Off-labelgeneesmiddelen in de dermatologie Methotrexaat

Initiatief: NVDV Aantal modules: 31

Morfea (gelokaliseerde sclerodermie) bij kinderen

Uitgangsvraag

Wat is de veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit van off-label behandeling met MTX bij kinderen met morfea (gelokaliseerde sclerodermie)?

Aanbeveling

Zwak

Er is een zwakke aanbeveling voor de behandeling van pediatrische morfea met MTX als monotherapie of in combinatie met systemische of topicale corticosteroïden als conventionele behandelingsopties niet beschikbaar zijn, gecontra-indiceerd zijn of niet effectief bleken.

Overwegingen

Belangrijke overwegingen

Opmerkingen

Onzekerheid in de schatting van waarschijnlijk voordeel en waarschijnlijk risico, ongemak en kosten

 

 

  • Eén RCT, één cohortstudie en twaalf case series toonden een positief effect van MTX in combinatie met systemische of topicale corticosteroïden bij pediatrische morfea patiënten. Zeer onzekere schatting van het effect
  • Onzekerheid over de schatting van off-label veiligheid van MTX
  • Kosten kunnen variëren met het aantal vervolgbezoeken en dosering van MTX

Aanbeveling van MTX in richtlijn van morfea bij kinderen

  • EDF-richtlijn 2017: Methotrexaat is de huidige eerstelijnsbehandeling voor subtypes van gelokaliseerde sclerodermie met ernstige huidaandoeningen of betrokkenheid van het bewegingsapparaat. De duur van de behandeling met MTX moet ten minste 12 maanden zijn en een verlaging van de dosering kan worden overwogen na de eerste tekenen van klinische verbetering.

Niveau van bewijs: -

Onderbouwing

Eén RCT beschreef het gebruik van MTX in combinatie met systemische corticosteroïden met een beperkte verbetering in klinische scoring en thermografie, maar is van lage kwaliteit. De cohortstudie en 12 beschikbare case series met betrekking tot het gebruik van MTX met of zonder corticosteroïden rapporteert over beschrijvende verbetering en verbetering door klinische scoring en globale beoordeling, ze waren allemaal van zeer lage kwaliteit.

Uitkomstmaat: afname van de activiteit van de aangedane huidlaesie

 

Het gebruik of MTX in combinatie met corticosteroïden voor de behandeling van morfea op kinderleeftijd resulteerde in een RCT in een significante afname van de activiteit van de doelhuidlaesie.

 

Zulian 2011

Uitkomstmaat: tekenen verbetering

 

Case series en een cohortstudie impliceren dat MTX voor de behandeling van morfea bij kinderen effectief kan zijn en bij de meeste patiënten tekenen van verbetering vertoont.

 

Bulur 2017, Christen-Zaech 2008, Cox 2008, Fitch 2005, Koch 2013, Mirsky 2012, Li 2019, Piram 2013, Rattanakaemakorn and Jorizzo 2017, Shahidi-Dadras 2018, Torok&Arkachaisri 2012, Uziel 1999, Weibel 2006

Er werd één RCT gevonden waarbij 70 patiënten met pediatrische morfea (Zulian 2011 en vervolgstudie in 2012) werden behandeld met MTX. Een  prospectieve cohortstudie (Li 2019), en twaalf case series (Shahidi-Dadras 2018, Torok en Arkachaisri. 2012, Uziel et al.1999, Bulur et al. 2017, Christen-Zaech et al. 2008, Cox 2008, Fitch et al. 2005, Mirsky et al. 2012, Piram et al. 2013, Koch 2013, Rattanakaemakorn en Jorizzo 2017, Weibel 2006). De case serie van Bulur et al., Rattanakaemakorn&Jorizzo en Shahidi-Dadras werd ook in het vorige hoofdstuk beschreven, omdat ze zowel kinderen als volwassenen includeerden. Achtennegentig patiënten met pediatrische morfea niet verder gespecificeerd (Uziel 1999, Weibel 2006, Torok en Arkachaisri 2012), 17 patiënten met verschillende soorten morfea (Fitch 2005), 11 patiënten met gemengde vormen van morfea (Cox 2008, Li 2019), 65 patiënten met plaque morfea (Christen-Zaech 2008, Mirsky 2012), 33 patiënten met gegeneraliseerde morfea (Bulur 2012), Li 2019, Shahidi 2018), 35 patiënten met omschreven morfea (Bulur 2017, Li 2019), 148 patiënten met lineaire morfea op het ledemaat/gezicht (Bulur 2017, Koch 2013, Li 2019, Mirsky 201, Piram 2013, Shahidi 2018), 45 patiënten met en coup de sabre (Christen-Zaech 2008, Piram 2013, Rattanakaemakorn en Jorizzo 2013), Christen-Zaech 2008) 1 patiënten met pansclerotische morfea (Li 2019) en 3 patiënten met progressieve hemifaciale atrofie (één patiënt had een combinatie van PHA en plaque type morfea, Christen-Zaech 2008) werden behandeld met MTX.

 

RCT’s

Studiekenmerken

Zulian et al. includeerden 70 patiënten (20 mannen, vrouwen 50). De gemiddelde leeftijd was 9,4 jaar met een leeftijdscategorie van 6-17 jaar. De diagnose werd klinisch gesteld. Eerdere behandelingen bestonden uit topische corticosteroïden (22), D-penicillamine (6), cyclosporine (1) en diverse behandelingen zoals antimycotica en antibiotica (13). Werkzaamheid werd klinisch gekwantificeerd (de globale beoordeling van arts en patiënt), door thermografie en door vragenlijsten. Gelijktijdige medicatie was orale prednison 1 mg/kg/dag met een maximum van 50 mg gedurende de eerste 3 maanden die vervolgens geleidelijk werd afgebouwd gedurende 1 maand. De behandelduur was 12 maanden of tot het falen van de behandeling met een follow-up van 40,3 maanden met een range van 3-72 maanden. Het doseringsschema was 15 mg/m2 met een maximale wekelijkse dosis van 20 mg MTX. Foliumzuur werd gebruikt in een dosering van 2,5 mg 48 uur nadat de MTX werd gegeven.

 

Kwaliteit van het bewijs

Zulian et al. beschreven de methode van de studie goed. Deelnemers, zorgverleners en uitkomstbeoordelaars werden niet geblindeerd voor de toewijzing van de behandeling. Onvolledige uitkomstgegevens werden adequaat behandeld. Intention to treat analysis werd gebruikt. De studiepopulatie was klein (n = 70) wat mogelijk heeft geresulteerd in brede betrouwbaarheidsintervallen wat zowel een voordeel als nadeel van de interventie omvat. 

 

Werkzaamheid

Zulian et al. rapporteerden een initiële respons bij alle patiënten. Een terugval werd gemeld bij 15 met MTX behandelde patiënten (32,6%) en bij 17 met placebo behandelde patiënten (70,8%). Nieuwe laesies verschenen bij 3 met MTX behandelde patiënten (6,5%) en bij 4 met placebo behandelde patiënten (16,7%). De gemiddelde huidscore daalde in de met MTX behandelde groep, maar niet in de met placebo behandelde groep. De temperatuur van de doellaesie daalde meer in de met MTX behandelde groep. Langdurige follow-up toonde 48 responders op MTX (73,8%) en klinische remissie bij 35 patiënten. Dertien van de 35 patiënten gebruikten MTX-medicatie.

 

Case series

Studiekenmerken

Bulur et al. includeerden retrospectief 53 patiënten (15 mannen, 38 vrouwen), met 44 volwassenen en 9 kinderen. Veertien patiënten gebruikten mono-MTX (geen specificatie van de verdeling van kinderen/volwassenen). De mediane leeftijd was 36 jaar, met een leeftijdscategorie van 8-85 jaar. De diagnose werd klinisch beoordeeld. Effectiviteit werd gedefinieerd als klinische verbetering die werd verklaard als afwezigheid van de Careta- en Romiti-criteria. Eerder gebruikte behandelingen werden niet gemeld. Gelijktijdige medicatie waren topische corticosteroïden en calcineurineremmers. Behandeling en follow-up duur waren onbekend. De dosering van MTX werd niet beschreven. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Christen-Zaech et al. includeerden met terugwerkende kracht 136 patiënten (38 mannen, 98 vrouwen), 39 patiënten gebruikten MTX. De leeftijd was 9,8 jaar. De diagnose werd klinisch beoordeeld, Effectiviteit werd gedefinieerd als de reactie die door de pediatrische dermatologen werd opgemerkt. Eerdere behandelingen werden niet gemeld. Gelijktijdig gebruikte medicatie was prednison (start dosag 1 mg/kg/dag, afgebouwd tot 0,5mg/kg/dag) bij 34 patiënten. De gemiddelde behandelduur was 19,9 maanden (3-52 maanden) en de follow-up-duur was niet gerapporteerd. De MTX dosering was 0.3-0.5mg/kg/week. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Cox et al. includeerden 10 patiënten (3 mannen, 7 vrouwen). Hun leeftijd was 7,4 jaar (4-16 jaar). De diagnose werd klinisch beoordeeld, patiënten kregen MTX toen de laesies van het ledemaat een gewricht kruisten en minder beweeglijkheid gaven. Effectiviteit werd gedefinieerd als een gebrek aan verdere progressie en/of verzachting van de huid. Eerdere behandelingen waren D-penicillamine en cyclosporine (n=2). Gelijktijdig gebruikte medicatie was gepulseerd intraveneus methylprednisolon (n=9, 30 mg/kg per dag (maximaal 500 mg) gedurende drie maandelijkse cycli vóór MTX-behandeling) en cyclosporine (n=1, dosering onbekend). De gemiddelde behandelduur was 23 maanden (10-36 maanden). De MTX dosering was 0.3mg/kg/week. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Fitch et al. includeerden 17 patiënten (6 mannen, 6 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 7,3 jaar met een leeftijdscategorie van 2,2-17 jaar. De diagnose was gebaseerd op klinische kenmerken en histologie. Effectiviteit werd klinisch en door middel van een vragenlijst gekwantificeerd. Eerdere behandelingen bestonden uit topische behandeling (topicale corticosteroïden, vitamine D-derivaten, calcineurineremmers). Gelijktijdige medicatie was orale corticosteroïden 1 mg/kg/dag of om de andere dag bij 12 van de 17 patiënten aan het begin van de behandeling en werd afgebouwd en gedurende 3-6 maanden gestaakt. De behandelduur was ten minste 4-7 maanden, de follow-up was ten minste 6 maanden. Het doseringsschema was 12,5-25 mg MTX per week subcutaan (12) en oraal (5) met 1 mg/dag foliumzuur of dagelijkse multivitaminen 400 μg.

Li et al. publiceerden een prospectief cohortonderzoek met 44 patiënten (13 mannen, 31 vrouwen) waarbij 12 patiënten werden behandeld met mono MTX, 23 patiënten met MTX in combinatie met intraveneuze corticosteroïden (30 mg/kg/dosis voor 3 monhts) en 9 patiënten met MTX in combinatie met orale corticosteroïden (2 mg/kg/dag afgenomen met 48 weken). Hun gemiddelde leeftijd was 12,6 jaar. De diagnose werd klinisch beoordeeld, volgens de Padua Preliminary Classification criteria. Eerdere behandelingen waren 'systemische behandelingen' bij 7 patiënten.

Gelijktijdige medicatie waren systemische corticosteroïden (zie voorheen voor dosering en toediening). De duur van de behandeling was 12 maanden, de follow-up-duur was onbekend. De gemiddelde voorgeschreven MTX-dosering was onbekend, maar werd 1 mg/kg/week gedoseerd in een maximale dosis van 25 mg/week.

Mirsky et al. bestudeerden 45 patiënten (20 mannen, 25 vrouwen). De mediane leeftijd was 10,2 jaar, de leeftijdscategorie was onbekend. De diagnose werd klinisch beoordeeld. Effectiviteit was gedefinieerd als geen terugval van de ziekte. Eerdere behandeling was MTX. Gelijktijdige geneesmiddelen waren topische behandeling, systemische therapie, fototherapie of 'actieve niet-interventie'. De duur van de behandeling was 12 maanden, de follow-up was 7 maanden voor de terugval en 7,3 maanden voor de niet-recidive. De dosering van MTX was <25 mg/week, mondeling of subcutaan.

Piram et al. includeerden 52 patiënten (16 mannen, 36 vrouwen). De gemiddelde leeftijd bij het begin van de ziekte was 7,3 jaar, leeftijdscategorie 8,5 maanden-16,2 jaar. Vier patiënten gebruikten mono-MTX, 20 patiënten gebruikten MTX in combinatie met systemische corticosteroïden. De diagnose werd klinisch gesteld. Effectiviteit werd gedefinieerd als ziekte remissie (gestabiliseerd/verbeterd/verslechterd). Eerdere behandelingen waren topische en systemische corticosteroïden en fototherapie. Gelijktijdige medicatie topische corticosteroïden, calcipotriene, tacrolimus, vitamine A/E crèmes, imiquimod 5% crema, fototherapie, intraveneus methylprednisolon en oraal prednison. De dosering van MTX was 0,5mg/kg, oraal of subcutaan. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Koch et al. bestudeerden 17 patiënten (9 mannen, 8 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 15,2 jaar (4-25 jaar). De diagnose werd klinisch gesteld. Effectiviteit werd gedefinieerd als het percentage patiënten dat remissie van de ziekte behaalde. Eerdere behandeling was systemische therapie. Gelijktijdig gebruikte medicatie werd niet gemeld. De behandelduur was 19,6 maanden en de follow-up was 5,7 jaar. De dosering van MTX was 5-17.5mg/week, mondeling genomen. De dosering foliumzuur gebruikt was 1mg/dag

Rattanakaemakorn&Jorizzo bestudeerden 7 patiënten (3 mannen, 4 vrouwen). Vijf van de zeven patiënten waren kinderen. Hun gemiddelde leeftijd was 11,8 jaar. De diagnose werd klinisch gesteld. Effectiviteit van MTX werd gedefinieerd als ziekterespons (geen erythemateuze of violaceous grenzen, geen uitbreiding van bestaande laesies en geen ontwikkeling van nieuwe laesies). Eerder gebruikte behandelingen waren topische corticosteroïden. De behandelduur was 2 maanden, de follow-up varieerde van 7 maanden - 2,8 jaar. Dosering MTX was 10 mg/week bij volwassenen. Naast de MTX werd foliumzuur voorgeschreven in een onbekende dosering

Shahidi-Dadras et al. includeerden 33 patiënten (5 mannen, 28 vrouwen) in een case serie waarvan niet wordt gemeld of gegevens retrospectief of prospectief zijn verzameld. De mediane leeftijd van de patiënten was 29 jaar (10-61 jaar), acht patiënten werden <18 jaar. Lineaire morfea (en coup de sabre subtype) werd gediagnosticeerd in 28 gevallen en gegeneraliseerde morfea bij de resterende 5 patiënten. De diagnose werd klinisch gesteld en bevestigd door histologisch onderzoek. Eerdere behandelingen werden niet gemeld. Gelijktijdige medicatie was intraveneus methylprednisolon in 20-30 mg/kg (500-1000 mg/m2) tot een maximum van 1 mg, toegediend aan het begin van elke maand. De duur van de behandeling was maximaal 18 maanden, de behandelduur en de follow-up periode waren vergelijkbaar. MTX werd voorgeschreven in een wekelijkse orale dosering van 15 mg. Foliumzuur werd dagelijks gebruikt (1 mg).

Torok en Arkachaisri includeerden 36 patiënten (11 mannen, 25 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 7,86 jaar met een leeftijdscategorie tussen 4,63-11,91 jaar. Eerdere behandelingen bestonden uit topische behandeling (25), MTX (1) en cyclosporine (2). Gelijktijdige medicatie was prednison in een dosering van maximaal 60 mg/dag gedurende twee weken, vervolgens werd het afgebouwd tot een dosering van 1 mg/kg/dag gedurende twee maanden en werd vervolgens  verhoogd tot 0,25 mg/kg/dag gedurende twee maanden. De respons werd semi-kwantitatief beoordeeld door klinische scores en door een wereldwijde beoordeling door een arts. Het gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Uziel et al. includeerden 10 patiënten (4 mannen, 6 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 6,8 jaar met een leeftijdscategorie van 2-12 jaar. Een ervaren arts stelde de diagnose. Effectiviteit werd klinisch gekwantificeerd. Eerdere behandeling bestond uit topische corticosteroïden (10), D-penicillamine en oraal prednisolon (1) en naproxen en lage dosis prednison (1). Gelijktijdige medicatie was intraveneus methylprednisolon 30 mg/kg per dag gedurende 3 opeenvolgende dagen maandelijks gedurende 3 maanden bij 9 van de 10 patiënten. Foliumzuur werd gebruikt in een dosering van 1 mg/dag (9).

De behandelduur varieerde van 2-13 maanden en de follow-up was 8-30 maanden. Het doseringsschema was 0,3-0,6 mg/kg lichaamsgewicht MTX per week subcutaan als patiënten > 15 mg per week kregen. Het gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Weibel et al. includeerden 34 patiënten (11 mannen, 23 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 8,2 jaar met een leeftijdscategorie van 2,3-15,2 jaar. De diagnose werd klinisch gesteld. Eerdere behandelingen bestonden uit topische corticosteroïden (10), systemische therapie (3), fototherapie (1). Effectiviteit werden klinisch beoordeeld (actieve ziekte, arrestatie van ziekteprogressie, klinische verbetering, opvlamming van ziekte, terugval) en thermografie. Gelijktijdige medicatie was 2 kuren van 3 dagen methylprednisolon 30 mg/kg/dag met een maximum van 500 mg intraveneus en oraal prednison 0,5 mg/kg gestart na de eerste intraveneuze kuur. De behandelduur was ten minste 5,7 +/- 3,9 maanden en het follow-up tussen 0,2-7,0 jaar. Het doseringsschema was 10,0 +/- 3,5-12,4 +/- 4,3 mg/m2 per week. Het gebruik van foliumzuur werd niet gemeld. Een overzicht van de studiekenmerken is te zien in bijlage 5 (tabel 1).

 

Effectiviteit

Bulur et al. vertoonden bij 14 (100%) patiënten ziekteverbetering volgens de Careta- Romiticriteria.

Christen-Zaech et al. gebruikten geen scoresysteem om de effectiviteit van MTX te berekenen, maar toonden aan dat MTX de induratie en violaceous coloratie verbeterde. Het weke delen functieverlies verbeterde soms ook. Prednison afbouwen werd geprobeerd als de ziekte stabiliseerde, maar terugval van de ziekte was gebruikelijk, daarom was het verhogen van de dosering van prednison soms nodig.

Cox et al. rapporteerden een effectiviteit van 80%, aangezien 8 van de 10 patiënten reageerden op de MTX-behandeling met gebrek aan verdere progressie en verzachting van de huid.

Fitch et al. rapporteerden een verbetering op het moment van het laatste vervolgbezoek bij 16 van de 17 patiënten met een mediane tijd tot verbetering van 2,25 maanden alleen al in MTX en 2,0 maanden voor MTX in combinatie met systemische corticosteroïden. Eén patiënt met een gunstige initiële respons ervoer een gloed van lineaire sclerodermie.

Li et al. rapporteerden dat de PGA-A, mLoSSI, LSCAM scores in alle drie de groepen daalden en dat er geen significante verschillen waren in behandelingsfalen tussen groepen.

Mirsky et al. maten het percentage mensen dat terugviel in de groep patiënten die MTX gebruikten. Achtenveertig van de 107 patiënten vielen 1 jaar na het stoppen met MTX terug.

Piram et al. vonden een significante remissie van de ziekte bij patiënten die MTX gebruikten in combinatie met systemische corticosteroïden. Vergeleken met de mono-MTX groep werd een odds ratio van 5 berekend.

Rattanakaemakorn&Jorrizo rapporteerden een volledige reactie van MTX; 7 van de 7 patiënten vertoonden een respons.

Shahidi-Dadras et al. evalueerden behandeling met MTX en systemische corticosteroïden met behulp van de mLoSSI (modified LS skin severity index) en de gelokaliseerde sclerodermie damage index (LoSDI) en vonden voor alle scores een significante verbetering.

Torok&Arkachaisri rapporteerden een significante verbetering bij alle patiënten na 1,77 maanden (mediaan), zowel in klinische scoring als in globale beoordeling. Tijdens de behandeling werden geen significante fakkels waargenomen.

Uziel et al. rapporteerden een respons (huidverzachting, gebrek aan progressie, geen nieuwe laesies) bij 9 van de 10 patiënten met een mediane reactietijd van 3 maanden. Op het moment van het laatste vervolgbezoek hadden alle patiënten inactieve laesies.

Weibel et al. rapporteerden dat de ziekteprogressie bij 32 van de 34 patiënten werd gestopt. Aan het einde van de follow-up (0,2-7,0 jaar) hadden 24 van de 34 patiënten een volledig inactieve ziekte.

De resultaten worden weergegeven in bijlage 6 (tabel 2).

  1. Bulur I, Erdoan HK, Karapnar T, Saracoglu ZN. Morphea in Middle Anatolia, Turkey: A 5-year single-center experience. Postepy Dermatologii i Alergologii. 2017;34(4):334-8.
  2. Christen-Zaech SH, MD. Afsar, FS. Pediatric morphea (localized scleroderma): review of 136 patients. J Am Acad Dermatol. 2008;59:385-96.
  3. Cox D, O'Regan G, Collins, S. Byrne, A. Ivine, A.Watson, R. Juvenile localized scleroderma: retrospective review of respons to systemic treatment. Iranian Journal of Medical Sciences. 2008;177(4):343-6.
  4. Fitch PG, Rettig P, Burnham JM, Finkel TH, Yan AC, Akin E, Cron RQ. Treatment of Pediatric Localized Scleroderma with Methotrexate. J Rheumatol 2006;33:609-14.
  5. Li SC, Torok KS, Rabinovich CE, Dedeoglu F, Becker ML, Ferguson PJ, et al. Initial Results from a Pilot Comparative Efficacy Study of Three Methotrexate-Based Consensus Treatment Plans for Juvenile Localized Scleroderma. J Rheumatol. 2019;15.
  6. Koch SB, Cerci FB, Jorizzo JL, Krowchuk DP. Linear morphea: a case series with long-term follow-up of young, methotrexate-treated patients. J Dermatolog Treat. 2013;24(6):435-8.
  7. Mirsky L, Chakkittakandiyil A, Laxer RM, O'Brien C, Pope E. Relapse after systemic treatment in paediatric morphoea. British Journal of Dermatology. 2012;166(2):443-5.
  8. Piram M, McCuaig CC, Saint-Cyr C, Marcoux D, Hatami A, Haddad E, et al. Short- and long-term outcome of linear morphoea in children. British Journal of Dermatology. 2013;169(6):1265-71.
  9. Rattanakaemakorn P, Jorizzo JL. The Efficacy of methotrexate in the treatment of en coup de sabre (linear morphea subtype). J Dermatolog Treat. 2017:1.
  10. Shahidi-Dadras M, Abdollahimajd F, Jahangard R, Javinani A, Ashraf-Ganjouei A, Toossi P. Magnetic Resonance Imaging Evaluation in Patients with Linear Morphea Treated with Methotrexate and High-Dose Corticosteroid. Dermatology Research and Practice. 2018;2018 (8391218):-.
  11. Torok KS, Arkachaisri T. Methotrexate and corticosteroids in the treatment of localized scleroderma: a standardized prospective longitudinal single-center study. J Rheumatol. 2012;39:286-94. 
  12. Uziel Y, Feldman BM, Krafchik BR, Yeung RSM, Laxer RM. Methotrexate and corticosteroid therapy for pediatric localized scleroderma. 2000;136:91-5.
  13. Weibel L, Sampaio MC, Visentin MT, Howell KJ, Woo P, Harper JI. Evaluation of methotrexate and corticosteroids for the treatment of localized scleroderma (morphoea) in children. Br J Dermatol. 2006;155:1013-20.
  14. Zulian F, Martini G, Vallongo C, Vittadello F, Falcini F, et al. Methotrexate treatment in juvenile localized scleroderma: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Arthritis Rheum. 2011;63:1998-2006.
  15. Zulian F, Vallongo C, Patrizi A, Belloni-Fortina A, Cutrone M, Alessio M, Martino S, Gerloni V, Vittadello F, Martini G. A long-term follow-up study of methotrexate in juvenile localized scleroderma (morphea). J Am Acad Dermatol. 2012;67:1151-6. doi: 10.1016/j.jaad.2012.03.036. Epub 2012 May 30.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 05-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Huid Nederland

Samenstelling werkgroep

Werkgroepleden – versie 2015

Vereniging

J.G. (Jan Gerrit) van der Schroeff, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

Director NVDV

M. E. (Mandy) Schram, MD

Dermatoloog

P. (Pieter) van der Valk, MD, PhD

Dermatoloog

W.R. (William) Faber MD. PhD, FRCP

Dermatoloog

A. (Annemieke) Horikx, PharmD

Apotheker KNMP

E.P. (Eugène) van Puijenbroek, MD, PhD

Klinisch farmacoloog Lareb

R.I.F. (Rutger) van der Waal, MD, PhD

Dermatoloog

E.L. (Noortje) Swart PhD

Klinisch farmacoloog

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog

 

Werkgroepleden – versie 2023

Vereniging

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

A.L. (Ly) Nguyen, MD

Dermatoloog

C. (Charlotte) Vrijman, MD, PhD

Dermatoloog

A.M. (Astrid) van Huizen, MD, PhD student

Dermatoloog in opleiding, AMC

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

NVDV

W.A. (Annefloor) van Enst, MD PhD

Directeur NVDV

Z. (Zekeriya) Çiftçi, MD

Arts-onderzoeker NVDV

M. (Marit) Stolting, MD

Arts-onderzoeker NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

M.E. Schram (voorzitter)

 

dermatoloog ZBC Multicare, dermatoloog Prescan

n.v.t.

 

geen

 

geen

 

geen

 

geen

geen

 

2-7-2021

 

R. van der Waal

dermatoloog bij MSB Gooi en Eemland

 

Lid wetenschappelijke adviesraad Prelum uitgevers (o), Lid kernteam Track Cura, director of education (o), Initiatiefnemer Dermanet, leerplatform dermatologie (o), Voorzitter stichting orale pathologie (o).

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

6-6-2021

A.L. Nguyen

 

dermatoloog LUMC

 

Lid domeingroep Dermatotherapie, lid werkgroep 'in het Kort' voor NTvDV.

geen

 

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

4-6-2021

 

C. Vrijman

dermatoloog vrij gevestigd ZGT

lid domeingroep Pigment NVDV

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

7-6-2021

P. Spuls

 

hoogleraar dermatologie Amsterdam UMC

 

geen

 

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

n.v.t.

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

lid van adviescommissie blad Psoriasis van de Psoriasisvereniging Nederland

 

n.v.t.

 

21-8-2020

 

A. van Huizen

 

arts-onderzoeker dermatologie Amsterdam UMC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

13-7-2021

 

 

 

Z. Çiftçi

 

arts-onderzoeker dermatologie NVDV

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

08-07-2021

Werkwijze

Doel

Een richtlijn en de daaruit afgeleide documenten (bijv. patiënten informatie) geven aanbevelingen voor het juiste off-label gebruik van MTX in patiënten, kinderen en volwassenen, om zo de patiënten zorg te verbeteren.

 

Beoogde gebruikers

De richtlijn is bedoeld voor artsen, met name dermatologen, huisartsen en apothekers. Een tekst afgeleid van de richtlijn zal beschikbaar zijn voor patiënten.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is een werkgroep benoemd. De werkgroep bestond uit dermatologen, apothekers en een huisarts van Lareb (Nederlands Geneesmiddelenbewakingscentrum). Bij de samenstelling van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de leden en met een evenwichtige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkzame specialisten. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en er zijn geen belangenconflicten gemeld.

 

Methodologie van de werkgroep

Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de patiëntenzorg in de dagelijkse praktijk. De richtlijn is gebaseerd op resultaten van het zoeken in wetenschappelijke literatuur en de daaropvolgende consensus van de werkgroep, gericht op het beslissen over de juiste medische interventie.

De werkgroep heeft een ontwerprichtlijn opgesteld. Een expertgroep heeft tijdens de voorbereidende fase een knelpuntanalyse gemaakt. De expertgroep stelde een lijst samen van geneesmiddelen, die vaak off-label worden gebruikt in de dermatologie. De vermelde geneesmiddelen werden geprioriteerd op basis van de frequentie van gebruik en het optreden van mogelijke ernstige bijwerkingen. De leden van de werkgroep hadden de gelegenheid wijzigingen in de lijst van geselecteerde geneesmiddelen voor te stellen. Ze kwamen overeen een richtlijn op te stellen over het off-label gebruik van de volgende 6 geselecteerde geneesmiddelen:

  • azathioprine
  • ciclosporine
  • dapsone
  • hydroxychloroquine
  • methotrexaat
  • sulfasalazine

De werkgroep was het erover eens dat de resultaten van effectiviteit en veiligheid cruciaal zijn voor de besluitvorming. De werkgroep begon met het opstellen van een ontwerprichtlijn voor azathioprine en besloot dat de toegepaste methoden zouden dienen als blauwdruk voor de ontwikkeling van een ontwerprichtlijn voor de andere 5 bovengenoemde geneesmiddelen. Nuttige literatuur werd gevonden door systematische zoekopdrachten en door het controleren van referenties (zie “Methodologie van literatuuronderzoek”). De werkgroepleden beoordeelden de relevante literatuur inhoudelijk en kwalitatief. Vervolgens trokken de werkgroepleden conclusies en deden zij aanbevelingen over off-label gebruik van de geselecteerde 6 geneesmiddelen. De definitieve versie van de richtlijn werd goedgekeurd door alle betrokken wetenschappelijke verenigingen.

 

Methodologie van literatuuronderzoek

Onderzoeksvraag

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een onderzoeksvraag gesteld volgens PICO. PICO staat voor:

  1. Participants/populatie: populatie van patiënten met een huidziekte die wordt behandeld met een geneesmiddel dat niet is geregistreerd voor het gebruik van deze specifieke ziekte.
  2. Intervention: het geselecteerde geneesmiddel.
  3. Comparison: elke andere behandeling (bv. andere systemische therapie, placebo, interventie van de kwaliteit van leven), in geval van gebrek aan een controlegroep; geen andere behandeling.
  4. Outcome (uitkomstmaat): veiligheid en/of effectiviteit / werkzaamheid.
Zoekstrategie

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een zoekopdracht uitgevoerd. Voor MTX werd dit gedaan in de databases Medline (door PubMed) van 1950-november 2019, EMBASE van 1980- november 2019 en CENTRAL tot november 2019. Literatuurspecialist Monique Wessels van de afdeling 'Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten ' ontwierp deze zoekstrategie. Ook referenties van opgenomen artikelen werden gescreend om in aanmerking te komen.

 

Selectie van artikelen

Alle artikelen met titel en samenvatting die verwijzen naar off-label behandeling met het betreffende geneesmiddel bij patiënten met huidziekten werden geselecteerd. Om de geschiktheid te bepalen, werd de volledige tekst van de geselecteerde artikelen gescreend op basis van de vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. Gegevens over methodologische kwaliteit, studiekenmerken, effectiviteit / werkzaamheid en veiligheid werden geëxtraheerd aan de hand van een gegevensextractieformulier. Twee onafhankelijke onderzoekers voerden alle stadia van literatuurselectie en gegevensextractie uit. Meningsverschillen over studieselectie en data-extractie werden opgelost door discussie.

 

Inclusie- en exclusiecriteria

Met behulp van de volgende vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria werd de selectie van de artikelen uitgevoerd.

 

Inclusiecriteria:

  • Het artikel gaat over het geselecteerde geneesmiddel
  • Het geselecteerde geneesmiddel wordt gebruikt bij de behandeling van een huidziekte waarvoor dat specifieke geneesmiddel niet in Nederland is geregistreerd (tot november 2019).

Exclusiecriteria:

  • Case reports met minder dan 5 patiënten*
  • Gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit
  • Artikelen betreffende andere behandeling dan systemische behandeling met het geselecteerde geneesmiddel
  • Topisch of intralesionaal gebruik van het geneesmiddel
  • Enquêtes op basis van vragenlijsten
  • Conference abstracts
  • Systematische reviews (zonder meta-analyse)
  • Cutane bijwerkingen van MTX
  • Dierproeven
  • In vitro studies
  • Dubbele publicaties
  • Andere talen dan Engels, Frans, Duits en Nederlands
  • Volledige tekst niet beschikbaar

* Tijdens de zoektocht naar de periode <2010 is een aselecte steekproef van de niet-geselecteerde artikelen genomen om te controleren of relevante bijwerkingen zijn gemist.

 

Methodologische kwaliteit

Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT's) werden beoordeeld volgens het criteriasorteringssysteem dat is beschreven in het Cochrane Handbook voor systematische beoordelingen van interventies 6.1.0 (bijgewerkt in 2020). Om het risico van bias binnen opgenomen RCT's te beoordelen, werden de volgende parameters voor methodologische kwaliteit gebruikt; randomisatie methode, blindering (van deelnemers, onderzoekers en uitkomstbeoordeling), uitval van patiënten, aanwezigheid van selectieve uitkomstrapportage en andere potentiële bedreigingen voor de validiteit.

 

Studiekenmerken

Geëxtraheerde gegevens worden gepresenteerd in tabellen en met begeleidende tekst per ziekte op gestandaardiseerde wijze. Er werden gegevens verzameld over:

  1. Studieontwerp: gerandomiseerd, gecontroleerd, prospectief, retrospectief
  2. Behandeling onderzoeksarmen
  3. Ziekte van de proefpersonen: ernst, stadium, subtype, duur
  4. Eerdere geneesmiddelen
  5. Patiënten: aantal, geslacht, leeftijd, subgroepen
  6. Duur van de behandeling
  7. Duur van de follow-up
  8. Gelijktijdige medicatie
  9. Doseringsschema van het geselecteerde geneesmiddel

Werkzaamheid/effectiviteit

  1. Gebruikte uitkomstparameters: klinische beoordeling, globale beoordeling, meting van de kwaliteit van leven, laboratoriummarkers, begin van het effect, duur van de remissie, terugvalpercentage
  2. Ernstresultaten: het resultaat van de gebruikte uitkomstparameters. Verschillen tussen baseline en einde van de behandeling/studie en tussen behandelgroepen.

Veiligheid

Veiligheid is een belangrijk punt bij off-label gebruik van medicatie. Binnen de geselecteerde onderzoeken werd elke studie die (ernstige) bijwerkingen meldde meegenomen in de richtlijn.

 

Er werden gegevens verzameld over:

  1. Bijwerkingen: welke en hoeveel
  2. Ernstige bijwerkingen: welke en hoeveel

Een bijwerking werd gedefinieerd als een ongunstige en onbedoelde uitkomst, met inbegrip van een abnormale laboratoriumbevinding, symptoom of ziekte die verband houdt met het gebruik van een medische behandeling of procedure, ongeacht of deze wordt beschouwd als gerelateerd aan de medische behandeling of procedure die zich in de loop van het onderzoek heeft voorgedaan.

 

Een ernstige bijwerking werd gedefinieerd als elk ongewenst medisch voorval dat ziekenhuisopname of verlenging van een bestaande ziekenhuisopname vereiste, levensbedreigend was, resulteerde in aanhoudende of significante invaliditeit / abeidsongeschiktheid, een aangeboren afwijking / geboorteafwijking of in het onderzoek als zodanig gemeld of resulterend in overlijden.

 

Kwaliteit van het bewijs

Normaliter wordt de kwaliteit van het bewijs beoordeeld volgens de GRADE-methodiek. Echter, de GRADE-methodiek is toepasbaar bij vergelijkend onderzoek. In geval van off-label medicatie kan verwacht worden dat er met name in observationeel onderzoek is uitgevoerd, zoals een case-series of een case-report. Naast het feit dat het onderwerp off-label, zich minder goed leent voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) if de belangrijkste uitkomstmaat de veiligheid, terwijl een typische RCT wordt gepowered op de uitkomstmaat effectiviteit.

Om een richtlijn ook te kunnen baseren op het beschikbaar (obervationele) bewijs is gekozen om het studiedesign niet te limiteren tot vergelijkend onderzoek (RCT en CCT) waarmee de toepassing van GRADE niet meer mogelijk is.

Er is gekozen om per uitkomstmaat de potentiële beperkingen te beschrijven, maar geen niveau van bewijs te geven, aangezien dit bij niet vergelijkend onderzoek niet geduidt kan worden. Wel zijn soortgelijke principes gevolgd, waaronder per uitkomstmaat rekening te houden met de volgende factoren:

  • Risico op bias
  • Indirectheid van het bewijs
  • Inconsistentie
  • Onnauwkeurigheid
  • Publicatie bias

De gebruikte zoekresultaten zijn up-to-date tot ten minste november 2019.

 

Het opstellen van de aanbevelingen

Voor de ontwikkeling van een aanbeveling zijn ook andere aspecten dan wetenschappelijk bewijs van belang, zoals: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke gevolgen of kosten. Bekende bijwerkingen die in de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) worden genoemd, zijn meegenomen, voor zover ze nog niet uit de wetenschappelijke literatuur zijn gedestilleerd.

 

Op basis van literatuur wordt de conclusie vertaald in de context van de dagelijkse praktijk en worden de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen tegen elkaar afgewogen. De uiteindelijke geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen en kan worden geformuleerd als een zwakke of sterke aanbeveling tegen of ten gunste van een bepaalde therapie (zie kader hieronder). Het doel van deze procedure en de formulering van de richtlijn met behulp van dit formaat is het vergroten van de transparantie van de richtlijn. Het creëert ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de vergaderingen van de werkgroep en bovendien verbetert het de duidelijkheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

Aanbeveling

  1. Sterk = als zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, er zeer zeker van zijn dat voordelen al dan niet opwegen tegen risico's of lasten, zullen ze een sterke aanbeveling doen. Sterke aanbevelingen worden geformuleerd als actieve zin waarin een duidelijke taak wordt omschreven" Draag zorg voor  ..." of "geef...".
  • Zwak = als  zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, van mening zijn dat voordelen en risico's of lasten goed in evenwicht zijn, of als er aanzienlijke onzekerheid bestaat over de omvang van de voordelen en risico's, moeten ze een zwakke aanbeveling doen. Zwakke aanbevelingen worden geformuleerd als "Overweeg om ..." of "Je kunt gebruik maken van...".

 

Uitvoering en evaluatie

Tijdens de verschillende fasen van de ontwikkeling van de conceptrichtlijn wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen, ziekenhuizen en poliklinieken en wordt ook besproken in diverse medische tijdschriften.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk en breed onderbouwde inzichten en aanbevelingen waaraan artsen moeten voldoen om kwalitatief goede medische zorg te kunnen bieden. Aangezien richtlijnen uitgaan van het omgaan met 'gemiddelde patiënten', kunnen artsen in individuele gevallen afwijken van de richtlijnen wanneer dat nodig is. Afwijking van de richtlijn - indien vereist door de situatie van de patiënt - is soms zelfs noodzakelijk. Opzettelijke afwijking van de richtlijn moet echter worden uitgelegd en gedocumenteerd in het medisch dossier en, indien nodig, met toestemming van de patiënt. Artikel 68 van de Geneesmiddelenwet van 2 maart 2009 luidt als volgt over off-label geneesmiddelenvoorschrift: 'Het voorschrijven van geneesmiddelen buiten de geregistreerde indicaties door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is alleen toegestaan indien dit wordt ondersteund door richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn ontwikkeld. Wanneer de richtlijnen en protocollen zich nog in de ontwikkelingsfase bevinden, is overleg tussen de behandelend arts en de apotheker noodzakelijk.' (Oorspronkelijke tekst: 'Het buiten de deur van het College geregistreerde indicaties voor het schrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer over de beroepsgroep protocollen van standaarden worden ontwikkeld. Als de protocollen van standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelende kunsten en de apotheker noodzakelijk.' )

 

Autorisatie van de richtlijn

De richtlijn is goedgekeurd door:

  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • Huid Nederland (HN)
Onderhoud van de richtlijn

Een richtlijn kan alleen leidend zijn, als deze op een continue basis wordt onderhouden, met systematische en continue monitoring van medisch-wetenschappelijke literatuur en regelmatige bijdragen uit de klinische praktijk. In geval van belangrijke ontwikkelingen kan worden besloten dat de volledige werkgroep bijeenkomt om amendementen voor te stellen, die over de verschillende beroepsgroepen zullen worden verdeeld. Er wordt een herziening gepland wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.

 

Referenties

Article 68 of the Dutch Medicines Act of March 2nd 2009: http://wetten.overheid.nl/BWBR0021505/2018-01-01

Volgende:
Systemische sclerose