Ondervoeding bij patiënten met kanker

Initiatief: LWDO Aantal modules: 30

Ondervoeding - Andere middelen

Uitgangsvraag

Wat is het effect van behandeling met overige middelen op ondervoeding bij patiënten met kanker?

Aanbeveling

Zie overkoepelende aanbevelingen: Effect medicamenteuze behandeling

Overwegingen

Er zijn geen overwegingen beschreven.

Onderbouwing

 

 

Niveau 1

 

Het is aangetoond dat hydralazine niet effectief is bij de behandeling van anorexie en gewichtsverlies bij patiënten met kanker

A2: [Chlebowski, 1990 (18); Kosty, 1994 (19); Loprinzi, 1994-1 (20) en 1994-2 (21)]
B: [Chlebowski, 1989]

 

Er kan geen uitspraak gedaan worden over de effectiviteit van cyproheptadine, thalidomide, melatonine, erytropoiëtine, ghreline, nandrolon, cannabis, tetrahydrocannabinol, ATP, etanercept en infliximab bij de behandeling van anorexie en gewichtsverlies bij patiënten met kanker.

A2: [Goldberg, 1995 (4); Jatoi, 2007 (14) en 2010 (16); Kardinal, 1990 (3); Strasser, 2006; Wiedenmann, 2008 (15)]
B: [Achteresch, 2000 (11) en 2002 (12); Beijer, 2009 (13); Chlebowski, 1986 (10); Daneryd, 1998 (7); Gordon, 2005 (5); Lissoni, 1996 (22) en 2003 (23); Neary, 2004 (8); Pawlowski, 1975 (2); Strasser, 2008 (9)]

Eenentwintig studies vergeleken andere dan de hiervoor genoemde middelen met placebo of geen behandeling .Vrijwel alle studies werden verricht bij patiënten met een vergevorderd stadium van kanker.
Vijf gerandomiseerde studies vergeleken hydralazine (een remmer van de gluconeogenese) met placebo. Een studie liet een significante verbetering in eetlust en gewicht zien van hydralazine t.o.v. placebo [Chlebowski et al, 1987 (1)], alle andere studies lieten geen verschillen in eetlust en gewicht zien tussen hydralazine en placebo .
Twee gerandomiseerde studies vergeleken cyproheptadine (een antiserotonerg middel) met placebo. Eén studie liet een significante verbetering zien van eetlust en gewicht na behandeling met cyproheptadine t.o.v. placebo [Pawlowski et al, 1975 (2)]. Een tweede studie liet een gering, maar significant verschil in eetlust zien van cyproheptadine in vergelijking met placebo, maar geen verschil in gewicht [Kardinal et al, 1990 (3)].
Eén gerandomiseerde studie liet geen verschil zien tussen 1200 mg/dag pentoxifylline (een remmer van TNF-α) en placebo [Goldberg et al, 1995 (4)].
Eén gerandomiseerde studie liet een significante positieve invloed zien na 4 en 8 weken behandeling met thalidomide (eveneens een remmer van de productie van TNF-α) t.o.v. placebo op lichaamsgewicht en armspiermassa [Gordon et al, 2005 (5)].
Twee gerandomiseerde studies [Lissoni et al, 1996 en 2003] onderzochten het effect van melatonine (een remmer van de productie van TNF-α) in vergelijking met een onbehandelde controlegroep. Beide studies lieten een positieve invloed van melatonine op het gewicht zien.
Eén gerandomiseerde studie vergeleek de combinatie van megestrolacetaat en ibuprofen met een combinatie van megestrolacetaat en placebo [McMillan et al, 1999 (6)]. De groep die behandeld werd met ibuprofen had een mediane gewichtstoename van 2.3 kg na 12 weken t.o.v. een mediane gewichtsafname van 2.8 kg in de placebogroep. In beide groepen trad een vergelijkbare toename van eetlust op.
Eén studie [Daneryd et al, 1998 (7)] vergeleek behandeling met een COX-2 remmer gecombineerd met erytropoiëtine met een behandeling met alleen een COX-2 remmer. Er was een positieve invloed van de toevoeging van erytropoiëtine aan een COX-2 remmer op het gewicht, maar niet op de voedingsinname.
In twee studies werd het effect van ghreline (een cytokine-remmer) in verschillende doseringen onderzocht. In de eerste studie [Neary et al, 2004 (8)] was er een hogere energie-intake bij gebruik van ghreline t.o.v. placebo. De tweede studie [Strasser et al, 2008 (9)] liet geen verschil in inname van nutriënten zien tussen ghreline (ongeacht de dosis) en placebo; de invloed op eetlust en gewicht werd niet gerapporteerd.
Behandeling met 200 mg/week nandrolon (een anabool steroïd) had geen significante invloed op gewicht [Chlebowski et al, 1986 (10)]. In een drie-armige studie werden cannabisextract en tetrahydrocannabinol vergeleken met placebo. Er werden geen significante verschillen in eetlust of gewicht gezien tussen de groepen [Strasser, 2006].
Het effect van ATP werd bij patiënten onderzocht met een vergevorderd stadium van niet-kleincellig bronchuscarcinoom [Achteresch, 2000 (11) en 2002 (12)].In de ATP-groep bleven de eetlust, gewicht, vet- en vetvrije massa gelijk terwijl deze in de controlegroep daalden (verschil tussen de groepen significant). Beijer et al [2009 (13)] vond bij patiënten met een preterminale vorm van kanker geen verschil in eetlust en lichaamsgewicht tussen de ATP- en controlegroep.
Behandeling met etanercept (een antilichaam tegen TNF-α) had in vergelijking met placebo geen invloed op eetlust en gewicht [Jatoi et al, 2007 (14)]. Twee studies vergeleken infliximab (een ander antilichaam tegen TNF-α) bij patiënten met pancreascarcinoom en cachexie, die behandeld werden met gemcitabine [Wiedenmann et al, 2008 (15)] en bij patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom [Jatoi et al, 2010 (16)] met placebo. Er werden geen verschillen gevonden in eetlust [Jatoi et al, 2010], verandering in gewicht [Jatoi et al, 2010 (16); Wiedenmann et al, 2008 (15)] of vetvrije massa [Wiedenmann et al, 2008 (15)], performance status [Wiedenmann et al, 2008 (15)] of overleving [Jatoi et al, 2010 (16); Wiedenmann et al, 2008 (15)]. Mantovani verrichte een vijfarmige studie bij 332 patiënten met het anorexie-cachexie syndroom, waarbij progestativa (megestrolacetaat of medroxyprogesteronacetaat) werd vergeleken met EPA, carnitine, thalidomide en een combinatie van alle genoemde middelen [Mantovani et al, 2010 (17)]. Een post-hoc analyse liet zien dat de gecombineerde behandeling superieur was t.o.v. alle andere behandelingen t.a.v. lean body mass, eetlust, totale energieverbruik, resting energy expenditure (REE), vermoeidheid en performance status.

Bij bovengenoemde studies kunnen een aantal kanttekeningen geplaatst worden:

  • Door de combinatie van vaak lage aantallen geïncludeerde patiënten en een relatief hoge uitval was ook hierbij het aantal evalueerbare patiënten (en daarmee het vermogen om significante verschillen aan te tonen) in de meeste studies laag;
  • Een aantal middelen (ghreline, ATP, thalidomide) is in Nederland niet geregistreerd;
  • Geen van de onderzochte middelen is geregistreerd voor de behandeling van ondervoeding c.q. cachexie;

Voor de meeste middelen is onvoldoende (goed) onderzoek gedaan en/of zijn de resultaten te inconsistent om een uitspraak te doen over de effectiviteit bij de behandeling van anorexie en gewichtsverlies.

  1. 1 - Chlebowski RT, Bulcavage L, Grosvenor M, Tsunokai R, Block JB, Heber D, Scrooc M, Chlebowski JS, Chi J, Oktay E, et al. Hydrazine sulfate in cancer patients with weight loss. A placebo-controlled clinical experience. Cancer 1987;59:406-410.
  2. 2 - Pawlowski GJ. Cyproheptadine: weight-gain and appetite stimulation in essential anorexic adults. Curr Ther Res Clin Exp 1975; 18: 673-678.
  3. 3 - Kardinal CG, Loprinzi CL, Schaid DJ et al. A controlled trial of cyproheptadine in cancer patients with anorexia and/or cachexia. Cancer 1990; 65: 2657-2662.
  4. 4 - Goldberg RM, Loprinzi CL, Mailliard JA et al. Pentoxifylline for treatment of cancer anorexia and cachexia? A randomised, double-blind, placebo controlled trial. Journal of Clinical Oncology 1995; 13: 2856-2859.
  5. 5 - Gordon JN, Trebble TM, Ellis RD, Duncan HD, Johns T, Goggin PM, et al. Thalidomide in the treatment of cancer cachexia: a randomised placebo controlled trial. Gut 2005; 54: 540-545.
  6. 6 - McMillan DC, Wigmore SJ, Fearon KC, O'Gorman P, Wright CE, McArdle CS, et al. A prospective randomized study of megestrol acetate and ibuprofen in gastrointestinal cancer patients with weight loss. British Journal of Cancer 1999; 79: 495-500.
  7. 7 - Daneryd P, Svanberg E, Korner U, Lindholm E, Sandstrom R, Brevinge H, et al. Protection of metabolic and exercise capacity in unselected weight-losing cancer patients following treatment with recombinant erythropoietin: a randomized prospective study. Cancer Research 1998;58:5374-5379.
  8. 8 - Neary NM, Small CJ, Wren AM, Lee JL, Druce MR, Palmieri C, et al. Ghrelin increases energy intake in cancer patients with impaired appetite: acute, randomized, placebo-controlled trial. Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism 2004; 89: 2832-2836.
  9. 9 - Strasser F, Lutz TA, Maeder MT, Thuerlimann B, Bueche D, Tschop M, et al. Safety, tolerability and pharmacokinetics of intravenous ghrelin for cancer-related anorexia/cachexia: a randomised, placebo-controlled, double-blind, double-crossover study. British Journal of Cancer 2008; 98: 300-308.
  10. 10 - Chlebowski RT, Herrold J, Ali I, Oktay E, Chlebowski JS, Ponce AT, Heber D, Block JB. Influence of nandrolone decanoate on weight loss in advanced non-small cell lung cancer. Cancer 1986;58:183-186.
  11. 11 - Achteresch HJ, Dagnelie PC, van der Gaast A et al. Randomised clinical trial of adenosine 5’-triphosphate in patients with advanced non-small-cell lung cancer. Journal of the National Cancer Institute 2000;92: 321-328.
  12. 12 - Achteresch HJ, Rietveld T, Kerkhofs LGM et al. Beneficial effects of adenosine triphosphate on nutritional status in advanced lung cancer patients: a randomised clinical trial. Journal of Clinical Oncology 2002;20: 371-378.
  13. 13 - Beijer S, Hupperets PS, van den Borne BE, Eussen SR, van Henten AM, van den Beuken-van Everdingen M, de Graeff A, Ambergen TA, van den Brandt PA, Dagnelie PC. Effect of adenosine 5'-triphosphate infusions on the nutritional status and survival of preterminal cancer patients. Anticancer Drugs 2009;20:625-33.
  14. 14 - Jatoi A, Dakhil SR, Nguyen PL, Sloan JA, Kugler JW, Rowland KM Jr, Soori GS, Wender DB, Fitch TR, Novotny PJ, Loprinzi CL. A placebo-controlled double blind trial of etanercept for the cancer anorexia/weight loss syndrome: results from N00C1 from the North Central Cancer Treatment Group. Cancer 2007; 110: 1396-1403.
  15. 15 - Wiedenmann B, Malfertheiner P, Friess H, Ritch P, Arseneau J, Mantovani G et al. A multicenter, phase II study of infliximab plus gemcitabine in pancreatic cancer cachexia. J Support Oncol. 2008 Jan;6(1):18-25.
  16. 16 - Jatoi A, Ritter HL. Dueck A, Nguyen PL, Nikoevitch DA, Luyon RF et al. A placebo-controlled, double-blind trial of infliximab for cancer=associated weight loss in elderly and/or poor performance non-small cell lung cancer patinets (N01C9). Lung Cancer 2010; 68: 234-239.
  17. 17 - Mantovani G, Maccio A, Madeddu C, et al. Randomized phase III clinical trial of five different arms of treatment in 332 patients with cancer cachexia. Oncologist 2010; 15: 200-211.
  18. 18 - Chlebowski RT, Bulcavage L, Grosvenor M, Oktay E, Block JB, Chlebowski JS, Ali I, Elashoff R. Hydrazine sulfate influence on nutritional status and survival in non-small-cell lung cancer. Journal of Clinical Oncology 1990;8:9-15.
  19. 19 - Kosty MP, Fleishman SB, Herndon JE et al. Cisplatin, vinblastine and hydrazine sulfate in patients with advanced non-small lung cancer: A randomised, placebo-controlled, double-blind phase III study of the Cancer and leukemia Group B. Journal of Clinical Oncology 1994; 12: 1113-1120.
  20. 20 - Loprinzi CL, Laurie JA, Wieand HS, Krook JE, Novotny PJ, Kugler JW, et al. Prospective evaluation of prognostic variables from patient-completed questionnaires. North Central Cancer Treatment Group. Journal of Clinical Oncology 12(3), 601-607, 1994.
  21. 21 - Loprinzi CL, Kuross SA, O’Fallon JR, et al. Randomised placebo-controlled evaluation of hydrazine sulfate in patients with advanced colorectal cancer. Journal of Clinical Oncology 1994; 12: 1121-1125.
  22. 22 - Lissoni P, Paolorossi F, Tancini G, Barni S, Ardizzoia A, Brivio F, et al. Is there a role for melatonin in the treatment of neoplastic cachexia? European Journal of Cancer 1996; 32A: 1340-1343.
  23. 23 - Lissoni P, Chilelli M, Villa S, Cerizza L, Tancini G. Five year survival in metastatic non-small cell lung cancer patients treated with chemotherapy alone or chemotherapy and melatonin: a randomized trial. Journal of Pineal Research 2003; 35: 12-15.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 15-01-2012

Laatst geautoriseerd  : 15-01-2012

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 3 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit het programma bureau Integraal Kankercentrum Nederland bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. LWDO toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Uiterlijk in 2013 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.

 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Aanleiding

In 2001 heeft de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC, thans IKNL locatie Utrecht) negentien Landelijke Verpleegkundige Oncologische richtlijnen uitgegeven. De richtlijnen zijn beschikbaar via Oncoline. Eén van de richtlijnen is de richtlijn Voedingstekort. In 2006 is besloten om de richtlijnen volgens prioritering in het verpleegkundig veld te herzien. De Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO) en de Vereniging van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN oncologie) hebben in 2007 het initiatief genomen om de verpleegkundige richtlijn Voedingstekort te herzien tot een multidisciplinaire richtlijn Ondervoeding bij patiënten met kanker volgens evidence based richtlijnmethodiek. Herziening van de richtlijn is nodig omdat de afgelopen jaren de inzichten op verschillende onderdelen veranderd zijn. Door middel van een enquête onder medisch specialisten, verpleegkundigen, diëtisten en patiënten is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

 

Initiatief

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie

 

Organisatie

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

 

Autoriserende verenigingen

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN afdeling oncologie)

Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO)

Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)

Vereniging van Specialisten in Ouderengeneeskunde,Verenso (voorheen NVVA)

Nederlandse Verening voor Heelkunde (NVvH)

 

Ingestemd met de inhoud

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

Een richtlijn is geen wettelijk voorschrift, maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts (eindverantwoordelijk), de dietist, de verpleegkundig specialist of physician assistent.

 

Doel en doelgroep

Doelstelling

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. De aanbevelingen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming. Deze richtlijn beoogt een leidraad te zijn voor het handelen in de dagelijkse praktijk. Er

wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor patiënten met kanker waarbij sprake is van ondervoeding of waarbij het risico op het ontstaan van ondervoeding speelt.

 

Deze richtlijn geeft aanbevelingen over preventie, diagnose, behandeling en vormen van ondersteuning van patiënten met kanker met (het risico op) ondervoeding. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.

 

Doelgroep

Zorg voor de voeding en voedingstoestand van de patiënt met kanker behoort tot het professioneel handelen van een groot aantal zorgverleners. Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de preventie, diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met (het risico op) ondervoeding, zoals diëtisten, chirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, oncologieverpleegkundigen en verpleegkundig specialisten en paramedici zoals fysiotherapeuten, logopedisten en mondhygiënisten. Tevens kan de richtlijn houvast bieden aan patiënten en hun naasten. De NFK en het CBO maken aan de hand van deze richtlijn in samenwerking met de richtlijnwerkgroep patiënteninformatiemateriaal.

 

Samenstelling werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is in september 2008 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld.

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines. De patiëntenvereniging was eveneens vertegenwoordigd. Een adviseur van het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO heeft de werkgroep geadviseerd en ondersteund ten aanzien van het formuleren van de uitgangsvragen volgens PICO-methodiek en het zoeken van de literatuur. Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), locatie Leiden was verantwoordelijk voor de procesbegeleiding en secretariële ondersteuning.

 

Werkgroepleden

Mw. M. Agterbos, oncologieverpleegkundige, NKI-AvL

Mw. dr. S. Beijer, diëtist/epidemioloog, IKNL, locatie Eindhoven, Sector Onderzoek, Lid LWDO

Prof. dr. J.J. van Binsbergen, UMC Radboud Nijmegen

Prof. dr. R. Bleichrodt, chirurg UMC Radboud Nijmegen

Mw. drs. J. Chua-Hendriks, verpleegkundige expert, LUMC Leiden

Mw. N. Doornink , diëtist AMC, lid LDWO

Mw. J.van Esch, verpleeghuisarts Stichting Laurens, regio Zuidoost, locatie Antonius Ysselmonde, Rotterdam

Dr. A. de Graeff, internist-oncoloog UMC Utrecht

Dr. M. Hulshof, Radiotherapeut AMC

Mw. dr. H. Jager-Wittenaar, diëtist-onderzoeker, UMC Groningen

Prof. dr. E. Kampman, epidemioloog Hoogleraar Voeding en Kanker Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam

Mw. S. Kattemolle, diëtist Verian Apeldoorn/ voorzitter IKST werkgroep

Mw. T. Klein, oncologieverpleegkundige, Diakonessenhuis, Utrecht

Mw. M. Kroeze, procesbegeleider IKNL,locatie Leiden

Mw. C. van der Laan, secretaresse, IKNL, locatie Leiden

Dhr. B. Lukkien, patiëntvertegenwoordiger NSvG

Mw. M. Schoonderwoerd, procesbegeleider, IKNL, locatie Leiden

Mw. J. Vogel, diëtist Instituut Verbeeten, IKNL, locatie Eindhoven

 

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

In totaal hebben 85 personen uit verschillende disciplines een elektronische knelpuntinventarisatie compleet ingevuld. Aangezien slechts door twee patiënten een complete knelpunteninventarisatie is ingevuld, is besloten om binnen een patiëntenfocusgroep een extra schriftelijke knelpunteninventarisatie te doen. In totaal hebben 15 patiënten deze tweede inventarisatie compleet ingevuld. Op basis van deze brede knelpunteninventarisatie zijn door de werkgroep zeven uitgangsvragen geformuleerd. Elke uitgangsvraag werd toebedeeld aan twee of meer werkgroepleden. Het CBO heeft samen met de werkgroepleden uitgangsvragen geformuleerd volgens PICO-methodiek en vervolgens een literatuurzoekactie gedaan. De werkgroepleden maakten een eerste selectie van de literatuur op basis van abstracts. Daarna is op basis van geselecteerde artikelen in fulltext een tweede selectie gedaan. Als extra controle op de volledigheid van de literatuur is gebruik gemaakt van kruisreferenties. De resultaten van de literatuur zijn samengevat in evidence tabellen. De conceptteksten zijn geschreven volgens het Oncoline format. De antwoorden op de uitgangsvragen zijn volgens de evidence based medicine methodiek uitgewerkt naar aanbevelingen. De teksten zijn op plenaire werkgroepvergaderingen besproken ter becommentariëring. Na verwerking van de commentaren door de aan de uitgangsvraag gekoppelde werkgroepleden zijn de teksten door de werkgroepleden geaccordeerd. De afzonderlijke teksten zijn samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document, de conceptrichtlijn.

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod. Het IKNL is opgericht om behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast heeft zij een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.

IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert het IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen.

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen. Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

• Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn, de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is;

• Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt;

• Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien;

• Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn;

• Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn;

• Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Samenvatting