Immunologische testen bij onverklaarde subfertiliteit
Uitgangsvraag
Wat is de plaats van de verschillende immunologische testen bij onverklaarde subfertiliteit?
Aanbeveling
Voer geen immunologische testen uit om de achterliggende oorzaak van onverklaarde subfertiliteit te achterhalen of de zwangerschapskans te voorspellen.
Overwegingen
De onderstaande overwegingen en aanbevelingen gelden voor het overgrote deel van de populatie waarop de uitgangsvraag betrekking heeft.
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er zijn geen studies gevonden die de waarde van immunologische testen bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit beschreven voor het inschatten van de kans op doorgaande zwangerschap, waardoor geen literatuuranalyse kon worden uitgevoerd. Wel is een aantal studies gevonden, die het niveau van immunologische cellen bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit in vergelijking met een controlecohort beschrijven. Dit betrof één systematische review van Seshradi (2014) en drie aanvullende case-control studies. De resultaten worden hieronder kort weergegeven.
Seshradi (2014) verrichtte een systematische review naar onder andere het niveau van natural killer (NK) cellen in perifeer bloed en het endometrium bij infertiele versus fertiele vrouwen. Geschat wordt dat 10% van de totale perifere lymfocyten in het bloed NK (CD56 positieve cellen) zijn. Hogere percentages worden geassocieerd met herhaalde miskramen of herhaald implantatie falen. In totaal werden 10 studies geïncludeerd die NK cel niveaus onderzochten. Een meta-analyse van de 6 studies die perifere NK cel niveaus als percentages onderzocht en fertiele met subfertiele patiënten vergeleek (Opsahl, 1994; Lukassen, 2003; Vujisic, 2004; Ntrivalas, 2005; McGrath, 2009; Sacks, 2012) liet geen significant verschil zien tussen de twee groepen. Er was wel een verschil in absolute aantallen NK cellen in de 3 studies die dit rapporteerden (Fornari, 2002; Michou, 2003; van den Heuvel, 2007) dit is echter niet goed te verklaren.
Naast deze systematische review waren er nog 2 studies, die niveaus van natural killer cellen van een subfertiele groep vergeleek met een controlegroep (tabel 1).
Tabel 1 Overzicht immunologische waarden Natural Killer cellen subfertiele groep versus controlegroep.
Studie |
Groep 1 |
Groep 2 |
Resultaat |
P-waarde |
||
|
|
|
Type |
Groep 1 |
Groep 2 |
|
Azargoon, 2019 |
Onverklaard subfertiel (N=25) |
Gezonde controle groep (N=26) |
CD56+ |
Gemiddeld 18,4% (SD 7,9) |
Gemiddeld 13,3% (SD5,0) |
0,007 |
|
|
|
CD69+ |
Mediaan 4,5 (IQR 1,5-8) |
Mediaan 6 (IQR 4-11) |
0,11 |
Aksu, 2016 |
Vrouwen metinfertiliteit (N=22) |
Fertiele vrouwen (N=12) |
CD4+ |
Gemiddeld 3,31 (range 0,11 tot 8,97) |
Gemiddeld 5,81 (range 3,12 tot 13,95) |
0,02 |
|
|
|
CD103+ |
Gemiddeld 4,40 (range 0,10 tot 24,06) |
Gemiddeld 6,73 (range 2,83 tot 15,46) |
0,02 |
|
|
|
CD16+ |
Gemiddeld 0,12 (range 0,001 tot 4,64) |
Gemiddeld 0,001 (range 0,0001 tot 0,68) |
0,01 |
|
|
|
CD45+, CD 14+, SCD3+, CD8+, CD5+, CD10+, et cetera |
|
|
>0,05 |
Het immuunsysteem is complex en 1 variabele zoals het niveau van de NK cellen is niet representatief voor de functie van het gehele systeem. De waarden van NK-cellen zijn geen reflectie van een specifieke immuunrespons maar kunnen fluctueren onder invloed van inspanning, hormonale waarden, tijd van de dag en gekozen laboratorium technieken.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Patiënten hebben behoefte aan aanvullende testen die hen antwoorden geven en oplossingen bieden voor het uitblijven van een doorgaande zwangerschap. Echter, door het gebrek aan eenduidig bewijs is geen therapie beschikbaar waar de patiënt van kan profiteren.
Kosten (middelenbeslag)
Niet van toepassing.
Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders
Niet van toepassing.
Haalbaarheid en implementatie
Niet van toepassing.
Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie
Het is onduidelijk of en wat de waarde is van immunologische testen bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit. Het immuunsysteem is een te complex samenspel om conclusies te verbinden aan verschillen in de absolute waarden of percentages hiervan in enkele immuun cel niveaus om toe te passen in de dagelijkse praktijk.
De waarden van de immunologische testen zal beter in beeld gebracht moeten worden om immuuntherapie te rechtvaardigen buiten wetenschappelijk onderzoek.
Onderbouwing
Achtergrond
Voor patiënten kan het lastig zijn om te accepteren dat er geen oorzaak voor het uitblijven van een zwangerschap wordt gevonden tijdens het oriënterend fertiliteitsonderzoek. Er worden steeds vaker vragen gesteld over de rol van het immuunsysteem en de mogelijkheden om dit te beïnvloeden met als doel een hogere kans op een levendgeborene. Van commerciële klinieken uit het buitenland komen regelmatig verzoeken voor het bepalen van cytokines en cellulaire profielen met als doel een immuun modulerende interventie toe te passen wanneer er sprake is van een disbalans.
Samenvatting literatuur
De bewijskracht van de literatuur werd voor deze uitgangsvraag niet beoordeeld vanwege het ontbreken van studies.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:
Wat is de waarde van immunologische testen bij onverklaarde subfertiliteit voor het inschatten van de kans op doorgaande zwangerschap (spontaan en met behandeling)?
PICO1
P: vrouwen met onverklaarde subfertiliteit;
I: immunologische testen;
C: geen testen;
O: kans op levendgeborene of doorgaande zwangerschap.
PICO2
P: vrouwen met onverklaarde subfertiliteit met afwijkende immunologische testen;
I: baseren beleid op testen;
C: handelen volgens de richtlijn (best practice);
O: kans op levendgeborene of doorgaande zwangerschap.
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte de kans op een levendgeborene een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat. De werkgroep realiseerde zich dat deze uitkomstmaat zelden gerapporteerd wordt vanwege de benodigde follow-up duur van minimaal 9 maanden en definieerde daarom doorgaande zwangerschap als alternatieve cruciale uitkomstmaat bij afwezigheid van levendgeborenen als uitkomstmaat. Kosteneffectiviteit en meerlingen werden gedefinieerd als voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.
De werkgroep definieerde de uitkomstmaat doorgaande zwangerschap als volgt: een intacte intra uteriene zwangerschap bij tenminste 12 weken zwangerschapsduur.
De werkgroep definieerde een verschil van 5% in kans op levendgeborenen en doorgaande zwangerschap na een afgeronde therapie als een klinisch (patiënt) relevant verschil.
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 18 juli 2019 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, gerandomiseerde klinische trials (RCT’s) en ander vergelijkend onderzoek. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 469 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: 1) patiëntenpopulatie betrof vrouwen met onverklaarde subfertiliteit, met een leeftijd tussen 18 en 43 jaar; 2) de waarde van immunologische testen werd onderzocht; 3) de kans op doorgaande zwangerschap werd als uitkomst onderzocht en 4) studie werd gepubliceerd vanaf 2000.
Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 67 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens alle 67 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 0 studies definitief geselecteerd.
Resultaten
Er zijn geen studies opgenomen in de literatuuranalyse, omdat er geen studies waren die voldeden aan één of beide PICO’s. Wel waren er studies, die het niveau van immunologische cellen bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit vergeleken met een controlecohort van fertiele vrouwen. Deze studies worden in de overwegingen beschreven. Er is geen evidencetabel opgesteld en de methodologische kwaliteit van de individuele studies (risk of bias) is niet beoordeeld.
Referenties
- Aksu, S., Çalışkan, E., & Cakiroglu, Y. (2016). Evaluation of endometrial natural killer cell expression of CD4, CD103, and CD16 cells in women with unexplained infertility. Journal of reproductive immunology, 117, 70-75.
- Azargoon, A., Mirrasouli, Y., Barough, M. S., Barati, M., & Kokhaei, P. (2019). The state of peripheral blood natural killer cells and cytotoxicity in women with recurrent pregnancy loss and unexplained infertility. Int J Fertil Steril, 13(1).
- Matsubayashi, H., Suzuki, T., Arai, T., Kondo, A., Sugi, T., Izumi, S. I., ... & Sugiyama, Y. (2001). Increased natural killer‐cell activity is associated with infertile women. American Journal of Reproductive Immunology, 46(5), 318-322.
- Seshadri, S., & Sunkara, S. K. (2014). Natural killer cells in female infertility and recurrent miscarriage: a systematic review and meta-analysis. Human reproduction update, 20(3), 429-438.
Evidence tabellen
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Mogelijke systematische reviews |
|
Ali 2018 |
RIF na IVF of herhaalde miskraam. Geen SR |
Achili 2018 |
Effectiviteit immunotherapie bij IVF/RPL |
Deroux 2017 |
Prevalentie verschillende auto-anitbodies bij vrouwen met fertiliteitsproblemen |
Seshradi 2014 |
Natural killer levels in infertile versus fertile women |
Restrepo 2013 |
Geen primair onderzoek: werkingsmechanisme antisperm antibodies |
Smith 2012 |
Studiemateriaal apothekers over behandeling onvruchtbaarheid |
Tang 2011 |
Rol van NK cellen bij RIF, niet onverklaarde subfertiliteit |
Guerin 2009 |
Geen primair onderzoek: werkingsmechanisme Treg cells |
Moffett 2004 |
Opinie paper, geen systematische review |
Backos 2002 |
Screening op antiphospholipid antibodies bij vrouwen die IVF-ET ondergaan |
Mogelijke RCT’s |
|
Penzias 2018 |
Amerikaanse richtlijn over immunotherapie bij IVF |
Ikemoto 2018 |
Geen vergelijkende studie, alleen vrouwen die immunologische test ondergingen voor herhaald falende voortplanting |
Harrity 2018 |
Cohort met vrouwen met een eerder falende blastocyste transfer geselecteerd voor een endometrische scratch |
Genest 2018 |
Intravenous immunoglobulin (IVIg) voorafgaand aan embryo transfer |
Cheloufi 2018 |
Niet vergelijkend: artikel in Frans |
Taiyeb 2017 |
Behandeling mannen met anti-sperm antibodies met IVF of ICSI |
Nakagawa 2017 |
Paren met RIF na 3 of meer gefaalde IVF/ET cycli |
Marci 2016 |
Vergelijking HHV-6A bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit en controle cohort, associatie met NK cellen |
Dakhly 2018 |
Vrouwen met herhaalde miskraam, IVF als behandeling |
Steiner 2015 |
Geen vergelijkende studie, alleen vrouwen met tubal patency |
Litwicka 2015 |
vrouwen met thyroid autoimmuniteit |
Agenor 2015 |
Geen primair (vergelijkend) onderzoek |
Cerkiene 2014 |
Geen vergelijkend onderzoek, natural killer en t lymfocyten niveau bij infertility |
Yoo 2012 |
Vrouwen met herhaalde miskraam |
Wilczynski 2012 |
Vrouwen met herhaalde miskraam: HHV-6 niveau in verschillende cohorten |
Winger 2011 |
Vrouwen die IVF ondergaan |
Turi 2010 |
Vrouwen met antithyroid autoimmuniteit (behandeling met steroiden) |
Clark 2010 |
Geen primair (vergelijkend) onderzoek |
Buckingham 2009 |
Prevalentie van antiphospholid antibodies (aPL) en effect op uitkomst bij vrouwen die IVF ondergaan |
Wilczynski 2007 |
Overzichtsartikel herhaalde miskramen na IVF |
Strowitzki 2006 |
Overzichtsartikel bijdrage endometrium aan vruchtbaarheid: geen vergelijkend onderzoek |
Forges 2006 |
Behandeling met corticosteroïden bij IVF |
De Ziegler 2006 |
Geen vergelijkend onderzoek, rol van hormonen bij ontvankelijkheid endometrium |
Agarwal 2006 |
Letter to the editor |
Taniguchi 2005 |
Effect van prednisolon bij IVF bij vrouwen met antinuclear antibodies |
Du 2005 |
Geen vergelijkende studie: antibodies in een cohort van vrouwen met primaire of secundaire subfertiliteit |
Ledee-Bataille 2004 |
Geen vergelijkende studie: niveau IL-12, IL-18 en uNK bij vrouwen bij falende IVF |
Wallace 2003 |
Editorial |
Fornari 2002 |
Geen vergelijkende studie: karakteristieken immuunfunctie bij subfertiliteit en effect van gonadotropines op immuunfunctie |
Karaki 2000 |
Geen vergelijkende studie: assocatie tussen autoantibodies en infertility |
Hatasaka 2000 |
Geen vergelijkende studie: Hoofdstuk over immunologische factoren bij infertility |
Mogelijke diverse designs |
|
Azargoon 2019 |
Vergelijking NK cellen bij vrouwen met RPL en onverklaarde subfertiliteit |
Zhang 2017 |
Retrospectief onderzoek naar aanwezigheid anti-sperm antibodies bij infertiele patiënten |
Muller 2017 |
Retrospectief onderzoek naar niveau CD56 en NK cellen in infertiele patiënten in vergelijking met controle cohort, alleen sub analyses gerapporteerd |
Kofod 2017 |
Geen vergelijkend onderzoek: niveau HLA en NK cellen in biopsies van IVF patiënten |
Chen 2017 |
Retrospectieve vergelijking NK niveaus bij vrouwen met herhaald falen van voortplanting en fertiele controle |
Aksu 2016 |
Vergelijking NK niveaus onverklaarde subfertiliteit en controlegroep |
Rizzo 2015 |
niveau van HLA-G en (e)NK cellen bij primaire en secundaire subfertiliteit |
Liang 2015 |
Th1/Th2 ratio, NK cytotoxiciteit bij vrouwen die IVF/ICSI ondergaan |
Li 2015 |
Effect van antinucleair antibodies op zwangerschap bij IVF |
Lashley 2015 |
Geen vergelijkend onderzoek: niveau T-lymfocyten bij vrouwen met RIF bij IVF |
Kamo 2015 |
Vergelijking NK22 cellen bij vrouwen met onverklaarde subfertiliteit en unexplained recurrent pregnancy loss (URPL), geen controlegroep |
Ozkan 2014 |
Vrouwen die IVF behandeling ondergaan: vergelijking cytokine niveaus infertile women met vruchtbare controlegroep |
Ghafourian 2014 |
Vergelijking NK cellen cytotoxiciteit en CD56 cellen bij vrouwen met herhaalde miskraam of gefaalde IVF behandeling |
Junovich 2013 |
Vergelijking NK cellen en cytokines bij vrouwen met gefaalde IVF behandeling vergeleken met vruchtbare controlegroep |
Virro 2013 |
Geen vergelijkend onderzoek: effect IVIG bij IVF behandeling |
Kovács 2012 |
Associatie antiphospholipid antibodies en sterility/infertility |
Nagaria 2011 |
Vergelijking serum antisperm antibodies bij primaire en secundaire onvruchtbaarheid |
Kim 2011 |
Prevalentie van thyroid autoimmuniteit bij vrouwen met herhaalde miskraam |
Moradan 2009 |
Vergelijking wel/geen behandeling dexamethason bij vrouwen die IUI ondergaan. Immunologische testen niet beschreven |
Kalu 2008 |
Vrouwen die IVF behandeling ondergaan: verandering van Th1 en Th2 cytokines |
Vaquero 2006 |
Vergelijking immunologische tests bij vrouwen met falende IVF en vruchtbare controlegroep |
Matsubayashi 2005 |
Associatie tussen verhoogde perifere NK cellen activiteit en conceptie rate |
Putowski 2004 |
Vergelijking immunologische parameters bij vrouwen met falende IVF en succesvolle IVF |
Michou 2003 |
Vergelijking niveau NK cellen tussen fertiele en infertiele vrouwen (in SR Seshradi) |
Ntrivalas 2001 |
Vergelijking niveau NK cellen tussen vrouwen met herhaalde miskramen en gezonde controles |
Matsubayashi 2001 |
Vergelijking niveau NK cellen tussen vrouwen met herhaalde miskramen, infertiliteit met gezonde controles |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 13-08-2020
Laatst geautoriseerd : 13-08-2020
Geplande herbeoordeling :
Bij het opstellen van de modules heeft de werkgroep een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijnmodules komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
Regiehouder(s)[1] |
Jaar van autorisatie |
Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijnmodule[2] |
Frequentie van beoordeling op actualiteit[3] |
Wie houdt er toezicht op actualiteit[4] |
Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[5] |
NVOG |
2020 |
2025 |
5 jaar |
NVOG |
Nieuwe evidence beschikbaar |
De andere aan deze richtlijnmodule deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijnmodule delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
[1] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)
[2] Maximaal na vijf jaar
[3] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar
[4] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft
[5] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
De richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met de V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland).
Samenstelling werkgroep
Werkgroep
- Dr. H.R. (Harold) Verhoeve, gynaecoloog, werkzaam in het OLVG te Amsterdam, NVOG (voorzitter)
- Dr. G.J.E. (Jur) Oosterhuis, gynaecoloog, werkzaam in het St. Antonius ziekenhuis te Utrecht, NVOG
- Dr. G. (Gijs) Teklenburg, gynaecoloog, werkzaam in het Isala ziekenhuis te Zwolle, NVOG
- Dr. A. (Astrid) Cantineau, gynaecoloog, werkzaam in het UMCG te Groningen, NVOG
- Dr. A.M. (Anna) Musters, gynaecoloog, werkzaam in het Meander MC te Amersfoort, NVOG
- Dr. M.J. (Marleen) Nahuis, gynaecoloog, werkzaam bij Noordwest Ziekenhuisgroep, NVOG
- Dr. F.A.L. (Frans) van der Horst, klinisch chemicus, werkzaam in het Reinier de Graaf Gasthuis te Delft, NVKC
- Dr. K.A. (Kimiko) Kleiman-Broeze, fertiliteitsarts, werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere, VVF (Vereniging voor Fertiliteitsartsen)
- J. (Jose) Knijnenburg, Freya
Klankbordgroep
- Dr. J. (Jannie) van Echten-Arends, klinisch embryoloog, werkzaam bij het UMCG te Groningen, KLEM (Vereniging voor Klinische Embryologie)
- Dr. K.C. (Koen Cornelis) van Zomeren, klinisch embryoloog i.o., werkzaam bij het UMCG te Groningen, KLEM (Vereniging voor Klinische Embryologie)
- Mw. C. (Corina) van Houtum-van Mol, fertiliteitsverpleegkundige, werkzaam in het ETZ te Tilburg, V&VN-VOG
Met ondersteuning van
- Dr. I.M. Mostovaya, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Actie |
Verhoeve* |
Gynaecoloog, OLVG |
Geen |
Lid adviesraad Ferring BV. |
Geen actie. Medicamenten van genoemd bedrijf vallen buiten scope van de modules (IUI). Betrokkene participeert vanwege specifieke expertise op het gebied van voortplantingsgeneeskunde. |
Horst |
Klinisch chemicus |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Cantineau |
Gynaecoloog subspecilialist voortplantingsgeneeskunde 1.0 fte werkzaam in umcg |
Associate editor Human reproduction onbetaald |
Geen |
Geen actie |
Teklenburg |
Gynaecoloog subspecilialist voortplantingsgeneeskunde 1.0 fte werkzaam in Isala Zwolle |
Geen |
Mede-ontwikkelaar zwanger worden app |
Geen actie |
Knijnenburg |
Directeur - Freya, vereniging voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen - 80% |
nee |
Dienstverband bij de patiëntenvereniging op het gebied van de richtlijn. Deelname vanuit patiëntenperspectief aan: Directeur bij patiëntenorganisatie. De patiëntenvereniging ontvangt sponsoring van enkele bedrijven; dit is reeds publiek bekend |
Geen actie, gezien patiëntvertegenwoordiging niet meeschrijft aan teksten. |
Broeze |
Fertiliteitsarts Flevoziekenhuis Almere |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Echten-Arends |
Klinisch Embryoloog Voortplantingsgeneeskunde bij het Universitair Medisch Centrum Groningen |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Zomeren |
Klinisch Embryoloog i.o. Voortplantingsgeneeskunde bij het Universitair Medisch Centrum Groningen |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Houtum |
Fertiliteitsverpleegkundige ETZ, Tilburg |
Algemeen bestuurslid V&VN-VOG, vacatiegeld |
Geen |
Geen actie |
Musters |
Gynaecoloog Meander MC |
Voortgangstoetscommissie |
Geen |
Geen actie |
Oosterhuis |
Gynaecoloog en subspecialist voortplantingsgeneeskunde St. Antonius ziekenhuis Utrecht |
Secretaris en penningmeester Stichting Automatisering Fertiliteit (onbetaald) |
Lid adviesraad Merck |
De belangen zijn besproken. Betrokkene participeert vanwege specifieke expertise op het gebied van voortplantingsgeneeskunde. In de modules worden geen merknamen genoemd. |
Nahuis |
Gynaecoloog Noordwest ziekenhuisgroep Alkmaar |
Geen |
Geen |
Geen actie |
*Voorzitter werkgroep
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door vertegenwoordigers van de Vereniging voor Fertiliteitsartsen en Freya af te vaardigen in de werkgroep.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de modules in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens is er een schriftelijke knelpunteninventarisatie gedaan in oktober 2018.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk* |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de modules is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze modules is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de bijlage Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptmodules werden aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Little johns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.
Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Utrecht, 2015.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://www.demedischspecialist.nl/publicaties/medisch-specialistische-richtlijnen-20-rapport
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.
Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.