ‘Crisisinterventie bij overdosering’ (Onderzoek somatische gezondheid) is inbreng gevraagd van de heer R. Jamin, tot 1 januari 2012 arts voor verslavingsziekten. Voor de modules over acupunctuur en ibogaïne zijn teksten geleverd door mevrouw C. de Jong, anesthesioloog-verslavingsarts bij Stichting Miroya en onderzoeker via de afdeling Experimentele Anesthesiologie, amc, Amsterdam. Deze teksten zijn na de commentaarfase bewerkt door de werkgroep en door de heer P. Blanken, senior onderzoeker bij Parnassia Addiction Research Centre (parc), Brijder Verslavingszorg.
Belangenverklaringen
Een map met verklaringen van werkgroepleden over mogelijke financiële belangenverstrengeling ligt ter inzage bij de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Er zijn geen bijzondere vormen van belangenverstrengeling gemeld.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is geprobeerd rekening te houden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is expliciet gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Deze richtlijn wordt verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en instellingen. Daarnaast wordt een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in tijdschriften van de deelnemende wetenschappelijk verenigingen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van het Trimbos-instituut (www.trimbos.nl of www.ggzrichtlijnen.nl) en via de websites van de NVvP en ccbh. Naast de richtlijn zelf wordt ook een versie voor patiënten ontwikkeld, in samenwerking met leden van de focusgroep patiëntenarticipatie, uitgevoerd door Stichting Mainline.
Werkwijze
De multidisciplinaire werkgroep is bij het opstellen van de uitgangsvragen uitgegaan van het proces van diagnostiek, indicatiestelling en behandeling van opiaatverslaving. Daartoe zijn uitgangsvragen opgesteld, waarvoor via de methodiek van evidence-based richtlijnontwikkeling (ebro) antwoorden zijn geformuleerd in de vorm van aanbevelingen. De uitgangsvragen zijn besproken met de klankbordgroep en de focusgroep patiëntenparticipatie.
De werkgroep werkte gedurende 24 maanden (9 vergaderingen) aan de totstandkoming van de conceptrichtlijn. Voor de beantwoording van de uitgangsvragen werd de volgende werkwijze gehanteerd. De Guidelines for the psychosocially assisted pharmacological treatment of opioid dependence (WHO, 2009) werd als basis voor de antwoorden gekozen. Deze richtlijn werd daartoe met behulp van het AGREE-instrument als kwalitatief goed beoordeeld door het Trimbos-instituut.
Daarnaast werden twee richtlijnen gebruikt die door NICE (Engeland) zijn ontwikkeld: Drug misuse: Opioid detoxification (nice, 2007a) en Drug misuse: Psychosocial interventions (nice, 2007b). Omdat NICE-richtlijnen algemeen als gouden standaard voor richtlijnontwikkeling worden beschouwd, zijn deze richtlijnen door de werkgroep als kwalitatief goede richtlijnen geaccepteerd zonder een aanvullende AGREE-beoordeling.
De werkgroep heeft besloten dat van publicaties die worden gebruikt voor beantwoording van uitgangsvragen en die in de genoemde richtlijnen worden besproken, geen nieuwe bewijstabellen (evidencetabellen) zouden worden gemaakt. In de literatuurlijsten zal duidelijk worden aangegeven in welke richtlijn een publicatie is gebruikt en beoordeeld. De geïnteresseerde lezer wordt uitgenodigd om in die richtlijnen informatie over de betreffende publicatie en de beoordeling daarvan te lezen.
Voor het beantwoorden van de uitgangsvragen is ook gezocht naar bronnen die zijn gepubliceerd nadat deze richtlijnen zijn gepubliceerd. En omdat de richtlijnen niet alle uitgangsvragen behandelen, zijn eigen zoekacties uitgevoerd in Pubmed, Psychinfo, Medline en de Cochrane Database en Cinahl. Voor zover dergelijke publicaties zijn opgenomen in de conclusies, zijn van die publicaties zo veel mogelijk bewijstabellen gemaakt, waarin beoordeling van de publicaties en samenvatting van de resultaten is opgenomen.
De leden van de redactie hebben richtlijnteksten geformuleerd (bestaande uit, per uitgangsvraag: inleiding, wetenschappelijke onderbouwing, conclusies op basis van wetenschappelijke onderbouwing, overige overwegingen en aanbevelingen). Deze teksten werden in de werkgroepbijeenkomsten besproken. Op onderdelen leverden de overige werkgroepleden tekstvoorstellen.
Afrondingsfase
De uiteindelijke teksten vormen samen de conceptrichtlijn die in januari 2012 per e-mail in pdf aan alle betrokken beroepsverenigingen, aan de leden van de klankbordgroep, aan de lpggz en via internet aan het veld ter commentaar aangeboden. Dit commentaar is door de werkgroep verwerkt. Alle commentaar is van een reactie voorzien. Deze commentaartabel is voor het publiek in te zien op de website van de NVvP en via www. ggzrichtlijnen.nl. Na verwerking van het commentaar is de richtlijn ter autorisatie aan de betrokken verenigingen en het Landelijk Platform GGz (lpggz) aangeboden.
Wetenschappelijke onderbouwing
De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek, voor een deel samengevat in de eerdergenoemde richtlijnen van NICE en WHO. Daarnaast werden relevante artikelen gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er werd gezocht in de Cochrane Database, Medline, Psychinfo, en bij vragen waarvoor dit relevant was ook in Cinahl. Op verzoek zijn de volledige zoekstrategieën beschikbaar. Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit literatuurlijsten van opgevraagde bronnen.
Er was onvoldoende financiële ruimte om alle genoemde artikelen te wegen via de uitvoering van nieuwe meta-analyses. De werkgroep heeft ervoor gekozen deze publicaties toch op te nemen en te gebruiken in de wetenschappelijke onderbouwing van de conclusies. In een volgende versie van de richtlijn kunnen deze publicaties dan gewogen worden.
In de literatuurlijsten per module wordt duidelijk gemaakt welke publicaties afkomstig zijn uit de genoemde richtlijnen, voor welke publicaties er voor deze richtlijn bewijstabellen zijn gemaakt, en welke publicaties wel gebruikt zijn in deze richtlijn, maar waarvan geen formele bewijstabellen zijn gemaakt.
De keuzes voor de indeling van methodologische kwaliteit van studies en de indeling van niveaus van bewijs van conclusies zijn gebaseerd op de EBRO-methodiek (evidence-based richtlijnontwikkeling). In de volgende tabellen zijn deze indelingen samengevat.
Tabel 1.1 Indeling van methodologische kwaliteit van individuele onderzoeken
Classificatie |
Interventie |
Diagnostisch accuratesseonderzoek |
Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2
|
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang.
|
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard') met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad. |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor confounding en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B
|
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek). |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd.
|
Prospectief cohort- onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2, of retrospectief cohortonderzoek, of patiënt- controleonderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek. |
||
D |
Mening van deskundigen. |
Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Tabel 1.2 Niveau van de bewijsvoering in de conclusie
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2. |
2 |
Eén onderzoek van niveau A2 of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B. |
3 |
Eén onderzoek van niveau B of C. |
4 |
Mening van deskundigen. |