Off-labelgeneesmiddelen in de dermatologie Methotrexaat

Initiatief: NVDV Aantal modules: 31

Overig eczeem

Uitgangsvraag

Wat is de veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit van off-label behandeling met MTX bij patiënten met overig eczeem?

Aanbeveling

 

De werkgroep zie af van het formuleren van aanbevelingen, omdat de studies die hierin zijn opgenomen een zeer heterogene populatie omvatten. De werkgroep ziet af van het formuleren van aanbevelingen, omdat de literatuur geen eenduidig antwoord geeft wat de meest geschikte keuze is.

Overwegingen

Belangrijke overwegingen

Opmerkingen

Onzekerheid in de schatting van waarschijnlijk voordeel en waarschijnlijk risico, ongemak en kosten

  • Drie case series toonden een goed effect voor MTX in combinatie met topische en systemische corticosteroïden bij patiënten met recalcitrant pompholyx en andere vormen van eczeem. Zeer onzekere schatting van het effect in de case serie.
  • Drie case series toonden een goed effect voor MTX voor recalcitrant (hand)eczeem. Zeer onzekere schatting van het effect in de casereeks.
  • Kosten kunnen variëren afhankelijk van het aantal vervolgbezoeken en dosering van MTX

Aanbeveling van MTX in de richtlijn recalcitrant eczeem

  • Geen specifieke richtlijn beschikbaar

Onderbouwing

De beschikbare cohortstudie en case serie waren van zeer lage kwaliteit met schaarse data

Uitkomstmaat: behandelingsrespons, PGA-1 scorereductie

 

Drie case series impliceren dat het gebruik van MTX in combinatie met systemische of topicale corticosteroïden in recalcitrant (hand)eczeem kan resulteren in een goede behandelrespons.

 

Mittal 2011, Syed 2009, Politiek 2016

Uitkomstmaat: corticosteroïd sparend effect, positief effect op ziekte en adequate ziektebestrijding.

 

De case series impliceren dat het gebruik van MTX bij de behandeling van pompholyx en andere vormen van eczeem kan resulteren in een corticosteroïd sparend effect en een positief effect kan hebben op de ziektecontrole wanneer het wordt toegevoegd aan systemische corticosteroïden of adequate ziektebestrijding.

 

Egan 1999, Chen 2016, Patel 2018

Eén cohortstudie (Chen et al. 2016) en één case serie (Egan et al. 1999) werden gevonden waarbij acht patiënten met recalcitrant pompholyx en andere vormen van eczeem (constitutioneel eczeem, discoïd en niet-geclassificeerde endogeen) werden behandeld met MTX. Een prospectieve case serie (Mittal et al., 2011, zie ook atopisch dermatitishoofdstuk), één prospectieve cohortstudie (Syed et al., 2009, zie ook hoofdstuk constitutioneel eczeem) en één retrospectieve case serie (Politiek et al., 2016) werden gevonden in de literatuur waarin 57 patiënten met recalcitrant eczeem werden behandeld met MTX. Verder is er een case serie gevonden waarin allergisch contacteczeem (Patel et al. 2018) werd beschreven.

 

Case series

Studiekenmerken

Chen et al. onderzocht 41 patiënten (27 mannen, 14 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 49 jaar. Gemelde subtypes van eczeem waren constitutioneel eczeem (n=28), pompholyx (n=3), discoid (n=2) en niet-geclassificeerd endogene eczeem (n=8). Diagnoses werden klinisch beoordeeld. Eerdere behandelingen waren lichttherapie, cyclosporine, mycofenolaatmofetil en azathioprine. Gelijktijdige medicatie werd niet gemeld. De behandelduur was 88 weken en de follow-up was onbekend. Dosering was 10-25 mg/week oraal. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Egan et al. includeerden 5 patiënten (4 mannen, 1 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 50 jaar met een leeftijdscategorie van 39-62 jaar. De diagnose was gebaseerd op klinische kenmerken. De respons werd beoordeeld op klinische gronden. Eerdere behandeling bestond uit systemische corticosteroïden. Patiënten waren ofwel refractair voor de systemische corticosteroïden of vertoonden invaliderende bijwerkingen en werden daarom behandeld met MTX. Gelijktijdige medicatie was prednison (n=4) en topische corticosteroïden (n=5).

De behandelduur varieerde van ten minste 1-5 maanden en de follow-up was ten minste 1 maand. Het doseringsschema was van 12,5 mg-22,5 mg per week (de toedieningsweg was niet geïndiceerd). Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Mittal et al. includeerden 15 patiënten (10 mannen, 5 vrouwen) i. De leeftijd bij diagnose varieerde van 30-60 jaar. De 15 patiënten hadden verschillende soorten eczeem; bij 6 patiënten werd pompholyx waargenomen, bij 2 asteatotisch (seniel) eczeem, bij 4 nummulair eczeem en bij 3 volwassen beginnende constitutioneel eczeem. De diagnose werd klinisch gesteld. MTX Effectiviteit werd gemeten als ziekterespons in drie categorieën; uitstekend, goed en slecht. Eerdere behandeling werd niet gemeld. Gelijktijdige medicatie was topische en systemische corticosteroïden. De behandelduur was ten minste 12 weken. Follow-up werd niet gemeld. De MTX dosering was 10-15mg/week oraal toegediend in een enkele of gedeeld. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Syed et al. includeerden 60 patiënten in een open klinische studie, 30 patiënten gebruikten placebo en 30 patiënten MTX (onbekende man/vrouw ratio). Hoe de diagnoses werden beoordeeld, werd niet gerapporteerd. 40% van de patiënten leed aan constitutioneel eczeem, patiënten werden ook gediagnosticeerd met handeczeem (15%), lucht gedragen contacteczeem (13,3%), pompholyx (11,7%), seborroïsche dermatitis (8,3%), lichen simplex (5%), contactdermatitis voor parafenylenediamine (5%) en discoïd eczeem (3%). De gemiddelde leeftijd werd niet gerapporteerd. Eerdere behandelingen en gelijktijdige medicatie waren onbekend. De behandelduur was 3 maanden, de follow-up-duur en gebruik van foliumzuur werden niet gemeld.

Politiek et al includeerden 42 patiënten (29 mannen, 13 vrouwen). De gemiddelde leeftijd bij de diagnose was 53,2 jaar. De diagnose werd klinisch gesteld. De effectiviteit werd gemeten met een driepuntsschaal Patiënt Global Assessment Score. De PGA-score moest met 1 punt worden verlaagd. Eerdere behandelingen werden gerapporteerd als andere systemische therapieën. Gelijktijdige medicatie was orale corticosteroïden en foliumzuur (onbekende dosering). De mediane behandelduur was 129,5 dagen, in een range van 6 dagen – 8,9 jaar. Follow-up was maximaal 2 jaar. De MTX dosering was maximaal 20mg. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Patel et al. includeerden 32 patiënten (onbekende man/vrouw ratio). Patiënten werden gediagnosticeerd met positieve patchtestreacties. De gemiddelde leeftijd, eerdere behandelingen en gelijktijdige medicatie werden niet gerapporteerd. De behandelduur varieerde van 3,2 – 53,1 maanden. Follow-up duur en MTX dosering waren onbekend. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Een overzicht van de studiekenmerken is te zien in bijlage 5 (tabel 1).

 

Effectiviteit

Chen et al. gemeld een adequate ziektecontrole met MTX bij 15/41 patiënten, na een behandelduur van 2-93 maanden.

Egan et al. beschreven vijf gevallen en bij alle patiënten werd een positief effect van de MTX op de pompholyx gemeld. Bij alle 5 patiënten kon prednison worden gestopt of worden afgebouwd.

Duur van de remissie werd niet vermeld en de reactietijd was 4-8 weken.

Mittal et al. meldde een uitstekende behandelingsrespons bij 7 patiënten (2 pompholyx, 2 asteatotisch eczeem, 2 nummulair en 1 atopisch), een goede respons bij 3 patiënten (1 pompholyx, 1 nummulair eczeem en 1 constitutioneel eczeem) en een slechte respons bij 5 patiënten.

Syed et al. rapporteerden een EASI50 bij 100% (30/30) van de MTX-patiënten en 0% (0/3) van de placebogroep.

Politiek et al. vonden dat 15 van de 42 patiënten (36,8%) rapporteerden een PGA-1 scorereductie met MTX.

Patel et al. rapporteerden volledige klaring bij 18,8% (6/32) van de patiënten, gedeeltelijke klaring 59,4% (19/32) van de patiënten en falen van de behandeling bij 18,8% (6/32) van de patiënten.

De resultaten zijn weergegeven in bijlage 6 (tabel 2).

  1. Chen KS, Tan TH, Yesudian PD. Clinical, demographic and laboratory characteristics of methotrexate-responsive eczema. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2016;30(11):e158-e9.
  2. Egan CA, Rallis TM, Meadows KP, Krueger GG. Low-dose oral methotrexate for recalcitrant palmo-plantar pompholyx. J Am Acad Dermatol 1999; 40: 612-4.
  3. Mittal A, Khare A, Gupta L, Mehta S, Garg A. Use of methotrexate in recalcitrant eczema. Indian Journal of Dermatology. 2011;56(2):232.
  4. Politiek K, van der Schaft J, Christoffers WA, Coenraads PJ, van den Reek JM, de Jong EM, et al. Drug survival of methotrexate treatment in hand eczema patients: results from a retrospective daily practice study. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2016;30(8):1405-7.
  5. Patel A, Burns E, Burkemper NM. Methotrexate use in allergic contact dermatitis: a retrospective study. Contact dermatitis. 2018;78(3):194-8.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 05-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Huid Nederland

Samenstelling werkgroep

Werkgroepleden – versie 2015

Vereniging

J.G. (Jan Gerrit) van der Schroeff, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

Director NVDV

M. E. (Mandy) Schram, MD

Dermatoloog

P. (Pieter) van der Valk, MD, PhD

Dermatoloog

W.R. (William) Faber MD. PhD, FRCP

Dermatoloog

A. (Annemieke) Horikx, PharmD

Apotheker KNMP

E.P. (Eugène) van Puijenbroek, MD, PhD

Klinisch farmacoloog Lareb

R.I.F. (Rutger) van der Waal, MD, PhD

Dermatoloog

E.L. (Noortje) Swart PhD

Klinisch farmacoloog

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog

 

Werkgroepleden – versie 2023

Vereniging

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

A.L. (Ly) Nguyen, MD

Dermatoloog

C. (Charlotte) Vrijman, MD, PhD

Dermatoloog

A.M. (Astrid) van Huizen, MD, PhD student

Dermatoloog in opleiding, AMC

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

NVDV

W.A. (Annefloor) van Enst, MD PhD

Directeur NVDV

Z. (Zekeriya) Çiftçi, MD

Arts-onderzoeker NVDV

M. (Marit) Stolting, MD

Arts-onderzoeker NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

M.E. Schram (voorzitter)

 

dermatoloog ZBC Multicare, dermatoloog Prescan

n.v.t.

 

geen

 

geen

 

geen

 

geen

geen

 

2-7-2021

 

R. van der Waal

dermatoloog bij MSB Gooi en Eemland

 

Lid wetenschappelijke adviesraad Prelum uitgevers (o), Lid kernteam Track Cura, director of education (o), Initiatiefnemer Dermanet, leerplatform dermatologie (o), Voorzitter stichting orale pathologie (o).

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

6-6-2021

A.L. Nguyen

 

dermatoloog LUMC

 

Lid domeingroep Dermatotherapie, lid werkgroep 'in het Kort' voor NTvDV.

geen

 

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

4-6-2021

 

C. Vrijman

dermatoloog vrij gevestigd ZGT

lid domeingroep Pigment NVDV

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

7-6-2021

P. Spuls

 

hoogleraar dermatologie Amsterdam UMC

 

geen

 

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

n.v.t.

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

lid van adviescommissie blad Psoriasis van de Psoriasisvereniging Nederland

 

n.v.t.

 

21-8-2020

 

A. van Huizen

 

arts-onderzoeker dermatologie Amsterdam UMC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

13-7-2021

 

 

 

Z. Çiftçi

 

arts-onderzoeker dermatologie NVDV

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

08-07-2021

Werkwijze

Doel

Een richtlijn en de daaruit afgeleide documenten (bijv. patiënten informatie) geven aanbevelingen voor het juiste off-label gebruik van MTX in patiënten, kinderen en volwassenen, om zo de patiënten zorg te verbeteren.

 

Beoogde gebruikers

De richtlijn is bedoeld voor artsen, met name dermatologen, huisartsen en apothekers. Een tekst afgeleid van de richtlijn zal beschikbaar zijn voor patiënten.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is een werkgroep benoemd. De werkgroep bestond uit dermatologen, apothekers en een huisarts van Lareb (Nederlands Geneesmiddelenbewakingscentrum). Bij de samenstelling van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de leden en met een evenwichtige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkzame specialisten. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en er zijn geen belangenconflicten gemeld.

 

Methodologie van de werkgroep

Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de patiëntenzorg in de dagelijkse praktijk. De richtlijn is gebaseerd op resultaten van het zoeken in wetenschappelijke literatuur en de daaropvolgende consensus van de werkgroep, gericht op het beslissen over de juiste medische interventie.

De werkgroep heeft een ontwerprichtlijn opgesteld. Een expertgroep heeft tijdens de voorbereidende fase een knelpuntanalyse gemaakt. De expertgroep stelde een lijst samen van geneesmiddelen, die vaak off-label worden gebruikt in de dermatologie. De vermelde geneesmiddelen werden geprioriteerd op basis van de frequentie van gebruik en het optreden van mogelijke ernstige bijwerkingen. De leden van de werkgroep hadden de gelegenheid wijzigingen in de lijst van geselecteerde geneesmiddelen voor te stellen. Ze kwamen overeen een richtlijn op te stellen over het off-label gebruik van de volgende 6 geselecteerde geneesmiddelen:

  • azathioprine
  • ciclosporine
  • dapsone
  • hydroxychloroquine
  • methotrexaat
  • sulfasalazine

De werkgroep was het erover eens dat de resultaten van effectiviteit en veiligheid cruciaal zijn voor de besluitvorming. De werkgroep begon met het opstellen van een ontwerprichtlijn voor azathioprine en besloot dat de toegepaste methoden zouden dienen als blauwdruk voor de ontwikkeling van een ontwerprichtlijn voor de andere 5 bovengenoemde geneesmiddelen. Nuttige literatuur werd gevonden door systematische zoekopdrachten en door het controleren van referenties (zie “Methodologie van literatuuronderzoek”). De werkgroepleden beoordeelden de relevante literatuur inhoudelijk en kwalitatief. Vervolgens trokken de werkgroepleden conclusies en deden zij aanbevelingen over off-label gebruik van de geselecteerde 6 geneesmiddelen. De definitieve versie van de richtlijn werd goedgekeurd door alle betrokken wetenschappelijke verenigingen.

 

Methodologie van literatuuronderzoek

Onderzoeksvraag

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een onderzoeksvraag gesteld volgens PICO. PICO staat voor:

  1. Participants/populatie: populatie van patiënten met een huidziekte die wordt behandeld met een geneesmiddel dat niet is geregistreerd voor het gebruik van deze specifieke ziekte.
  2. Intervention: het geselecteerde geneesmiddel.
  3. Comparison: elke andere behandeling (bv. andere systemische therapie, placebo, interventie van de kwaliteit van leven), in geval van gebrek aan een controlegroep; geen andere behandeling.
  4. Outcome (uitkomstmaat): veiligheid en/of effectiviteit / werkzaamheid.
Zoekstrategie

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een zoekopdracht uitgevoerd. Voor MTX werd dit gedaan in de databases Medline (door PubMed) van 1950-november 2019, EMBASE van 1980- november 2019 en CENTRAL tot november 2019. Literatuurspecialist Monique Wessels van de afdeling 'Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten ' ontwierp deze zoekstrategie. Ook referenties van opgenomen artikelen werden gescreend om in aanmerking te komen.

 

Selectie van artikelen

Alle artikelen met titel en samenvatting die verwijzen naar off-label behandeling met het betreffende geneesmiddel bij patiënten met huidziekten werden geselecteerd. Om de geschiktheid te bepalen, werd de volledige tekst van de geselecteerde artikelen gescreend op basis van de vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. Gegevens over methodologische kwaliteit, studiekenmerken, effectiviteit / werkzaamheid en veiligheid werden geëxtraheerd aan de hand van een gegevensextractieformulier. Twee onafhankelijke onderzoekers voerden alle stadia van literatuurselectie en gegevensextractie uit. Meningsverschillen over studieselectie en data-extractie werden opgelost door discussie.

 

Inclusie- en exclusiecriteria

Met behulp van de volgende vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria werd de selectie van de artikelen uitgevoerd.

 

Inclusiecriteria:

  • Het artikel gaat over het geselecteerde geneesmiddel
  • Het geselecteerde geneesmiddel wordt gebruikt bij de behandeling van een huidziekte waarvoor dat specifieke geneesmiddel niet in Nederland is geregistreerd (tot november 2019).

Exclusiecriteria:

  • Case reports met minder dan 5 patiënten*
  • Gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit
  • Artikelen betreffende andere behandeling dan systemische behandeling met het geselecteerde geneesmiddel
  • Topisch of intralesionaal gebruik van het geneesmiddel
  • Enquêtes op basis van vragenlijsten
  • Conference abstracts
  • Systematische reviews (zonder meta-analyse)
  • Cutane bijwerkingen van MTX
  • Dierproeven
  • In vitro studies
  • Dubbele publicaties
  • Andere talen dan Engels, Frans, Duits en Nederlands
  • Volledige tekst niet beschikbaar

* Tijdens de zoektocht naar de periode <2010 is een aselecte steekproef van de niet-geselecteerde artikelen genomen om te controleren of relevante bijwerkingen zijn gemist.

 

Methodologische kwaliteit

Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT's) werden beoordeeld volgens het criteriasorteringssysteem dat is beschreven in het Cochrane Handbook voor systematische beoordelingen van interventies 6.1.0 (bijgewerkt in 2020). Om het risico van bias binnen opgenomen RCT's te beoordelen, werden de volgende parameters voor methodologische kwaliteit gebruikt; randomisatie methode, blindering (van deelnemers, onderzoekers en uitkomstbeoordeling), uitval van patiënten, aanwezigheid van selectieve uitkomstrapportage en andere potentiële bedreigingen voor de validiteit.

 

Studiekenmerken

Geëxtraheerde gegevens worden gepresenteerd in tabellen en met begeleidende tekst per ziekte op gestandaardiseerde wijze. Er werden gegevens verzameld over:

  1. Studieontwerp: gerandomiseerd, gecontroleerd, prospectief, retrospectief
  2. Behandeling onderzoeksarmen
  3. Ziekte van de proefpersonen: ernst, stadium, subtype, duur
  4. Eerdere geneesmiddelen
  5. Patiënten: aantal, geslacht, leeftijd, subgroepen
  6. Duur van de behandeling
  7. Duur van de follow-up
  8. Gelijktijdige medicatie
  9. Doseringsschema van het geselecteerde geneesmiddel

Werkzaamheid/effectiviteit

  1. Gebruikte uitkomstparameters: klinische beoordeling, globale beoordeling, meting van de kwaliteit van leven, laboratoriummarkers, begin van het effect, duur van de remissie, terugvalpercentage
  2. Ernstresultaten: het resultaat van de gebruikte uitkomstparameters. Verschillen tussen baseline en einde van de behandeling/studie en tussen behandelgroepen.

Veiligheid

Veiligheid is een belangrijk punt bij off-label gebruik van medicatie. Binnen de geselecteerde onderzoeken werd elke studie die (ernstige) bijwerkingen meldde meegenomen in de richtlijn.

 

Er werden gegevens verzameld over:

  1. Bijwerkingen: welke en hoeveel
  2. Ernstige bijwerkingen: welke en hoeveel

Een bijwerking werd gedefinieerd als een ongunstige en onbedoelde uitkomst, met inbegrip van een abnormale laboratoriumbevinding, symptoom of ziekte die verband houdt met het gebruik van een medische behandeling of procedure, ongeacht of deze wordt beschouwd als gerelateerd aan de medische behandeling of procedure die zich in de loop van het onderzoek heeft voorgedaan.

 

Een ernstige bijwerking werd gedefinieerd als elk ongewenst medisch voorval dat ziekenhuisopname of verlenging van een bestaande ziekenhuisopname vereiste, levensbedreigend was, resulteerde in aanhoudende of significante invaliditeit / abeidsongeschiktheid, een aangeboren afwijking / geboorteafwijking of in het onderzoek als zodanig gemeld of resulterend in overlijden.

 

Kwaliteit van het bewijs

Normaliter wordt de kwaliteit van het bewijs beoordeeld volgens de GRADE-methodiek. Echter, de GRADE-methodiek is toepasbaar bij vergelijkend onderzoek. In geval van off-label medicatie kan verwacht worden dat er met name in observationeel onderzoek is uitgevoerd, zoals een case-series of een case-report. Naast het feit dat het onderwerp off-label, zich minder goed leent voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) if de belangrijkste uitkomstmaat de veiligheid, terwijl een typische RCT wordt gepowered op de uitkomstmaat effectiviteit.

Om een richtlijn ook te kunnen baseren op het beschikbaar (obervationele) bewijs is gekozen om het studiedesign niet te limiteren tot vergelijkend onderzoek (RCT en CCT) waarmee de toepassing van GRADE niet meer mogelijk is.

Er is gekozen om per uitkomstmaat de potentiële beperkingen te beschrijven, maar geen niveau van bewijs te geven, aangezien dit bij niet vergelijkend onderzoek niet geduidt kan worden. Wel zijn soortgelijke principes gevolgd, waaronder per uitkomstmaat rekening te houden met de volgende factoren:

  • Risico op bias
  • Indirectheid van het bewijs
  • Inconsistentie
  • Onnauwkeurigheid
  • Publicatie bias

De gebruikte zoekresultaten zijn up-to-date tot ten minste november 2019.

 

Het opstellen van de aanbevelingen

Voor de ontwikkeling van een aanbeveling zijn ook andere aspecten dan wetenschappelijk bewijs van belang, zoals: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke gevolgen of kosten. Bekende bijwerkingen die in de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) worden genoemd, zijn meegenomen, voor zover ze nog niet uit de wetenschappelijke literatuur zijn gedestilleerd.

 

Op basis van literatuur wordt de conclusie vertaald in de context van de dagelijkse praktijk en worden de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen tegen elkaar afgewogen. De uiteindelijke geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen en kan worden geformuleerd als een zwakke of sterke aanbeveling tegen of ten gunste van een bepaalde therapie (zie kader hieronder). Het doel van deze procedure en de formulering van de richtlijn met behulp van dit formaat is het vergroten van de transparantie van de richtlijn. Het creëert ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de vergaderingen van de werkgroep en bovendien verbetert het de duidelijkheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

Aanbeveling

  1. Sterk = als zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, er zeer zeker van zijn dat voordelen al dan niet opwegen tegen risico's of lasten, zullen ze een sterke aanbeveling doen. Sterke aanbevelingen worden geformuleerd als actieve zin waarin een duidelijke taak wordt omschreven" Draag zorg voor  ..." of "geef...".
  • Zwak = als  zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, van mening zijn dat voordelen en risico's of lasten goed in evenwicht zijn, of als er aanzienlijke onzekerheid bestaat over de omvang van de voordelen en risico's, moeten ze een zwakke aanbeveling doen. Zwakke aanbevelingen worden geformuleerd als "Overweeg om ..." of "Je kunt gebruik maken van...".

 

Uitvoering en evaluatie

Tijdens de verschillende fasen van de ontwikkeling van de conceptrichtlijn wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen, ziekenhuizen en poliklinieken en wordt ook besproken in diverse medische tijdschriften.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk en breed onderbouwde inzichten en aanbevelingen waaraan artsen moeten voldoen om kwalitatief goede medische zorg te kunnen bieden. Aangezien richtlijnen uitgaan van het omgaan met 'gemiddelde patiënten', kunnen artsen in individuele gevallen afwijken van de richtlijnen wanneer dat nodig is. Afwijking van de richtlijn - indien vereist door de situatie van de patiënt - is soms zelfs noodzakelijk. Opzettelijke afwijking van de richtlijn moet echter worden uitgelegd en gedocumenteerd in het medisch dossier en, indien nodig, met toestemming van de patiënt. Artikel 68 van de Geneesmiddelenwet van 2 maart 2009 luidt als volgt over off-label geneesmiddelenvoorschrift: 'Het voorschrijven van geneesmiddelen buiten de geregistreerde indicaties door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is alleen toegestaan indien dit wordt ondersteund door richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn ontwikkeld. Wanneer de richtlijnen en protocollen zich nog in de ontwikkelingsfase bevinden, is overleg tussen de behandelend arts en de apotheker noodzakelijk.' (Oorspronkelijke tekst: 'Het buiten de deur van het College geregistreerde indicaties voor het schrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer over de beroepsgroep protocollen van standaarden worden ontwikkeld. Als de protocollen van standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelende kunsten en de apotheker noodzakelijk.' )

 

Autorisatie van de richtlijn

De richtlijn is goedgekeurd door:

  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • Huid Nederland (HN)
Onderhoud van de richtlijn

Een richtlijn kan alleen leidend zijn, als deze op een continue basis wordt onderhouden, met systematische en continue monitoring van medisch-wetenschappelijke literatuur en regelmatige bijdragen uit de klinische praktijk. In geval van belangrijke ontwikkelingen kan worden besloten dat de volledige werkgroep bijeenkomt om amendementen voor te stellen, die over de verschillende beroepsgroepen zullen worden verdeeld. Er wordt een herziening gepland wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.

 

Referenties

Article 68 of the Dutch Medicines Act of March 2nd 2009: http://wetten.overheid.nl/BWBR0021505/2018-01-01

Volgende:
Eosinofiele fasciitis