Off-labelgeneesmiddelen in de dermatologie Methotrexaat

Initiatief: NVDV Aantal modules: 31

Lichen planopilaris

Uitgangsvraag

Wat is de veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit van off-label behandeling met MTX bij patiënten met lichen planopilaris?

Aanbeveling

Zwak

Er is een zwakke aanbeveling voor de behandeling van lichen planopilaris met MTX als andere behandelingen niet beschikbaar zijn, gecontra-indiceerd of niet effectief bleken.

Overwegingen

Belangrijke overwegingen

Opmerkingen

Onzekerheid in de schatting van waarschijnlijk voordeel en waarschijnlijk risico, ongemak en kosten

  • Twee RCT's en 3 case series rapporteerden een klinisch effect van MTX op lichen planopilaris.
  • Onzekerheid over de schatting van off-label veiligheid van MTX.
  • De kosten kunnen variëren met het aantal vervolgbezoeken en dosering van MTX, maar zijn over het algemeen laag

Aanbeveling van MTX in richtlijn van lichen planopilaris

  • S1 richtlijn EDF Lichen Planus 2020 waarin subtype Lichen Planopilaris wordt besproken: MTX 15 mg/week wordt aanbevolen gedurende 6 maanden

Onderbouwing

De 2 RCT's en 3 case series betreffende het gebruik van MTX in lichen planopilaris waren van zeer lage kwaliteit.

Uitkomstmaat: klinische respons, afname van de LPPAI-score

 

RCT's en case series impliceren dat MTX bij de behandeling van lichen planopilaris kan leiden tot klinische respons of afname van de LPPAI score.

 

Babahosseini 2019, Bakhtiar 2018, Bulbul baskan&Yazici 2017, Naeini 2017, Kerkemeyer&Green 2018

Twee RCT’s (Bakhtiar et al. 2018, Naeini et al. 2017) en drie case series (Babahosseini et al. 2019, Bulbul baskan&Yazici 2017, Kerkemeyer & Green 2018) werden gevonden in de literatuur waarin 141 patiënten met lichen planopilaris werden behandeld met MTX.

 

RCT’s

Studiekenmerken

Bakhtiar et al. includeerden 158 patiënten, waarvan 79 patiënten (47 mannen, 32 vrouwen) MTX gebruikten en 79 patiënten orale corticosteroïden. De gemiddelde leeftijd was onbekend. De diagnose werd klinisch gesteld. De effectiviteit werd gedefinieerd door een Visual Analogue Scale waarin 0-3 werd gedefinieerd als slechte respons, 4-5 matig, 6-7 goed en > 7 uitstekend. Het was onduidelijk wat ’goed respons’ was.

Naeini et al. includeerden 29 patiënten (8 mannen, 21 vrouwen) met lichen planopilars. Vijftien patiënten (2 mannen, 13 vrouwen) gebruikten MTX en 14 patiënten (6 mannen, 8 vrouwen) hydroxychloroquine (HCQ). De gemiddelde leeftijd was 44,9 jaar voor de MTX-groep en 40,9 jaar voor HCQ. De diagnose werd klinisch gesteld en bevestigd door histologie. De effectiviteit werd gedefinieerd door de Lichen PlanoPilaris Activity Index (LPPAI). De LPPAI werd berekend als (jeuk + pijn + verbranding)/3 + (hoofdhuid erytheem + perifollicular erytheem + perifollicular scale)/3 + 2,5 (pull test) + 1,5 (spreading/2). Ook het percentage patiënten met andere symptomen, zoals folliculaire keratose, werd gemeld. Eerdere behandelingen en gelijktijdig gebruikte medicatie werden niet beschreven. De duur van de behandeling en de follow-up duur waren onbekend. De MTX dosering was 15 mg/week. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld. Een overzicht van de studiekenmerken is te zien in bijlage 5 (tabel 1).

 

Kwaliteit van het bewijs

Bakhtiar et al. publiceerden een RCT. De uitkomsten werden beoordeeld als zeer laag. Er is twee niveaus verlaagd voor risk of bias, vanwege een slechte verduidelijking, een onduidelijke uitkomst en gebrek aan blindering van deelnemers. Bovendien hebben we een niveau verlaagd voor onnauwkeurigheid vanwege een kleine steekproefomvang (n=79). Een overzicht van de methodologische kwaliteit werd gegeven in bijlage 7 (tabel 9).

Naeini et al. voerden een RCT uit. Ook deze studie had een hoog risico op bias, onder andere vanwege beperkingen in uitvoeren van de randomisatie en blindering. Twee van de 52 patiënten vielen af; één patiënt verdween uit de follow-up en één patiënt ervaarde ernstige misselijkheid. Er werd wel een intention to treat analyse uitgevoerd om te corrigeren voor de hoge mate van uitval. Echter, er waren slechts 29 patiënten bij wie de uitkomst gemeten kon worden, en daarom hebben we twee niveaus naar beneden bijgesteld vanwege onnauwkeurigheid. Omdat er geen randomisatiesoftware is beschreven, hebben we ook een niveau verlaagd voor onnauwkeurigheid. Een overzicht van de methodologische kwaliteit is gegeven in tabel 10.

 

Werkzaamheid

Bakhtiar et al. rapporteerden effectiviteit bij 64,9% van de patiënten behandeld met MTX en 59,5% in de orale corticosteroïdengroep. Er zijn geen ’bijwerkingen voorgekomen in de MTX-groep, ernstige bijwerkingen werden niet genoemd.

Naeini et al. rapporteerden een significante daling van LPPAI in de MTX-groep in vergelijking met de hydroxychloroquine-groep (1,68 [1,24] vs. 0,8 [0,71]). Andere symptomen die significant afnamen in de MTX in vergelijking met de hydroxychloroquingroep waren pruritus (P = 0,007), erytheem (P = 0,01), perifollicular erytheem (P = 0,01), perifolliculaire schilfers (P = 0,08), verspreiding (P = 0,001) en folliculaire keratose (P = 0,04). De resultaten worden weergegeven in tabel 10.

 

Case series

Studiekenmerken

Babahosseini et al. includeerden 30 patiënten (onbekende man/vrouw ratio). De leeftijd tijdens studiedeelname werd niet gerapporteerd, maar hun gemiddelde leeftijd op het moment van diagnose was 41,8 jaar (range 11-73 jaar). Patiënten werden gediagnosticeerd door klinisch en histopathologisch onderzoek. Effectiviteit werd gedefinieerd als klinische response. Eerdere behandeling werd niet gemeld, gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen waren topische corticosteroïden. Behandelduur, follow-up duur en MTX dosering waren onbekend. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Bulbul baskan&Yazici includeerden 10 patiënten (2 mannen, 8 vrouwen) op MTX en 6 op cyclosporine. De gemiddelde aanvangsleeftijd bij klachten was 46,38 jaar. Patiënten werden klinisch gediagnosticeerd. De effectiviteit werd gemeten met klinische verbetering, gedefinieerd als afwezigheid van gemelde symptomen, gebrek aan progressie en vermindering van erytheem en folliculaire hyperkeratose. Eerdere behandeling werd niet gemeld, gelijktijdig gebruikte medicatie waren topische corticosteroïden. De behandelduur varieerde van 3-6 maanden. De follow-up-duur was onbekend. De MTX dosering varieerde van 10-15 mg/week. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Kerkemeyer&Green includeerden 7 patiënten (onbekende man/vrouw ratio) met lichen planopilaris van de hoofdhuid. De aanvangsleeftijd varieerde van 17-77 jaar. De diagnose moest worden bevestigd door een consultant dermatoloog op basis van klinische en dermatoscopische bevindingen. De respons op de behandeling werd gecategoriseerd als remissie, gedeeltelijke verbetering, onveranderd of verergerd. Eerdere behandeling en gelijktijdig gebruikte medicatie werden niet gemeld. Behandeling en follow-up duur waren onbekend. De MTX dosering en het gebruik van foliumzuur werden ook niet gemeld. Een overzicht van de studiekenmerken is te zien in bijlage 5 (tabel 1).

 

Effectiviteit

Babahosseini et al. rapporteerden dat 10 van de 26 patiënten een volledige respons hadden, 12 een gedeeltelijke respons hadden en 4 patiënten niet-responders waren.

Bulbul baskan&yazici rapporteerden effectiviteit bij alle patiënten, 10 MTX-patiënten en 6 cyclosporinepatiënten.

Kerkemeyer&Green vonden een gedeeltelijke respons bij 1 op de 7 patiënten. De resultaten worden weergegeven in bijlage 6 (tabel 2).

  1. Kremer N, Zeeli T, Sprecher E, Geller S. Failure of initial disease control in bullous pemphigoid: a retrospective study of hospitalized patients in a single tertiary center. Int J Dermatol. 2017;56(10):1010-6.
  2. Babahosseini H, Tavakolpour S, Mahmoudi H, Balighi K, Teimourpour A, Ghodsi SZ, et al. Lichen planopilaris: retrospective study on the characteristics and treatment of 291 patients. J Dermatolog Treat. 2019;30(6):598-604.
  3. Bakhtiar R, Noor SM, Paracha MM. Efficacy of oral methotrexate therapy versus systemic corticosteroid therapy in treatment of generalised lichen planus. J of the College of Physicians and Surgeons Pakistan. 2018;28(7):505-8.
  4. Bulbul Baskan E, Yazici S. Treatment of lichen planopilaris: methotrexate or cyclosporine a therapy? Cutan Ocul Toxicol. 2017:1-4.
  5. Kerkemeyer KLS, Green J. Lichen planopilaris: A retrospective study of 32 cases in an Australian tertiary referral hair clinic. Australas J Dermatol. 2018;59(4):297-301.
  6. Naeini FF, Saber M, Asilian A, Hosseini SM. Clinical Efficacy and safety of methotrexate versus hydroxychloroquine in preventing lichen planopilaris progress: A randomized clinical trial. International Journal of Preventive Medicine. 2017;8

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 05-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Huid Nederland

Samenstelling werkgroep

Werkgroepleden – versie 2015

Vereniging

J.G. (Jan Gerrit) van der Schroeff, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

Director NVDV

M. E. (Mandy) Schram, MD

Dermatoloog

P. (Pieter) van der Valk, MD, PhD

Dermatoloog

W.R. (William) Faber MD. PhD, FRCP

Dermatoloog

A. (Annemieke) Horikx, PharmD

Apotheker KNMP

E.P. (Eugène) van Puijenbroek, MD, PhD

Klinisch farmacoloog Lareb

R.I.F. (Rutger) van der Waal, MD, PhD

Dermatoloog

E.L. (Noortje) Swart PhD

Klinisch farmacoloog

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog

 

Werkgroepleden – versie 2023

Vereniging

Ph. I. (Phyllis) Spuls, MD, PhD

Dermatoloog, voorzitter richtlijnwerkgroep

A.L. (Ly) Nguyen, MD

Dermatoloog

C. (Charlotte) Vrijman, MD, PhD

Dermatoloog

A.M. (Astrid) van Huizen, MD, PhD student

Dermatoloog in opleiding, AMC

J.J.E. (Jannes) van Everdingen, MD, PhD

NVDV

W.A. (Annefloor) van Enst, MD PhD

Directeur NVDV

Z. (Zekeriya) Çiftçi, MD

Arts-onderzoeker NVDV

M. (Marit) Stolting, MD

Arts-onderzoeker NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

M.E. Schram (voorzitter)

 

dermatoloog ZBC Multicare, dermatoloog Prescan

n.v.t.

 

geen

 

geen

 

geen

 

geen

geen

 

2-7-2021

 

R. van der Waal

dermatoloog bij MSB Gooi en Eemland

 

Lid wetenschappelijke adviesraad Prelum uitgevers (o), Lid kernteam Track Cura, director of education (o), Initiatiefnemer Dermanet, leerplatform dermatologie (o), Voorzitter stichting orale pathologie (o).

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

6-6-2021

A.L. Nguyen

 

dermatoloog LUMC

 

Lid domeingroep Dermatotherapie, lid werkgroep 'in het Kort' voor NTvDV.

geen

 

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

4-6-2021

 

C. Vrijman

dermatoloog vrij gevestigd ZGT

lid domeingroep Pigment NVDV

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

7-6-2021

P. Spuls

 

hoogleraar dermatologie Amsterdam UMC

 

geen

 

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

n.v.t.

 

A departmental independent research grant for TREAT NL registry Leopharma December 2019. Involved in performing clinical trials with many pharmaceutical industries that manufacture drugs used for the treatment of e.g. psoriasis and atopic dermatitis for which they get financial compensation paid to the department/hospital. Chief investigator of the systemic and phototherapy atopic eczema registry TREAT NL for adults and children. One of the main  investigators of the SECURE-AD registry.

lid van adviescommissie blad Psoriasis van de Psoriasisvereniging Nederland

 

n.v.t.

 

21-8-2020

 

A. van Huizen

 

arts-onderzoeker dermatologie Amsterdam UMC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

13-7-2021

 

 

 

Z. Çiftçi

 

arts-onderzoeker dermatologie NVDV

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

 

08-07-2021

Werkwijze

Doel

Een richtlijn en de daaruit afgeleide documenten (bijv. patiënten informatie) geven aanbevelingen voor het juiste off-label gebruik van MTX in patiënten, kinderen en volwassenen, om zo de patiënten zorg te verbeteren.

 

Beoogde gebruikers

De richtlijn is bedoeld voor artsen, met name dermatologen, huisartsen en apothekers. Een tekst afgeleid van de richtlijn zal beschikbaar zijn voor patiënten.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is een werkgroep benoemd. De werkgroep bestond uit dermatologen, apothekers en een huisarts van Lareb (Nederlands Geneesmiddelenbewakingscentrum). Bij de samenstelling van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de leden en met een evenwichtige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkzame specialisten. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en er zijn geen belangenconflicten gemeld.

 

Methodologie van de werkgroep

Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de patiëntenzorg in de dagelijkse praktijk. De richtlijn is gebaseerd op resultaten van het zoeken in wetenschappelijke literatuur en de daaropvolgende consensus van de werkgroep, gericht op het beslissen over de juiste medische interventie.

De werkgroep heeft een ontwerprichtlijn opgesteld. Een expertgroep heeft tijdens de voorbereidende fase een knelpuntanalyse gemaakt. De expertgroep stelde een lijst samen van geneesmiddelen, die vaak off-label worden gebruikt in de dermatologie. De vermelde geneesmiddelen werden geprioriteerd op basis van de frequentie van gebruik en het optreden van mogelijke ernstige bijwerkingen. De leden van de werkgroep hadden de gelegenheid wijzigingen in de lijst van geselecteerde geneesmiddelen voor te stellen. Ze kwamen overeen een richtlijn op te stellen over het off-label gebruik van de volgende 6 geselecteerde geneesmiddelen:

  • azathioprine
  • ciclosporine
  • dapsone
  • hydroxychloroquine
  • methotrexaat
  • sulfasalazine

De werkgroep was het erover eens dat de resultaten van effectiviteit en veiligheid cruciaal zijn voor de besluitvorming. De werkgroep begon met het opstellen van een ontwerprichtlijn voor azathioprine en besloot dat de toegepaste methoden zouden dienen als blauwdruk voor de ontwikkeling van een ontwerprichtlijn voor de andere 5 bovengenoemde geneesmiddelen. Nuttige literatuur werd gevonden door systematische zoekopdrachten en door het controleren van referenties (zie “Methodologie van literatuuronderzoek”). De werkgroepleden beoordeelden de relevante literatuur inhoudelijk en kwalitatief. Vervolgens trokken de werkgroepleden conclusies en deden zij aanbevelingen over off-label gebruik van de geselecteerde 6 geneesmiddelen. De definitieve versie van de richtlijn werd goedgekeurd door alle betrokken wetenschappelijke verenigingen.

 

Methodologie van literatuuronderzoek

Onderzoeksvraag

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een onderzoeksvraag gesteld volgens PICO. PICO staat voor:

  1. Participants/populatie: populatie van patiënten met een huidziekte die wordt behandeld met een geneesmiddel dat niet is geregistreerd voor het gebruik van deze specifieke ziekte.
  2. Intervention: het geselecteerde geneesmiddel.
  3. Comparison: elke andere behandeling (bv. andere systemische therapie, placebo, interventie van de kwaliteit van leven), in geval van gebrek aan een controlegroep; geen andere behandeling.
  4. Outcome (uitkomstmaat): veiligheid en/of effectiviteit / werkzaamheid.
Zoekstrategie

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een zoekopdracht uitgevoerd. Voor MTX werd dit gedaan in de databases Medline (door PubMed) van 1950-november 2019, EMBASE van 1980- november 2019 en CENTRAL tot november 2019. Literatuurspecialist Monique Wessels van de afdeling 'Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten ' ontwierp deze zoekstrategie. Ook referenties van opgenomen artikelen werden gescreend om in aanmerking te komen.

 

Selectie van artikelen

Alle artikelen met titel en samenvatting die verwijzen naar off-label behandeling met het betreffende geneesmiddel bij patiënten met huidziekten werden geselecteerd. Om de geschiktheid te bepalen, werd de volledige tekst van de geselecteerde artikelen gescreend op basis van de vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. Gegevens over methodologische kwaliteit, studiekenmerken, effectiviteit / werkzaamheid en veiligheid werden geëxtraheerd aan de hand van een gegevensextractieformulier. Twee onafhankelijke onderzoekers voerden alle stadia van literatuurselectie en gegevensextractie uit. Meningsverschillen over studieselectie en data-extractie werden opgelost door discussie.

 

Inclusie- en exclusiecriteria

Met behulp van de volgende vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria werd de selectie van de artikelen uitgevoerd.

 

Inclusiecriteria:

  • Het artikel gaat over het geselecteerde geneesmiddel
  • Het geselecteerde geneesmiddel wordt gebruikt bij de behandeling van een huidziekte waarvoor dat specifieke geneesmiddel niet in Nederland is geregistreerd (tot november 2019).

Exclusiecriteria:

  • Case reports met minder dan 5 patiënten*
  • Gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit
  • Artikelen betreffende andere behandeling dan systemische behandeling met het geselecteerde geneesmiddel
  • Topisch of intralesionaal gebruik van het geneesmiddel
  • Enquêtes op basis van vragenlijsten
  • Conference abstracts
  • Systematische reviews (zonder meta-analyse)
  • Cutane bijwerkingen van MTX
  • Dierproeven
  • In vitro studies
  • Dubbele publicaties
  • Andere talen dan Engels, Frans, Duits en Nederlands
  • Volledige tekst niet beschikbaar

* Tijdens de zoektocht naar de periode <2010 is een aselecte steekproef van de niet-geselecteerde artikelen genomen om te controleren of relevante bijwerkingen zijn gemist.

 

Methodologische kwaliteit

Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT's) werden beoordeeld volgens het criteriasorteringssysteem dat is beschreven in het Cochrane Handbook voor systematische beoordelingen van interventies 6.1.0 (bijgewerkt in 2020). Om het risico van bias binnen opgenomen RCT's te beoordelen, werden de volgende parameters voor methodologische kwaliteit gebruikt; randomisatie methode, blindering (van deelnemers, onderzoekers en uitkomstbeoordeling), uitval van patiënten, aanwezigheid van selectieve uitkomstrapportage en andere potentiële bedreigingen voor de validiteit.

 

Studiekenmerken

Geëxtraheerde gegevens worden gepresenteerd in tabellen en met begeleidende tekst per ziekte op gestandaardiseerde wijze. Er werden gegevens verzameld over:

  1. Studieontwerp: gerandomiseerd, gecontroleerd, prospectief, retrospectief
  2. Behandeling onderzoeksarmen
  3. Ziekte van de proefpersonen: ernst, stadium, subtype, duur
  4. Eerdere geneesmiddelen
  5. Patiënten: aantal, geslacht, leeftijd, subgroepen
  6. Duur van de behandeling
  7. Duur van de follow-up
  8. Gelijktijdige medicatie
  9. Doseringsschema van het geselecteerde geneesmiddel

Werkzaamheid/effectiviteit

  1. Gebruikte uitkomstparameters: klinische beoordeling, globale beoordeling, meting van de kwaliteit van leven, laboratoriummarkers, begin van het effect, duur van de remissie, terugvalpercentage
  2. Ernstresultaten: het resultaat van de gebruikte uitkomstparameters. Verschillen tussen baseline en einde van de behandeling/studie en tussen behandelgroepen.

Veiligheid

Veiligheid is een belangrijk punt bij off-label gebruik van medicatie. Binnen de geselecteerde onderzoeken werd elke studie die (ernstige) bijwerkingen meldde meegenomen in de richtlijn.

 

Er werden gegevens verzameld over:

  1. Bijwerkingen: welke en hoeveel
  2. Ernstige bijwerkingen: welke en hoeveel

Een bijwerking werd gedefinieerd als een ongunstige en onbedoelde uitkomst, met inbegrip van een abnormale laboratoriumbevinding, symptoom of ziekte die verband houdt met het gebruik van een medische behandeling of procedure, ongeacht of deze wordt beschouwd als gerelateerd aan de medische behandeling of procedure die zich in de loop van het onderzoek heeft voorgedaan.

 

Een ernstige bijwerking werd gedefinieerd als elk ongewenst medisch voorval dat ziekenhuisopname of verlenging van een bestaande ziekenhuisopname vereiste, levensbedreigend was, resulteerde in aanhoudende of significante invaliditeit / abeidsongeschiktheid, een aangeboren afwijking / geboorteafwijking of in het onderzoek als zodanig gemeld of resulterend in overlijden.

 

Kwaliteit van het bewijs

Normaliter wordt de kwaliteit van het bewijs beoordeeld volgens de GRADE-methodiek. Echter, de GRADE-methodiek is toepasbaar bij vergelijkend onderzoek. In geval van off-label medicatie kan verwacht worden dat er met name in observationeel onderzoek is uitgevoerd, zoals een case-series of een case-report. Naast het feit dat het onderwerp off-label, zich minder goed leent voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) if de belangrijkste uitkomstmaat de veiligheid, terwijl een typische RCT wordt gepowered op de uitkomstmaat effectiviteit.

Om een richtlijn ook te kunnen baseren op het beschikbaar (obervationele) bewijs is gekozen om het studiedesign niet te limiteren tot vergelijkend onderzoek (RCT en CCT) waarmee de toepassing van GRADE niet meer mogelijk is.

Er is gekozen om per uitkomstmaat de potentiële beperkingen te beschrijven, maar geen niveau van bewijs te geven, aangezien dit bij niet vergelijkend onderzoek niet geduidt kan worden. Wel zijn soortgelijke principes gevolgd, waaronder per uitkomstmaat rekening te houden met de volgende factoren:

  • Risico op bias
  • Indirectheid van het bewijs
  • Inconsistentie
  • Onnauwkeurigheid
  • Publicatie bias

De gebruikte zoekresultaten zijn up-to-date tot ten minste november 2019.

 

Het opstellen van de aanbevelingen

Voor de ontwikkeling van een aanbeveling zijn ook andere aspecten dan wetenschappelijk bewijs van belang, zoals: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke gevolgen of kosten. Bekende bijwerkingen die in de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) worden genoemd, zijn meegenomen, voor zover ze nog niet uit de wetenschappelijke literatuur zijn gedestilleerd.

 

Op basis van literatuur wordt de conclusie vertaald in de context van de dagelijkse praktijk en worden de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen tegen elkaar afgewogen. De uiteindelijke geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen en kan worden geformuleerd als een zwakke of sterke aanbeveling tegen of ten gunste van een bepaalde therapie (zie kader hieronder). Het doel van deze procedure en de formulering van de richtlijn met behulp van dit formaat is het vergroten van de transparantie van de richtlijn. Het creëert ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de vergaderingen van de werkgroep en bovendien verbetert het de duidelijkheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

Aanbeveling

  1. Sterk = als zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, er zeer zeker van zijn dat voordelen al dan niet opwegen tegen risico's of lasten, zullen ze een sterke aanbeveling doen. Sterke aanbevelingen worden geformuleerd als actieve zin waarin een duidelijke taak wordt omschreven" Draag zorg voor  ..." of "geef...".
  • Zwak = als  zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, van mening zijn dat voordelen en risico's of lasten goed in evenwicht zijn, of als er aanzienlijke onzekerheid bestaat over de omvang van de voordelen en risico's, moeten ze een zwakke aanbeveling doen. Zwakke aanbevelingen worden geformuleerd als "Overweeg om ..." of "Je kunt gebruik maken van...".

 

Uitvoering en evaluatie

Tijdens de verschillende fasen van de ontwikkeling van de conceptrichtlijn wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen, ziekenhuizen en poliklinieken en wordt ook besproken in diverse medische tijdschriften.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk en breed onderbouwde inzichten en aanbevelingen waaraan artsen moeten voldoen om kwalitatief goede medische zorg te kunnen bieden. Aangezien richtlijnen uitgaan van het omgaan met 'gemiddelde patiënten', kunnen artsen in individuele gevallen afwijken van de richtlijnen wanneer dat nodig is. Afwijking van de richtlijn - indien vereist door de situatie van de patiënt - is soms zelfs noodzakelijk. Opzettelijke afwijking van de richtlijn moet echter worden uitgelegd en gedocumenteerd in het medisch dossier en, indien nodig, met toestemming van de patiënt. Artikel 68 van de Geneesmiddelenwet van 2 maart 2009 luidt als volgt over off-label geneesmiddelenvoorschrift: 'Het voorschrijven van geneesmiddelen buiten de geregistreerde indicaties door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is alleen toegestaan indien dit wordt ondersteund door richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn ontwikkeld. Wanneer de richtlijnen en protocollen zich nog in de ontwikkelingsfase bevinden, is overleg tussen de behandelend arts en de apotheker noodzakelijk.' (Oorspronkelijke tekst: 'Het buiten de deur van het College geregistreerde indicaties voor het schrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer over de beroepsgroep protocollen van standaarden worden ontwikkeld. Als de protocollen van standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelende kunsten en de apotheker noodzakelijk.' )

 

Autorisatie van de richtlijn

De richtlijn is goedgekeurd door:

  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • Huid Nederland (HN)
Onderhoud van de richtlijn

Een richtlijn kan alleen leidend zijn, als deze op een continue basis wordt onderhouden, met systematische en continue monitoring van medisch-wetenschappelijke literatuur en regelmatige bijdragen uit de klinische praktijk. In geval van belangrijke ontwikkelingen kan worden besloten dat de volledige werkgroep bijeenkomt om amendementen voor te stellen, die over de verschillende beroepsgroepen zullen worden verdeeld. Er wordt een herziening gepland wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.

 

Referenties

Article 68 of the Dutch Medicines Act of March 2nd 2009: http://wetten.overheid.nl/BWBR0021505/2018-01-01

Volgende:
Lichen planus (gegeneraliseerd en mucocutaan)